Regeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 28 november 2008, nr. 2008109129, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid, in verband met de toevoeging van extra middelen voor voorschoolse educatie ter vergroting van het doelbereik en bevordering van de kwaliteit en toegankelijkheid, voor vrouwenopvang ter vergroting van de capaciteit, versterking van de advies- en steunpunten huiselijk geweld en het bieden van opvang en hulp aan tienermoeders, en de verlening van middelen voor de uitvoering van de plannen van aanpak maatschappelijke opvang.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 4, derde lid, 7, tweede lid, 16 en 20, derde lid, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdelen e en f, en bijlage A wordt ‘maatschappelijke opvang’ vervangen door: maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg.

B

In artikel 9b, onderdeel a, wordt ‘€ 14.078.637,–’ vervangen door: € 14.238.148,67.

C

In artikel 10, onderdeel r, wordt na ‘voor 1 januari 2009’ ingevoegd: (incl. aanvullende afspraken extra impuls); onder deze indicator kan het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente tevens kiezen voor een uitsplitsing in subindicatoren.

D

In artikel 11, vierde lid, onderdeel d, wordt ‘Indien een Plan van aanpak maatschappelijke opvang, bedoeld in artikel 12h, derde lid, is opgesteld’ vervangen door: Voor de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, die een Plan van aanpak maatschappelijke opvang, bedoeld in artikel 12h, derde lid, hebben opgesteld.

E

Na artikel 12ba wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12bb

  • 1. De uitkeringen aan de gemeenten, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, worden met ingang van 2008 verhoogd ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting voor 2008 en 2009 ter beschikking worden gesteld voor een extra rijksbijdrage op het terrein van voorschoolse educatie om het bereik van het aantal doelgroepkinderen te vergroten en tevens de kwaliteit en toegankelijkheid te verbeteren.

  • 2. Het procentuele aandeel van de betreffende gemeenten in de middelen, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld door de som van de schoolgewichten, volgens de definitie van schoolgewicht zoals die luidde op 31 juli 2006 en berekend aan de hand van het totaal aantal leerlingen op 1 oktober 2004 van de hoofdvestigingen en nevenvestigingen van basisscholen voor zover deze zich bevinden op het grondgebied van een gemeente, te vermenigvuldigen met een bedrag van € 251,00.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, artikel 12b, eerste lid, en artikel 12ba, eerste lid, worden de uitkeringen aan de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting voor 2008 en 2009 ter beschikking worden gesteld ten behoeve van een extra impuls voor het realiseren van een dekkend aanbod aan voorschoolse plaatsen voor doelgroepkinderen in de Krachtwijken, op de volgende wijze verhoogd:

    • a. voor Amsterdam: met € 1.770.000,– per jaar voor 2008 en 2009;

    • b. voor Rotterdam: met € 1.680.000,– per jaar voor 2008 en 2009;

    • c. voor Den Haag: met € 1.110.000,– per jaar voor 2008 en 2009;

    • d. voor Utrecht: met € 440.000,– per jaar voor 2008 en 2009.

  • 4. Binnen vier weken na inwerkingtreding van deze regeling dienen de colleges van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeenten bij de minister een aanvraag in tot de verhoging, bedoeld in het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van een wijziging van het ontwikkelingsprogramma. In deze wijziging van het ontwikkelingsprogramma worden de te bereiken resultaten opnieuw geformuleerd met inachtneming van de in het ontwikkelingsprogramma eerder vastgelegde te bereiken resultaten, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Besluit, en met inachtneming van de indicatoren, bedoeld in artikel 10, onderdelen a en ba.

  • 5. Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit artikel worden aangemerkt als aanvragen als bedoeld in dit artikel. Voor de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht geldt als aanvraag de ‘Bestuurlijke overeenkomst over voorschoolse educatie in de G4’, die op 17 maart 2008 is getekend door de wethouders Onderwijs van de betreffende gemeenten en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Sharon A.M. Dijksma.

  • 6. De minister neemt een beschikking tot verlening van de in het eerste en derde lid bedoelde verhoging binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit artikel. De verhoging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor 30 procent toegedeeld aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel a, en voor 70 procent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel ba. Als bij de indicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel ba, gekozen is voor een uitsplitsing in subindicatoren, wordt de 70 procent toegedeeld aan die subindicatoren met gelijke percentages. De verhoging, bedoeld in het derde lid, wordt in zijn geheel toegedeeld aan de betreffende subindicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel ba.

  • 7. De minister kan minder dan 100 percent verlenen van het in het tweede lid bedoelde procentuele aandeel, indien de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen resultaten naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven.

  • 8. De minister geeft niet eerder toepassing aan het vorige lid dan nadat hij het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente heeft geïnformeerd waarom hij voornemens is daartoe over te gaan en hij het college binnen een door hem te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een aanpassing van de wijziging van het ontwikkelingsprogramma in te zenden.

F

Na artikel 12g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12ga

  • 1. De uitkeringen aan de centrumgemeenten voor vrouwenopvang worden in 2008 en 2009 verhoogd ten laste van de middelen die vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor 2008 en 2009 ter beschikking worden gesteld voor een extra impuls op het terrein van vrouwenopvang om de capaciteit aan opvangplaatsen uit te breiden en de advies- en steunpunten huiselijk geweld te versterken, voor crisisinterventie en daderopvang, mede met het oog op de Wet tijdelijk huisverbod, en voor de opvang en hulp aan tienermoeders.

  • 2. Het procentuele aandeel van de betreffende centrumgemeenten in de middelen, bedoeld in het eerste lid, wordt voor 2008 en 2009 vastgesteld overeenkomstig artikel 6.

  • 3. Binnen vier weken na inwerkingtreding van deze regeling dienen de colleges van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeenten bij de minister een aanvraag in tot de verhoging, bedoeld in het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van een wijziging van het ontwikkelingsprogramma. In deze wijziging van het ontwikkelingsprogramma worden de te bereiken resultaten opnieuw geformuleerd met inachtneming van de in het ontwikkelingsprogramma eerder vastgelegde te bereiken resultaten, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Besluit, en met inachtneming van de indicatoren, bedoeld in artikel 10, onderdelen i, k en r. Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit artikel worden aangemerkt als aanvragen als bedoeld in dit artikel.

  • 4. De minister neemt een beschikking tot verlening van de in het eerste lid bedoelde verhoging binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit artikel. De verhoging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor 15 procent toegedeeld aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel i, voor 15 procent aan de indicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel k, en voor 70 procent aan indicator, bedoeld in artikel 10, onderdeel r. Als bij de indicatoren, bedoeld in artikel 10, onderdelen k en r, gekozen is voor een uitsplitsing in subindicatoren, wordt de 15 en 70 procent toegedeeld aan die subindicatoren met gelijke percentages.

  • 5. De minister kan minder dan 100 percent verlenen van het in het tweede lid bedoelde procentuele aandeel, indien de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen resultaten naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven.

  • 6. De minister geeft niet eerder toepassing aan het vorige lid dan nadat hij het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente heeft geïnformeerd waarom hij voornemens is daartoe over te gaan en hij het college binnen een door hem te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een aanpassing van de wijziging van het ontwikkelingsprogramma in te zenden.

G

Artikel 12h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘2007 en 2008’ vervangen door: 2007, 2008 en 2009.

2. In het derde lid vervalt: , dat door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is goedgekeurd.

3. In het vierde lid wordt ‘door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is goedgekeurd’ vervangen door: is ingediend.

4. In het vijfde lid vervalt: en niet door laatstgenoemde wordt goedgekeurd.

5. Het zevende, achtste, negende en tiende lid vervallen.

H

Artikel 12ha wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘2007 en 2008’ vervangen door: 2007, 2008 en 2009.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de eerste zin wordt ingevoegd: De minister neemt in 2009 een beschikking tot verlening van de in het eerste lid bedoelde verhoging.

b. In de tweede volzin (nieuw) wordt ‘als aangegeven in artikel 10, onderdeel k’ vervangen door: als aangegeven in artikel 11, vierde lid, onderdeel d.

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt na ‘artikel 12ba, derde lid,’ ingevoegd: artikel 12bb, zesde en zevende lid,.

2. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. De aan gemeenten te verlenen voorschotten worden steeds verhoogd op de volgende wijze:

    • a. De aan de gemeenten, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, te verlenen voorschotten worden in de jaren 2007, 2008 en 2009 verhoogd met de bedragen, die de minister ten behoeve van het schooljaar 2007–2008 respectievelijk het schooljaar 2008–2009 op grond van artikel 12ba, derde lid, heeft toegekend;

    • b. De aan de gemeenten, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, te verlenen voorschotten worden in de jaren 2008 en 2009 verhoogd met de bedragen, die de minister op grond van artikel 12bb, zesde en zevende lid, voor 2008 en 2009 heeft toegekend, onverminderd de verhoging bedoeld in onderdeel a;

    • c. De aan de vier gemeenten, genoemd in artikel 12bb, derde lid, te verlenen voorschotten worden in 2008 en 2009 verhoogd met de bedragen, die de minister op grond van artikel 12bb, zesde lid, voor 2008 en 2009 heeft toegekend, onverminderd de verhoging bedoeld in de onderdelen a en b.

3. Het dertiende lid komt te luiden:

  • 13. De aan de centrumgemeenten voor vrouwenopvang te verlenen voorschotten worden:

    • a. voor het jaar 2008 en het jaar 2009 verhoogd met de helft van het bedrag dat de minister op grond van artikel 12g, derde lid, heeft verleend, en

    • b. voor het jaar 2008 en het jaar 2009 verhoogd met de bedragen, die de minister op grond van artikel 12ga, vierde en vijfde lid, heeft verleend, onverminderd de verhoging, bedoeld in onderdeel a.

4. Het veertiende lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. De aan de maatschappelijke centrumgemeenten te verlenen voorschotten worden voor de jaren 2007, 2008 en 2009 verhoogd met het bedrag dat de minister op grond van artikel 12h, vierde en vijfde lid, heeft verleend. Indien een maatschappelijke centrumgemeente bij de inwerkingtreding van deze regeling niet beschikt over een Plan van aanpak maatschappelijke opvang, wordt het procentuele aandeel, bedoeld in artikel 12h, tweede lid, door de minister als voorschot vóór 1 augustus 2007 respectievelijk 1 augustus 2008 beschikbaar gesteld, vooruitlopend op de beschikking tot verlening, bedoeld in artikel 12h, vierde en vijfde lid;

  • b. In onderdeel b wordt ‘2007 en 2008’ vervangen door: 2007, 2008 en 2009 op grond van artikel 12ha, derde lid,.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 november 2008

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E.E. van der Laan.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling voorziet in wijziging van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (hierna: de Uitvoeringsregeling) en omvat een drietal onderwerpen. In de eerste plaats worden extra middelen toegevoegd aan de uitkering voor voorschoolse educatie om het doelbereik te vergroten en de kwaliteit en toegankelijkheid van de voorschoolse educatie te bevorderen. In de tweede plaats worden extra middelen toegevoegd aan de uitkering voor vrouwenopvang om de capaciteit aan opvangplaatsen te vergroten, de advies- en steunpunten huiselijk geweld verder te versterken, en hulp en opvang aan bijvoorbeeld tienermoeders aan te bieden. In de derde plaats voorziet deze wijziging in een procedurele vereenvoudiging ten aanzien van de plannen van aanpak maatschappelijke opvang (Stedelijk Kompas) in verband met de verlening van middelen voor de uitvoering van deze plannen.

1. Onderwijsachterstandenbeleid: extra middelen voor voorschoolse educatie

Op 4 juni 2007 zijn in het Bestuursakkoord tussen Rijk en gemeenten, getiteld ‘Samen aan de slag’, onder andere afspraken gemaakt over het verbeteren en uitbreiden van de voor- en vroegschoolse educatie (hierna: VVE). Het kabinet heeft daarvoor extra financiële middelen ter beschikking gesteld. Het Bestuursakkoord is vervolgens nader ingevuld met bestuurlijke afspraken.

Op 3 april 2008 is een convenant getekend tussen de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW), mevrouw Sharon A.M. Dijksma, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over de intensivering van de VVE. De daarin met het Rijk overeengekomen afspraken over het eindbeeld van het doelgroepbereik en de kwaliteit in 2011 zijn:

  • Gemeenten bieden alle kinderen die VVE nodig hebben een plaats aan.

  • Gemeenten bepalen welke kinderen van 2,5 tot 4 jaar VVE nodig hebben.

  • Het gaat minimaal om het aantal plaatsen dat overeenkomt met het aantal voorschoolse doelgroepkinderen op basis van de gewichtenregeling zoals die in 2011 geheel is ingevoerd. Op deze plaatsen nemen ook kinderen van inburgeringsplichtigen- en van vrijwillige inburgeraars deel aan VVE.

  • Gemeenten spannen zich in om op 1 augustus 2011 alle voorschoolse doelgroepkinderen te bereiken met VVE, zowel via de kinderopvang als de peuterspeelzaal. Dit betekent ondermeer dat gemeenten de hoogte van de financiële bijdrage van ouders in het peuterspeelzaalwerk zodanig vaststellen dat dit voor die ouders geen financiële belemmering is om hun kind aan VVE te laten deelnemen.

  • Op plaatsen waar VVE wordt aangeboden, volgen doelgroepkinderen vier dagdelen per week een VVE-programma dat wordt verzorgd door gekwalificeerde leidsters. Gemeenten spannen zich in om VVE-programma’s te gebruiken waarvan de effectiviteit op de Nederlandse taalontwikkeling is bewezen. Gemeenten spannen zich voorts in om de VVE-programma’s uit te voeren met een dubbele bezetting of een gunstige leidster-kind-ratio.

Op 17 maart 2008 is tussen de wethouders Onderwijs en Jeugd van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht en de Staatssecretaris van OCW, mevrouw Sharon A.M. Dijksma een ‘Bestuurlijke overeenkomst over voorschoolse educatie in de G4’ getekend, waarin onder andere een minimaal in de G4 in 2011 te realiseren aantal voorschoolse plaatsen is vastgelegd, die tevens voldoen aan de kwaliteitseisen, zoals die ook in het VVE-convenant zijn vermeld. Verder is met de G4 overeengekomen dat er in 2009 een dekkend aanbod aan voorschoolse plaatsen in de Krachtwijken van de G4 wordt gerealiseerd. Daarvoor stelt het Rijk eenmalig € 5 miljoen voor 2008 en € 5 miljoen voor 2009 extra beschikbaar. De G4 vervullen hier een voortrekkersrol en met hen worden nadere afspraken gemaakt over de wijze waarop de ervaringen worden vastgelegd en aan andere gemeenten beschikbaar worden gesteld.

Daarnaast is vanaf 1 januari 2009 een extra bedrag beschikbaar om de toegankelijkheid van peuterspeelzalen te verbeteren voor ouders met een kind dat VVE nodig heeft. Ouders moeten in de meeste gemeenten een financiële bijdrage betalen om hun kind aan VVE te laten deelnemen. Uit onderzoek is gebleken dat dit juist de belangrijkste reden voor ouders is om hun kind niet aan VVE te laten deelnemen. Het kabinet meent dat de kosten voor deze ouders geen belemmering mogen zijn. De ouderbijdrage voor deze ouders komt daarmee maximaal op het niveau van de kinderopvang. Dit is vastgelegd in een brief die op 23 mei 2008 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II 2007/08, 31 322, nr. 24).

2. Vrouwenopvang: extra middelen voor uitbreiding capaciteit opvangplaatsen, versterking advies- en steunpunten huiselijk geweld, en hulp aan tienermoeders

Op 18 juni 2008 is de Actieverklaring ‘Beschermd en Weerbaar’ door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten namens de centrumgemeenten die zijn aangewezen voor vrouwenopvang, de Federatie Opvang, de MOgroep en GGD Nederland ondertekend. Daarin zijn afspraken gemaakt over de inzet om gezamenlijk te komen tot een toekomstbestendig stelsel van opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties.

Op diezelfde dag hebben de colleges van burgemeester en wethouders van de centrumgemeenten voor vrouwenopvang van het Ministerie van VWS een informatiebrief over de extra middelen ‘Beschermd en Weerbaar’ ontvangen (kenmerk: DMO/SSO-2857790). Daarbij was gevoegd een overzicht met het voorlopige bedrag dat voor de betreffende centrumgemeenten in dit kader vanaf 2008 beschikbaar is. Deze rijksbijdrage is indicatief, omdat de jaarlijkse verwerking van de meest actuele gegevens aan het eind van het jaar plaatsvindt en in geringe mate nog effect heeft op de budgetverdeling (onder meer gebaseerd op inwonertal). De Actieverklaring is het bestuurlijk kader, waarbinnen deze extra middelen worden ingezet.

De extra middelen zijn bedoeld voor extra capaciteit aan opvangplaatsen voor de vrouwenopvang, en om te komen tot sterke en toegankelijke advies- en steunpunten huiselijk geweld (hierna: ASHG’s) als spil in de ketenaanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Door middel van deze extra middelen kunnen de ASHG’s hun toegankelijkheid en bereikbaarheid, hun preventie- en laagdrempelig hulpverleningsaanbod, hun coördinerende rol in de (veiligheids- en hulpverlenings)keten verbeteren en verbreden en de toegenomen vraag van de verschillende groepen opvangen. Ook kan worden geïnvesteerd in (de totstandkoming van) crisisinterventie (teams) en daderopvang, mede met het oog op de Wet tijdelijk huisverbod. Ook de opvang en hulp aan tienermoeders krijgt een extra impuls.

3. Plan van aanpak maatschappelijke opvang (Stedelijk Kompas)

Voor de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid die tot het GSB behoren wordt een bedrag voor 2009 vanuit de middelen voor de openbare geestelijke gezondheidszorg toegevoegd aan de uitkering (artikel 12h, eerste en tweede lid, van de Uitvoeringsregeling), zoals eerder ook een bedrag voor 2007 en 2008 is toegevoegd.

In verband met deze toevoegingen is in de Uitvoeringsregeling eerder vastgelegd dat voor deze middelen de volgende resultaatafspraak wordt overeengekomen: het opstellen van een Plan van aanpak maatschappelijke opvang, dat vervolgens is goedgekeurd door het Rijk.

De centrumgemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben reeds begin 2006 een Plan van aanpak maatschappelijke opvang Rijk/G4 opgesteld. Inmiddels hebben in 2008 de andere centrumgemeenten die tot het GSB behoren ook een Plan van aanpak maatschappelijke opvang (Stedelijk Kompas) ingediend bij het Rijk.

In de GSB III periode resteert voor de uitvoering van deze Stedelijke Kompassen alleen het jaar 2009, terwijl deze plannen een looptijd hebben van vier á vijf jaar. De doelstellingen die beschreven zijn in de Kompassen zijn afgestemd op die termijn. Om administratieve lasten te voorkomen is besloten dat voor deze centrumgemeenten de bestaande met het Rijk overeengekomen prestatieafspraken op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid blijven gelden. Voor 2009 worden de meerjarige doelstellingen in de Stedelijke Kompassen dan ook niet meer omgerekend (naar ultimo 2009). Om dezelfde reden vervalt de voorwaarde dat het Plan van aanpak maatschappelijke opvang dient te zijn goedgekeurd (artikel 12h, derde, vierde en vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling).

Tevens vindt in 2009 een extra toevoeging van € 15 miljoen aan de uitkering plaats van middelen voor 2009 ten behoeve van de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, zoals eerder ook een extra bedrag van € 15 miljoen voor 2007 en 2008 is toegevoegd voor deze gemeenten (artikel 12ha, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling). Het procentuele aandeel van de vier gemeenten in de middelen is gebaseerd op de kostenraming zoals opgenomen in het Plan van aanpak maatschappelijke opvang (artikel 12ha, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling). In 2009 neemt de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie een beschikking tot verlening van de verhoging van de uitkering met de middelen voor 2007, 2008 en 2009 (artikel 12ha, derde lid, van de Uitvoeringsregeling). Het voorschot betreft een vooruitbetaling, bedoeld als voorfinanciering van een eventuele herverdeling van de verdeelsleutel maatschappelijke opvang (zie artikel 17 van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid) en voor de voortgang in de uitvoering van het Plan van aanpak maatschappelijk opvang van deze centrumgemeenten (artikel 14, veertiende lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling).

Artikelsgewijs

Artikel I

onderdeel A

Aan de uitkering voor de centrumgemeenten voor maatschappelijk opvang en verslavingsbeleid worden ook de middelen toegevoegd voor openbare geestelijke gezondheidszorg.

onderdeel B

De uitkering voor de gemeente Sittard-Geleen wordt verhoogd met € 159.511,67.

Deze verhoging is als volgt opgebouwd: €  96.791,67 voor de extra rijksbijdrage op het terrein van voorschoolse educatie in 2008 en €  62.720,00 voor het resterende voorschot (circa 40%) in verband met het voor 2008 aangevraagde aantal inburgeringsvoorzieningen in het kader van de zogenoemde Pardonregeling.

onderdeel C

Dit onderdeel maakt het voor de centrumgemeenten voor vrouwenopvang mogelijk om voor de extra middelen op het terrein van vrouwenopvang onder de betreffende indicator verscheidene subindicatoren te formuleren naar eigen keuze, indien er sprake is van meer resultaatafspraken.

onderdeel D

Voor de centrumgemeenten maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht die begin 2006 een Plan van aanpak maatschappelijke opvang Rijk/G4 hadden opgesteld blijft de verrekensystematiek hetzelfde (artikel 11, vierde lid, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling). Voor de andere GSB-centrumgemeenten, die in 2008 hun Plan van aanpak maatschappelijke opvang (Stedelijk Kompas) hebben ingediend bij het Rijk, blijven de bestaande met het Rijk overeengekomen prestatieafspraken op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid gelden. Daarom wordt voor deze centrumgemeenten de percentsgewijze verdeling van de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid, die zijn toegedeeld aan de onderdelen a en c van artikel 11, vierde lid, niet toegevoegd aan onderdeel d.

onderdeel E

De extra middelen voor de G31 worden aan de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (hierna: BDU SIV) van het Grotestedenbeleid (hierna: GSB) toegevoegd (artikel 12bb, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling). Voor iedere gemeente wordt het totale schoolgewicht vastgesteld en daarna het aandeel in de verhoging van de brede doeluitkering (artikel 12bb, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling). Ook de eenmalige extra middelen voor de G4 om ultimo 2009 een dekkend aanbod aan voorschoolse plaatsen te realiseren voor doelgroepkinderen in de Krachtwijken worden toegevoegd aan de uitkering (artikel 12bb, derde lid, van de Uitvoeringsregeling). Volgens de systematiek van het GSB betekent deze verhoging van de BDU SIV dat de eerder met het Rijk overeengekomen prestatieafspraken over voorschoolse educatie tot en met 2009 (einde GSB III periode) dienen te worden herzien, als onderdeel van het (gewijzigde) meerjaren ontwikkelingsprogramma. Het Ministerie van OCW heeft de G27 over de indiening van de aanvraag tot het herzien van de prestatieafspraken geïnformeerd bij brief van 24 juli 2008 (kenmerk: PO/OO/32643). Voor de G4 geldt als aanvraag de ‘Bestuurlijke overeenkomst over voorschoolse educatie in de G4’ (artikel 12bb, vierde en vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling). Het toevoegen van de extra middelen en benutten van de zogenoemde ‘open doelstelling’ heeft ook gevolgen voor de verrekensystematiek. Indien aan het eind van de GSB III periode verrekening aan de orde is, worden voor de indicatoren standaardpercentages gehanteerd die voor alle G31 gelijk zijn (artikel 12bb, zesde lid, van de Uitvoeringsregeling).

De voorschotverlening in 2008 en 2009 vindt plaats op basis van artikel 14, achtste lid, onderdelen b en c, van de Uitvoeringsregeling. Voor de gemeente Sittard-Geleen wordt de uitkering verhoogd op basis van artikel 9b, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling en het voorschot verleend op basis van artikel 14, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling. De verantwoording over de extra middelen en de behaalde resultaten voor voorschoolse educatie vindt op de gebruikelijke wijze plaats via de BDU SIV.

onderdeel F

Voor de 25 centrumgemeenten voor vrouwenopvang, die vallen onder het GSB, worden de extra middelen voor 2008 en 2009 toegevoegd aan de BDU SIV (artikel 12ga, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling). De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van de gebruikelijke verdeelsleutel voor de vrouwenopvang (artikel 12ga, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling). Deze verhoging van de uitkering betekent dat volgens het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid de eerder met het Rijk overeengekomen prestatieafspraken over vrouwenopvang 2005 t/m 2009 dienen te worden herzien, als onderdeel van het (gewijzigde) meerjaren ontwikkelingsprogramma.

Het Ministerie van VWS heeft de betreffende GSB-centrumgemeenten voor vrouwenopvang over de indiening van de aanvraag tot het herzien van de prestatieafspraken geïnformeerd bij brief van 17 juli 2008 (kenmerk: DMO/SSO-2863338).

Hierbij is de centrumgemeenten ook gewezen op benutting van de zogenoemde ‘open doelstelling‘ (maatwerk) om de ambities te herformuleren, mede afhankelijk van de opgaven in het verzorgingsgebied (artikel 12ga, derde lid, van de Uitvoeringsregeling). Het toevoegen van de extra middelen en benutten van de ‘open doelstelling’ heeft ook gevolgen voor de verrekensystematiek. Indien aan het eind van de GSB III periode verrekening aan de orde is, worden voor de indicatoren standaardpercentages gehanteerd die voor alle GSB-centrumgemeenten gelijk zijn (artikel 12ga, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling). De voorschotverlening in 2008 en 2009 vindt plaats op basis van artikel 14, dertiende lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling. De verantwoording over de extra middelen en de behaalde resultaten voor vrouwenopvang vindt op de gebruikelijke wijze plaats via de BDU SIV.

onderdeel G, onder 5

Omdat alle centrumgemeenten maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid die tot het GSB behoren een Plan van aanpak hebben ingediend bij het Rijk, kan het alternatief vervallen dat – indien de betreffende centrumgemeenten niet zouden kiezen voor een dergelijk plan – zij een voorstel indienen voor het herzien van de bestaande resultaatafspraken gerelateerd aan het doel van de ophoging van het budget: het verbeteren van de toeleiding tot zorg, waarbij eveneens gebruik wordt gemaakt van de zogenoemde ‘open doelstelling’. De betreffende bepalingen kunnen derhalve ook vervallen (artikel 12h, zevende, achtste, negende en tiende lid, van de Uitvoeringsregeling).

onderdeel H, onder 3

Dit onderdeel betreft een correctie van een verkeerde verwijzing.

onderdeel I

Dit betreft de aanpassing van de bevoorschotting in verband met de extra middelen die met deze regeling zijn toegevoegd aan de BDU SIV.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E.E. van der Laan.

Naar boven