Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven

Considerans

Voor u ligt het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven.

Dit procesreglement (hierna ook: het reglement) vindt zijn oorsprong in een initiatief van het Project procesreglementen, dat onderdeel uitmaakt van het Programma Civiele Sectoren, en is ontwikkeld door een door dit project geïnitieerde en door het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Civiele sectoren-Hoven (LOVC-H) gefaciliteerde werkgroep, in samenspraak met de Nederlandse Orde van Advocaten. Op 26 mei 2008 heeft het LOVC-H het reglement goedgekeurd, waarna alle gerechtshoven het als eigen reglement hebben vastgesteld. Het reglement is gepubliceerd in Staatscourant 2008.

Met het ontwikkelen van het reglement is beoogd een verdere bijdrage te leveren aan het harmoniseren van de werkwijze en werkprocessen van de verschillende gerechtshoven in civiele dagvaardingszaken. Hierbij is het belang van de justitiabele vooropgesteld. Daarnaast is gestreefd naar een zo goed mogelijke interne werkbaarheid en, waar mogelijk, naar verkorting van de doorlooptijden.

Mocht u de gedrukte uitgave van het reglement raadplegen, dan maken wij u erop attent dat dit niet het brondocument is. Vanwege de wijzigingen die met enige regelmaat in de tekst worden aangebracht, is het brondocument, behalve in de Staatscourant, te vinden op de website http://www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/Landelijke+regelingen/Sector+civiel+recht/. Op de website staat steeds de meest recente versie van dit reglement, inclusief de inhoud van de hyperlinks die in de gedrukte versie niet is weergegeven.

Eerste versie, 2008

1. Algemene bepalingen

1.1. Toepasselijkheid

Dit reglement heeft betrekking op de voortgang van het geding in alle met een dagvaarding ingeleide civiele zaken bij de gerechtshoven.

1.2. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. hof: de met de behandeling van de zaak belaste meervoudige kamer of, in voorkomende gevallen, de rolraadsheer of de raadsheer-commissaris;

b. roldatum: de dag waarop de rol wordt afgehandeld;

c. inlevertijdstip: het tijdstip waarop processtukken, met uitzondering van de dagvaarding, en berichten uiterlijk bij het hof moeten worden ingeleverd;

d. dagen: maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de dagen als bedoeld in artikel 3 van de Algemene Termijnenwet;

e. proceshandeling: hetgeen op grond van een wettelijk voorschrift, reglement of beslissing van het hof door een partij moet of kan worden verricht om het geding te kunnen voortzetten of het wijzen van arrest mogelijk te maken;

f. memorie: een processtuk dat uitgebreider op de inhoud van de zaak ingaat dan een akte als bedoeld onder g.;

g. akte: een processtuk dat een korte mededeling, zoals een enkele erkenning of ontkenning, een bewijsaanbod, de aankondiging van een productie of een reactie daarop bevat;

h. bericht: een stuk dat een voorstel, verzoek, opgave of mededeling betreffende de procesvoering in een zaak bevat;

i. productie: in het geding gebracht stuk anders dan een memorie of een akte;

j. verlenen akte niet-dienen: formele constatering op de roldatum dat het recht van een partij om een bepaalde proceshandeling te verrichten, is vervallen;

k. fourneren: overleggen door partijen van een kopie van hun volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg, bij het vragen van arrest;

l. klemmende reden: een omstandigheid waardoor het voor een partij redelijkerwijs niet mogelijk is de proceshandeling binnen de gestelde termijn te verrichten of op de zitting te verschijnen;

m. overmacht: een omstandigheid waardoor het voor een partij redelijkerwijs niet mogelijk is tijdig om een klemmende reden om uitstel te verzoeken;

n. Roljournaal: een voor advocaten door middel van het internet toegankelijke weergave van het op de rol verhandelde;

o. H-formulier: een formulier dat beschikbaar is in Roljournaal, voor het aankondigen van rolhandelingen en voor berichten als bedoeld onder h.

1.3. Roldatum en inlevertijdstip

De roldatum en het inlevertijdstip: dinsdag, 10.00 uur.

1.4. Procesvoering, afwijkende procesvoering

Partijen zijn gebonden aan de wijze en termijnen van procesvoering als in dit reglement voorzien, tenzij het hof op een verzoek dat door (één van) partijen vóór de eerste roldatum is gedaan, een daarvan afwijkende procesvoering toestaat.

1.5. Toepasselijkheid op bijzondere procedures

Dit reglement is ook van toepassing op procedures waarvoor enige bijzondere wettelijke regeling betreffende de procesvoering geldt, behoudens voor zover deze regeling zich daartegen verzet.

1.6. Gevolgen niet-naleving reglement

Het hof zal aan de niet-naleving van een in dit reglement gegeven voorschrift het gevolg verbinden dat het met het oog op de aard van het voorschrift en de ernst van het verzuim passend voorkomt.

1.7. Ambtshalve handhaving termijnen, verval van recht

De termijnen worden ambtshalve gehandhaafd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit.

Indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en van die termijn geen uitstel kan worden verkregen, vervalt het recht de proceshandeling te verrichten, behoudens in het geval als bedoeld in artikel 2.8.

1.8. Berichtenverkeer

Behoudens in geval van bijzondere spoed, gebruikt een partij voor een aan het hof gericht bericht een H-formulier. Indien een bericht niet door middel van een H-formulier ter kennis van het hof kan worden gebracht, kan dit ook per telefax worden toegezonden.

Indien een partij enig bericht aan het hof zendt, doet deze partij gelijktijdig een kopie van het bericht aan de wederpartij toekomen. Zij doet dit op zodanige wijze dat kan worden aangenomen dat de wederpartij dit bericht niet later dan het hof ontvangt. Uit het bericht aan het hof moet blijken dat aan dit voorschrift is voldaan.

1.9. Uitstel termijnen op grond van klemmende redenen of overmacht

Een gemotiveerd verzoek van een partij om uitstel op grond van klemmende redenen, wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vier dagen voor de afloop van de desbetreffende termijn, ingediend. De wederpartij kan binnen twee dagen na indiening van het verzoek reageren.

Het hof beoordeelt het verzoek zo spoedig mogelijk.

Indien een partij door overmacht niet in staat is het verzoek in te dienen binnen de in de eerste zin van deze bepaling genoemde termijn van vier dagen, geeft zij het hof daarvan bij eerste gelegenheid bericht.

1.10. Beslissing hof op bericht

Bij zijn beslissing op een bericht bepaalt het hof, zo nodig, ook door welke partij en op welke termijn enige proceshandeling zal worden verricht.

1.11. Bekendmaking rol

Het op de rol verhandelde wordt uiterlijk twee dagen daarna op Roljournaal bekendgemaakt.

1.12. Nevenzittingsplaatsen

Gerechtshoven kunnen nevenzittingsplaatsen hebben.

- Het gerechtshof Amsterdam heeft voor beroepzaken van de rechtbank Utrecht een nevenzittingsplaats bij het gerechtshof Arnhem.

- Het gerechtshof Arnhem heeft voor beroepzaken van de rechtbank Zwolle-Lelystad een nevenzittingsplaats bij het gerechtshof Leeuwarden.

1.13. Gevallen waarin dit reglement niet voorziet

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het hof. Bij de beslissing worden zoveel mogelijk de bepalingen van dit reglement in acht genomen.

1.14. Bijzondere omstandigheden

Indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, kan het hof van dit reglement afwijken.

2. Indiening van processtukken

2.1. Tijdstip en wijze van indiening

Voor zover in artikel 3.1 niet anders is bepaald, wordt een voor een roldatum bestemd processtuk uiterlijk op het inlevertijdstip ter griffie ingediend.

De indiener voegt bij het processtuk een behoorlijk ingevuld H-formulier.

2.2. Op het processtuk te vermelden gegevens

Op het processtuk worden in de kop administratieve gegevens, zoals zaaknummer en roldatum, en de namen van de procespartijen, vermeld.

Indien met het processtuk ook een andere proceshandeling wordt verricht dan die waarvoor de zaak staat, wordt hiervan eveneens melding gemaakt in de kop en op het bijgevoegde H-formulier.

2.3. Producties

De indiener nummert de in het geding gebrachte producties en voegt een overzicht bij.

Indien deze partij al eerder producties in het geding in eerste aanleg of in hoger beroep heeft gebracht, wordt bij de nummering van de producties uit het vorige processtuk van diezelfde partij aangesloten.

2.4. Memories en akten

Memories en akten worden in enkelvoud ingediend.

De partij die een memorie of akte indient, zorgt voor gelijktijdige toezending of terhandstelling aan de wederpartij van een kopie daarvan en, indien van toepassing, van de daarbij behorende producties.

2.5. Opmerkingen en accentueringen op stukken

Overgelegde stukken bevatten geen opmerkingen en geen accentueringen die in het originele stuk niet voorkomen. Stukken die hieraan niet voldoen, kunnen worden geweigerd. In dat geval worden de stukken teruggezonden en vervangt de indiener deze binnen twee weken door exemplaren die van deze opmerkingen en accentueringen zijn geschoond.

2.6. Verandering of vermeerdering van eis

Een partij die haar eis of de grondslag daarvan verandert of vermeerdert, vermeldt dit in de kop van het processtuk en op het H-formulier.

Indien een wederpartij bezwaar wenst te maken tegen een verandering of vermeerdering van de eis en op dit bezwaar een beslissing wil verkrijgen alvorens verder te procederen, vraagt zij het hof de zaak te plaatsen op de rol van twee weken na de roldatum waarop de verandering of vermeerdering van de eis is gedaan. Van deze termijn wordt geen uitstel verleend.

De partij die haar eis heeft veranderd of vermeerderd kan verzoeken bij akte te mogen reageren op het gemaakte bezwaar. In dat geval wordt de zaak hiertoe op de rol van twee weken na de roldatum waarop het bezwaar is gemaakt, geplaatst. Van deze termijn wordt geen uitstel verleend.

2.7. Gewoon uitstel voor memories

Voor memorie van grieven, memorie van antwoord en memorie van antwoord in het incidenteel beroep, wordt een termijn van zes weken verleend. Tenzij de wederpartij partijperemptoir met akte niet-dienen heeft aangezegd, wordt desgewenst een eerste uitstel van zes en vervolgens een tweede uitstel van vier weken verleend.

In kort geding bedraagt de termijn voor memorie van grieven, memorie van antwoord en memorie van antwoord in het incidenteel beroep vier weken. Tenzij de wederpartij partijperemptoir met akte niet-dienen heeft aangezegd, wordt desgewenst een eerste uitstel van vier en vervolgens een tweede uitstel van twee weken verleend.

2.8. Nader uitstel na drie termijnen, artikel 251 Rv

Indien na het verstrijken van de in artikel 2.7 genoemde termijnen nader uitstel wordt gevraagd voor het nemen van de memorie van grieven, memorie van antwoord of memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep, verwijst het hof de zaak in verband met het bepaalde in artikel 251 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) naar een roldatum gelegen op ten minste 53 weken.

2.9. Partijberaad

Na memorie van antwoord, respectievelijk memorie van antwoord in het incidenteel beroep wordt een termijn van twee weken verleend voor het verzoeken van akte of het vragen van pleidooi of arrest. De partij die uitstel verlangt, verzoekt dit schriftelijk, uiterlijk vier dagen voor de roldatum en onder opgave van redenen, onder de mededeling of de wederpartij hiermee akkoord gaat. In het laatste geval wordt uitstel verleend, tenzij naar het oordeel van het hof het geding hierdoor onredelijk wordt vertraagd. Indien de wederpartij niet akkoord gaat, beslist het hof.

2.10. Akte

Indien akte is gevraagd en toegestaan en deze niet terstond wordt genomen, wordt hiervoor eenmaal een termijn verleend van vier weken en in kort geding van twee weken.

2.11. Memorie of akte na comparitie, getuigenverhoor, tussenarrest, descente of pleidooi

Indien bij comparitie, getuigenverhoor, tussenarrest, descente of pleidooi is beslist dat op een bepaalde roldatum een memorie of akte na comparitie, getuigenverhoor, tussenarrest, descente of pleidooi kan worden genomen, wordt, tenzij anders is bepaald, op deze roldatum desgewenst een eenmalig uitstel verleend van twee weken en in kort geding van één week.

Zodra de partij de hiervoor bedoelde nadere memorie of akte neemt of meedeelt daarvan af te zien, wordt aan de wederpartij een termijn verleend van vier weken - en in kort geding van twee weken - voor (antwoord)memorie of (antwoord)akte. Van deze termijn wordt desgewenst een eenmalig uitstel verleend van twee weken en in kort geding van één week.

De zaak wordt na het al dan niet nemen van deze memorie of akte verwezen naar een roldatum op een termijn van twee weken voor fourneren overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.12.

2.12. Arrest vragen

Bij het vragen van arrest fourneren beide partijen een kopie van hun volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg. De kopie wordt voorzien van tabs ter onderscheiding van de afzonderlijke processtukken. Een inventarislijst wordt bijgevoegd. Indien zich kleurenfoto’s in het dossier bevinden, wordt daarvan een kleurenkopie overgelegd.

Voor fourneren wordt eenmalig een uitstel verleend van twee weken. Indien een partij al een termijn voor fourneren is verleend en binnen deze termijn niet is gefourneerd, wordt op één dossier arrest gewezen.

2.13. Berichten aan het hof nadat arrest is bepaald

Het hof neemt geen kennis van berichten van een partij die het hof bereiken nadat is gefourneerd of, indien dit later is, arrest is bepaald, tenzij blijkt dat de wederpartij ermee heeft ingestemd dat het bericht ter kennis van het hof wordt gebracht.

2.14. (Aanzeggen) partijperemptoir en akte niet-dienen

De partij die na de eerste termijn uitstel voor memorie van grieven, memorie van antwoord of memorie van antwoord in het incidenteel beroep wenst te bekorten, zegt hiertoe aan de wederpartij partijperemptoir en akte niet-dienen aan. Partijperemptoir en akte niet-dienen worden uiterlijk twee weken vóór de roldatum schriftelijk aan de wederpartij aangezegd, met gelijktijdige toezending aan het hof van een kopie daarvan.

Tussen de roldatum waarop de eerste termijn afloopt waarop de zaak op de rol staat voor memorie van grieven, memorie van antwoord of memorie van antwoord in het incidenteel beroep en de roldatum waartegen akte niet-dienen wordt aangezegd, ligt een termijn van ten minste twee weken.

2.15. Schikkingsonderhandelingen

Op eenparig schriftelijk verzoek van partijen wordt de zaak in verband met schikkingsonderhandelingen aangehouden.

2.16. Vervroegd op de rol: peremptoir

Op schriftelijk verzoek van de partij die een proceshandeling dient te verrichten, wordt de zaak vervroegd op de rol geplaatst voor het verrichten van deze proceshandeling. Voor die proceshandeling wordt op de vervroegde roldatum geen uitstel verleend.

Indien de te verrichten proceshandeling een memorie van grieven, memorie van antwoord of memorie van antwoord in het incidenteel beroep betreft en deze proceshandeling op de vervroegde roldatum niet wordt verricht, wordt de zaak verwezen naar een roldatum op ten minste 53 weken in verband met het bepaalde in artikel 251 Rv. Betreft het een andere proceshandeling, dan is het recht tot het verrichten van die proceshandeling ingevolge het bepaalde in artikel 1.7 in beginsel vervallen.

2.17. Artikel 251 Rv

Indien de zaak voor het verrichten van een proceshandeling partijperemptoir op de rol staat en geen van partijen op de roldatum een proceshandeling verricht, kan de zaak worden verwezen naar een roldatum gelegen op een termijn van ten minste 53 weken, tenzij dit reglement bepaalt dat voor het verrichten van die proceshandeling geen verder uitstel wordt verleend.

2.17.1. Voltooien termijn van artikel 251 Rv: verval van instantie, e.d.

Indien de proceshandeling na 53 weken niet wordt verricht, wordt op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling moet verrichten of ambtshalve, een roldatum bepaald op een termijn van ten hoogste drie maanden, waarop:

a. die wederpartij:

- verval van instantie kan vorderen;

- kan vragen om een laatste uitstel te verlenen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten;

- arrest kan vragen;

b. het hof de zaak ambtshalve kan doorhalen.

2.17.2. 53 weken: vervroegd op de rol op verzoek partijen

Indien een zaak op grond van artikel 251 Rv is verwezen naar een roldatum gelegen op ten minste 53 weken, wordt de zaak op schriftelijk verzoek van één van partijen op een eerdere datum op de rol geplaatst. Op de dienende dag wordt geen uitstel voor het verrichten van de proceshandeling verleend. De termijn van 53 weken loopt door als op de dienende dag niet de proceshandeling wordt verricht waarvoor de zaak staat.

2.18. Proceshandelingen en producties bij gelegenheid van getuigenverhoor, comparitie of descente

Een partij die bij gelegenheid van een getuigenverhoor, comparitie of descente nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, zorgt ervoor dat het hof en de wederpartij uiterlijk vier dagen voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen. Dit afschrift kan ook per telefaxbericht aan het hof worden toegezonden.

3. Nieuwe zaken

3.1. Inschrijving, over te leggen stukken

Een nieuwe zaak wordt ter griffie {hyperlink naar de gerechtshoven} ingediend uiterlijk op de laatste dag voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van het H-formulier en worden, indien en voor zover van toepassing, de volgende stukken overgelegd:

a. de originele dagvaarding in hoger beroep - zo nodig: herstelexploot en verlof ingevolge artikel 117 Rv in verbinding met artikel 353 Rv - en een kopie daarvan;

b. een kopie van de dagvaarding in eerste aanleg;

c. een kopie van het vonnis of de vonnissen, als bedoeld in artikel 231 lid 1, eerste zin, Rv;

d. een aanduiding van het belang van de zaak;

e. een verkregen bewijs van toevoeging of, indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, een kopie van de aanvraag;

f. een bewijsstuk van de woonplaatskeuze van de geïntimeerde;

g. de stukken als bedoeld in artikel 3.3;

h. de mededeling dat vóór of tijdens de procedure in eerste aanleg een mediation heeft plaatsgevonden.

3.2. Herstel verzuim

Indien appellant aan enige toepasselijke bepaling van het voorgaande artikel niet heeft voldaan en het verzuim kan worden hersteld, verleent het hof hem een termijn van twee weken voor herstel.

3.3. Buitenlandse geïntimeerde, artikel 63 Rv

In geval van betekening in het buitenland worden de stukken overgelegd waaruit blijkt dat de dagvaarding in hoger beroep op juiste wijze is betekend. Dit geldt ook indien de Europese Betekeningsverordening van toepassing is en betekening aan de wederpartij heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 Rv.

3.4. Verstek

Indien geïntimeerde op de eerste roldatum niet verschijnt en alle wettelijke formaliteiten zijn vervuld, wordt tegen hem verstek verleend. De verstekverlening kan ten hoogste vier weken worden aangehouden, tenzij uit de wet of enig voorschrift een langere termijn voortvloeit.

3.5. Toevoeging

Van het verlenen van een (definitieve) toevoeging, een wijziging in de toevoeging of een intrekking daarvan wordt, onder overlegging van de desbetreffende beslissing, zo spoedig mogelijk melding gemaakt aan de griffie.

3.6. Anticipatie

Bij anticipatie worden het exploot als bedoeld in artikel 126 Rv en de originele dagvaarding in hoger beroep en een kopie daarvan overgelegd.

3.7. Prorogatie

Indien partijen hun geschil bij wijze van prorogatie aan het hof voorleggen, legt de eisende partij bij het aanbrengen van de zaak de akte van prorogatie, indien opgemaakt, en een kopie daarvan over.

3.8. Verwijzing

In geval van verwijzing legt de partij die de zaak aanbrengt, het originele oproepingsexploot, indien dit is uitgebracht, en een kopie daarvan over en (een kopie van) de uitspraak waarbij de zaak naar het hof is verwezen.

3.9. Terugzending originele stukken

De griffier stuurt de originele stukken als bedoeld in dit hoofdstuk op verzoek zo spoedig mogelijk terug.

4. Incidenten

4.1. Mogelijkheden instellen incidentele vordering

Een incidentele vordering wordt ingesteld bij dagvaarding, bij memorie van grieven, memorie van antwoord of memorie van antwoord in het incidenteel beroep of bij afzonderlijke incidentele memorie. De kop van de memorie vermeldt dat (ook) een incidentele vordering wordt ingesteld.

4.2. Memorie van antwoord in incident

Voor het antwoord op de incidentele vordering wordt een termijn verleend van twee weken.

4.3. Fourneren

De zaak wordt na de conclusiewisseling verwezen naar een roldatum gelegen op een termijn van twee weken voor fourneren overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.12.

5. Pleidooi

5.1. Procesdossier in viervoud

Bij het vragen van pleidooi legt de partij die pleidooi verzoekt, kopie van haar volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg, in viervoud over. Deze partij doet daarbij opgave van de eigen verhinderdata en die van de wederpartij. Indien geen verhinderdata zijn opgegeven, is het hof in de dagbepaling vrij.

5.2. Producties

Voor het in het geding brengen van producties, anders dan de pleitnota, is het bepaalde in artikel 2.18 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze producties in viervoud ter griffie worden ingediend. De partij die een pleitnota in het geding wenst te brengen, legt deze bij de aanvang van haar pleidooi in viervoud aan het hof over onder terhandstelling van een vijfde exemplaar aan de wederpartij.

5.3. Partijen in persoon

De advocaten dragen er zorg voor dat partijen bij de pleidooien in persoon aanwezig zijn, opdat partijen, indien het hof dit nodig vindt, inlichtingen kunnen verstrekken. Rechtspersonen laten zich voor dit doel vertegenwoordigen door één of meer personen die zijn gemachtigd het woord te voeren en een regeling te treffen en die voorts, voor zover mogelijk, van de zaak op de hoogte zijn. Het hof kan op verzoek van een partij bepalen dat de aanwezigheid van partijen niet is vereist.

5.4. Spreektijd

Iedere partij krijgt in eerste termijn de gelegenheid haar standpunt gedurende ten hoogste dertig minuten toe te lichten. Indien een partij langer wenst te pleiten, verzoekt zij dit gemotiveerd bij het vragen van het pleidooi, onder opgave van de gewenste spreektijd.

5.5. Schriftelijk pleidooi

Op eenparig verzoek van partijen kan het hof schriftelijk pleidooi toestaan. Met de keuze voor het schriftelijk doen bepleiten van de zaak wordt afstand gedaan van het recht op mondeling pleidooi.

5.5.1. Overleggen pleitnota’s

Indien schriftelijk wordt gepleit, wordt de zaak voor overlegging van de pleitnota’s, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.2, acht weken aangehouden. Op eenparig verzoek van partijen kan eenmalig een uitstel van ten hoogste acht weken worden verleend. Indien na dit uitstel niet schriftelijk wordt gepleit, wordt de zaak twee weken aangehouden voor fourneren overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.12.

5.5.2. Reactie op pleitnota

Uiterlijk twee weken voor de roldatum waarop de pleitnota’s zullen worden overgelegd, zenden de advocaten elkaar de pleitnota’s toe, zodat over en weer op de inhoud kan worden gereageerd door onder de eigen pleitnota een beknopte reactie op te nemen. Behoudens instemming van de wederpartij staat het de advocaten niet vrij de tekst van de toegezonden pleitnota te wijzigen.

6. Onttrekking advocaat of advocaat niet in staat tot verrichten proceshandeling

6.1. Mededeling onttrekking of mededeling niet in staat tot verrichten proceshandeling

De advocaat van een partij die zich op een roldatum aan een zaak wil onttrekken of die niet in staat is gesteld op die roldatum de proceshandeling te verrichten, geeft daarvan bericht met een aan het hof gericht H-formulier.

De advocaat heeft zijn opdrachtgever over de gevolgen daarvan geïnformeerd. Bij zijn bericht aan het hof bevestigt de advocaat dat hij deze verplichting is nagekomen.

6.2. Uitlating wederpartij

Na dit bericht wordt de zaak verwezen naar de roldatum gelegen op een termijn van twee weken later.

6.3. Arrest vragen, nieuwe advocaat

Op de in artikel 6.2 genoemde roldatum kan de wederpartij verzoeken in de zaak arrest te wijzen, tenzij zich op deze roldatum een andere advocaat stelt voor de in artikel 6.1 bedoelde partij.

6.4. Alsnog verrichten proceshandeling

Indien zich voor de in artikel 6.1 bedoelde partij een andere advocaat stelt, wordt de proceshandeling waarvoor deze partij staat alsnog op de in artikel 6.2 genoemde roldatum verricht, tenzij het recht hierop reeds was vervallen. Op schriftelijk verzoek van deze partij kan hiervoor eenmaal een uitstel van vier weken worden verleend.

6.5. Geen nieuwe advocaat en geen proceshandeling: 53 weken in verband met artikel 251 Rv

Indien zich op de in artikel 6.2 genoemde roldatum geen andere advocaat stelt en de wederpartij niet heeft verzocht in de zaak arrest te wijzen noch een andere proceshandeling verricht, verwijst het hof de zaak, in verband met het bepaalde in artikel 251 Rv, naar een roldatum gelegen op een termijn van ten minste 53 weken.

7. Zittingsdata

7.1. Termijn opgave verhinderdata

Het hof bepaalt in alle gevallen waarin partijen in de gelegenheid worden gesteld verhinderdata op te geven voor enige zitting, waaronder begrepen een descente, een termijn van ten hoogste twee weken waarbinnen deze opgave moet zijn gedaan. Indien de opgave niet binnen deze termijn is ontvangen, wordt ervan uitgegaan dat partijen geen verhinderdata hebben.

7.2. Uitstel na opgave verhinderdata

Indien bij het bepalen van datum en tijdstip van de zitting rekening is gehouden met de opgegeven verhinderdata van partijen, wordt alleen nog uitstel verleend in een van de volgende gevallen:

a. indien tussen de dag waarop de verhinderdata uiterlijk moesten zijn opgegeven en de datum waarop de dagbepaling heeft plaatsgevonden meer dan twee weken zijn verstreken, of

b. indien sprake is van klemmende redenen of overmacht.

In het hiervoor onder a. bedoelde geval kan iedere partij binnen twee weken na de datum waarop de dagbepaling heeft plaatsgevonden, aanvullende verhinderdata opgeven. Bij de nieuwe dagbepaling wordt met een dergelijke tijdig ontvangen aanvullende opgave rekening gehouden.

In het hiervoor onder b. bedoelde geval wordt gehandeld met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.1.

7.3. Uitstel na ambtshalve dagbepaling

Indien datum en tijdstip van de zitting ambtshalve zijn bepaald, kunnen partijen, uitgezonderd in geval van spoedappel, binnen twee weken na de datum van de beslissing dagbepaling schriftelijk een andere dag voor de zitting verzoeken. Bij het verzoek wordt een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de eerstkomende drie maanden gevoegd.

Indien deze opgave ontbreekt, wordt aan partijen medegedeeld dat de eerdere dagbepaling van kracht blijft.

Behoudens in geval van klemmende redenen of overmacht wordt na het verstrijken van de termijn van twee weken geen uitstel van de desbetreffende zitting meer verleend.

8. Diversen

8.1. Depot

Voorwerpen kunnen ter griffie worden gedeponeerd. Van het depot maakt de griffie een akte op, die terstond aan het griffiedossier wordt toegevoegd en in kopie aan partijen ter beschikking wordt gesteld.

Indien vanwege de aard van het voorwerp depot ter griffie niet in aanmerking komt, kan het voorwerp op een andere plaats worden gedeponeerd. In de akte wordt deze plaats vermeld.

In eerste aanleg gedeponeerde voorwerpen behoren niet van rechtswege tot de processtukken in hoger beroep.

8.2. Insolventie van een der partijen

Indien op de rol wordt meegedeeld dat één van de partijen in staat van faillissement is verklaard, legt de partij die deze mededeling doet, een kopie van het faillissementsvonnis of

-arrest over. Hiertoe wordt aan deze partij een termijn van twee weken verleend.

Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing, indien op de rol wordt meegedeeld dat ten aanzien van een der partijen de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard.

Het hof beslist vervolgens over de verdere voortgang van de zaak met inachtneming van het bepaalde in de Faillissementswet.

9. Doorhaling en hervatting

9.1. Verzoek doorhaling, uitlating wederpartij

Indien één van de partijen doorhaling van de zaak op de rol verzoekt, wordt de zaak vier weken aangehouden voor uitlating daarover door de wederpartij. Op schriftelijk verzoek van deze wederpartij wordt eenmaal een uitstel van vier weken verleend.

9.2. Doorhaling op eenstemmig verzoek

De zaak wordt op eenstemmig verzoek van partijen op de rol doorgehaald.

Indien een partij doorhaling wenst en niet blijkt van toestemming van de wederpartij, wordt de doorhaling geweigerd en dient deze partij de proceshandeling te verrichten die voor de desbetreffende roldatum was bepaald. Op schriftelijk verzoek van deze partij wordt eenmaal een uitstel van vier weken verleend.

9.3. Hervatting (heropening)

Hervatting van de procedure na (ambtshalve) doorhaling geschiedt door een daartoe strekkend verzoek van een partij onder mededeling daarvan aan de wederpartij en onder bijvoeging van een kopie van de te nemen memorie of akte of de partijperemptoiraanzegging. In het verzoek laat de partij die de procedure wenst te hervatten, weten op welke roldatum zij de zaak geplaatst wenst te zien. Het verzoek en voormelde mededeling aan de wederpartij worden uiterlijk twee weken vóór deze roldatum aan het hof en aan de wederpartij toegezonden.

10. Bijzondere bepalingen

10.1. Spoedappel in kort geding

10.1.1. Grieven in de dagvaarding; vermelding verzoek spoedappel

De appellant die wenst dat het hoger beroep van een kortgedingvonnis als spoedappel wordt behandeld, neemt de grieven en de toelichting hierop in de dagvaarding in hoger beroep op of doet de grieven en de toelichting tegelijk met de dagvaarding in hoger beroep betekenen. In de dagvaarding en bij het aanbrengen van de zaak wordt gemotiveerd vermeld dat een spoedbehandeling wordt verzocht. Geïntimeerde dient er van uit te gaan dat het hof de zaak voldoende spoedeisend acht.

10.1.2. Termijn voor memorie van antwoord

Indien het hof de zaak voldoende spoedeisend acht, wordt de zaak verder als spoedappel behandeld en wordt op de eerstkomende roldatum aan geïntimeerde een termijn van twee weken voor memorie van antwoord verleend. Indien geïntimeerde in gebreke blijft met het verrichten van een proceshandeling, verleent het hof ambtshalve akte niet-dienen.

10.1.3. Verzoek spoedappel door geïntimeerde

Indien appellant geen spoedappel heeft verzocht, kan geïntimeerde op de eerstdienende roldatum op de rol mededelen dat hij behandeling als spoedappel wenst. Geïntimeerde stelt de griffie en appellant van dit voornemen tijdig schriftelijk op de hoogte.

10.1.4. Termijn voor memorie van grieven bij spoedappel geïntimeerde

Indien geïntimeerde heeft verzocht om behandeling als spoedappel en het hof de zaak voldoende spoedeisend acht, wordt appellant een termijn van twee weken voor memorie van grieven verleend. Appellant dient er van uit te gaan dat het hof de zaak voldoende spoedeisend acht. Indien appellant in gebreke blijft met het verrichten van een proceshandeling, verleent het hof ambtshalve akte niet-dienen. Geïntimeerde wordt vervolgens een termijn van ten hoogste twee weken voor antwoord verleend. Indien geïntimeerde met het verrichten van een proceshandeling in gebreke blijft, wordt ambtshalve akte niet-dienen verleend.

10.1.5. Incidenteel hoger beroep en beroep op niet-ontvankelijkheid

Indien geïntimeerde bij zijn antwoord in incidenteel hoger beroep komt of hij een beroep op niet-ontvankelijkheid doet, kan (principaal) appellant daarop antwoorden, bij voorkeur bij pleidooi als dit is bepaald. Desgewenst kan hij eerst schriftelijk reageren. In het laatste geval wordt hiertoe aan appellant een termijn van ten hoogste twee weken verleend. Deze termijn kan tot één week worden verkort. Indien appellant met het verrichten van een proceshandeling in gebreke blijft, wordt ambtshalve akte niet-dienen verleend.

10.1.6. Pleidooi

Indien een partij pleidooi wenst, verzoekt zij dit het hof zo spoedig mogelijk, bij voorkeur reeds vóór of op de eerste roldatum, onder opgave van de eigen verhinderdata en die van de wederpartij en onder overlegging van een kopie van haar volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg, in viervoud.

10.1.7. Termijn uitspraak

Het hof doet op zo kort mogelijke termijn uitspraak.

10.1.8. Verzoek uitstel

Het hof kan op eenparig verzoek van partijen uitstel verlenen voor het nemen van een memorie of voor pleidooi. Indien dit verzoek wordt ingewilligd, wordt de zaak in beginsel niet langer als spoedappel behandeld.

10.1.9. Bijzondere spoed

In geval van uiterste spoed kan van bovenstaande regeling worden afgeweken en kunnen termijnen worden verkort. In dat geval wendt de meest gerede partij zich vóór het aanhangig maken van de zaak bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek daartoe tot het hof.

10.2. Ondernemingskamer

(alleen van toepassing bij het gerechtshof Amsterdam)

10.2.1. Algemeen

Dagvaardingszaken waarover de ondernemingskamer oordeelt, worden aangebracht bij de eerste enkelvoudige civiele kamer.

10.2.2. Hoger beroep

Voor zaken waarover de ondernemingskamer in hoger beroep oordeelt, geldt in afwijking van hetgeen hiervóór in de hoofdstukken 1, 2, 3 en 5 is bepaald, dat het vragen van arrest steeds geschiedt onder overlegging van een kopie van het volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg, in drievoud en dat het vragen van pleidooi steeds geschiedt onder overlegging van een kopie van het volledige procesdossier, inclusief de stukken van de eerste aanleg, in zevenvoud.

10.2.3. Eerste aanleg

Voor zaken waarover de ondernemingskamer in eerste aanleg oordeelt, niet zijnde jaarrekeningzaken, is het bepaalde in artikel 10.2.2 van overeenkomstige toepassing.

Voor het nemen van de conclusie van antwoord, de conclusie van repliek en de conclusie van dupliek gelden dezelfde termijnen als voor het nemen van de memorie van antwoord.

10.3. Pachtzaken

(alleen van toepassing bij het gerechtshof Arnhem)

10.3.1. Behandeling pachtzaken

Pachtzaken die met een dagvaarding worden ingeleid, worden op de in artikel 1.3 genoemde roldatum behandeld.

10.3.2. Proceshandelingen en producties voorafgaand aan getuigenverhoor, comparitie of descente

Een partij die bij gelegenheid van een getuigenverhoor, comparitie of descente in een pachtzaak een processtuk of producties als bedoeld in artikel 2.18 in het geding mag brengen, legt het processtuk of de producties, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, in tweevoud over.

10.3.3. Overleggen stukken in geval van pleidooi

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 5.1 en 5.2 worden de in deze artikelen genoemde stukken in pachtzaken in zesvoud overgelegd.

10.4. Procedure artikel 6:240 BW: abstracte toetsing algemene voorwaarden

(alleen van toepassing bij het gerechtshof ’s-Gravenhage)

10.4.1. Nieuwe zaken

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 worden bij de indiening van een nieuwe zaak, indien en voor zover van toepassing, de volgende stukken overgelegd:

a. de originele dagvaarding, die de gronden van de eis dient te bevatten, en - zo nodig: herstelexploot en verlof ingevolge artikel 117 in verbinding met artikel 353 Rv - en een kopie daarvan;

b. een toelichting van het belang van de zaak;

c. een verkregen bewijs van toevoeging of, indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, een kopie van de aanvraag;

d. de stukken als bedoeld in artikel 3.3.

Na de inschrijving van de zaak stuurt de griffier de originele dagvaarding op verzoek zo spoedig mogelijk terug.

10.4.2. Conclusie van antwoord, repliek en dupliek

Voor de conclusie van antwoord wordt een termijn verleend van zes weken. Indien na de conclusie van antwoord de zaak niet geschikt voor een comparitie na antwoord wordt geoordeeld, wordt een termijn verleend van zes weken voor conclusie van repliek. Na de conclusie van repliek wordt een termijn verleend van zes weken voor conclusie van dupliek.

10.4.3. Beraad

Na de conclusie van dupliek wordt een termijn van twee weken verleend voor het verzoeken van een akte, voor het vragen van pleidooi of voor het vragen van arrest.

10.4.4. Geen partijperemptoir en akte niet-dienen

Het bepaalde in artikel 2.14 is niet van toepassing.

10.5. Zaken betreffende intellectuele eigendom

(alleen van toepassing bij het gerechtshof ’s-Gravenhage)

10.5.1. Producties bij pleidooi; spoedappel

In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2 in verbinding met het bepaalde in artikel 2.18, dient een partij die bij pleidooi nieuwe producties in het geding wenst te brengen, deze producties uiterlijk op de elfde dag voor de dag van het pleidooi - en in zaken van spoedappel in kort geding uiterlijk op de zesde dag voor de dag van het pleidooi - in viervoud ter griffie in, onder gelijktijdige verstrekking van een exemplaar aan de wederpartij.

10.5.2. Spreektijd bij pleidooi

In afwijking van het bepaalde in artikel 5.4, krijgt iedere partij de gelegenheid haar standpunt in eerste termijn gedurende ten hoogste 45 minuten toe te lichten en krijgt zij vervolgens ten hoogste 15 minuten voor repliek of dupliek. Indien een partij langer wenst te pleiten, verzoekt zij dit gemotiveerd bij het vragen van het pleidooi, onder opgave van de gewenste spreektijd.

11. Overgangsbepalingen

11.1. Toepasselijkheid in zaken aangebracht na invoering

De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op zaken die na de invoering van dit reglement voor het eerst op een roldatum worden ingeschreven.

11.2. Toepasselijkheid in zaken aangebracht voor invoering

Op reeds vóór de invoering ingeschreven zaken zijn de bepalingen van dit reglement eveneens van toepassing, tenzij dit zou indruisen tegen in die zaken reeds genomen beslissingen. In het laatste geval blijft het voordien bij het desbetreffende hof geldende reglement van kracht tot de eerstvolgende proceshandeling of tot de eerstvolgende roldatum.

11.3. Dagvaarding tegen roldatum die niet op een dinsdag valt

Een dagvaarding die is uitgebracht vóór de datum van de publicatie van dit reglement in de Staatscourant en waarin als eerstdienende dag een datum na 31 augustus 2008 is vermeld, kan nog worden aangebracht tegen de dag die in de dagvaarding als eerstdienende dag is vermeld, indien deze dag tot 1 september 2008 een roldatum van het desbetreffende hof was. Op de eerstdienende dag zal de zaak niet verder worden behandeld, maar worden aangehouden tot de eerstvolgende rolzitting op de dinsdag.

11.4. Invoering

Dit reglement vervangt met ingang van 1 september 2008 de voordien geldende rolreglementen van de gerechtshoven Amsterdam, Arnhem, ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch en Leeuwarden.

12. Transponeringstabellen

12.1. Transponeringstabel I

Rolreglement Rolreglement

gerechtshoven gerechtshoven

(nieuw) (oud)

1.1 1.1

1.2 1.2

1.3 1.2

1.4 -

1.5 -

1.6 -

1.7 -

1.8 -

1.9 -

1.10 -

1.11 -

1.12 1.3 (Amsterdam),

1.3 (Arnhem)

1.13 7.2

1.14 7.2

2.1 -

2.2 -

2.3 -

2.4 3.1

2.5 7.1

2.6 -

2.7 3.2, 3.3

2.8 3.11

2.9 3.4, 3.5

2.10 3.6

2.11 3.6

2.12 3.14

2.13 -

2.14 3.7, 3.9

2.15 3.10

2.16 3.8

2.17 3.11

2.17.1 3.11

2.17.2 3.11

2.18 -

3.1 2.1, 2.2

3.2 2.1

3.3 2.1

3.4 -

3.5 2.2

3.6 2.3

3.7 2.4

3.8 2.5

3.9 -

4.1 4.1

4.2 4.2

4.3 -

5.1 5.1

5.2 5.2

5.3 5.3

5.4 5.4

5.5 5.5

5.5.1 5.6

5.5.2 5.7

6.1 3.13

6.2 3.13

6.3 3.13

6.4 3.13

6.5 3.11

7.1 -

7.2 -

7.3 -

8.1 -

8.2 -

9.1 3.12

9.2 -

9.3 -

10.1.1 6.1

10.1.2 6.2

10.1.3 6.3

10.1.4 6.4

10.1.5 6.5

10.1.6 6.6

10.1.7 6.7

10.1.8 6.8

10.1.9 6.9

10.2.1 8.1 (Amsterdam)

10.2.2 8.2 (Amsterdam)

10.2.3 8.3 (Amsterdam)

10.3.1 1.2 (Arnhem)

10.3.2 -

10.3.3 5.1 (Arnhem)

10.4.1 7.1 (’s-Gravenhage)

10.4.2 7.2 (’s-Gravenhage)

10.4.3 7.3 (’s-Gravenhage)

10.4.4 7.5 (’s-Gravenhage)

10.5.1 5.2 (’s-Gravenhage)

10.5.2 5.4 (’s-Gravenhage)

11.1 -

11.2 -

11.3 -

11.4 -

12.2. Transponeringstabel II

Rolreglement Rolreglement

gerechtshoven gerechtshoven

(oud) (nieuw)

1.1 1.1

1.2 1.2, 1.3

1.2 (Arnhem) 10.3.1

1.3 (Amsterdam) 1.12

1.3 (Arnhem) 1.12

2.1 3.1, 3.2, 3.3

2.2 3.1 aanhef en

onder e, 3.5

2.3 3.6

2.4 3.7

2.5 3.8

3.1 2.4

3.2 2.7

3.3 2.7

3.4 2.9

3.5 2.9

3.6 1.2 aanhef en

onder g, 2.10, 2.11

3.7 2.14

3.8 2.16

3.9 2.14

3.10 2.15

3.11 2.8, 2.17, 2.17.1,

2.17.2, 6.5

3.12 9.1

3.13 6.1 tot en met 6.4

3.14 2.12

4.1 4.1

4.2 4.2

4.3 -

5.1 5.1

5.1 (Arnhem) 10.3.3

5.2 5.2

5.2 (’s-Gravenhage) 10.5.1

5.3 5.3

5.4 5.4

5.4 (’s-Gravenhage) 10.5.2

5.5 5.5

5.6 5.5.1

5.7 5.5.2

6.1 10.1.1

6.2 10.1.2

6.3 10.1.3

6.4 10.1.4

6.5 10.1.5

6.6 10.1.6

6.7 10.1.7

6.8 10.1.8

6.9 10.1.9

7.1 2.5

7.1 (’s-Gravenhage) 10.4.1

7.2 1.13 en 1.14

7.2 (’s-Gravenhage) 10.4.2

7.3 (’s-Gravenhage) 10.4.3

7.4 (’s-Gravenhage) 1.9

7.5 (’s-Gravenhage) 10.4.4

8.1 (Amsterdam) 10.2.1

8.2 (Amsterdam) 10.2.2

8.3 (Amsterdam) 10.2.3

Naar boven