Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 juli 2008, nr. VO/F/2008/7282, houdende het vaststellen aan de aanvullende bekostiging voor een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak en de startbekostiging en aanvullende bekostiging van een nieuwe school in het voortgezet onderwijs (Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 85a, eerste lid, en artikel 89, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Hoofdstuk I

Aanvullende bekostiging nevenvestiging met spreidingsnoodzaak

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. nevenvestiging: een vestiging van een school of scholengemeenschap niet zijnde de tijdelijke dan wel hoofdvestiging;

c. school: een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

d. nevenvestiging met spreidingsnoodzaak: een nevenvestiging van een school die voldoet aan de criteria, genoemd in artikel 2;

e. verlangd onderwijs: het verlangd onderwijs als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

f. nieuwe school: een school bedoeld in artikel 2 van de Regeling voorzieningenplanning VO.

Artikel 2

Reikwijdte

1. De Minister verstrekt, ter uitvoering van artikel III, achtste lid, van de Wet tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen, aan het bevoegd gezag van een school per kalenderjaar aanvullende bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten ten behoeve van een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak die is gevormd voor 1 augustus 2008.

2. Er is sprake van een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak indien:

a. de nevenvestiging hemelsbreed 10 kilometer of meer is verwijderd van een vestiging van een school waaraan hetzelfde verlangd onderwijs en dezelfde schoolsoort wordt aangeboden, en

b. aan de nevenvestiging van een school voor praktijkonderwijs 80 leerlingen, bij overige scholen 120 leerlingen of meer ingeschreven staan op 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft.

3. De aanvullende bekostiging als bedoeld in het eerste lid wordt niet meer verstrekt indien het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft voor het praktijkonderwijs minder dan 80 leerlingen, bij de overige scholen minder dan 120 leerlingen bedraagt. Het recht herleeft indien er weer wordt voldaan aan het vereiste aantal leerlingen.

4. Op of na 1 augustus 2008 gevormde nevenvestigingen vallen niet meer binnen de begripsbepaling van nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak en komen niet in aanmerking voor de in het eerste lid vermelde aanvullende bekostiging.

Artikel 3

Bedrag aanvullende bekostiging

De aanvullende bekostiging bedraagt per nevenvestiging:

a. éénmaal de landelijke gemiddelde personeelslast onderwijsondersteunend personeel;

b. éénmaal de landelijke gemiddelde personeelslast voor directiepersoneel van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort; en

c. éénmaal aanvullende exploitatiekosten.

Artikel 4

Betaling

De betaling van de aanvullende bekostiging vindt plaats volgens het betaalritme van de reguliere personele en materiële bekostiging.

Hoofdstuk II

Startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe scholen voortgezet onderwijs

Artikel 5

Startbekostiging nieuwe school

1. Voorafgaand aan de feitelijke start per 1 augustus van het schooljaar t (jaar 0) ontvangt een nieuwe school éénmalig, zoals aangegeven in de tabel, opgenomen in het vijfde lid, een personele bekostiging waarvan de hoogte afhankelijk is van de soort school.

2. Voorafgaand aan de feitelijke start per 1 augustus van het schooljaar t (jaar 0), ontvangt een nieuwe school éénmalig vier maanden exploitatiekosten op basis van de prognose van het aantal leerlingen in het eerste schooljaar. Voor de berekening van deze bekostiging worden de normbedragen per leerling voor de leerjaren 1 en 2 van de Regeling loon- en prijsbijstelling en bekostiging exploitatiekosten voortgezet onderwijs gehanteerd. De in de vorige volzin bedoelde bekostiging wordt definitief vastgesteld in december van het eerste schooljaar op basis van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober.

3. De startbekostiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt verstrekt nadat het bevoegd gezag van de school de prognose van het aantal leerlingen op 1 oktober van het eerste schooljaar heeft ingediend bij CFI.

4. De in het derde lid vermelde prognose wordt ingediend nadat de goedkeuring voor de start van de nieuwe school is verleend in het kader van de voorzieningenplanning. Het bevoegd gezag van de school ontvangt van CFI een beschikking waarin de startbekostiging is vermeld.

5. Tabel met de bedragen voor de personele bekostiging van de desbetreffende schoolsoort in euro’s (prijspeil 1-1-2008). Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.

Schoolsoort

Directie

Onderwijs-

ondersteunend

personeel (oop)

Totaal

A. Categoriale mavo en praktijkonderwijs

12.436,30

6.509,39

18.945,69

B. Categoriaal, vwo, havo en scholengemeenschap vwo/havo

14.842,82

6.509,39

21.352,21

C. Categoriaal vbo en scholengemeenschap

mavo/vbo

18.654,44

9.764,09

28.418,53

D. Scholengemeenschap havo/mavo evt. met vwo

29.368,77

13.018,78

42.387,55

E. Scholengemeenschap mavo/havo/vbo evt. met vwo

35.659,77

16.273,48

51.933,25

Artikel 6

Aanvullende bekostiging nieuwe school eerste schooljaar

1. Een nieuwe school ontvangt personele en materiële bekostiging over de eerste vijf maanden van het eerste schooljaar op basis van de prognose van het aantal leerlingen per 1 oktober volgend op de feitelijke start per 1 augustus van het eerste schooljaar t (jaar 0). De in de vorige volzin bedoelde bekostiging wordt definitief vastgesteld in december van het eerste schooljaar op basis van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober.

2. In het eerste schooljaar wordt éénmalig een aanvullende bekostiging verstrekt ten bedrage van éénmaal de landelijke gemiddelde personeelslast die op 1 augustus van dat schooljaar geldt voor leraren van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort. Deze aanvullende bekostiging wordt, middels een beschikking van CFI, in een keer in de maand augustus van het eerste schooljaar uitbetaald.

Artikel 7

Aanvullende bekostiging nieuwe school in tweede en volgende schooljaar

1. Het bevoegd gezag van de nieuwe school kan op grond van artikel 85a, tweede lid van de W.V.O., een aanvraag indienen voor een aanvullende bekostiging vanwege leerlingengroei.

2.De leerlingengroei wordt vastgesteld door het verschil te berekenen tussen het aantal geprognosticeerde leerlingen in het lopende schooljaar en het aantal leerlingen op 1 oktober van jaar t-1.

3. De aanvullende bekostiging wordt vastgesteld door het in het tweede lid berekende aantal leerlingen te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. De uitkomst wordt vervolgens vermenigvuldigd met 32% omdat de bekostiging betrekking heeft op de laatste vijf maanden van het kalenderjaar. De in de vorige volzin bedoelde bekostiging wordt definitief vastgesteld in december van het lopende schooljaar op basis van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober.

4. De in het eerste lid vermelde aanvraag kan betrekking hebben op het tweede schooljaar of volgende schooljaren tot en met het schooljaar waarin de school volgroeid is (tot en met het examen vmbo, havo, vwo, afhankelijk van de toegestane schoolsoorten in het kader van de voorzieningenplanning). Op het moment dat de school volgroeid is (examenjaar gevuld) vervalt deze uitzonderingspositie.

5. De aanvraag wordt bij CFI ingediend en gehonoreerd afhankelijk van een beoordeling van de financiële positie van het bevoegd gezag van de nieuwe school aan de hand van de jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar. De financiële positie wordt vastgesteld aan de hand van de gebruikelijke kengetallen, zoals weerstandsvermogen, liquiditeit etc.

Hoofdstuk III

Verplichtingen ontvanger aanvullende bekostiging

Artikel 8

Verantwoording aanvullende bekostiging nevenvestiging en startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe school

1. De aanvullende bekostiging nevenvestiging wordt verstrekt als tegemoetkoming in de uitgaven voor een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak. De startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe school wordt verstrekt als tegemoetkoming in uitgaven die zijn verbonden aan het starten van een nieuwe school.

2. Verrekening van eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.

3. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze aanvullende bekostiging.

Hoofdstuk IV

Wijziging en intrekken andere regelingen

Artikel 9

Wijziging Regeling loon- en prijsbijstelling 2007 en bekostiging exploitatiekosten voortgezet onderwijs, kalenderjaar 2008.

De Regeling loon- en prijsbijstelling 2007 en bekostiging exploitatiekosten voortgezet onderwijs, kalenderjaar 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘vbo, lwoo of praktijkonderwijs’ vervangen door: vbo of lwoo.

B

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Aanvullende bekostiging nevenvestiging met spreidingsnoodzaak

De aanvullende bekostiging voor de exploitatiekosten, als bedoeld in artikel 3, onder c, van de Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO, bedraagt € 14.621,04 per nevenvestiging.

Artikel 10

Intrekken andere regelingen

De regeling Verlenging startvergoeding en aanvullende bekostiging nieuwe scholen voor voortgezet onderwijs (Uitleg 2005, 4) en de Regeling aanvullende personele bekostiging nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak VO worden met ingang van 1 augustus 2008 ingetrokken.

Hoofdstuk V

Slotbepalingen

Artikel 11

Inwerkingtreding

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen (Kamerstukken II 2007/08, 31 310, nr. 2) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt deze regeling op hetzelfde tijdstip in werking.

Artikel 12

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Toelichting

Deze regeling is het gevolg van de modernisering en vereenvoudiging van de regels van de Wet op het voortgezet onderwijs. Het betreft hier de Wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen. De wetswijziging maakt het noodzakelijk dat de daaraan gerelateerde regelgeving aangepast wordt aan de nieuwe voorschriften op het gebied van stichten van scholen, splitsing, toestaan van nevenvestigingen e.d. Met deze regeling wordt hierin voorzien.

Hoofdstuk I

De regeling in dit hoofdstuk komt in de plaats van de regeling aanvullende personele bekostiging met spreidingsnoodzaak VO. Het onderdeel materiële exploitatiekosten is nu ook toegevoegd. Voorheen was dit ondergebracht in de Regeling loon- en prijsbijstelling 2007 en bekostiging exploitatiekosten voortgezet onderwijs, kalenderjaar 2008. Verder is de ondergrens van het aantal leerlingen aan een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak voor het praktijkonderwijs gewijzigd. Dit is nader uiteengezet in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 2.

Het is van belang dat voor nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak in het voortgezet onderwijs de aanvullende bekostiging behouden blijft. In het overgangsrecht is dat dan ook geregeld. Dit houdt verband met de wens ook op het platteland kleinschalige nevenvestigingen in stand te houden. Voor deze nevenvestigingen wordt één extra formatieplaats voor onderwijsondersteunend personeel en één extra formatieplaats voor directiepersoneel noodzakelijk geacht om de nevenvestiging in stand te kunnen houden. Daarmee wordt voorts bereikt dat het voortgezet onderwijs ook in dunner bevolkte gebieden voor de leerlingen goed bereikbaar blijft. Voor de definitie van spreidingsnoodzaak wordt verwezen naar de toelichting op artikel 2.

De bovengenoemde extra personele bekostiging is begin negentiger jaren in het leven geroepen, toen de opheffingsnorm van het mavo verhoogd werd van 120 naar 240 leerlingen. Dat dreigde te leiden tot een kaalslag op het platteland. Het is een effectief middel gebleken; er zijn weinig nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak opgeheven. Met ingang van 1 augustus 2007 is het afstandscriterium van 12 kilometer over de weg vervangen door 10 kilometer hemelsbreed, omdat dat minder aanleiding geeft tot discussie over welke weg bepalend is voor de berekening van de afstand.

Deze regeling is van onbeperkte duur. De aanvullende bekostiging bestaat uit een personele en materiële component. Jaarlijks worden bij Ministeriële regeling de bedragen voor de gemiddelde landelijke personeelslast (gpl) en materiële exploitatiekosten bekend gemaakt. Door onderhavige regeling vervalt de regeling aanvullende personele bekostiging nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak VO.

Hoofdstuk II

In dit hoofdstuk is de startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe scholen voor voortgezet onderwijs opgenomen. Inhoudelijk is er niets gewijzigd. Wel is de indeling gewijzigd in een artikelsgewijze structuur, waardoor de regeling beter leesbaar is geworden.

Hoofdstuk IV

Dit hoofdstuk bevat een technische aanpassing van de Regeling loon- en prijsbijstelling 2007 en bekostiging exploitatiekosten voortgezet onderwijs, kalenderjaar 2008.

Administratieve lasten

De administratieve lasten voor de scholen worden als gevolg van deze regeling niet gewijzigd. Het betreft hier namelijk een samenvoeging en actualisering van twee bestaande regelingen als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen. Inhoudelijk zijn er nauwelijks wijzigingen. Bij deze regeling wordt ook een regeling gewijzigd. Het betreft een ambtshalve aanpassing en veroorzaakt dan ook geen administratieve lasten. In verband met het voorgaande is de regeling niet voorgelegd aan Actal.

Vaste Verander Momenten

De in deze regeling opgenomen aanpassingen gaan in op het moment dat de in deze regeling vermelde wetswijziging in werking treedt. In de maand juli is voor deze wetswijziging instemming verkregen van de Eerste Kamer. Als gevolg hiervan kon deze regeling niet drie maanden van te voren gepubliceerd worden.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Een voor 1 augustus 2008 gevormde nevenvestiging van een school kan worden aangemerkt als een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak als die nevenvestiging hemelsbreed op een afstand van 10 kilometer of meer ligt van een vestiging van een school waaraan onderwijs van dezelfde richting en schoolsoort wordt aangeboden. Een nevenvestiging wordt gevormd door samenvoeging van twee of meer voorheen zelfstandige scholen of doordat een school of scholengemeenschap met één of meer vestigingen toestemming heeft verkregen voor de vorming van een nevenvestiging.

Om in aanmerking te komen voor aanvullende bekostiging op grond van deze regeling moeten, naast het afstandscriterium, aan een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak ook minimaal 80 (praktijkonderwijs) dan wel 120 (overige voortgezet onderwijs) leerlingen of meer ingeschreven staan.

De ondergrens voor het praktijkonderwijs is een wijziging ten opzichte van de vorige regeling. Scholen voor praktijkonderwijs zijn in omvang kleiner dan andere scholen in het voortgezet onderwijs. Daarom is voor deze categorie een lagere ondergrens ingesteld voor een bestaande nevenvestiging met spreidingsnoodzaak. Dit betekent dat de desbetreffende scholen voor praktijkonderwijs die voor 1 augustus 2008 een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak hebben, met tenminste 80 leerlingen op 1 oktober 2007, vanaf 1 augustus 2008 ook in aanmerking komen voor deze regeling. Op basis van de teldatum van 1 oktober 2008 (minimaal 80 leerlingen) wordt de aanvullende bekostiging dan voor het eerst in het kalenderjaar 2009 verstrekt.

Dalen de hiervoor vermelde aantallen op de volgende teldatum onder de genoemde grenzen dan vervalt het recht op aanvullende bekostiging. Dit recht herleeft echter op het moment dat er een andere teldatum weer voldaan wordt aan de gestelde grenzen.

Als een nevenvestiging bij de vorming eenmaal is aangemerkt als een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak zal het recht op aanvullende bekostiging niet vervallen als de vestiging door verplaatsing binnen de grens van 10 kilometer komt te liggen. Het is hierbij niet van belang of het een verplaatsing betreft van de vestiging met spreidingsnoodzaak of die van een vestiging van een andere dan wel de eigen school. Wel blijft de eis gelden dat er minimaal 80 dan wel 120 leerlingen moeten staan ingeschreven aan de vestiging en op die vestiging ook daadwerkelijk onderwijs volgen (zie artikel 2 van de Leerplichtwet 1969).

Een bestaande nevenvestiging van een school voor voortgezet onderwijs kan door verplaatsing, waardoor zij op grotere afstand van andere vestigingen van scholen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, komt te liggen, geen recht op aanvullende bekostiging op grond van deze regeling doen ontstaan. Een nevenvestiging, die is ontstaan door samenvoeging of als nieuwe nevenvestiging van een bestaande school of scholengemeenschap kan niet op een later moment door verplaatsing in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging op grond van deze regeling. Dit omdat een dergelijke verplaatsing gevolg is van het eigen beleid van het bevoegd gezag van de school. Aanvullende bekostiging toekennen na een dergelijke verplaatsing draagt niet bij aan het tegengaan van kaalslag op het platteland en zou bijdragen aan strategisch gedrag van het bevoegd gezag (verplaatsing met enkele kilometers kan tot een substantiële aanvullende bekostiging leiden).

Deze regeling heeft betrekking op vestigingen die op enig moment voor 1 augustus 2008 reeds op basis van eerdere regelgeving een aanvullende bekostiging voor een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak ontvingen dan wel aan de criteria (praktijkonderwijs) voldoen. Deze schoolbesturen blijven recht houden op de aanvullende bekostiging en wordt verstrekt conform artikel 3 van deze regeling. Daarvoor hoeft dan ook geen aanvraag te worden ingediend. Voor het verstrekken van aanvullende bekostiging geldt de eis dat op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar van bekostiging voor praktijkonderwijs 80 leerlingen, bij overige scholen 120 leerlingen of meer aan de vestiging moeten staan ingeschreven (conform artikel 2 onder b).

Artikel 5, eerste lid

Dit lid is gebaseerd op artikel 85a, eerste lid, W.V.O.

Artikel 5, tweede lid

Dit lid is gebaseerd op artikel 89, eerste lid, W.V.O. en artikel 10 van het Bekostigingsbesluit W.V.O.

Artikel 5, vierde lid

Bij de beschikking, waarin de startbekostiging is vermeld, wordt door CFI in een bijlage aangegeven welke regelgeving, brochures e.d. van belang zijn voor het bevoegd gezag van de nieuwe school.

Artikel 5, vijfde lid

De bedragen in de tabel zijn per schoolsoort als volgt berekend:

A. Categoriale mavo en praktijkonderwijs: totaalbedrag komt overeen met 1 formatieplaats directeur en 1 formatieplaats oop voor 2 maanden.

B. Categoriaal, vwo, havo en scholengemeenschap vwo/havo: totaalbedrag komt overeen met 1 formatieplaats directeur en 1 formatieplaats oop voor 2 maanden.

C. Categoriaal vbo en scholengemeenschap mavo/vbo: komt overeen met 1 formatieplaats directeur en 1 formatieplaats oop voor 3 maanden.

D. Scholengemeenschap havo/mavo evt. met vwo komt overeen met 1 formatieplaats directeur en 1 formatieplaats oop voor 4 maanden.

E. Scholengemeenschap mavo/havo/vbo evt. met vwo komt overeen met 1 formatieplaats directeur en 1 formatieplaats oop voor 5 maanden.

Artikel 6

Het eerste lid is gebaseerd op artikel 85a, eerste lid, W.V.O., artikel 6, vijfde lid, Formatiebesluit W.V.O. en artikel 8, vijfde lid, Bekostigingsbesluit W.V.O.

Met ingang van 1 januari start de personele en materiële bekostiging op basis van het feitelijk aantal leerlingen van 1 oktober daaraan voorafgaand.

Het tweede lid is gebaseerd op artikel 96d, tweede lid, W.V.O.

Artikel 8

De financiële verantwoording van de aanvullende bekostiging nevenvestigingen en startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe school vindt plaats volgens de reguliere verantwoordingssystematiek.

Overeenkomstig de Regeling jaarverslaglegging onderwijs wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen aanvullende bekostiging als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten is niet noodzakelijk. De aanvullende bekostiging wordt opgenomen in de bijlage D2 bij de jaarrekening als niet geoormerkte subsidie.

Artikel 9, onderdeel B

In artikel 3, onder c van deze regeling is nu, in tegenstelling tot voorgaande jaren, ook vermeld dat aanspraak bestaat op aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten. Dit maakt het noodzakelijk dat de Regeling loon- en prijsbijstelling 2007 en bekostiging exploitatiekosten voortgezet onderwijs, kalenderjaar 2008 wordt aangepast.

Artikel 10

Met het in werking treden van deze regeling wordt de regeling (verlenging) startvergoeding en aanvullende bekostiging nieuwe scholen voortgezet onderwijs en de regeling aanvullende personele bekostiging nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak VO ingetrokken. Immers via artikel 2, derde lid is gewaarborgd dat nevenvestigingen die gevormd zijn voor inwerkingtreding van deze regeling, mits ze voldoen aan een aantal voorwaarden, hun aanvullende bekostiging kunnen behouden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven