Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing

Tijdelijke regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 juli 2008, nr. DL/B/34905, houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan leraren met een onderwijsbevoegdheid om substantiële scholing te bevorderen (Tijdelijke regeling Lerarenbeurs voor scholing).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

§ 1

Inleidende bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. aanvrager: leraar, als bedoeld onder f en g, die een aanvraag voor subsidie doet;

c. bacheloropleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.2, onderdeel s, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of die de toets nieuwe opleiding, als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van die wet, met positief gevolg heeft afgelegd;

d. bevoegd gezag: bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en het instellingsbestuur van een hogeschool als bedoeld in artikel 1.2.1., onderdelen a en b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

e. ECTS: European Credit Transfer System;

f. leraar: leraar die aan de vereisten in artikel 2, tweede lid van deze regeling voldoet;

g. leraar hoger beroepsonderwijs: leraar die op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de titel of graad bachelor mag voeren;

h. masteropleiding: opleiding bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van die wet, met positief gevolg heeft afgelegd;

i. subsidie: totale subsidietoekenning aan een aanvrager waaronder studiekosten en eventuele subsidie ter zake van studieverlof;

j. studiekosten: les- en collegegeld, studiemiddelen en reiskosten;

k. uitvoerder: Informatie Beheer Groep te Groningen.

Artikel 2

Reikwijdte subsidieverstrekking

1. De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan leraren bedoeld in artikel 1, onderdeel f en g, voor studiekosten en studieverlof ter bevordering van het volgen van opleidingen als bedoeld in artikel 10.

2. Geen subsidie wordt verstrekt aan leraren die niet aan de volgende vereisten voldoen:

a. in het bezit is van een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en afgegeven na 31 juli 2006, waaruit blijkt dat hij voldoet aan de op zijn werkzaamheden van toepassing zijnde bekwaamheidseisen, dan wel,

b. op grond van artikel XI, eerste lid van de Wet op de beroepen in het onderwijs is aangemerkt als te voldoen aan de van toepassing zijnde bekwaamheidseisen, dan wel;

c. op grond van de Ministeriële regeling bedoeld in artikel XI tweede lid van de Wet op de beroepen in het onderwijs bevoegd is voor het geven van onderwijs, dan wel;

d. voor zover het betreft de leraar in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, in het bezit is van een op basis van de Wet educatie en beroepsonderwijs afgegeven geschiktheidsverklaring in combinatie met een getuigschrift pedagogisch didactische scholing als bepaald in de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel;

e. op grond van onderwijswetgeving bevoegd is verklaard.

Artikel 3

Subsidieaanvrager

1. Subsidie wordt verleend aan een leraar met dien verstande dat de tegemoetkoming in de kosten voor studieverlof aan het bevoegd gezag van de school waar de leraar in dienst is, wordt uitgekeerd.

2. De leraar:

a. is op het moment dat de opleiding start minimaal een jaar in dienst bij een bevoegd gezag van een of meer onderwijsinstellingen die bekostigd wordt dan wel worden door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. is op het moment dat de opleiding start voor minimaal 20% van zijn aanstellingsomvang belast met les(gebonden) taken en pedagogisch en didactisch verantwoordelijk voor het onderwijs – op groepsniveau en/of individueel niveau – aan leerlingen, en;

c. geniet gedurende de subsidieperiode geen tegemoetkoming op grond van afdeling 5.1. van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en geen studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000.

3. De leraar die in het verleden is gestart met een opleiding kan een aanvraag indien, indien:

– het opleidingen betreft als bedoeld in artikel 10 eerste lid, onderdeel a, b en c;

– door de aanvrager minimaal nog een studiejaar moet worden afgelegd;

– de aanvrager in het studiejaar voorafgaand aan de subsidieperiode 30 ECTS punten heeft behaald.

4. Voor een subsidie inzake studieverlof gelden naast de voorwaarden genoemd in het tweede lid dat:

a. studieverlof alleen wordt verleend voor de opleidingen bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b en c;

b. het bevoegd gezag van de school of instelling waar de leraar in dienst is verklaart het studieverlof te zullen verlenen door middel van het invullen en het medeondertekenen van het aanvraagformulier;

c. uitgangspunt is dat het bevoegd gezag welwillend tegenover het verzoek om verlof staat, tenzij zwaarwegende redenen hieraan in de weg staan. Indien het bevoegd gezag geen studieverlof kan verlenen, dient zij dit zorgvuldig te motiveren.

Artikel 4

Subsidieplafond

1. Voor de verstrekking van subsidie voor studiekosten en studieverlof op grond van deze regeling, is een totaalbedrag van € 37.000.000,– beschikbaar.

2. Het totaalbedrag, als bedoeld in het eerste lid, wordt als volgt verdeeld:

a. voor de eerste aanvraagtermijn van 1 juni 2008 tot en met 15 juli 2008, is het subsidieplafond € 18.000.000,–;

b. voor de tweede aanvraagtermijn van 1 januari 2009 tot en met 15 februari 2009 is het subsidieplafond € 19.000.000,– verminderd met de in 2008 aangegane meerjarige verplichtingen die in 2009 tot vervolgbetalingen leiden;

c. indien het subsidieplafond als bedoeld in het vorige lid niet is bereikt, volgt een derde aanvraagtermijn van 1 april 2009 tot en met 15 mei 2009. De hoogte van het subsidieplafond voor deze termijn wordt vastgesteld op het bedrag dat overblijft na afhandeling van de tweede aanvraagtermijn als bedoeld in onderdeel b;

d. Aanvragen die buiten de aanvraagtermijnen bedoeld in dit artikel worden ontvangen bij de uitvoerder worden afgewezen, met uitzondering van aanvragen waarvoor verzuimherstel op grond van artikel 20 is verleend.

Artikel 5

Verdeling over onderwijssectoren

1. Per aanvraagtermijn worden de aanvragen in volgorde van binnenkomst behandeld.

2. De verdeling over de onderwijssectoren geschiedt op basis van het aantal in de onderwijssector werkzame leraren en wel als volgt:

a. 50% van het totaal aantal toe te kennen aanvragen in alle onderwijssectoren is beschikbaar voor leraren in het primair onderwijs;

b. 30% van het totaal aantal toe te kennen aanvragen in alle onderwijssectoren is beschikbaar voor leraren in het voortgezet onderwijs;

c. 13% van het totaal aantal toe te kennen aanvragen in alle onderwijssectoren is beschikbaar voor leraren in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie;

d. 7% van het totaal aantal toe te kennen aanvragen in alle onderwijssectoren is beschikbaar voor leraren in het hoger beroepsonderwijs.

3. Als het aantal toe te kennen aanvragen voor een of meer van de onderwijssectoren achterblijft bij het aandeel dat in het tweede lid is voorzien, worden de resterende toe te kennen aanvragen naar evenredigheid toegevoegd aan de andere onderwijssectoren.

Artikel 6

Maximaal subsidiebedrag

1. De subsidie geldt voor maximaal drie jaar of zo veel korter als de nominale studieduur van de opleiding.

2. De subsidie is opgebouwd uit subsidie voor studiekosten en subsidie voor studieverlof.

3. De subsidie voor studiekosten is opgebouwd uit:

a. les- en collegegeld: met een maximum van € 3.500 per jaar. De maximale vergoeding bedraagt € 10.500 voor een periode van drie jaar;

b. voor studiemiddelen: 10% van het bedrag per jaar genoemd onder a;

c. voor reiskosten: 10% van het bedrag per jaar genoemd onder a.

4. De subsidie voor studieverlof is opgebouwd uit:

a. De subsidie ter zake van studieverlof wordt bepaald op een bedrag per uur met een maximum van 160 uren per jaar voor een voltijdsaanstelling, in geval van een deeltijdbetrekking wordt het aantal studieverlofuren vastgesteld naar rato van de aanstellingsomvang.

b. De subsidiebedragen ter zake van studieverlof per onderwijssector zijn:

Onderwijssector

Bedrag per studiever-

lofuur

Basisonderwijs

€ 32,25

Speciaal onderwijs

€ 34,23

Voortgezet onderwijs

€ 34,83

Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie

€ 37,09

Hoger beroepsonderwijs

€ 41,82

c. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de kabinetsbijdrage voor het betreffende jaar, onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting door de begrotingswetgever.

§ 2

Subsidieaanvraag

Artikel 7

Vereisten

1. De subsidie wordt op aanvraag verleend.

2. De subsidieaanvraag wordt uitsluitend aangevraagd met gebruikmaking van een door de leraar en het bevoegd gezag volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Lerarenbeurs voor scholing’.

§ 3

Subsidieverlening

Artikel 8

Subsidieverlening

Een leraar kan gedurende zijn onderwijsloopbaan één maal in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze of volgende subsidieregelingen met hetzelfde doel.

Artikel 9

Termijn beslissing

De Minister beslist binnen 8 weken na het einde van de in artikel 4 genoemde termijnen van het eerste lid op een aanvraag voor subsidie.

Artikel 10

Subsidiabele opleidingen

1. Voor subsidie op grond van deze regeling komen de volgende opleidingen in aanmerking:

a. bachelor- of masteropleidingen voor leraren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie gericht op het voldoen aan een andere set van bekwaamheidseisen dan de set waaraan hij blijkens een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, al voldoet dan wel, op grond van artikel XI, eerste lid van de Wet op de beroepen in het onderwijs, is aangemerkt als te hebben voldaan;

b. opleidingen waarmee een leraar in het hoger beroepsonderwijs een voor zijn vak relevante bachelor, hbo-master of wo-master kan behalen;

c. opleidingen die erop gericht zijn dat de voor zijn werk bevoegde leraar in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs en volwasseneneducatie een andere, voor zijn vak relevante graad behaalt;

d. opleidingen die gericht zijn op het verwerven van extra bekwaamheden, maar niet gericht op het verkrijgen van een andere onderwijsbevoegdheid of graad.

2. Promotietrajecten komen niet voor subsidie in aanmerking.

3. De Minister stelt in bijlage I voor de eerste aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 4, tweede lid onderdeel a ter zake van de opleidingen bedoeld in het eerste lid onderdeel d, een limitatieve lijst van opleidingen vast die in aanmerking komen voor subsidie. Deze lijst wordt gepubliceerd op de website van de uitvoerder (www.ib-groep.nl). Voor de aanvraagtermijn bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen b en c geldt dat deze lijst opnieuw wordt vastgesteld.

4. Aanvragen voor opleidingen die niet voldoen aan de eisen gesteld in dit artikel worden afgewezen.

Artikel 11

Verplichtingen van de aanvrager

De aanvrager die subsidie ontvangt op grond van deze regeling dient:

a. zich in te spannen de opleiding met goed gevolg af te ronden;

b. in het geval van een meerjarige opleiding minimaal 30 ECTS per jaar per studiejaar te halen;

c. jaarlijks informatie te verschaffen aan de uitvoerder over de studievoortgang;

d. het staken van de opleiding onmiddellijk aan de uitvoerder te melden;

e. het niet tot stand komen of staken van het studieverlof aan de uitvoerder te melden;

f. mee te werken aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid; en

g. binnen een half jaar na ontvangst van de beschikking te zijn gestart met de opleiding.

Artikel 12

Subsidiebeschikking

In de subsidiebeschikking legt de uitvoerder vast:

a. of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie;

b. voor welke opleiding subsidie wordt verleend;

c. of de leraar in aanmerking komt voor de subsidie ter zake van studieverlof;

d. de duur van de opleiding;

e. de wijze waarop de leraar aantoont dat de opleiding met goed gevolg is afgerond;

f. indien de opleiding langer dan een jaar duurt: de wijze waarop jaarlijks de studievoortgang moet worden vastgesteld;

g. de uiterste datum waarop de opleiding moet zijn afgerond.

Artikel 13

Betaling van de subsidie

1. De tegemoetkoming in de studiekosten, de studiemiddelen en de reiskosten wordt jaarlijks als voorschot aan de aanvrager uitbetaald.

2. De tegemoetkoming in de kosten van het studieverlof wordt jaarlijks aan het bevoegd gezag waar de aanvrager in dienst is uitbetaald.

3. Indien het een meerjarige opleiding betreft, vindt de betaling van het jaarbedrag na het eerste studiejaar ieder jaar vóór 1 september plaats, indien de aanvrager voor 1 augustus aan de uitvoerder aantoont dat hij in het lopende studiejaar voldoende voortgang heeft geboekt met zijn opleiding.

4. Indien de uitvoerder de informatie als bedoeld in het derde lid niet tijdig ontvangt wordt de betaling opgeschort.

Artikel 14

Intrekken subsidie

De subsidie kan worden ingetrokken met inachtneming van het bepaalde in artikel 4: 48 Algemene wet bestuursrecht indien de aanvrager:

a. de studie heeft gestaakt;

b. in het geval van een meerjarige opleiding, in enig studiejaar minder dan 30 ECTS heeft behaald;

c. gedurende de subsidieperiode niet meer als leraar in dienst is van een of meer onderwijsinstellingen die structureel bekostigd worden door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 15

Terugvordering van de aanvrager

1. De subsidie voor de studiekosten kan worden teruggevorderd indien:

a. de subsidie van de leraar is ingetrokken op grond van artikel 14;

b. hij een meerjarige opleiding niet binnen twee jaar na afloop van de subsidieperiode met goed gevolg heeft afgerond.

c. hij binnen een jaar na het afronden van de opleiding het onderwijs verlaat om in een andere sector dan de onderwijssector te gaan werken;

2. De terugbetalingsverplichting geldt niet indien de leraar onvrijwillig werkloos wordt voordat de

subsidie wordt vastgesteld;

3. Het terug te betalen bedrag is direct opeisbaar op de datum van de beschikking. De aanvrager kan een betalingsregeling treffen van minimaal € 100 per maand per automatische incasso.

4. De maximale terugbetalingsverplichting voor de leraar is het bedrag aan studiekosten voor één studiejaar.

Artikel 16

Terugvordering van het bevoegd gezag

1. Het bevoegd gezag van de school of instelling waar de leraar in dienst is, dient de tegemoetkoming ter zake van het studieverlof terug te betalen indien het studieverlof door zijn toedoen niet of niet geheel tot stand komt.

2. De terugbetalingsverplichting geldt voor het deel van het studieverlof dat niet tot stand is gekomen.

Artikel 17

Vaststelling van de subsidie

De subsidie wordt vastgesteld binnen een jaar na ontvangst van het bewijs dat een opleiding als bedoeld in artikel 10 met goed gevolg is afgerond.

Artikel 18

Hardheidsclausule

De Minister kan voor bepaalde gevallen de regeling buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.

§ 4

De aanvraag

Artikel 19

Bescheiden

1. De uitvoerder verschaft op verzoek van de aanvrager een standaardaanvraagformulier. De aanvrager dient bovendien een verklaring van het bevoegd gezag waar de aanvrager in dienst is, te overleggen waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a en b.

2. Indien de leraar tevens een aanvraag voor studieverlof indient, dient hij een verklaring van het bevoegd gezag van de school of instelling waar de leraar in dienst is, bij te voegen waarin het bevoegd gezag verklaart dat hij het studieverlof zal verlenen.

3. Indien de aanvrager geen verklaring overlegt van het bevoegd gezag waar hij in dienst is, dient hij aan de uitvoerder in ieder geval de volgende informatie te verschaffen:

a. informatie waaruit de onderwijsbevoegdheid van de aanvrager op het moment van aanvraag blijkt;

b. informatie waaruit het dienstverband van de aanvrager blijkt alsmede de duur ervan blijkt;

c. informatie waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan artikel 3, tweede lid, onderdeel e.

Artikel 20

Verzuimherstel

1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3 tweede lid en 19 stelt de Minister de aanvrager in de gelegenheid gedurende vijf werkdagen na ontvangst dit verzuim te herstellen.

2. Indien de aanvrager het verzuim niet herstelt, binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 21

Looptijd

1. De regeling is van toepassing op het tijdvak van 1 juni 2008 tot 1 juli 2009.

2. Op meerjarige verplichtingen aangegaan in het tijdvak van 1 juni 2008 tot 1 juli 2009 die doorlopen na afloop van dit tijdvak blijft deze regeling ook na afloop van dit tijdvak van toepassing.

Artikel 22

Mandaatverlening

Aan de directeur van de Informatie Beheer Groep wordt mandaat verleend om namens de Minister besluiten te nemen voor zover die strekken tot uitvoering van deze regeling.

Artikel 23

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2008.

Artikel 24

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst (met uitzondering van de bijlage die ter inzage wordt gelegd bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en bekend wordt gemaakt op www.ib-groep.nl).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

Algemene toelichting

Op 23 november 2008 is het actieplan LeerKracht van Nederland aan de Tweede Kamer aangeboden.

Aanleiding voor dit Actieplan is het advies van de Tijdelijke Commissie Leraren, onder leiding van dhr. dr. A.H.G. Rinnooij Kan. De analyse van de Tijdelijke Commissie Leraren dat Nederland bij ongewijzigd beleid afstevent op een kwantitatief en kwalitatief lerarentekort, wordt door het kabinet gedeeld.

Het actieplan bevat maatregelen om het lerarentekort te bestrijden en de kwaliteit en de positie van het beroep leraar te verbeteren. Eén van de drie pijlers uit het plan is ‘Een sterker beroep’. Hieronder valt een aantal maatregelen met als doel bij te dragen aan de professionalisering van leraren en het aanzien van het beroep. De instelling van de lerarenbeurs voor scholing valt binnen deze context. Voor een sterker beroep en een hogere beroepskwalificatie is opscholing belangrijk. Wanneer leraren een opleiding willen volgen voor een andere beroepskwalificatie of zich willen specialiseren, kunnen zij een beroep doen op deze regeling.

De regeling biedt leraren die reeds bevoegd zijn voor het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en leraren in het hoger beroepsonderwijs die een opleiding op minimaal bachelor niveau hebben afgerond de mogelijkheid om aanspraak te maken op subsidie om zich verder te scholen.

In 2008–2009 gaat het om een opstartregeling, waarvoor een totaalbedrag van 37 miljoen euro beschikbaar is. Parallel aan deze regeling wordt gewerkt aan een structurele subsidieregeling voor 2009 en de jaren daarna.

Startregeling

De onderhavige regeling heeft een experimenteel en tijdelijk karakter. Na een jaar zal er naar verwachting meer duidelijkheid bestaan over de behoefte van leraren aan scholingsmogelijkheden.

Op basis van de evaluatie van deze regeling worden de omvang, opleidingsmogelijkheden en selectiewijze van aanvragen opnieuw bezien.

Rol werkgever

De rol van het bevoegd gezag in deze regeling is beperkt tot de beslissing om al dan niet studieverlof te verlenen aan de aanvrager. De regeling voor studieverlof beoogt de financiële drempel voor de werkgever om de leraar studieverlof te geven weg te nemen. De subsidie wordt door de leraar aangevraagd door middel van een standaard aanvraagformulier dat de werkgever mede ondertekent. Op dit formulier dient de werkgever te verklaren dat hij aan de werknemer het gevraagde studieverlof zal verlenen.

Administratieve lasten

De met deze regeling gemoeide administratieve lasten zijn beperkt. De uitvoering van de regeling ligt bij de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep). De aanvraag moet worden ingediend door middel van het daartoe door IB-Groep op de website van de IB-Groep ter beschikking gestelde formulier. De aanvrager dient op dit aanvraagformulier aan te geven welke opleiding hij wil gaan doen, wat zijn huidige onderwijsbevoegdheid is en aan zijn werkgever een verklaring te vragen omtrent zijn dienstverband. Indien tevens een subsidie voor studieverlof wordt aangevraagd dient de werkgever te verklaren dat hij het aangevraagde studieverlof aan de leraar zal verlenen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Deze regeling is specifiek bedoeld voor opscholing en verbreding. Het biedt de leraar ruimte voor scholing en ontwikkeling. De regeling is niet bedoeld voor opleidingen in het kader van na- en/of bijscholing omdat daarvoor binnen de huidige middelen van de school voorzieningen beschikbaar zijn.

Artikel 3

Teneinde een mogelijke drempel voor de werkgever weg te nemen kan de leraar compensatie aanvragen voor de studieverlofuren waarop hij in het kader van deze regeling aanspraak wil maken. De vergoeding voor studieverlof aan de werkgever wordt uitsluitend uitgekeerd als de werkgever er voor instaat dat het studieverlof ook daadwerkelijk door hem wordt aangeboden.

De regeling is specifiek bedoeld voor leraren die al bevoegd lesgeven, en minimaal 20% van hun werktijd belast zijn met les(gebonden) taken en pedagogisch en didactisch verantwoordelijk zijn voor het onderwijs – op groepsniveau en/of individueel niveau – aan leerlingen. Deze formulering is gekozen om de regeling open te stellen voor de professional die zich bezighoudt met lesgeven. Deze formulering sluit personeel met bijvoorbeeld alleen administratieve of management taken uit. De werkgever verklaart op het aanvraagformulier dat de leraar bevoegd lesgeeft en voldoet aan deze voorwaarde.

Tijdens het overleg met de sociale partners bleek dat er bij de werkgevers- en werknemersorganisaties overeenstemming over bestaat dat het bevoegd gezag welwillend tegenover het verzoek van de leraar zou moeten staan, omdat scholing in het belang van de gehele onderwijssector is. Hierbij past een uitgebreide motivatie van het bevoegd gezag in het geval studieverlof niet wordt verleend over de organisatorische redenen die maken dat het bevoegd gezag niet anders kan handelen dan het verzoek om studieverlof af te wijzen.

De basis voor het toekennen van verlof is een minimale studielast van 560 uur (1/3 van een studiejaar van 1680 uur). Voor opleidingen die een lagere studielast kennen worden eventueel de studiekosten betaald, maar wordt geen studieverlof toegekend.

Artikel 4

Het totaal beschikbare budget voor de uitvoering van deze regeling is in 2008, 18 miljoen euro en hierop kunnen leraren van 1 juni 2008 tot en met 15 juli 2008 een beroep doen. Indien er sprake is van onderuitputting van dit budget, wordt een tweede aanvraagtermijn opengesteld. Hiervoor is het voor dat jaar overgebleven bedrag beschikbaar.

In 2009 is een hoger bedrag beschikbaar, namelijk 19 miljoen euro. Hierop worden verplichtingen uit 2008 die in 2009 tot vervolgbetalingen leiden in mindering gebracht. Het gaat hier om meerjarige opleidingen waarvoor de leraar meerdere jaren subsidie krijgt.

Artikel 5

De verdeling over de onderwijssectoren weerspiegelt de verhouding van het aantal in de onderwijssector werkzame leraren. Deze verdeling wordt gehanteerd om binnen elke sector de leraar de kans te geven een succesvolle aanvraag te doen. Als aan het einde van een aanvraagtermijn aanvragen van een onderwijssector onder het genoemde percentage liggen, worden de aanvragen opnieuw volgens dezelfde verdeelsleutel over de onderwijssectoren verdeeld, om zo onderuitputting te voorkomen. Elke volgende aanvraagtermijn wordt dus ‘met een schone lei’ begonnen. Dit betekent dat de subsidies wederom worden verdeeld op basis van het aantal in de onderwijssector werkzame leraren. Er wordt bij een nieuwe aanvraagtermijn geen rekening gehouden met de gerealiseerde relatieve aandelen van de onderwijssectoren in de vorige aanvraagtermijn.

Bij aanvragen die op dezelfde dag binnenkomen wordt, indien nodig, geloot.

Artikel 6

De hoogte van de bijdrage is dusdanig gekozen dat het merendeel van de beschikbare opleidingen redelijkerwijs kan worden gevolgd. Ten aanzien van de kosten voor studiemiddelen en reiskosten is gekozen voor vaste percentages met het oog op het beperken van administratieve lasten. De gehanteerde percentages moeten het belangrijkste deel van de werkelijk te maken kosten dekken.

Ten aanzien van het studieverlof is er voor gekozen te werken met een aantal uren dat bepaald wordt op basis van studieomvang en aanstellingsomvang. Studieverlof kan alleen worden aangevraagd voor opleidingen waarmee een leraar een andere of hogere onderwijsbevoegdheid of graad kan behalen. Voor de opleidingen die op de lijst van specialiserende opleidingen staan, wordt geen studieverlof verleend.

Voor het studieverlof geldt bovendien de norm dat de opleiding minimaal 560 studie-uren kent en voor de aanstellingsnorm geldt de deeltijdfactor zoals die ook bij de salarisbetaling wordt gehanteerd (zie hiervoor de salarisstrook). Er is bij voltijdsaanstelling sprake van een maximum van 160 klokuren studieverlof. Het is aan de leraar en het bevoegd gezag om in onderling overleg te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan het opnemen van het studieverlof.

De subsidie wordt voor een periode van maximaal drie jaar toegekend en is afhankelijk van de studieresultaten. In de beschikking zal worden vastgelegd op welke wijze over de voortgang moet worden gerapporteerd.

Artikel 7

Het aanvraagformulier voor het aanvragen van een subsidie in het kader van de lerarenbeurs voor scholing is als document te downloaden vanaf de website van de IB-Groep. Integraal onderdeel van het formulier is een verklaring van de werkgever waarin een aantal subsidiebepalende elementen moet worden ingevuld. Deze verklaring heeft expliciet niet het doel de werkgever de mogelijkheid te bieden een oordeel uit te spreken over wenselijkheid of noodzaak van de te volgen opleiding. Het aanvraagformulier dient per post te worden ingediend bij de uitvoerder: Informatie Beheer groep, Postbus 11163, 9700 CJ Groningen.

Artikel 8

De leraar komt gedurende zijn onderwijsloopbaan slechts eenmalig voor de Lerarenbeurs voor scholing in aanmerking.

Artikel 9

Teneinde leraren in staat te stellen nog voor het komende studiejaar gebruik te maken van deze regeling is er gekozen voor een openstelling van de regeling gedurende de periode van 1 juni tot en met 15 juli 2008. Hiermee wordt bereikt dat de IB-Groep de aanvragen kan behandelen voordat het nieuwe studiejaar daadwerkelijk begint. Direct na ontvangst zal de IB-Groep een ontvangstbevestiging versturen zodat de aanvrager een bewijs heeft dat zijn aanvraag is ontvangen. Deze ontvangstbevestiging zegt uiteraard niets over het wel of niet ontvangen van een subsidie. Als een aanvraag incompleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag te completeren.

De IB-Groep zal vervolgens de binnengekomen aanvragen binnen 8 weken behandelen.

Artikel 10

De regeling is enerzijds bedoeld voor het volgen van een opleiding die resulteert in een andere bevoegdheid of graad en anderzijds voor het volgen van een opleiding die resulteert in extra bekwaamheden.

Voor de startregeling is besloten voor de laatste categorie opleidingen te werken met een limitatieve lijst van opleidingen waarvoor een subsidie kan worden verkregen. De lijst is zo zorgvuldig mogelijk samengesteld op basis van het aanbod op de markt en betreft opleidingen die een substantiële verbreding van de kennis of vaardigheden voor leraren beogen. De lijst is te raadplegen op de website http://www.ib-groep.nl/ . Voor de tweede aanvraagtermijn wordt een nieuwe lijst gepubliceerd. Mede op basis van de evaluatie van het eerste jaar zal bepaald worden of de lijst voor de volgende subsidieperiode moet worden aangepast.

Ter zake van promotie is op grond van deze regeling geen subsidieverlening mogelijk.

Ter zake van reeds aangevangen studies kan voor de resterende nominale restduur subsidie worden aangevraagd, mits de aanvrager aantoont dat hij het studiejaar voorafgaand aan de subsidieperiode tenminste 30 ECTS heeft gehaald. Reeds aangevangen opleidingen die vallen onder de specialiserende opleidingen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 11

Als norm voor studievoortgang geldt dat jaarlijks minimaal 30 ECTS punten zullen moeten worden gehaald. Deze norm betekent dat het voor alle aanvragers mogelijk moet zijn de opleiding binnen een redelijke termijn af te ronden.

De verklaring van de onderwijsinstelling over het behaalde aantal punten zal jaarlijks (voor de aanvang van het nieuwe studiejaar) moeten worden overlegd aan de IB-Groep. De leraar heeft de verplichting om iedere wijziging die van invloed zou kunnen zijn op het recht op een bijdrage te melden aan de IB-Groep. Daarnaast kan de leraar worden gevraagd in het kader van onderzoek mee te werken aan het verstrekken van informatie. Het niet verstrekken van informatie kan leiden tot het intrekken van de subsidie.

Artikel 12

In de beschikking die de leraar ontvangt naar aanleiding van de subsidieaanvraag zal de IB-Groep aangeven op welke wijze de leraar moet aantonen dat hij de opleiding met goed gevolg heeft doorlopen. Dat kan zijn door het overleggen van een kopie van het getuigschrift, een diploma of certificaat of een verklaring van de organisatie waar de opleiding is gevolgd.

In de beschikking wordt ook aangegeven op welke datum de opleiding zal moeten zijn afgerond.

Artikel 13

Het bedrag waarop de leraar recht heeft wordt jaarlijks (aan het begin van het studiejaar) uitgekeerd. Als de noodzakelijke voortgangsinformatie bij meerjarige opleidingen vóór 1 augustus wordt verstrekt, kan de IB-Groep de betaling vóór 1 september garanderen. Wanneer de noodzakelijke voortgangsinformatie later wordt verstrekt zal de betaling even zo veel later geschieden. De voortgangsinformatie dient in ieder geval vóór 1 oktober te worden verstrekt.

Artikel 14

De subsidie wordt ingetrokken als de aanvrager niet langer voldoet aan de eisen die aan het verkrijgen van de subsidie zijn gesteld of wanneer hij niet aan de informatieverplichtingen voldoet die in de regeling zijn gesteld.

Artikel 15

De subsidie kan door de uitvoerder worden teruggevorderd indien:

– de leraar niet voldoende punten haalt in enig jaar. Als norm geldt 30 ECTS per jaar.

– de leraar niet binnen twee jaar na einde van de subsidie zijn opleiding afrondt. De verplichting geldt dan voor het laatste subsidiejaar.

– de leraar binnen een jaar na afronding van de studie het onderwijs verlaat.

In het voorbeeld waarin een leraar een driejarige masteropleiding volgt, gelden voor hem de volgende termijnen. Hij krijgt maximaal drie jaar subsidie, eventueel gecombineerd met subsidie voor studieverlof. Het is mogelijk dat een leraar na die drie jaar nog een deel van studie moet afronden. Hiervoor mag hij twee jaar de tijd nemen. In deze periode krijgt hij geen subsidie, maar hoeft hij ook niets terug te betalen.

Na vijf jaar dient hij aan de uitvoerder een getuigschrift te overleggen. Anders moet hij het laatste jaar van de subsidie ter zake van studiekosten terugbetalen. Hij moet de subsidie ook terugbetalen als hij binnen een jaar na de afronding van zijn studie het onderwijs verlaat om in andere sector te gaan werken.

Indien de subsidie wordt ingetrokken is de vordering direct opeisbaar. Een betalingsregeling is in principe mogelijk, maar dan zal er sprake zijn van een vast bedrag per maand en zal een machtiging moeten worden gegeven voor automatische incasso.

De regeling kent een hardheidsclausule. Op grond van artikel 18 kan de uitvoerder rekening houden met bijzondere omstandigheden bij de beslissing om de subsidie al dan niet terug te vorderen.

Artikel 16

De toekenning van compensatie van studieverlof voor het bevoegd gezag is gekoppeld aan het verlenen van studieverlof. Komt dit studieverlof door toedoen van het bevoegd gezag niet tot stand, dan zal de compensatie worden teruggevorderd voor het deel van het studieverlof dat niet genoten is.

Artikel 17

De subsidie wordt een jaar nadat de studie is afgerond, vastgesteld. De leraar moet namelijk de subsidie voor studiekosten terugbetalen indien hij binnen een jaar na afronding van zijn opleiding het onderwijs verlaat om in andere sector te gaan werken. De leraar krijgt een vaststelling en weet dan dat de subsidie niet meer kan worden teruggevorderd.

Artikel 18

De hardheidsclausule is opgenomen om de uitvoerder de mogelijkheid te geven in individuele gevallen af te wijken van de regeling. De uitvoerder kan bij het vastleggen van de verplichtingen van de leraar in de beschikking of bij het hanteren van bijvoorbeeld de terugbetalingsverplichting afwijken van de normen. Dit kan bijvoorbeeld als vooraf blijkt dat een leraar niet aan de studievoortgangsnorm kan voldoen omdat een opleiding een afwijkend studieritme heeft. Door deze bepaling kan de uitvoerder hier rekening mee houden. In het geval achteraf blijkt dat de studievoortgangsnorm niet zijn behaald, kan de uitvoerder rekening houden met persoonlijke omstandigheden, zoals ziekte en overlijden van familie etc.

Artikel 19

Integraal onderdeel van het aanvraagformulier is de verklaring van de werkgever dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden. Aan de leraar wordt de mogelijkheid geboden om ook indien het bevoegd gezag niet wil meewerken aan de aanvraag, op andere wijze de gevraagde informatie te verschaffen. In dat geval is een subsidie ter zake van studieverlof niet mogelijk.

Artikel 20

Indien uit de behandeling van de aanvraag blijkt dat de aanvraag op enigerlei wijze incompleet is zal de IB-Groep dit schriftelijk melden aan de aanvrager en krijgt hij één week de tijd om het verzuim te herstellen.

Artikel 22

Door mandaatverlening is de IB-Groep bevoegd om namens de Minister van OCW beschikkingen af te geven.

Artikel 23

De regeling heeft een looptijd van een jaar. Hierna wordt naar verwachting in een vervolgregeling voorzien. Via onderhavige regeling kan een subsidie worden aangevraagd voor een meerjarige studie waardoor de looptijd van deze regeling wordt overschreden. In voorkomend geval wordt aan deze meerjarige verplichting op basis van deze regeling voldaan.

De Minister van Onderwijs,Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven