Wijziging van ‘Nadere criteria en voorschriften voor de aanwijzing en het (blijven) functioneren als certificerende instelling in het werkveld asbest’

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 juli 2008, nr. ARBO/P&G/08/19309, tot wijziging van art. 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling (wijziging van ‘Nadere criteria en voorschriften voor de aanwijzing en het (blijven) functioneren als certificerende instelling in het werkveld asbest’)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 20 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 1.5a, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Besluit:

Artikel I

Artikel 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling komt te luiden:

Als certificerende instelling als bedoeld in de artikelen 4.54a, vierde lid, en 4.54d, eerste, vijfde en zevende lid, van het besluit, kan worden aangewezen de instelling die voldoet en blijft voldoen aan de criteria en voorschriften, zoals opgenomen in bijlage XIIIA bij deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking m et ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting (en de bijlage(n)) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 juli 2008.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.P.H. Donner.

Bijlage XIIIA, behorend bij artikel 4.28

Deel A Algemeen

1. Inleiding

De Arbeidsomstandighedenwet bepaalt dat de Minister certificerende instellingen kan aanwijzen die aan de bij of krachtens de wet genoemde bedrijven of personen een certificaat kunnen verlenen, weigeren of intrekken. Voor een omschrijving van de criteria voor aanwijzing wordt verwezen naar het Arbeidsomstandighedenbesluit. Deze noemt de criteria voor aanwijzing in artikel 1.5a, lid 1. Het onderstaande bevat een uitwerking daarvan voor de certificatie-instellingen werkzaam in het werkveld asbest.

2. Definities en afkortingen

– Arbobesluit: het Arbeidsomstandighedenbesluit

– CKI: een certificerende of keurende instelling; (ook: certificatie-instelling) voor zover niet anders aangeduid wordt in dit document met ‘CKI’ een door het ministerie van SZW aangewezen CKI bedoeld;

– RvA: Stichting Raad voor Accreditatie, gevestigd te Utrecht;

– SCA: Stichting Certificatie Asbest, gevestigd te Wageningen;

– CCvD: het Centraal College van Deskundigen Asbest, ingesteld door SCA.

3. Voorschriften voor aanwijzing

3.1 Voorschriften voor aanwijzing

Gebaseerd op art. 20, lid 5, van de Arbeidsomstandighedenwet, stelt art. 1.5a, lid 1, van het Arbeidsomstandighedenbesluit dat als CKI kan worden aangewezen een instelling die:

a. rechtspersoonlijkheid heeft;

b. haar zetel of een vestiging in Nederland heeft;

c. onafhankelijk is;

d. beschikt over voldoende deskundigheid en outillage om de uitvoering van de taken waarvoor zij is aangewezen, naar behoren te kunnen vervullen;

e. beschikt over een registratiesysteem waarin de gegevens die samenhangen met en betrekking hebben op de uitvoering van haar taken, op een systematische wijze zijn vastgelegd. Aan de hand van deze gegevens is het gecertificeerde product of kwaliteitssysteem dan wel de gecertificeerde persoon afdoende te identificeren;

f. naar behoren functioneert.

Art. 1.5a, lid 2, bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Voor de nadere uitwerking van de criteria onder c) t/m f) zijn de desbetreffende bepalingen uit de volgende normen van toepassing. Voor de certificatie van:

– processen is dat de NEN-EN-ISO 45011;

– personen is dat de NEN-EN-ISO 17024.

3.2 Voor zover dit document of een in de SZW wet- en regelgeving bindend verklaard certificatieschema niet andersluidend is of verdergaande bepalingen bevat, geeft, in aanvulling op de in het vorige lid genoemde normen, het in de rest van dit document bepaalde een nadere uitwerking van de voor aanwijzing geldende voorschriften.

4 Nadere uitwerking van de voor aanwijzing geldende voorschriften

Onder het vereiste van art. 1.5a, lid 1, onder f van het Arbobesluit wordt, naast het voldoen aan de voorschriften voor aanwijzing van een CKI in het algemeen, in ieder geval ook begrepen hetgeen in het hierna volgende van deel A, en, waar relevant de delen B of C, is bepaald.

4.1 Aanvragen/certificaten bij een andere, of meer dan één, CKI.

a) Een CKI dient een aanvrager voor zijn certificaat tijdens de aanvraag schriftelijk te laten verklaren of de aanvrager tot uiterlijk 2 jaar eerder voor hetzelfde werkveld bij een ‘eerste’ CKI een certificaat heeft gehad, of daarvoor een aanvraag heeft ingediend. De CKI neemt de aanvraag niet in behandeling zolang aanvrager geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het eventuele ter beschikking stellen van de gegevens door de eerste CKI aan de ‘tweede’ CKI, zoals bedoeld in lid c) en d).

b) Een aanvraag voor een certificaat van een bedrijf waarvan het certificaat al dan niet op verzoek van de certificaathouder, tot uiterlijk 12 maanden eerder werd ingetrokken, wordt afgewezen.

c) Indien de aanvraag bedoeld in lid a) afkomstig is van een aanvrager:

– die al het certificaat van een eerste CKI heeft, of

– wiens certificaat dat deze bij een eerste CKI had, eerder dan in de periode genoemd in lid b)

– werd ingetrokken of door aanvrager zelf werd ingetrokken; of

– wiens aanvraag bij een eerste CKI nog in behandeling is, werd afgewezen, of door aanvrager zelf werd ingetrokken,

dient de relevante informatie van de eerste CKI, zoals blijkend uit de rapportages over deze certificaathouder/aanvrager van maximaal de afgelopen certificatieperiode, en eventueel genomen beslissingen of sancties, aan de tweede CKI ter beschikking te worden gesteld.

De CKI’s zijn verplicht elkaar in deze gevallen de hier bedoelde schriftelijke gegevens op eerste verzoek van de tweede CKI ter beschikking te stellen. Zij nemen daarbij de voor hen geldende regels voor zorgvuldigheid en geheimhouding in acht. De certificaathouder resp. aanvrager wordt over deze doorgifte van informatie door de eerste CKI geïnformeerd.

d) Het onder lid a) t/m c) bepaalde geldt eveneens voor de situatie waarin sprake is van een moedermaatschappij met een of meer al dan niet zelfstandige vestigingen/filialen, of twee vestigingen/filialen binnen een moedermaatschappij.

e) In elk van de in dit lid genoemde gevallen betrekt de tweede CKI bij zijn besluit in dat dossier, de gegevens van de eerste CKI. In geval de tweede CKI anders beslist dan de eerste CKI, dient de tweede CKI dit te motiveren en een vermelding ervan met een indicatie van het dossier in kwestie op te nemen in de jaarlijkse rapportage aan het Ministerie van SZW, bedoeld in artikel 1.5b, lid1 van het Arbobesluit.

4.2 Sancties

Los van de sancties die de CKI op grond van een certificatieschema oplegt, is de CKI gehouden aan het volgende:

a) indien de CKI schriftelijk en conform eventueel tussen de Arbeidsinspectie en de CKI’s daarover gemaakte afspraken door de Arbeidsinspectie wordt geïnformeerd over een door deze opgelegde sanctie (stillegging, proces verbaal of zware boete) bij een certificaathouder c.q. aanvrager, stelt de CKI vast of de feiten die tot de sanctie aanleiding gaven, ook een of meer afwijkingen zijn van de door de CKI voor het betreffende certificatieschema gehanteerde certificatie-eisen. Is dat niet het geval dan kan de CKI de relevantie van de sanctie voor de beoordeling van de certificaathouder/aanvrager naar eigen goeddunken vaststellen.

Is dat wel het geval, dan dient de CKI de procedure te volgen genoemd in de leden b) en c);

b) de CKI dient het certificaat, in de situatie genoemd onder lid a) in te trekken c.q. de aanvraag af te wijzen, tenzij de CKI op grond van de informatie over deze certificaathouder c.q. aanvrager vaststelt dat het een incident betreft, of om een andere reden niet hoeft te worden ingetrokken of afgewezen. Tot de informatie bedoeld in de vorige zin behoren in ieder geval eigen eerdere rapportages en/of eerdere berichten van de onder lid a) bedoelde sancties.

Is de CKI, in geval van een reeds verleend certificaat, van oordeel dat het certificaat niet direct hoeft te worden ingetrokken, volgt de CKI de procedure zoals omschreven in het artikel 8.2 van de op specifieke werkvelden gerichte delen B of C.

Is de CKI, in geval van een aanvraag, van oordeel dat de aanvraag niet direct hoeft te worden afgewezen, dan betrekt de CKI naar eigen goeddunken de feiten die tot de sanctie aanleiding gaven bij de beoordeling;

c) een besluit tot handhaving c.q. verlening van het certificaat terwijl een bericht over een sanctie, zoals bedoeld in de eerste volzin van a) werd ontvangen, dient gemotiveerd, en met de relevante feiten geregistreerd te worden. Vermelding van een dergelijk besluit wordt door de CKI, met een indicatie van het betrokken dossier, opgenomen in de jaarlijkse rapportage aan het Ministerie van SZW, bedoeld in artikel 1.5b, lid 1 van het Arbobesluit;

d) in geval de CKI schriftelijk wordt geïnformeerd over een zware sanctie door een andere overheidsinstantie dan genoemd in lid a) tegen een certificaathouder c.q. aanvrager, dient de CKI zoveel mogelijk identiek te handelen conform het bepaalde in de leden a) t/m c);

e) het certificaat wordt per direct ingetrokken indien blijkt dat de aanvrager of certificaathouder de CKI onjuist heeft geïnformeerd mbt. het genoemde in artikel 4.1. Een nieuwe aanvraag kan in dit geval, in afwijking van het gestelde in artikel 4.1 onder b), pas worden gedaan na verloop van 5 jaar na de dag waarop het certificaat werd ingetrokken.

4.3 Uitbesteding

Een CKI is, tenzij in dit document anders is bepaald, bevoegd om met inachtneming van de door Onze Minister gegeven aanwijzingen bepaalde onderdelen van de door haar te verrichten werkzaamheden door anderen te doen verrichten. Hiertoe dient een schriftelijke overeenkomst tot uitbesteding te worden gesloten, waarin in ieder geval is opgenomen:

– dat de CKI volledig verantwoordelijk blijft voor het gebruik van de resultaten van de uitbesteding;

– het certificaat (naam, nummer) van de persoon of organisatie waaraan wordt uitbesteedt;

– de wijze van rapportage;

– het tarief dat van toepassing is, of de wijze waarop de verschuldigde vergoeding wordt berekend;

– dat sub-sub-contracting niet is toegestaan.

Niet uitbesteedbaar is de certificatiebeslissing, de afgifte van certificaten met de daaraan voorafgaande beoordeling van bewijsstukken alsmede het hernieuwen van uitstaande certificaten.

5. Identificatie van certificaathouder

Een CKI dient, ter identificatie van de certificaathouder, naast de naam en vestigingsplaats ten minste ook diens inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel op het certificaat te vermelden.

6. Specifieke werkvelden

Dit document is in aparte onderdelen voor specifieke asbestwerkvelden nader uitgewerkt.

0 – 0 – 0

1. Doelstelling afkortingen en definities

1.1 Doelstelling

Het Ministerie van SZW hanteert, op grond van de in de Arbowet- en regelgeving vastgelegde criteria en voorwaarden voor aanwijzing van en toezicht op certificerende instellingen. Deze zijn in deel A Algemeen uitgewerkt voor de asbestsector als geheel. Het hierna volgende bevat een specifieke aanvulling daarop voor de certificatie van asbestinventarisatiebedrijven.

1.2 Afkortingen en definities

CKI

Een certificerende of keurende instelling; voor zover niet anders aangeduid wordt in dit deel B met ‘CKI’ een door het ministerie van SZW aangewezen CKI bedoeld.

Asbestinventarisatie

Het systematisch inventariseren van alle asbesthoudende materialen in een (deel van een) bouwwerk of object.

IB

Asbest inventarisatiebedrijf

SC-540

SCA- Certificatieschema voor certificatie van asbestinventarisatie

DIA

Deskundig Inventariseerder Asbest; persoon die voldoet aan het in SC-540 Bijlage A vastgelegde vakbekwaamheidsprofiel.

DTA

Persoon die in het bezit is van een persoonscertificaat Deskundig Toezichthouder Inventariseerder Asbest conform SC-510 en het daarin vastgelegde vakbekwaamheidsprofiel.

DAV

Persoon die in het bezit is van een persoonscertificaat Deskundig Asbestverwijderaar conform SC-520 en het daarin vastgelegde vakbekwaamheidsprofiel.

SCA

De Stichting Certificatie Asbest, gevestigd te Wageningen.

RvA

Stichting Raad voor Accreditatie, gevestigd te Utrecht. RvA is de nationale accreditatie-organisatie voor laboratoria, inspectie- en certificatie-instellingen.

2 Eisen mbt. de kwalificatie van bij certificatie betrokken personeel

2.1 Algemene eisen

De volgende twee taken worden onderscheiden:

– beoordeling van de kandidaat of het IB op locatie dan wel op de vestiging;

– beslissing omtrent verlening van het certificaat, en het nemen van sancties, inclusief intrekking.

Beoordelingstaken kunnen worden uitbesteed, mits alle benodigde kennis en kwalificaties daarnaast ook bij een of meer medewerker(s) van de CKI aanwezig zijn.

De beslissing mbt. certificatie kan door de CKI niet aan derden worden uitbesteed.

2.2 Eisen mbt. de beoordelaar

Degene die de beoordeling op locatie en/of de vestiging uitvoert dient aantoonbaar te voldoen aan de volgende kwalificatiecriteria:

– de Nederlandse taal in woord en geschrift machtig zijn;

– kennis van de SC-540 te hebben;

– deskundig te zijn conform het vakbekwaamheidsprofiel voor de DIA;

– actuele vakinhoudelijk kennis en inzicht te hebben;

– communicatieve en contactuele vaardigheden te hebben.

2.3 Eisen mbt. de teamleider

De teamleider dient naast de eisen genoemd in 2.2 aantoonbaar te voldoen aan de eisen van ISO 19011, externe auditor, en dient over tenminste twee jaar aantoonbare ervaring op het gebied van certificatie van asbestinventarisatie, opgedaan in de afgelopen drie jaar, te beschikken. Deze ervaring kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het overleggen van asbestinventarisatie rapporten, andere rapporten of publicaties en/of vakgerichte opleidingen, of RvA rapporten. Het bezit van alleen een DTA diploma zonder aantoonbare ervaring is niet voldoende.

2.4 Eisen mbt. personen die beslissen over verlenen/intrekken van het certificaat

Degenen die beslissen over het verlenen of intrekken van het certificaat dienen minimaal aantoonbaar te voldoen aan de volgende kwalificatiecriteria:

– niet betrokken te zijn als onderzoeker bij het betreffende dossier;

– kennis te hebben van de SC-540.

2.5 Overgangsbepaling

Degenen bedoeld in 2.2, 2.3, en 2.4, die bij het van kracht worden van de SC-540 tenminste drie jaar aantoonbaar actief zijn geweest als beoordelaar, respectievelijk teamleider, dan wel beslisser mbt. asbestinventarisatie, bijvoorbeeld blijkend uit RvA rapporten, worden geacht aan bovenstaande kwalificaties te voldoen.

3 Initiële certificatie

3.1 Aanvraag

3.1.1 Een CKI dient een aanvraag voor het certificaat in overeenstemming met een door hem opgesteld reglement te behandelen. De CKI is verplicht de kandidaat schriftelijk over de daarin vastgestelde regels, voorwaarden en procedures die verband houden met de behandeling van de aanvraag voor het certificaat, te informeren.

3.1.2 Het verloop van het toelatingsonderzoek vanaf het eerste onderzoek op projectlocatie tot de beslissing over al dan niet verlening van het certificaat is gemaximeerd op 4 maanden. Daarna vervallen de onderzoeksresultaten, inclusief voorlopige inventarisatierapporten van de kandidaat.

3.1.3 Indien een kandidaat naast de hoofdvestiging die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, over een of meer filialen/vestigingen beschikt die al dan niet zelfstandig zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en van waaruit certificatieactiviteiten met betrekking tot de SC 540 worden ondernomen, is er sprake van één moederbedrijf met een of meer filialen/vestigingen. Een dergelijke kandidaat kan een certificaat worden verleend onder de volgende voorwaarden:

– alle hierboven bedoelde filialen/vestigingen dienen bij de aanvraag, het onderzoek en de beslissing over certificatie te worden betrokken; de beslissing over het certificaat geldt voor de hoofdvestiging samen met alle hier bedoelde filialen/vestigingen; een negatief oordeel over één van de betrokken filialen/vestigingen staat de verlening of hernieuwing van een certificaat voor het geheel in de weg. Indien alle filialen/vestigingen onder hetzelfde systeem werken, kan de documentatie als bedoeld in artikel 3.2.A op de hoofdvestiging beoordeeld worden, zo niet dan zal deze bij elk filiaal/vestiging beoordeeld moeten worden;

– elk filiaal/vestiging dient een succesvol vestigingsonderzoek, bedoeld in 3.2.B.1, en twee succesvolle beoordelingen op projectlocaties, bedoeld in 3.2.B.2, te hebben ondergaan;

– naast de hoofdvestiging dient elk filiaal/vestiging op het certificaat te worden vermeld, met adres, eventuele naam en eventuele inschrijvingsnummer van de KvK.

3.2 Beoordeling

Het doel van de door de CKI uit te voeren beoordeling is om vast te stellen of aan alle eisen in de SC-540 wordt voldaan. De beoordeling bestaat uit:

A. Beoordeling van de documentatie.

Beoordeeld wordt of datgene wat volgens het certificatieschema schriftelijk vastgelegd dient te zijn, ook daadwerkelijk is vastgelegd in de eigen kwaliteitsdocumentatie (kwaliteitshandboek en eventuele daarmee samenhangende documentatie).

B. Beoordeling van de implementatie.

Nadat is vastgesteld dat de documentatie aan de gestelde eisen voldoet, wordt de implementatie van het gedocumenteerde systeem beoordeeld op juistheid en volledigheid op basis van de eisen in de SC-540. Deze beoordeling bestaat uit de onder B.1 en B.2 genoemde onderdelen. Voor de concrete uitvoering van de beoordeling maakt de CKI met de kandidaat de nodige afspraken.

B.1 Beoordeling op de vestiging(en).

Op de vestiging(en) wordt beoordeeld of de delen van het kwaliteitssysteem die op de vestiging kunnen worden beoordeeld, in samenhang met het hele kwaliteitssysteem, voldoen aan de eisen zoals gesteld in de SC-540 en de kwaliteitsdocumentatie van de kandidaat.

B.2 Beoordeling op projectlocaties.

Per filiaal/vestiging bedoeld in artikel 3.1.3, wordt op tenminste twee projectlocaties beoordeeld of ook de praktische uitvoering van de inventarisatie en de rapportage daarvan voldoet aan de SC-540 en de eigen kwaliteitsdocumentatie. Beoordelingen op projectlocaties worden verder onderscheiden in ‘reguliere’ (4.3.1) en ‘resultaatgerichte’ (4.3.2) beoordelingen.

De te inventariseren bouwwerken of objecten dienen naar het oordeel van de CKI, naar aard en omvang voldoende representatief te zijn om de uitvoeringsaspecten uit de SC-540 goed te kunnen beoordelen.

3.3 Toestemming voor werkzaamheden op de projectlocatie

3.3.1 Aanvraag

Een kandidaat wordt voor de duur van de beoordeling op twee, of in geval 3.3.2 van toepassing is, op drie projectlocaties en uitsluitend voor de projectlocaties waar de beoordeling door de CKI plaatsvindt, gelijkgesteld met een gecertificeerd inventarisatiebedrijf, indien de kandidaat:

a) bij een CKI een aanvraag heeft ingediend voor de verwerving van het certificaat, conform het bepaalde in 3.1.1; en

b) voldoet aan de in SC-540 gestelde eisen, voor zover het de beoordeling betreft bedoeld in 3.2.A.

De CKI stelt, na blijk van het voldoen aan deze voorwaarden, een aanvraag op voor elke projectlocatie die in de beoordeling van de kandidaat zal worden betrokken. SCA dient voorafgaand schriftelijke toestemming op de aanvraag te geven.

3.3.2 Eenmalige extra beoordeling op een projectlocatie

Wanneer de CKI op één van de twee projectlocaties bedoeld in 3.3.1 vaststelt dat de kandidaat niet voldoet aan de criteria, kan de CKI, namens de kandidaat, eenmalig een aanvraag voor een beoordeling op een extra projectlocatie bij SCA indienen. Deze extra beoordeling heeft tot doel de door de kandidaat genomen corrigerende maatregelen te verifiëren.

3.4 Het afronden dan wel afbreken van de beoordeling

3.4.1 De beoordeling kan slechts worden afgerond, indien de kandidaat minimaal 2 volledige inventarisatierapporten heeft opgesteld die aan de eisen van de SC 540 voldoen. De resultaten van de asbestinventarisaties, waaronder de betreffende rapportages, maken deel uit van de beoordeling.

3.4.2 De beoordeling wordt zonder verlening van het certificaat afgebroken indien:

– het resultaat van de beoordeling op de vestiging, bedoeld in 3.2.B.1, ook na een tweede beoordeling op die vestiging niet voldoet aan de eisen;

– het resultaat van de extra beoordeling op locatie, bedoeld in 3.3.2 niet voldoet aan de eisen;

– de kandidaat op een of meer projectlocaties werkzaamheden verricht waarvoor geen voorafgaande toestemming van SCA is verkregen;

– de kandidaat onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft mb.t. het gestelde in art. 7.

Indien de kandidaat waarvan de beoordeling is afgebroken opnieuw het certificaat wil verwerven, dient de CKI alle stappen van de beoordeling opnieuw te doorlopen.

3.4.3 De resultaten van ieder onderdeel van de beoordeling worden aan de kandidaat gerapporteerd.

3.5 Status van inventarisatierapporten tijdens de beoordeling van een kandidaat

De CKI ziet erop toe dat de status van de tijdens de beoordeling van een kandidaat opgestelde inventarisatierapporten een voorlopige is en deze rapporten nog geen rechtsgeldige basis vormen voor het uitvoeren van asbestverwijdering.

Deze voorlopige inventarisatierapporten dienen gedateerd te zijn, en op een in het oog lopende plaats te zijn voorzien van de tekst ‘Niet geschikt voor de aanvraag van een sloopvergunning’.

De vervaldatum van deze rapporten is gelijk aan vier maanden na de datum waarop de inventarisatieactiviteiten op de eerste projectlocatie zijn gestart. Deze vervaldatum dient duidelijk op het rapport te zijn aangebracht.

Op basis van de ‘aanvraag van toestemming voor werkzaamheden op projectlocatie’ bedoeld in 3.3.1, en na de verleende schriftelijke toestemming door SCA, worden deze inventarisatieprojecten, met de gegevens over de kandidaat, met het oog op registratie aan SCA toegezonden.

3.6 Certificatiebeslissing

3.6.1 De certificatiebeslissing wordt genomen door een of meer door de CKI daartoe aangewezen college of perso(o)n(en). De beslissing wordt genomen op basis van de beoordelingsrapportage en een bijbehorend schriftelijk advies van de teamleider.

De CKI draagt er zorg voor dat het schriftelijke besluit, inclusief eventueel certificaat, binnen 10 werkdagen na de laatste beoordeling, dan wel na een tussen CKI en kandidaat overeengekomen andere termijn, aan de kandidaat wordt toegezonden.

3.6.2 Indien de CKI het IB een certificaat heeft verleend, ziet de CKI er uiterlijk bij de eerstvolgende controle op toe dat het IB, binnen een termijn van maximaal vier maanden na de eerste beoordeling op locatie, een voorlopig inventarisatierapport, zoals bedoeld in 3.5 heeft omgezet in een definitieve versie conform alle eisen van de SC 540. Bij het omzetten naar een definitief rapport dient de uitgiftedatum daarvan gelijk te zijn aan de datum van verlening van het certificaat

3.6.3 Indien de kandidaat geen certificaat kan worden verleend, vervalt de waarde van een rapport bedoeld in 3.5 automatisch. De CKI deelt dit schriftelijk aan aanvrager mede, en wijst erop dat op basis van dat rapport ook in de toekomst geen asbestverwijdering mag worden uitgevoerd.

3.7 Geldigheidsduur van het certificaat

Het certificaat is, behoudens tussentijdse intrekking, maximaal drie jaar geldig.

4 Periodieke beoordeling

4.1 Algemeen

Nadat het certificaat is verleend, voert de CKI gedurende de certificatieperiode periodieke beoordelingen bij de certificaathouder uit, conform, voor zover niet specifiek gericht op een eerste aanvrager, het bepaalde in hoofdstuk 3, en conform de overige bepalingen in hoofdstuk 4.

4.2 Beoordeling op de vestiging

Er vindt tenminste één beoordeling op de vestiging per jaar plaats. Onderdeel van deze beoordeling is het dossier van tenminste vier inventarisatieprojecten.

Wanneer een IB naast de hoofdvestiging beschikt over één of meer filialen/vestigingen, zoals bedoeld in 3.1.3, vindt tevens, naast de ene beoordeling per jaar op de hoofdvestiging, per filiaal/vestiging ten minste één beoordeling per jaar plaats.

4.3 Beoordeling op locatie

Tijdens de looptijd van het certificaat vindt o.a. periodieke beoordeling op projectlocaties plaats, per filiaal/vestiging op grond van de aantallen genoemd in tabel 1. Daarin is o.a. bepaald dat een deel van de beoordeling op locatie reguliere implementatiebeoordeling (zie 4.3.1), en de rest resultaatgerichte implementatiebeoordeling (zie 4.3.2). De reguliere implementatiebeoordeling vindt onaangekondigd plaats. De resultaatgerichte implementatiebeoordeling wordt samen met het IB gepland.

Op een gemotiveerd verzoek van het IB kan de CKI besluiten dat een grote inventarisatieopdracht met een aantal deelprojecten/locaties, wat betreft de vereiste aantallen in tabel 1, als meerdere opdrachten beschouwd kunnen worden. De CKI weegt hierbij af of, gezien de grootte en complexiteit van de opdracht, alle uitvoeringsaspecten uit de SC-540 goed kunnen worden beoordeeld.

In dat geval vereist de CKI van het IB een per deelproject/locatie aparte melding met apart meldingsformulier, en dat elk deelproject/locatie via een aparte procedure wordt behandeld, inclusief rapportage en besluitvorming.

4.3.1 Reguliere implementatiebeoordeling op locatie

De reguliere implementatiebeoordeling vindt onaangekondigd plaats.

Locaties worden geselecteerd op basis van de reguliere systematiek die de CKI hiervoor hanteert. Het is bedoeld om de implementatie van het gedocumenteerde systeem te beoordelen.

4.3.2 Resultaatgerichte implementatiebeoordeling op locatie

Na uitvoering van een inventarisatie en opmaak van het inventarisatierapport vindt, voorafgaand aan asbestverwijdering, de geplande en aangekondigde resultaatgerichte beoordeling plaats. De CKI gaat daarbij samen met de verantwoordelijke DIA terug naar de projectlocatie met het afgeronde en afgetekende inventarisatierapport als leidraad. De projectlocatie voor deze beoordeling wordt op basis van een steekproef gekozen uit inventarisatieprojecten die nog niet op asbest gesaneerd of gesloopt zijn. Op locatie wordt, naast een overzicht van het project, steekproefsgewijs delen uit het inventarisatierapport met de DIA nagelopen, mede aan de hand van een toelichting door de DIA.

4.3.3 Tijdelijk geen periodieke beoordeling op locatie mogelijk

Indien in een periode van 12 maanden het aantal beoordelingen op locatie, genoemd in tabel 1, niet mogelijk is, stelt de CKI het IB in de gelegenheid, in de volgende periode van 12 maanden, naast het aantal voor deze periode, tevens het ontbrekende aantal uit de vorige periode van 12 maanden te beoordelen. De CKI legt een dergelijke maatregel schriftelijk in het dossier vast.

Deze maatregel kan slechts één keer in 4 opeenvolgende perioden van 12 maanden worden toegepast. Als hier niet aan kan worden voldaan, dient de CKI het certificaat in te trekken.

Tabel 1 Jaarlijkse beoordelingen op locatie naar rato van aantal DIA of aantal (deel-)rapporten

Gemiddeld

aantal DIA

Gemiddeld aantal Inventarisatie rapporten per jaar

Totaal aantal

beoordelingen

per jaar

Reguliere

implementatie

beoordeling

(zie 4.3.1)

Resultaat-

gerichte

implementatie

beoordeling

(zie 4.3.2)

1-2

< 500

4

3

1

3–5

500–1100

6

4

2

6–8

1100–1600

9

6

3

> 8

> 1600

12

8

4

Noten bij tabel 1:

> Het aantal beoordelingen wordt bepaald door het criterium (aantal DIA of aantal inventarisatie- rapporten) dat tot het hoogste aantal beoordelingen op locatie leidt.

> Het begrip ‘jaarlijks’ slaat niet op kalenderjaren, maar op periodes van telkens 12 maanden na de verlening van het certificaat.

4.4 Rapportage door CKI aan de IB over de beoordeling

De resultaten van beoordelingen door de CKI worden tussentijds aan het IB gerapporteerd.

5 Hercertificatie

Tenzij de certificaathouder schriftelijk te kennen heeft gegeven het certificaat niet te willen voortzetten, zal de CKI in het laatste jaar van de lopende certificatieperiode de jaarlijkse beoordelingen bij de filialen/vestigingen in het algemeen drie maanden voor vervaldatum van het certificaat dienen te hebben afgerond. Daarbij wordt zoveel mogelijk de procedure gevolgd omschreven in artikel 4.

6 Tijdsbesteding beoordeling

De hier aangegeven tijdsbesteding is een richtlijn; tijdseenheden zijn inclusief rapportage.

6.1 Beoordeling bij een kandidaat

– kwaliteitsdocumentatie en voorbeoordeling: 0,5 mandag;

– implementatie op vestiging of filiaal: 0,5 mandag;

– beoordeling op projectlocatie, indicatie: 0,5 mandag per beoordeling. Normaal geldt daarbij een maximum van 2 per dag. Alleen als de onderlinge afstand tussen de verschillende locaties dit mogelijk maakt, is een maximum van 3 beoordelingen per dag mogelijk.

6.2 Periodieke beoordeling en hercertificatie

– Jaarlijkse beoordeling en hercertificatie op vestiging of filiaal: 1 mandag;

– beoordeling op projectlocatie, indicatie: 0,5 mandag per beoordeling. Normaal geldt daarbij een maximum van 2 per dag. Alleen als de onderlinge afstand tussen de verschillende locaties dit mogelijk maakt, is een maximum van 3 beoordelingen per dag mogelijk.

6.3 Combinatie met beoordelingen voor andere certificatieschema’s

De CKI dient in geval van het combineren van beoordelingen, met de rapportage aannemelijk en aantoonbaar te kunnen maken dat bij beoordeling per vestiging de minimale vereisten van SC 540 gedurende de certificatieperiode worden beoordeeld.

Beoordelingen op projectlocaties staan op zich zelf en dienen conform het bepaalde in 6.1 en 6.2 uitgevoerd te worden.

7 Eisen mbt. melding IB tbv. beoordeling op locatie

De CKI houdt m.b.t. de melding ten behoeve van de beoordeling op locatie het IB aan het in dit artikel gestelde.

7.1 Vorm en tijdstip van de melding

Alle werkzaamheden worden door middel van het SCA standaard meldingsformulier ondertekend, vóór aanvang van de werkzaamheden door het IB bij de CKI gemeld.

Bij reguliere opdrachten is dat per e-mail tot 2 werkdagen van tevoren; per fax 5 werkdagen.

In geval van calamiteiten, dwz. uitsluitend bij acuut gevaar voor mens en/of milieu, kan de CKI het asbestverwijderingsbedrijf toestaan hiervan af te wijken, mits het bedrijf dit schriftelijk motiveert.

7.2 Inhoud van de melding

Wat betreft de inhoud van de melding, hanteert de CKI de Bijlage G van de SC-540.

7.3 Melding tbv. resultaatgerichte implementatiebeoordeling op locatie

Specifiek met het oog op de beoordeling bedoeld in 4.3.2, en eventueel conform het bepaalde in de tweede alinea van 4.2, verzoekt de CKI aan het IB een recent bijgewerkt overzicht van onder het certificaat uitgevoerde projecten, met locatie en de verantwoordelijke DIA, en opgave of de locatie al gesaneerd is of niet.

8 Afwijkingen, corrigerende maatregelen en sancties

8.1 Algemeen

Met betrekking tot de afwijkingen ten opzichte van de eisen van de SC-540 wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën:

8.1.1 Categorie A afwijkingen betreffen:

– die onderwerpen die, wanneer daarop afwijkingen zijn, asbestvezelemissies naar mens en/of milieu (kunnen) veroorzaken;

– een aantal afwijkingen uit categorie B die tezamen door de CKI tenminste even zwaar worden geacht als een afwijking bedoeld bij het eerste streepje;

– die onderwerpen waarop een afwijking Categorie B is afgegeven die niet binnen de gestelde termijn is afgehandeld;

– sanctie door de Arbeidsinspectie of andere overheidsinstelling bedoeld in artikel 4.2.d van deel A Algemeen ten gevolge van een feit dat, naar het oordeel van de CKI, een overtreding van SC-540 inhoudt.

8.1.2 Categorie B afwijkingen betreffen die welke wel afwijkingen zijn van de SC-540, maar niet in de categorie A vallen.

8.1.3 Naast de afwijkingen kan sprake zijn van een opmerking. Dit geldt als aandachtspunt ter verbetering, maar heeft niet direct invloed op de aard van de activiteiten, zoals in de verklaring van het certificaat opgenomen. Het gevolg geven aan een opmerking is niet verplicht; het IB dient te overwegen of aan de opmerking gevolg zal worden gegeven.

8.2 Sancties

8.2.1 Een of meerdere categorie A afwijkingen

Bij de constatering van een of meerdere categorie A afwijkingen gelden volgtijdig (Ti ) de volgende stappen, die in het slechtste geval na T6 = 29 + 3 = 32 werkdagen kunnen leiden tot de intrekking van het certificaat:

a. De CKI zendt binnen drie werkdagen een kopie van het beoordelingsresultaat, inclusief de geconstateerde afwijkingen, aan de directie van het IB (T1 =3 ).

b. Deze dient binnen drie werkdagen de corrigerende maatregelen schriftelijk te melden aan de CKI (T2 = 3 + 3).

c. Binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding van de corrigerende maatregelen door het IB dient de CKI invoering en effectiviteit ervan onderzocht te hebben (T3 = 6 + 10).

d. Binnen drie werkdagen na dit onderzoek dient de CKI vastgesteld te hebben of het IB aan de eisen voldoet (T4 = 16 +3 ).

e. Is dit naar het oordeel van de CKI onvoldoende, dan volgt er een waarschuwing om binnen een termijn van tien werkdagen alsnog effectieve corrigerende maatregelen ingevoerd te hebben (T5 = 19 + 10).

f. Indien vervolgens binnen drie werkdagen de invoering van effectieve corrigerende maatregelen door de CKI niet kan worden vastgesteld en het IB dus niet aan de eisen voldoet, wordt het certificaat ingetrokken (T6 = 29 + 3).

8.2.2 Geen categorie A afwijking

Bij het constateren van afwijkingen, zonder een categorie A, geldt de volgende procedure:

a. De CKI zendt binnen vijf werkdagen een kopie van het onderzoeksresultaat, inclusief de geconstateerde afwijkingen, aan de directie van het IB. Deze dient binnen drie werkdagen de corrigerende maatregelen schriftelijk te melden aan de CKI.

b. Bij de eerstvolgende periodieke beoordeling wordt de effectieve invoering van de corrigerende maatregel door de CKI beoordeeld.

9 Klachten

9.1 Klachten over de kandidaat of het IB

a) Indien de CKI over een kandidaat klachten van derden, zoals asbestverwijderingsbedrijven of opdrachtgevers, ontvangt over het voldoen aan de SC-540, wordt deze klacht bij het onderzoek en de besluitvorming betrokken.

b) Indien de CKI over een IB klachten van derden, zoals asbestverwijderingsbedrijven of opdracht-gevers, ontvangt over het voldoen aan de SC-540, dient de CKI de klager te verwijzen naar het IB.

De CKI dient de klacht te betrekken bij het eerstvolgende onderzoek bij het betreffende asbestinventarisatiebedrijf. Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het asbestverwijderingsbedrijf, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie. In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra onderzoek uit te voeren. Het reglement van de CKI is bepalend voor de verdere afhandeling van deze klachten.

Indien uit het extra onderzoek blijkt dat de klacht terecht is, wordt deze als extra inspectie in rekening gebracht bij het IB. Indien niet blijkt dat de klacht terecht is, wordt de extra inspectie beschouwd als een reguliere (project)inspectie, die het eerstvolgende, in de toekomst geplande onderzoek vervangt.

9.2 Klachten over de CKI

Klachten over de CKI worden door de CKI geregistreerd en afgehandeld conform het eigen klachtenreglement. Jaarlijks rapporteert de CKI aan het Min. van SZW over de ontvangen klachten, en de wijze van afhandeling, conform artikel 1.5b.1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

10 SCA Certificaatregister

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder; een afschrift van het certificaat wordt, conform de overeenkomst SCA-CKI per fax of elektronisch aan SCA verzonden, ter aanpassing van het SCA Certificaatregister. Ook elke intrekking van een certificaat wordt, met de relevante gegevens waaronder de datum van intrekking, door de CKI aan SCA toegezonden.

11 Interpretatieverschillen

Indien een CKI merkt dat er met een andere CKI verschillende interpretaties bestaan mbt. de SC-540, dient de CKI dit verschil voor te leggen aan het CCvD Asbest van SCA.

0 – 0 – 0

1. Doelstelling afkortingen en definities

1.1. Doelstelling

Het Ministerie van SZW hanteert, op grond van de in de Arbowet- en regelgeving vastgelegde criteria en voorwaarden voor aanwijzing van en toezicht op certificerende instellingen. Deze zijn in deel A Algemeen uitgewerkt voor de asbestsector als geheel. Het hiernavolgende bevat een specifieke aanvulling daarop voor de certificatie van asbestverwijderingsbedrijven.

1.2. Afkortingen en definities

CKI

Een certificerende of keurende instelling; voor zover niet anders aangeduid wordt in dit deel C met ‘CKI’ een door het ministerie van SZW aangewezen CKI bedoeld.

Asbestverwijdering

Het systematisch verwijderen van alle asbesthoudende materialen in een (deel van een) bouwwerk of object.

SC-530

SCA- Certificatieschema voor certificatie van asbestverwijdering

DIA

Deskundig Inventariseerder Asbest; persoon die voldoet aan het in SC-540 Bijlage A vastgelegde vakbekwaamheidsprofiel

DTA

Persoon die in het bezit is van een persoonscertificaat Deskundig Toezichthouder Inventariseerder Asbest conform SC-510 en het daarin vastgelegde vakbekwaamheidsprofiel.

DAV

Persoon die in het bezit is van een persoonscertificaat Deskundig Asbestverwijderaar conform SC-520 en het daarin vastgelegde vakbekwaamheidsprofiel.

SCA

De Stichting Certificatie Asbest, gevestigd te Wageningen.

AEDES

Vereniging van woningcorporaties, gevestigd te Hilversum.

RvA

Stichting Raad voor Accreditatie, gevestigd te Utrecht. RvA is de nationale accreditatie-organisatie voor laboratoria, inspectie- en certificatie-instellingen.

2. Eisen te stellen aan certificatiepersoneel

2.1. Algemene eisen

De volgende twee taken worden onderscheiden:

– beoordeling van de kandidaat of het asbestverwijderingsbedrijf op locatie dan wel op de vestiging;

– beslissing omtrent verlening van het certificaat, en het nemen van sancties, inclusief intrekking.

Beoordelingstaken kunnen worden uitbesteed, mits alle benodigde kennis en kwalificaties daarnaast ook bij een of meer medewerker(s) van de CKI aanwezig zijn.

De beslissing mbt. certificatie kan door de CKI niet aan derden worden uitbesteed.

2.2. Eisen te stellen aan de beoordelaar

Degene die de beoordeling op locatie en/of de vestiging uitvoert dient aantoonbaar te voldoen aan de volgende kwalificatiecriteria:

– de Nederlandse taal in woord en geschrift machtig zijn;

– kennis hebben van de SC-530;

– het DTA getuigschrift hebben gehaald;

– actuele vakinhoudelijke kennis en inzicht hebben;

– communicatieve en contactuele vaardigheden hebben.

2.3. Eisen te stellen aan de teamleider

De teamleider dient naast de eisen genoemd in 2.2 aantoonbaar te voldoen aan de eisen van NEN-EN-ISO 19011, externe auditor, en dient over tenminste twee jaar aantoonbare ervaring op het gebied van certificatie van asbestverwijdering te beschikken. Deze ervaring kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het overleggen van rapportages van, in de afgelopen 12 maanden, uitgevoerde beoordelingen van asbestverwijderingsbedrijven. Het bezit van alleen een DTA getuigschrift of -persoonscertificaat zonder aantoonbare beoordelingservaring is niet voldoende.

2.4. Eisen te stellen aan personen die beslissen over verlenen/intrekken van het certificaat

Degenen die beslissen over het verlenen of intrekken van het certificaat dienen aantoonbaar te voldoen aan de volgende kwalificatiecriteria:

– niet betrokken zijn als beoordelaar bij het betreffende dossier;

– kennis hebben van de SC-530.

2.5. Overgangsbepaling

Degenen bedoeld in 2.2, 2.3, en 2.4, die bij het van kracht worden van de SC-530 tenminste drie jaar aantoonbaar actief zijn geweest als beoordelaar, respectievelijk teamleider, dan wel beslisser met betrekking tot de certificatie van asbestverwijderingsbedrijven, bijvoorbeeld blijkend uit RvA beoordelingsrapporten, worden geacht aan bovenstaande kwalificaties te voldoen.

3. Initiële certificatie

3.1. Aanvraag

3.1.1 Afhandeling aanvraag

Een CKI dient een aanvraag voor het certificaat in overeenstemming met een door hem opgesteld reglement te behandelen. De CKI is verplicht de kandidaat schriftelijk over de daarin vastgestelde regels, voorwaarden en procedures die verband houden met de behandeling van de aanvraag voor het certificaat, te informeren.

3.1.2 Verloop toelatingsbeoordeling

Het verloop van de toelatingsbeoordeling, vanaf de eerste beoordeling op projectlocatie tot de beslissing over al dan niet verlening van het certificaat, is gemaximeerd op 4 maanden. Daarna vervallen de beoordelingsresultaten van de kandidaat.

3.1.3 Meerdere filialen/vestigingen

Indien een kandidaat naast de hoofdvestiging die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, over een of meer filialen/vestigingen beschikt die al dan niet zelfstandig zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en van waaruit certificatieactiviteiten met betrekking tot de SC 530 worden ondernomen, is er sprake van één moederbedrijf met een of meer filialen/vestigingen. Een dergelijke kandidaat kan een certificaat worden verleend onder de volgende voorwaarden:

– alle hierboven bedoelde filialen/vestigingen dienen bij de aanvraag, de beoordeling en de beslissing over certificatie te worden betrokken; de beslissing over het certificaat geldt voor de hoofdvestiging samen met alle hier bedoelde filialen/vestigingen; dwz. een negatief oordeel over één van de betrokken filialen/vestigingen staat de verlening of hernieuwing van een certificaat voor het geheel in de weg;

– indien alle filialen/vestigingen onder hetzelfde systeem werken, kan de documentatie als bedoeld in artikel 3.2.A op de hoofdvestiging beoordeeld worden, zo niet dan zal bij elk filiaal/vestiging het in 3.2.A bedoelde beoordeling moeten plaatsvinden;

– elk filiaal/vestiging dient een succesvolle vestigingsbeoordeling, bedoeld in 3.2.B.1, en twee succesvolle beoordelingen op projectlocaties, bedoeld in 3.2.B.2, te hebben ondergaan;

– naast de hoofdvestiging dient elk filiaal/vestiging op het certificaat te worden vermeld, met adres, eventuele naam en eventuele inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel.

3.2. Beoordeling

Het doel van het door de CKI uit te voeren beoordeling is om vast te stellen of aan alle eisen in de SC-530 wordt voldaan. De beoordeling bestaat uit:

A. Beoordeling van de documentatie.

Onderzocht wordt of datgene wat volgens het certificatieschema schriftelijk vastgelegd dient te zijn, ook daadwerkelijk is vastgelegd in de eigen kwaliteitsdocumentatie (kwaliteitshandboek en daarmee samenhangende documentatie).

B. Beoordeling van de implementatie.

Nadat is vastgesteld dat de documentatie aan de gestelde eisen voldoet, wordt de implementatie van het gedocumenteerde systeem onderzocht. Deze beoordeling bestaat uit de onder B.1 en B.2 genoemde onderdelen en vindt plaats aan de hand van gemaakte afspraken tussen de CKI en de kandidaat c.q. het asbestverwijderingsbedrijf.

B.1 Beoordeling op de vestiging(en) van de kandidaat c.q. het asbestverwijderingsbedrijf.

Op de vestiging(en) wordt onderzocht of de delen van het kwaliteitssysteem die op de vestiging kunnen worden onderzocht, in samenhang met het hele kwaliteitssysteem, voldoen aan de eisen zoals gesteld in het certificatieschema SC-530 en de kwaliteitsdocumentatie van de kandidaat c.q. het asbestverwijderingsbedrijf.

B.2 Beoordeling op projectlocaties.

Per filiaal/vestiging wordt op tenminste twee projectlocaties beoordeeld of ook de praktische uitvoering van de asbestverwijdering voldoet aan het certificatieschema SC-530 en de eigen kwaliteitsdocumentatie. De bouwwerken of objecten waaruit asbest dient te worden verwijderd dienen, naar het oordeel van de CKI, naar aard en omvang voldoende representatief te zijn om de uitvoeringsaspecten uit de SC-530 goed te kunnen beoordelen. Zo dient minimaal één project in containment te worden beoordeeld.

3.3. Toestemming voor werkzaamheden op de projectlocatie

3.3.1 Aanvraag

Een kandidaat wordt voor de duur van de beoordeling op twee projectlocaties waar de beoordeling door de CKI plaatsvindt, gelijkgesteld aan een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf, òf in geval artikel 3.3.2 van toepassing is, op drie projectlocaties. De daarbij geldende voorwaarden zijn dat:

– bij de CKI een schriftelijke aanvraag is ingediend voor de verwerving van het certificaat;

– de kandidaat voldoet aan de in SC-530 gestelde eisen, voor zover de beoordeling, bedoeld in 3.2.A betreft.

Na blijk van het voldoen aan genoemde voorwaarden stelt de CKI een aanvraag op voor elke projectlocatie die in de beoordeling van de kandidaat zal worden betrokken. SCA dient voorafgaand schriftelijke toestemming op de aanvraag te geven.

3.3.2 Eenmalige extra beoordeling op een projectlocatie

Wanneer de CKI op één van de twee projectlocaties bedoeld in 4.3.1 vaststelt dat de kandidaat niet voldoet aan de criteria, kan de CKI, namens de kandidaat, eenmalig een aanvraag voor beoordeling op een extra projectlocatie bij SCA indienen.

Deze extra beoordeling heeft tot doel de door het asbestverwijderingsbedrijf genomen corrigerende maatregelen te verifiëren en vindt plaats op kosten van de kandidaat.

3.4. Het afronden dan wel afbreken van de beoordeling

3.4.1 Minimaal 2 volledige asbestverwijderingswerken

De beoordeling kan slechts worden afgerond, indien de kandidaat minimaal 2 volledige asbest-verwijderingswerken heeft uitgevoerd, die aan de eisen van de SC-530 voldoen.

3.4.2 Afbreken beoordeling

De beoordeling wordt zonder verlening van het certificaat afgebroken indien:

– het resultaat van de beoordeling op de vestiging, bedoeld in 3.2.B.1, ook na een tweede beoordeling op die vestiging niet voldoet aan de eisen;

– het resultaat van de extra beoordeling op locatie, bedoeld in 3.3.2, niet voldoet aan de eisen;

– de kandidaat op een of meer projectlocaties werkzaamheden verricht waarvoor geen voorafgaande toestemming van SCA is verkregen.

Indien de kandidaat wiens beoordeling is afgebroken opnieuw het certificaat wil verwerven, dienen alle stappen van de beoordeling opnieuw te worden doorlopen.

3.4.3 Rapportage

De resultaten van ieder onderdeel van de beoordeling worden aan de kandidaat gerapporteerd.

Op basis van SC-530 Bijlage D ‘Aanvraag van toestemming voor werkzaamheden op projectlocatie’ worden de asbestverwijderingswerken met de gegevens over de kandidaat bij SCA geregistreerd.

3.5. Certificatiebeslissing

3.5.1 Besluitvorming

De certificatiebeslissing wordt genomen door een door de CKI daartoe aangewezen college of perso(o)n(en). De beslissing wordt genomen op basis van de beoordelingsrapportage en een bijbehorend schriftelijk advies van de teamleider.

3.5.2 Rapportage

De CKI draagt er zorg voor dat het schriftelijke besluit, inclusief eventueel certificaat, binnen 10 werkdagen na de laatste beoordeling, dan wel na een tussen CKI en kandidaat overeengekomen termijn, aan de kandidaat wordt toegezonden.

3.6. Geldigheidsduur van het certificaat

Het certificaat is, behoudens tussentijdse intrekking, maximaal drie jaar geldig.

4. Periodieke beoordeling

4.1. Algemeen

Nadat het certificaat is verleend, voert de CKI gedurende de certificatieperiode periodieke beoordelingen bij de certificaathouder uit, conform, voor zover niet specifiek gericht op een eerste aanvrager, het bepaalde in hoofdstuk 3, en conform de overige bepalingen in hoofdstuk 4.

4.2. Beoordeling op de vestiging

Er vindt tenminste één beoordeling op de vestiging per jaar plaats. Onderdeel van deze beoordeling is de dossierbeoordeling van tenminste vier asbestverwijderingsprojecten.

Wanneer een asbestverwijderingsbedrijf, naast de hoofdvestiging beschikt over één of meer filialen/vestigingen, vindt tevens, naast de ene beoordeling per jaar op de hoofdvestiging, per filiaal/vestiging één beoordeling per jaar plaats.

4.3. Beoordeling op projectlocatie

4.3.1 Tijdens de looptijd van het certificaat vindt periodiek beoordeling op projectlocaties plaats, op grond van de aantallen genoemd in tabel 4.3. De frequentie van de periodieke beoordelingen op de projectlocatie wordt vastgesteld op basis van het aantal door alle werknemers van de certificaathouder in totaal bestede projectdagen uit het voorgaande jaar. Daarbij geldt het volgende.

a) De beoordeling vindt onaangekondigd plaats.

b) Het aantal projectdagen per jaar dient te zijn verdeeld over minimaal 7 aangemelde en uitgevoerde asbestwerken.

c) Een projectdag is een pakdag van minimaal zes uur tijdens welke door tenminste één werknemer van het asbestverwijderingsbedrijf op een project asbestwerkzaamheden, worden verricht met persoonlijke beschermingsmiddelen, ongeacht het aantal medewerkers op het project zoals geregistreerd in het logboek. Drie uur asbest verwijderen door één werknemer met persoonlijke beschermingsmiddelen op een project, komt overeen met een halve projectdag.

Onder asbestwerkzaamheden worden verstaan die werkzaamheden waarbij asbest verwijderd, opgeruimd en/of verpakt wordt.

d) Bij de bepaling van het aantal projectdagen worden niet als (delen van) projectdagen meegeteld:

– werkzaamheden voor bijvoorbeeld opbouw van een containment en afvoer van asbesthoudend afval naar de stortplaats; .

– regendagen waarop niet gewerkt wordt;

– pauzes en verzuim van werknemers.

e) Indien het asbestverwijderingsbedrijf kan aantonen dat het bedrijf één of enkele grote verwijderingsopdrachten uitvoert, kunnen de minimaal zes beoordelingen bij verschillende deelprojecten worden uitgevoerd. Echter wel onder de voorwaarde dat deze naar grootte en complexiteit, naar het oordeel van de CKI, voldoende representatief zijn om de uitvoeringsaspecten uit de SC-530 te kunnen beoordelen.

4.3.2 Periodieke beoordeling op projectlocatie tijdelijk niet mogelijk

Indien door omstandigheden het in tabel 4.3 aangegeven aantal beoordelingen op projectlocatie over een periode van 12 maanden niet kan worden uitgevoerd, dienen de ontbrekende aantallen in de direct daaropvolgende periode van 12 maanden alsnog te worden uitgevoerd. De CKI legt een dergelijke maatregel schriftelijk in het dossier vast.

Deze maatregel kan slechts één keer in 4 opeenvolgende perioden van 12 maanden worden toegepast. Als hier niet aan kan worden voldaan, dient de CKI het certificaat in te trekken.

Tabel 4.3

Aantal

projectdagen

per jaar

Totaal aantal beoordelingen op projectlocatie per periode van

12 maanden na certificaatverlening

35

140

6

141

240

7

241

440

8

441

640

9

641

840

10

841

Meer

11

4.4. Rapportage door de CKI aan het asbestverwijderingsbedrijf

De resultaten van beoordelingen door de CKI worden tussentijds aan het asbestverwijderingsbedrijf gerapporteerd.

5. Hercertificatie

Tenzij de certificaathouder schriftelijk te kennen heeft gegeven het certificaat niet te willen voortzetten, zal de CKI in het laatste jaar van de lopende certificatieperiode de jaarlijkse beoordelingen bij de filialen/vestigingen in het algemeen drie maanden voor vervaldatum van het certificaat dienen te hebben afgerond. Daarbij wordt zoveel mogelijk de procedure gevolgd omschreven in artikel 4.

6. Tijdsbesteding beoordeling

De aangegeven tijdsbesteding is een richtlijn; de tijdseenheden zijn inclusief rapportage.

6.1. Initiële beoordeling bij een kandidaat

– kwaliteitsdocumentatie en voorbeoordeling: 0,5 mandag;

– implementatie op vestiging: 0,5 mandag;

– beoordeling op projectlocatie: 0,5 mandag per beoordeling; maximaal 2 beoordelingen per dag.

6.2. Periodieke beoordeling en hercertificatie

– Jaarlijkse beoordeling en hercertificatie op vestiging: 1 mandag;

– beoordeling op projectlocatie: 0,5 mandag per beoordeling; maximaal 2 beoordelingen per dag.

6.3. Combinatie met beoordelingen voor andere certificatieschema’s

De CKI dient in geval van het combineren van beoordelingen, met de beoordelingsrapportage aannemelijk en aantoonbaar te kunnen maken dat bij beoordeling per vestiging de minimale vereisten van SC-530 gedurende de certificatieperiode worden onderzocht.

Beoordelingen op projectlocaties staan op zich zelf en dienen conform het bepaalde in 6.1 en 6.2 uitgevoerd te worden.

7. Melding asbestverwijderingsbedrijf t.b.v. beoordeling op locatie

7.1. Vorm en tijdstip van de melding

De CKI vereist van het asbestverwijderingsbedrijf alle asbestverwijderingswerken door middel van een daartoe beschikbaar gesteld standaard meldingsformulier ondertekend, vóór aanvang van de werkzaamheden te melden bij de CKI.

Bij reguliere opdrachten is dat per e-mail tot 2 werkdagen van tevoren; per fax is dat minimaal 5 werkdagen . In geval van calamiteiten, dwz. uitsluitend bij acuut gevaar voor mens en/of milieu, kan de CKI het asbestverwijderingsbedrijf toestaan hiervan af te wijken, mits het bedrijf dit schriftelijk motiveert.

7.2. Inhoud van de melding

Wat betreft de inhoud van de melding hanteert de CKI de bijlage A van de SC 530.

7.3. Grote projecten

Melding moet per project/projectdeel/opdracht plaatsvinden. Conform het bepaalde in de tweede alinea van 4.3, kan een groot project verwijdering van asbest uit meerdere bouwwerken of objecten op verschillende projectlocaties omvatten, zolang er sprake is van één opdrachtgever.

Indien het asbestverwijderingsbedrijf een project zoals bedoeld in de vorige zin wil melden, dienen de bovenstaande gegevens uitgesplitst per projectlocatie/deelopdracht aan de CKI kenbaar te worden gemaakt. Daartoe wordt, per projectlocatie een meldingsformulier ingevuld.

7.4. Asbestverwijdering bij mutatie- en klachtenonderhoud woningcorporaties

Een groot project in het kader van mutatie- en/of klachtenonderhoud in opdracht van een woningcorporatie kan in onderdelen gemeld worden conform het bepaalde in het AEDES protocol ‘Asbestverwijdering bij mutatie- en klachtenonderhoud woningcorporaties’ van 24 september 2007.

8. Afwijkingen, corrigerende maatregelen en sancties

8.1. Algemeen

Met betrekking tot de afwijkingen ten opzichte van de eisen van de SC-530 wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën:

8.1.1 Categorie A., deze betreffen:

– die onderwerpen die, wanneer daarop afwijkingen zijn, asbestvezelemissies naar mens en/of milieu (kunnen) veroorzaken;

– die onderwerpen waarop een afwijking Categorie B is afgegeven die niet op de gestelde termijn is afgehandeld;

– stillegging van het asbestverwijderingswerk door de Arbeidsinspectie ten gevolge van een feit dat een overtreding van SC-530 inhoudt.

8.1.2 Categorie B afwijkingen betreffen die welke wel afwijkingen zijn van de SC-530, maar niet in de categorie A vallen.

8.1.3 Naast de afwijkingen kan sprake zijn van een opmerking. Dit geldt als aandachtspunt ter verbetering, maar heeft niet direct invloed op de aard van de activiteiten, zoals in de verklaring van het certificaat opgenomen. Het gevolg geven aan een opmerking is niet verplicht; het asbestverwijderingsbedrijf dient te overwegen of aan de opmerking gevolg zal worden gegeven.

8.2. Sancties

8.2.1 Een of meerdere categorie A afwijkingen

Bij de constatering van een of meerdere categorie A afwijkingen gelden volgtijdig (Ti) de volgende stappen, die in het slechtste geval na T6 = 36 + 4 = 40 werkdagen kunnen leiden tot de intrekking van het procescertificaat:

a. De CKI zendt binnen vier werkdagen een kopie van het beoordelingsresultaat, inclusief de geconstateerde afwijkingen, aan de directie van het asbestverwijderingsbedrijf (T1 = 4 ).

b. Deze dient binnen vier werkdagen de corrigerende maatregelen schriftelijk te melden aan de CKI (T2 = 4 + 4).

c. Binnen 14 werkdagen na ontvangst van de melding van de corrigerende maatregelen door het asbestverwijderingsbedrijf dient de CKI beoordeeld te hebben op de effectieve invoering ervan (T3 = 8 + 14).

d. Binnen vier werkdagen na de beoordeling dient de CKI vastgesteld te hebben of het asbestverwijderingsbedrijf aan de eisen voldoet (T4 = 18 + 4 ).

e. Is dit naar het oordeel van de CKI onvoldoende, dan volgt er een waarschuwing om binnen een termijn van veertien werkdagen de corrigerende maatregelen effectief ingevoerd te hebben (T5 = 22 + 14).

f. Indien vervolgens binnen vier werkdagen de effectieve invoering van de corrigerende maatregelen door de CI niet kan worden vastgesteld en het bedrijf dus niet aan de eisen voldoet, wordt het procescertificaat ingetrokken (T6 = 36+ 4).

8.2.2 Geen categorie A afwijking

Bij het constateren van afwijkingen, zonder een categorie A, geldt de volgende procedure:

a. De CKI zendt binnen vijf werkdagen een kopie van het beoordelingsresultaat, inclusief de geconstateerde afwijkingen, aan de directie van het asbestinventarisatiebedrijf. Deze dient per direct de corrigerende maatregelen schriftelijk te melden aan de CKI.

b. Bij de eerstvolgende periodieke beoordeling wordt de effectieve invoering van de corrigerende maatregel door de CKI beoordeeld.

9. Klachten

9.1. Klachten over het asbestverwijderingsbedrijf

Indien de CKI klachten van derden, zoals een opdrachtgever, ontvangt over het voldoen aan de SC-530 door het asbestverwijderingsbedrijf dat een aanvraag voor het certificaat heeft ingediend of certificaathouder is, dient de CKI de klager te verwijzen naar het asbestverwijderingsbedrijf. De CKI dient de klacht te betrekken bij de eerstvolgende beoordeling bij het betreffende asbestverwijderingsbedrijf.

Echter, indien het naar de mening van de CKI een ernstige klacht betreft, dient de CKI, naast de behandeling door het asbestverwijderingsbedrijf, zelf ook direct te beoordelen of de klacht gevolgen dient te hebben voor de beslissing m.b.t. certificatie.

In dat geval dient de CKI af te wegen of het gewenst is een extra beoordeling uit te voeren. Het reglement van de CKI is bepalend voor de verdere afhandeling van deze klachten.

Indien uit de extra beoordeling blijkt dat de klacht terecht is, wordt deze als extra beoordeling in rekening gebracht bij het asbestverwijderingsbedrijf. Indien niet blijkt dat de klacht terecht is, wordt de extra beoordeling beschouwd als een reguliere (project)beoordeling, die de eerstvolgende, in de toekomst geplande beoordeling vervangt.

9.2. Klachten over de CKI.

Klachten over de CKI worden door de CKI geregistreerd en afgehandeld conform het eigen klachtenreglement. Jaarlijks rapporteert de CKI aan het Ministerie van SZW over de ontvangen klachten en de wijze van afhandeling, conform artikel 1.5b.1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

10. SCA Certificaatregister

De CKI registreert de gegevens van de certificaathouder. Conform de overeenkomst SCA-CKI wordt een afschrift van het certificaat elektronisch, in pdf-format aan SCA verzonden voor opname in het SCA Certificaatregister. Ook elke intrekking van een certificaat wordt, met de relevante gegevens waaronder de datum van intrekking, door de CKI aan SCA toegezonden.

11. Interpretatieverschillen

Indien een CKI merkt dat er verschillende interpretaties bestaan m.b.t. de SC-530, dient de CKI dit verschil voor te leggen aan CCvD-Asbest van SCA

Toelichting

De wijziging van artikel 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling betreft een technische wijziging.

Het document ‘Nadere criteria en voorschriften voor de aanwijzing en het (blijven) functioneren als certificerende instelling in het werkveld asbest’, februari 2008, bevat een verwijzing naar een inmiddels verouderde norm: NEN-EN-ISO 45013. De nu van toepassing zijnde norm is de NEN-EN-ISO 17024. In verband hiermee worden de leden 1 en 2 van punt 3 van deel A Algemeen van voornoemd document redactioneel aangepast. Het gewijzigde document wordt opgenomen als bijlage XIIIA bij de regeling.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner

Naar boven