Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2008

25 november 2008

Nr. 08.071553

Het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers,

Gelet op artikel 7, tweede lid, van de Organisatiewet Kadaster en de artikelen 10:3 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Dienst:

de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Organisatiewet Kadaster;

b. het bestuur:

het bestuur van de Dienst;

c. directeur:
  • 1°. directeur Strategie en Beleid;

  • 2°. directeur Rechtszekerheid;

  • 3°. directeur GEO;

  • 4°. directeur Services;

  • 5°. directeur Financiën, Planning en Control;

  • 6°. secretaris Raad van Bestuur;

d. Akarn:

Algemeen Kadaster Ambtenarenreglement Nieuw (Akarn).

Artikel 2

  • 1. Aan elk van de directeuren wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid op grond van het Akarn besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten, met dien verstande dat van het mandaat, volmacht en machtiging worden uitgezonderd:

    • a. de bevoegdheid tot het beschrijven en waarderen van functies, bedoeld in artikel 3.5;

    • b. de bevoegdheid tot het treffen van een regeling als bedoeld in artikel 3:9;

    • c. de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen inzake flexibilisering van de arbeidstijd als bedoeld in artikel 4:22;

    • d. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:5, 6:14 en 6:18;

    • e. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 7:39 en 7:47;

    • f. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 8:1, tweede lid, en 8:13;

    • g. de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen inzake de disciplinaire straf van ontslag als bedoeld artikel 9:5, eerste lid, onderdeel l;

    • h. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen inzake ontslag op gronden als bedoeld in de artikelen 10:7, 10:8, 10:9, 10:10 en 10:13;

    • i. de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen, bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, voor zover het niet gaat om beslissingen inzake het aanstellen, benoemen, verplaatsen in dan wel naar een hogere dan formele schaal.

  • 2. Aan elk van de directeuren wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:

    • a. op grond van de:

      • 1°. Regeling reis- en verblijfskosten bij dienstreizen;

      • 2°. Regeling Sociaal Plan Kadaster 2002 (SPK2002), met dien verstande dat van het mandaat, volmacht en machtiging wordt uitgezonderd de bevoegdheden bedoeld in artikel 30;

      • 3°. Regeling uitzendvoorwaarden;

      • 4°. Regeling voorschriften bij ziekte;

      • 5°. Regeling werving en selectie;

      • 6°. 5% Ziektekostenregeling;

      • 7°. Regeling terbeschikkingstelling bedrijfsauto Kadaster, inclusief privé gebruik;

      • 8°. Regeling levensloop Kadaster;

    • b. inzake de terbeschikkingstelling van laptops en mobiele telefoons.

  • 3. Aan elk van de directeuren wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend om, ter uitvoering van de tussen de Dienst en de Centrales voor Overheidspersoneel op 22 september 2005 te Utrecht overeengekomen afspraken met betrekking tot het personeelsprogramma ‘Maatwerk binnen een kader’, met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid, besluiten te nemen inzake de toekenning van de in die overeenkomst genoemde (flankerende) instrumenten, alsmede om daaromtrent privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten.

  • 4. Uitsluitend voor de gevallen waarin de directeur GEO afwezig is, worden gelijke mandaten, volmachten en machtigingen als die op grond van het eerste tot en met derde lid aan de directeur GEO zijn verleend, ook verleend aan de directeur Rechtszekerheid.

  • 5. Uitsluitend voor de gevallen waarin de directeur Rechtszekerheid afwezig is, worden gelijke mandaten, volmachten en machtigingen als die op grond van het eerste tot en met derde lid aan de directeur Rechtszekerheid zijn verleend, ook verleend aan de directeur GEO.

  • 6. Aan de directeur Services wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van gewezen ambtenaren van de Dienst besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:

    • a. op grond van het Akarn, voor zover betreffend:

      • 1°. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:5, 6:14 en 6:18;

      • 2°. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:6 tot en met 6:9, 6:11 tot en met 6:13, 6:16, 6:17 en 6:19;

      • 3°. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 10:14 en 10:16;

    • b. op grond van de Regeling bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid;

    • c. op grond van de 5% Ziektekostenregeling.

    Aan de directeur Services wordt ook mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van ambtenaren van de Dienst besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:

    • a. op grond van de Regeling chauffeurs leden Raad van Bestuur;

    • b. op grond van het voor IT Services vastgestelde werktijdenreglement;

    • c. op grond van de Regeling spaarloon;

    • d. op grond van de Regeling tegemoetkoming zorgverzekering;

    • e. inzake de toekenning van BHV toelagen als bedoeld in de Tabel BHV toelagen Kadaster per 1 januari 2004.

  • 7. De in het eerste tot en met zesde lid omschreven mandaten, volmachten en machtigingen worden verleend met inachtneming van de artikelen 3 tot en met 6.

Artikel 3

  • 1. Aan het bestuur blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels.

  • 2. Een directeur is niet bevoegd een besluit te nemen, noch om een privaatrechtelijke rechtshandeling of een andere handeling dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten met betrekking tot hemzelf.

  • 3. Een directeur is niet bevoegd een besluit met een mogelijke precedentwerking te nemen. Een directeur legt een besluit als bedoeld in de eerste zin steeds aan het bestuur ter beslissing voor. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing op een privaatrechtelijke rechtshandeling en een andere handeling dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling.

Artikel 4

  • 1. Een directeur oefent zijn mandaat, volmacht en machtiging uit binnen de grenzen van de voor zijn eenheid vastgestelde taken en zijn functieomschrijving, alsmede met inachtneming van het ter zake geldende recht, de door het bestuur vastgestelde kaders zoals beleids- en uitvoeringsregels, en de bepalingen vermeld in dit besluit.

  • 2. Het nemen van beslissingen of het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen met mogelijke financiële gevolgen geschiedt overigens met inachtneming van de aan hem toegekende budgetten op basis van het geldende jaarplan.

  • 3. Bij de uitoefening van de in artikel 2, vierde en vijfde lid, bedoelde mandaten, volmachten en machtigingen is de directeur Rechtszekerheid onderscheidenlijk de directeur GEO gehouden tot hetgeen waartoe de directeur GEO onderscheidenlijk de directeur Rechtszekerheid gehouden is op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 5

  • 1. Met betrekking tot de uitoefening van het mandaat, de volmacht en de machtiging door een directeur kan het bestuur algemene en bijzondere aanwijzingen geven.

  • 2. Een directeur is, indien het eerste lid toepassing heeft gevonden, gehouden de algemene en bijzondere aanwijzingen van het bestuur op te volgen.

Artikel 6

  • 1. Een directeur is bevoegd aan functionarissen die rechtstreeks onder hem ressorteren, een algemeen ondermandaat, algemene ondervolmacht en algemene ondermachtiging te verlenen ten aanzien van bevoegdheden die aan hem zijn verleend op grond van artikel 2, eerste, tweede, derde en zesde lid.

  • 2. De uitoefening van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid geschiedt met inachtneming van de door het bestuur gegeven aanwijzingen.

  • 3. Een directeur kan aan de in het eerste lid genoemde functionarissen met betrekking tot de uitoefening van het ondermandaat, de ondervolmacht en de ondermachtiging algemene en bijzondere aanwijzingen geven.

  • 4. De directeur is gehouden toe te zien op de naleving van dit besluit en van de algemene en bijzondere aanwijzingen, bedoeld in artikel 5 en het derde lid van dit artikel, door degene aan wie hij ondervolmacht en ondermachtiging heeft verleend.

  • 5. Een directeur die ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging verleent, draagt zorg voor bekendmaking hiervan. Hij legt een register aan met betrekking tot door hem verleende ondermandaten, ondervolmachten en ondermachtigingen. De directeur draagt tevens zorg, voor zover nodig, voor de te verrichten opgaven aan het handelsregister.

Artikel 7

Het Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2008.

Dit besluit zal met de toelichting worden bekendgemaakt in de Staatscourant.

Apeldoorn, 25 november 2008

Raad van Bestuur,

Th.A.J. Burmanje.

G.J.M. Barnasconi.

A.P.G. Groothedde.

Bezwaarclausule

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, een bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van het Kadaster door tussenkomst van mr. J.G. Brouwer, senior juridisch adviseur bij Juridische Services, postbus 9046, 7300 GH Apeldoorn. Het bezwaarschrift moet van een datum en van uw naam en adres zijn voorzien. U moet duidelijk aangeven waarom en tegen welk besluit u bezwaar maakt en zo mogelijk een kopie van het besluit meezenden. Op het bezwaar zal een besluit worden genomen door de Raad van Bestuur van het Kadaster.

TOELICHTING

Algemeen

  • 1. Op 1 maart 2008 was de inrichting van de vijf nieuwe directies van de Dienst met de inrichting van de directies Rechtszekerheid en GEO voltooid. De voltooiing van deze fase van de organisatie-ontwikkeling van het Kadaster heeft, in de eerste plaats, geleid tot het Reglement inrichting organisatie Kadaster 2008 dat op 20 juni 2008 in werking is getreden en terugwerkte tot en met 1 maart 2008. Die voltooiing en de bij die organisatie-ontwikkeling behorende besturingsvisie (zie hierna onder 2) noopten ook de verlening van mandaat, volmacht en machtiging voor P-zaken zoals vastgelegd in het Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2006, daarop af te stemmen en de mogelijkheid te openen tot verlening van ondermandaat enz. voor P-zaken door directeuren aan de tweede managementlaag.

    In een en ander wordt voorzien door een nieuw besluit, te weten het onderhavige Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2008, waarbij het besluit van 2006 is ingetrokken.

  • 2. Bij het nader vorm geven van de inhoud van het nieuwe besluit is als uitgangspunt gehanteerd, dat de te verlenen mandaten, volmachten en machtigingen dienen aan te sluiten bij de aan de nieuwe organisatie ten grondslag liggende besturingsvisie. In die visie is het bestuur verantwoordelijk voor de vaststelling van strategie en beleid(skaders) en toezicht op de uitvoering; de directeuren en de secretaris Raad van Bestuur zijn verantwoordelijk voor de uitvoering binnen de kaders van het beleid.

    De voornoemde visie maakt dat beslissingen over de individuele rechtspositie van de medewerker operationele aangelegenheden zijn. Het is dan ook vanzelfsprekend de bevoegdheid om die beslissingen te nemen zo veel mogelijk te mandateren enz. aan de directeuren en de secretaris Raad van Bestuur.

    De hiervoor genoemde besturingsvisie en de inrichting van de organisatie met een grote span of control van drie van de vijf directeuren maken het verder wenselijk over te gaan tot ondermandatering enz. van P-beslissingsbevoegdheden aan de MT-leden, zijnde tevens afdelingshoofd, van een directie.

    Bij het voorgaande is verder van belang dat in artikel 3, derde lid, is bepaald dat besluiten enz. met een mogelijke precedentwerking aan de Raad van Bestuur ter beslissing moeten worden voorgelegd. De hiervoor op hoofdlijnen beschreven nieuwe opzet van de (onder)mandatering enz. maakt dat de (onder)gemandateerde geen ruimte wordt gelaten om beleid te maken.

  • 3. De besluiten omtrent de Kadaster organisatie-ontwikkeling kent geen inregeling van het plaatsvervangerschap van directeuren. Dat brengt mee dat in het onderhavige besluit niet meer een bepaling is opgenomen, die erop neerkomt dat bij afwezigheid van een directeur zijn plaatsvervanger gelijke bevoegdheden als de directeur heeft en moet kunnen uitoefenen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Algemeen
  • 1. In dit artikel zijn bepalingen opgenomen omtrent de materiële inhoud van de door het bestuur verleende mandaten, volmachten en machtigingen voor personele aangelegenheden en de functionarissen aan wie zij zijn verleend. De te mandateren enz. bevoegdheden komen niet alleen voor in het Algemeen Kadaster ambtenarenreglement nieuw (Akarn) en in de zogenoemde ‘Overige rechtspositieregelingen’, maar ook in ‘andere regelingen’.

  • 2. In het eerste, tweede, derde en zesde lid wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend van aan het bestuur toekomende bevoegdheden opgenomen in het Akarn en in de in het tweede en zesde lid genoemde en bedoelde regelingen. Bij de uitoefening van die bevoegdheden behoeft het niet steeds te gaan om de individuele rechtspositie van personeelsleden. Zo is daarvan geen sprake als het gaat om het benutten van de fiscale faciliteit van spaarloon, met het oog waarop door het bestuur de Regeling spaarloon is tot stand gebracht. Dit soort aangelegenheden wordt als een aparte categorie begrepen onder ‘individuele personele aangelegenheden’. Met oog daarop is dan ook in het eerste, tweede, derde en zesde lid dan ook de zinsnede ‘individuele personele aangelegenheden’ opgenomen.

Eerste tot en met derde lid
  • 1. Het eerste lid betreft de mandatering, volmachtverlening en machtiging van bevoegdheden van het bestuur die zijn opgenomen in het Akarn. Bij die bevoegdheden gaat het vooral om het nemen van beslissingen inzake de rechtspositie van individuele personeelsleden van het Kadaster en de te nemen beslissingen zijn dan ook veelal Awb-besluiten. Met het oog daarop is mandaat verleend.

    Echter, niet alle bevoegdheden die het bestuur op grond van het Akarn zijn toegekend, resulteren bij hun uitoefening uitsluitend in Awb-besluiten. Te denken valt aan het overeenkomen van bedingen als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, Akarn, het toekennen van een schadeloosstelling als bedoeld in artikel 7:72 Akarn, beslissingen tot het verhalen van schade op derden als bedoeld in artikel 25 van de Regeling voorschriften bij ziekte, het aangaan van een gebruiksovereenkomst inzake bedrijfsauto’s als bedoeld in Regeling ter beschikkingstelling bedrijfsauto Kadaster, inclusief privé gebruik, het aangaan van detacheringsovereenkomsten, enz. Al deze beslissingen hebben gemeen dat het gaat om het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Met het oog daarop is volmacht verleend.

    Ook komen in de regelingen beslissingen voor die noch een Awb-besluit zijn noch een privaatrechtelijke rechtshandeling. Genoemd kunnen worden beslissingen tot verificatie van gegevens als bedoeld in artikel 2:8, tweede lid, Akarn, beslissingen tot het vragen van verklaringen omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 2:8, vijfde lid, Akarn. Daarnaast is het bestuur gehouden tot het doen van mededelingen als bedoeld in artikel 2:12, tweede lid, Akarn. Al deze beslissingen en handelingen zijn geen besluiten noch privaatrechtelijke rechtshandelingen en met het oog daarop wordt ten aanzien van de betrokken bevoegdheden machtiging verleend.

  • 2. Om een juiste voorstelling van de omvang en reikwijdte van de in dit artikel verleende mandaten enz. te krijgen is allereerst het volgende van belang. Het eerste, tweede en derde lid kennen een opzet, waarbij wordt bepaald dat de directeuren mandaat enz. wordt verleend beslissingen te nemen en ‘andere handelingen’ te verrichten met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid. Dit brengt mee dat de aan het bestuur in het Akarn (eerste lid) en in de in het tweede lid genoemde regelingen toegekende bevoegdheden tot het nemen van beslissingen en het verrichten van handelingen van algemene aard niet onder het mandaat enz. vallen. Daarbij kan dan gedacht worden aan de bevoegdheden tot:

    • a. het stellen van (nadere) regels die zowel in het Akarn als in diverse van de in het tweede lid genoemde regelingen voorkomen als een opdracht dan wel als een facultatieve bevoegdheid aan het bestuur;

    • b. het vaststellen van eisen van geschiktheid en bekwaamheid ex artikel 2:8, eerste lid, Akarn;

    • c. het vaststellen van de functies waarvoor een onderzoek naar medische geschiktheid van de betrokkene noodzakelijk is ex artikel 2:8, vierde lid, Akarn;

    • d. het instellen of aanwijzen van een adviescommissie ex artikel 2:11, vierde lid, Akarn;

    • e. het nemen van beslissingen inzake het uitzonderen van ambtenaren of groepen van ambtenaren van de toepassing van hoofdstuk 3 Akarn, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, Akarn;

    • f. het vaststellen van formulieren, bedoeld in de artikelen 2.1.4, vierde lid, 3.1.1, vierde lid, 4.1, vijfde lid, en 5.1.1, zesde lid, van de Regeling levensloop Kadaster.

    Ook kan nog gedacht worden aan de aan het bestuur toekomende bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk 11 Akarn (dat gaat over het overleg met de centrales van verenigingen van ambtenaren) en aan de bevoegdheid van het bestuur, bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van de Regeling melding interne klachten en klokkenluiden (de aanwijzing van een ambtelijke secretaris van de Commissie Integriteit Kadaster).

    In de tweede plaats is voor omvang en reikwijdte van de onderhavige mandaten enz. ook van belang dat zij door de in het eerste en tweede lid voorkomende zinsnede ‘personeelsleden behorend tot zijn eenheid’ worden afgebakend. Aldus vallen personeelsleden van andere organisatorische eenheden niet onder het mandaat van een directeur en bestrijkt het mandaat enz. bijvoorbeeld niet de aan het bestuur toekomende bevoegdheden tot het nemen van beslissingen ten aanzien van gewezen personeelsleden die niet of niet meer tot het personeel van een directie behoren.

    In de derde plaats wordt de vorenbedoelde omvang en reikwijdte ook bepaalde door de in het eerste lid vermelde bevoegdheden die van het verleende mandaat enz. zijn uitgezonderd. Daarbij is van belang dat het bezigen van de zinsnede ‘het nemen van beslissingen inzake’ (bijvoorbeeld inzake doorbetaling van bezoldigingen) niet alleen een besluit tot doorbetalen omvat. Ook een besluit om niet door te betalen of een genomen besluit tot wijziging of intrekking van een eerder genomen besluit valt onder voornoemde zinsnede. Deze zinsnede beoogt, als aanscherping van de omschrijving van de van mandaat enz. ‘uitgezonderde’ bevoegdheden, te voorkomen dat bijvoorbeeld een gemandateerde een door het bestuur genomen besluit tot toekenning van een toelage kan intrekken, wijzigen enz., hetgeen ongewenst voorkomt.

    Ten slotte is in dezen nog van belang, dat bijvoorbeeld ook de behandeling van aanvragen en verzoeken, waarbij nog wel eens heen en weer gecorrespondeerd wordt alvorens de beslissing op de aanvraag dan wel het verzoek wordt genomen, gezien het stelsel van de Awb onder ‘beslissen’ valt. Dit behoeft derhalve niet expliciet in het besluit bepaald te worden.

Derde lid

In de tussen de Dienst en de Centrales voor Overheidspersoneel op 22 september 2005 te Utrecht overeengekomen afspraken met betrekking tot het personeelsprogramma ‘Maatwerk binnen een kader’, is een overzicht gegeven van de (flankerende) instrumenten die kunnen worden toegekend. Het gaat daarbij ook om instrumenten die zijn ontleend aan het Sociaal Plan Kadaster 2002 en kunnen worden toegekend ook als (nog) geen sprake is van boventalligheid of het aangewezen zijn als herplaatsingskandidaat. Het onderhavige lid verleent aan de directeuren mandaat enz. om de vorenbedoelde flankerende instrumenten in die gevallen toe te passen.

Vierde en vijfde lid

In het kader van de organisatie-ontwikkeling Kadaster is besloten in de nieuwe organisatie het plaatsvervangerschap van directeuren enz. niet in te regelen. Bij afwezigheid van een directeur moet soms – kort gezegd – de besluitvorming toch doorgang vinden waar het betreft bevoegdheden die gemandateerd enz. maar niet ondergemandateerd enz. zijn. Het desbetreffende besluit kan in die gevallen worden genomen door het bestuur, die na het verlenen van mandaat enz. ook zelf daartoe bevoegd blijft, of door het lid van het bestuur dat daartoe mandaat en machtiging is verleend bij het Besluit verlening mandaat en machtiging leden Raad van Bestuur Kadaster 2006.

De bepalingen van het vierde en vijfde lid openen voor de directies Rechtszekerheid en GEO een extra mogelijkheid om in voornoemde gevallen de besluitvorming voortgang te laten vinden.

Indien de directeur GEO en de directeur Rechtszekerheid bij afwezigheid van de directeur Rechtszekerheid respectievelijk de directeur GEO tekenen, dient dit uitdrukkelijk vermeld te worden in het besluit door vermelding van ‘b.a.’ voorafgaand aan de handtekening.

Zesde lid

In dit lid wordt uitsluitend aan de directeur Services mandaat enz. verleend ten aanzien van de in dat lid bedoelde bevoegdheden van het bestuur. In de eerste zin gaat het daarbij om bevoegdheden die worden uitgeoefend ten aanzien van gewezen ambtenaren van de Dienst, dus ten aanzien van personen die geen medewerker meer zijn van een organisatorische eenheid van de Dienst. Mandatering van dit soort bevoegdheden aan de directeur Services is op zijn plaats, omdat een onder hem ressorterende eenheid is belast met P-aangelegenheden van gewezen medewerkers van de Dienst. Deze bevoegdheden komen niet alleen voor in artikelen die uitsluitend bevoegdheden betreffen ten aanzien van gewezen ambtenaren van de Dienst (zoals artikel 6:5 Akarn), Zij komen ook voor in artikelen van het Akarn (bijv. artikel 6:6) en van andere regelingen die bevoegdheden regelen met betrekking tot zowel medewerkers als gewezen ambtenaren van de Dienst.

In de tweede zin wordt aan de directeur Services mandaat enz. verleend, in de eerste plaats, ten aanzien van bevoegdheden die zijn opgenomen in regelingen enz. die uitsluitend medewerkers betreffen die behoren tot de directie Services (onderdelen a en b). Wat betreft de bevoegdheden opgenomen in de in de tweede zin, onder c en d, genoemde regelingen, wordt mandaat enz. uitsluitend aan de directeur Services verleend, omdat het gaat om inhoudingen en toekenningen die direct via het salaris worden geëffectueerd door een eenheid die ressorteert onder de directeur Services.

Ten slotte wordt de in de tweede zin, onder e, bedoelde bevoegdheid aan uitsluitend de directeur Services gemandateerd, omdat – kort gezegd – de bedrijfshulpverlening een aangelegenheid is die wordt aangestuurd door een eenheid die ressorteert onder de directeur Services.

Artikel 3

  • 1. In de Regeling bezwaarschriftenprocedure rechtspositionele besluiten, die op 1 mei 2007 in werking is getreden, is de behandeling van P-bezwaren bij het bestuur belegd. In verband daarmee behoefde niet meer een bepaling te worden opgenomen, dat een directeur niet bevoegd is te beslissen op een bezwaarschrift ingeval hij zelf het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt, heeft genomen of anderszins bij dat besluit betrokken is geweest.

  • 2. Het derde lid verplicht een directeur steeds na te gaan of een te nemen besluiten mogelijk een precedentwerking heeft. Is dat naar zijn oordeel het geval, dan mag hij dat besluit niet zelf nemen maar moet hij het ter beslissing voorleggen aan het bestuur.

Artikel 4

Eerste en tweede lid

Bij de in het eerste lid bedoelde kaders die een directeur bij de uitoefening van zijn mandaat, volmacht en machtiging in acht dient te nemen, zijn in het eerste lid al als voorbeelden genoemd de geldende beleids- en uitvoeringsregels. Het beleid voor de uitvoering ligt ook vast in het meerjarenbeleidsplan en de daarop gebaseerde jaarplanningen, deelplannen, P-beleid en nadere beleidsnota's over de strategie van het Kadaster. Kaders worden door het bestuur vastgesteld zoals het Akarn, de functiematrix, het opleidingsbeleid, integriteitsbeleid enz.

Bij ‘kaders’ kan verder gedacht worden aan het Handboek AO/IC Kadaster, het Handboek Bedrijfseconomische Besturing (HBEB) 2002 en het register tekeningsbevoegdheden voor het verrichten van financiële handelingen (deze laatste term is gelijk te stellen met privaatrechtelijke rechtshandelingen). In het tweede lid wordt, wat betreft – kort gezegd – het aangaan van financiële verplichtingen, daaraan nog als voorbeeld van kaders toegevoegd het budgettaire kader op basis van het geldende jaarplan.

Derde lid

Dit lid maakt dat, ingeval de directeur GEO afwezig is en de directeur Rechtszekerheid het in artikel 2, vierde lid, bedoelde mandaat uitoefent, laatstgenoemde directeur gehouden is daarbij de voor de directeur GEO geldende grenzen enz. als bedoeld in het eerste en tweede lid in acht te nemen. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de directeur GEO.

Artikel 5

Het eerste lid haakt aan bij artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht (hierna ook te noemen: Awb), dat bepaalt dat de mandaatgever de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies kan geven ter zake de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Deze instructies kunnen worden gegeven zowel bij algemene aanwijzing voor een hele reeks van gevallen als bij bijzondere aanwijzing per afzonderlijk concreet. Al deze instructies kunnen vormvrij worden gegeven. Zo kunnen algemene instructies de vorm hebben van (naar buiten werkende) beleidsregels die bekend gemaakt moeten worden door publicatie in de Staatscourant. Maar deze algemene instructies kunnen ook een volledig intern karakter hebben. Zij hebben dan het karakter van een gedragslijn en gelden dan niet als een Awb-besluit.

Artikel 6

Algemeen

Dit artikel opent de mogelijkheid tot het verlenen van ondermandaat enz. voor personele aangelegenheden, welke mogelijkheid niet voorkwam in het Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2006.

Vijfde lid

Bij de bekendmaking van zijn besluit dient de directeur de desbetreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht te nemen.

In het in de tweede zin bedoelde register dienen afschriften van de besluiten te worden opgeborgen, ook van besluiten tot wijziging en intrekking van verleende ondermandaten, ondervolmachten en ondermachtigingen.

De directeur dient, voor zover nodig, ook te zorgen voor de te verrichten opgaven aan het handelsregister waar het gaat om ondervolmachten. De verplichting daartoe bestaat voor publiekrechtelijke rechtspersonen sinds 1 juli 2008.

Th.A.J. Burmanje.

G.J.M. Barnasconi.

A.P.G. Groothedde.

Naar boven