Wijziging Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (vordering medebewind ziekte van Aujeszky)

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 juli 2008, nr. TRCJZ/2008/1999, houdende wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (vordering medebewind ziekte van Aujeszky)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG P 121);

Gelet op de artikelen 17, 21, 22, 24, 29, 30, 31b, 106, 107, 108 en 108a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 96, vierde lid, komt te luiden:

4.Het Productschap Pluimvee en Eieren kan op grond van artikel 13 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007, artikel 10 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie (PPE) 2007 onderscheidenlijk artikel 10 van de Verordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 bepalen dat bij overtreding van de artikelen 2, 3, 4, 5, 6, zesde, achtste, negende en tiende lid, 7, 8, zevende, negende, tiende, elfde en twaalfde lid, 11, eerste en tweede lid en 12, tweede lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007, van de artikelen 2, 3, 4, 5, 6, 8, eerste lid, en 9, tweede lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie (PPE) 2007, onderscheidenlijk van de artikelen 2, 3, 4, 5, 6 en 8 van de Verordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999, tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

B

Het opschrift van Titel 4 komt te luiden:

Titel 4. Zoönosen, TSE’s en ziekte van Aujeszky

C

Na artikel 101 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3

Ziekte van Aujeszky

Artikel 101a

1. Ter uitvoering van de artikelen 17, 21, 22, 24, 29, 30, 31b, 106 en 107 van de wet wordt medewerking gevorderd van het Productschap Vee en Vlees.

2. De in het eerste lid bedoelde medewerking bestaat uit het stellen van regels met betrekking tot de preventie, monitoring en bestrijding van de ziekte van Aujeszky, welke regels onder meer kunnen betreffen:

a. het houden van varkens die besmet zijn met de ziekte van Aujeszky, hiervan verdacht zijn of gevaccineerd zijn tegen de ziekte van Aujeszky;

b. het monitoren en uitvoeren van onderzoeken op het bedrijf of de locatie waar varkens gehouden worden naar de aanwezigheid van een besmetting met de ziekte van Aujeszky, waaronder klinische inspecties ter plaatse en het nemen van bloedmonsters of keelswabs van varkens en de aanlevering daarvan aan laboratoria ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van de ziekte van Aujeszky;

c. de ten aanzien van de in onderdeel b bedoelde bloedmonsters en keelswabs te verrichten onderzoeken ten behoeve van de constatering van een besmetting met de ziekte van Aujeszky;

d. vaccinatie van varkens tegen de ziekte van Aujeszky;

e. de aanvoer naar, onderscheidenlijk de afvoer van varkens van bedrijven en de bestemming na afvoer van die dieren, ingeval van een besmetting met de ziekte van Aujeszky in Nederland of een buurland of een redelijke verdenking daarvan bestaat;

f. de adequate preventie en bestrijding van de ziekte van Aujeszky, waaronder in ieder geval:

(i) het vervoer van al dan niet gevaccineerde varkens en de producten daarvan, ingeval van een besmetting met de ziekte van Aujeszky in Nederland of een buurland of een redelijke verdenking daarvan bestaat;

(ii) de opslag van mest van de varkens, ingeval in Nederland of een buurland een besmetting met de ziekte van Aujeszky is geconstateerd of een redelijke verdenking daarvan bestaat;

(iii) de reiniging en ontsmetting van stallen, terreinen en transportmiddelen bestemd voor varkens en de producten daarvan, ingeval in Nederland een besmetting met de ziekte van Aujeszky is geconstateerd of een redelijke verdenking daarvan bestaat; ;

g. het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen.

3. De in het eerste lid bedoelde medewerking bestaat voorts uit het doen toepassen van bestuursdwang of het doen opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van de in het tweede lid bedoelde regels.

Artikel 101b

1. Het Productschap Vee en Vlees verstrekt de Minister de gegevens die het productschap verzamelt in het kader van het tweede lid van artikel 101a.

2. Het Productschap Vee en Vlees kan bepalen dat bij overtreding van het bij of krachtens artikel 3 van de Verordening bestrijding ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 tuchtrechtelijke maatregelen worden toegepast.

3. Het Productschap Vee en Vlees kan personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de regels waarvoor, overeenkomstig het tweede lid, tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

4. Het Productschap Vee en Vlees kan voor de onderzoeken of verrichtingen die het productschap uitvoert in het kader van artikel 101a, tweede lid, een vergoeding van kosten heffen.

5. Indien het Productschap Vee en Vlees bij verordening regels stelt als bedoeld in artikel 101a, tweede lid, kan bij die verordening de bevoegdheid tot het stellen van dergelijke regels worden overgedragen aan een ander orgaan van het Productschap Vee en Vlees.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Toelichting

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (de Regeling preventie). Hierbij wordt in artikel I, onderdelen B en C, van de wijzigingsregeling een medebewindgrondslag in de Regeling preventie opgenomen op basis waarvan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de medewerking vordert van het Productschap Vee en Vlees (PVV) op het gebied van de preventie, monitoring en bestrijding van de ziekte van Aujeszky (Aujeszky). Verder behelst artikel I, onderdeel A, van de wijzigingsregeling een wijziging op het gebied van salmonella.

Aujeszky is op grond van het Europees recht niet bestrijdingsplichtig. Wel maakt richtlijn 64/432/EEG1 het lidstaten via beschikking 2008/185/EG2 mogelijk om in het intracommunautair handelsverkeer aanvullende garanties te eisen, om te voorkomen dat de invoer en de export van deze dieren tot verspreiding van een besmettelijke ziekte als Aujeszky leidt. Nationaal heeft het PVV tot op heden regels gesteld over Aujeszky op basis van autonome productschapsverordeningen en -besluiten. Deze regelgeving omvatte tot 31 december 2006 onder meer een structurele vaccinatieplicht van varkens tegen Aujeszky. Mede vanwege deze vaccinatie komt de ziekte al jarenlang niet meer in Nederland voor. Omdat het virus dat de ziekte veroorzaakt niet meer in Nederland aanwezig is, en beëindiging van de structurele preventieve vaccinatie voor ondernemers een kostenbesparing oplevert, is deze vaccinatie inmiddels beëindigd. Er geldt sinds 31 december 2006 een vaccinatieverbod. Hierdoor is een voor Aujeszky gevoelige dierpopulatie ontstaan, met risico op besmettingen en een uitbraak. Als zich een uitbraak voordoet, zal in principe overgegaan worden tot bestrijding. Daartoe heeft het PVV in overleg met het ministerie van LNV een bestrijdingsdraaiboek opgesteld. De veterinaire situatie in Nederland wat betreft Aujeszky is door de beëindiging van de structurele preventieve vaccinatie gewijzigd.

Mede gelet op deze nieuwe situatie heeft Nederland besloten een aanvraag in te dienen bij de Europese Commissie van een zogeheten artikel 10-status. Deze status kan op grond van artikel 10 van richtlijn 64/432/EEG worden toegekend indien Nederland aantoont dat het grondgebied zonder structurele vaccinatie vrij is van Aujeszky. De artikel 10-status geldt daarmee als een erkenning dat Nederland vrij is van Aujeszky. De beschikking over deze status brengt op grond van richtlijn 64/432/EEG en beschikking 2008/185/EG handelsvoordelen mee.

Zowel de genoemde gewijzigde veterinaire situatie, als de verwachte toekenning van de artikel 10-status, leiden ertoe dat de benadering van Aujeszky met name wat betreft de bestrijding aanpassing behoeft. Daarbij is het van wezenlijk belang om de aanpak van Aujeszky zodanig in te richten, dat de minister deugdelijk vorm kan geven aan de nationale verantwoordelijkheden van de minister en de verantwoordelijkheid jegens andere lidstaten om hen te vrijwaren van de ziekte. Dit betekent dat het PVV over de benodigde bevoegdheden moet beschikken om daadwerkelijk onder verantwoordelijkheid van de minister de preventie, monitoring en bestrijding op zich te kunnen nemen. Om dat te realiseren is het noodzakelijk de aanpak van Aujeszky niet langer in autonomie, maar in medebewind door het PVV te laten uitvoeren. De onderhavige wijziging van de Regeling preventie biedt hiervoor de grondslag (artikel I, onderdelen B en C).

Op basis van de nieuwe artikelen 101a en 101b in de Regeling preventie kan het PVV, met het oog op preventie, monitoring en bestrijding van Aujeszky, bij of krachtens verordening regels stellen omtrent onder meer het nemen van bloedmonsters en keelswabs van varkens, het vaccineren van varkens, en de aan- en afvoer van varkens en -producten. Een dergelijke verordening behoeft overigens de goedkeuring van de minister. Voorts is het PVV in medebewind bevoegd tot het (doen) toepassen van bestuursdwang en het (doen) opleggen van een dwangsom indien sprake is van een overtreding van de medebewindregels van het PVV op het gebied van Aujeszky.

Het PVV zal aan de vordering tot medewerking invulling geven door middel van de Verordening bestrijding ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 en de daarop te baseren besluiten. De verordening zal vrijwel geheel strafrechtelijk worden gehandhaafd, gelet op het algemene belang dat beschermd wordt door de diverse productschapsnormen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het vierde lid van artikel 96 van de Regeling preventie een wijziging door te voeren op het gebied van salmonella (artikel I, onderdeel A). Voor diverse schakels in de pluimveeketen geldt dat de preventie, monitoring en bestrijding van salmonella in medebewind geschiedt door het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE). De basis voor dit medebewind ligt in de artikelen 95 en 96 van de Regeling preventie. De onderhavige wijziging van artikel 96 heeft betrekking op de wijze van handhaving van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Deze verordening bevat voorschriften op het gebied van preventie, monitoring en bestrijding van salmonella in pluimveehouderijen. In overleg met het PPE, het Openbaar ministerie en de Algemene Inspectiedienst is besloten om enkele voorschriften uit de genoemde PPE-verordening die nu strafrechtelijk worden gehandhaafd, tuchtrechtelijk te gaan handhaven. De aard van de bepalingen geeft hiertoe aanleiding. Daarnaast zijn in datzelfde lid van artikel 96 de diverse verwijzingen naar andere PPE-verordeningen op het gebied van salmonella gecorrigeerd. Voor de duidelijkheid is het gehele vierde lid opnieuw vastgesteld.

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten van het bedrijfsleven.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 2005, 120; laatstelijk gewijzigd bij Ministeriële regeling van 6 juni 2008 (Stcrt. 2008, 109).

Naar boven