Wijziging Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 juli 2008, nr. BJZ2008067316, Directie Bestuurlijke Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende wijziging van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds (uitbreiding met staatssteun-gerelateerde hoofdstukken)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 9 van de Wet op het Waddenfonds en de artikelen 1.2, vierde lid en 1.5 van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel e worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

f. kleine en middelgrote ondernemingen: ondernemingen als bedoeld in bijlage I bij verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag, waarbij bepaalde soorten steun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 10 );

g. grote ondernemingen: ondernemingen die geen kleine en middelgrote ondernemingen zijn.

B

Artikel 1.2, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien een project gedeeltelijk uit anderen hoofde wordt gesubsidieerd, wordt het subsidiebedrag op grond van deze regeling zodanig vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor dat project niet hoger is dan het maximale subsidiebedrag dat op grond van deze regeling voor dat project kan worden verstrekt.

C

Artikel 1.19 komt te luiden:

Indien de subsidieaanvrager een lagere overheid of een privaatrechtelijk rechtpersoon is, is in afwijking van de artikelen 1.14 en 1.15 de Regeling verlening voorschotten 2007 van toepassing.

D

Na artikel 2.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.4

Samenloop

Indien een project gedeeltelijk uit anderen hoofde wordt gesubsidieerd, wordt in afwijking van artikel 1.2, tweede lid, het subsidiebedrag zodanig vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor dat project ten hoogste 100 procent van de subsidiabele kosten op grond van dit hoofdstuk bedraagt.

E

Onder vernummering van hoofdstuk 3 tot hoofdstuk 9 en artikel 3.1 en 3.2 tot artikel 9.1 en 9.2 worden 6 hoofdstukken ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3

Milieu (gereserveerd)

Hoofdstuk 4

Onderzoek, ontwikkeling en Innovatie (gereserveerd)

Hoofdstuk 5

Landbouw

Paragraaf 5.1

Algemene bepalingen

Artikel 5.1

Reikwijdte

1. Dit hoofdstuk is van toepassing op subsidieaanvragen van kleine en middelgrote ondernemingen die activiteiten verrichten op het gebied van de primaire productie van landbouwproducten.

2. Op dit hoofdstuk is Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PbEU L 358), van toepassing.

Artikel 5.2

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. landbouwproducten: de producten, opgenomen in bijlage 1 bij het EG-Verdrag, de producten van GN-codes 4502, 4503 en 4504 (kurkproducten) en producten die bedoeld zijn om melk en zuivelproducten te imiteren of te vervangen, met uitzondering van de producten die vallen onder Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur;

b. kwaliteitsproduct: een product dat voldoet aan de op grond van artikel 32 van verordening (EG) nr. 1698 /2005 vast te stellen criteria;

c. verwerking van een landbouwproduct: elke bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat ook een landbouwproduct is, met uitzondering van activiteiten op het landbouwbedrijf die nodig zijn om een dierlijk of plantaardig product gereed te maken voor de eerste verkoop;

d. afzet van een landbouwproduct: het in voorraad hebben of uitstallen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen, met uitzondering van de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkers en welke activiteit ook waarbij een product wordt gereedgemaakt voor een dergelijke eerste verkoop.

Paragraaf 5.2

Investeringen in landbouwbedrijven

Artikel 5.3

Hoogte van de subsidie

1. De Minister kan subsidie verlenen voor projecten die inhouden investeringen in landbouwbedrijven met betrekking tot de primaire productie van landbouwproducten, met uitzondering van de vervaardiging van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen.

2. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten en wordt uitsluitend verleend, indien:

a. de investeringen gericht zijn op een verlaging van de productiekosten, een verbetering en omschakeling van de productie of op een verhoging van de kwaliteit, of

b. de investeringen gericht zijn op de bescherming en verbetering van het milieu, op de verbetering van de hygiëne op veehouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren.

3. Projecten komen in aanmerking voor subsidie indien het toe te kennen subsidiebedrag niet hoger is dan € 400.000 per onderneming tijdens een periode van drie fiscale jaren.

5.4

Subsidiabele kosten

Artikel

De volgende kosten zijn subsidiabel:

a. de bouw, verwerving of verbetering van onroerende zaken;

b. de koop of huurkoop van machines en materieel, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

c. algemene kosten in verband met de in onderdeel a en b genoemde kosten, met inbegrip van kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties.

Artikel 5.5

Voorwaarden

Een subsidieaanvrager komt in aanmerking voor subsidie, indien:

a. de landbouwonderneming economisch levensvatbaar is;

b. de investering verder gaat dan de bestaande communautaire of nationale normen.

Paragraaf 5.3

Instandhouding traditionele landschappen en gebouwen

Artikel 5.6

Hoogte van de subsidie

1. De Minister kan subsidie verlenen voor projecten die de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen tot doel hebben.

2. De subsidie bedraagt:

a. voor investeringen of kapitaaluitgaven voor de instandhouding van niet-productieve erfgoedelementen op het landbouwbedrijf: 90 procent van de subsidiabele kosten;

b. voor investeringen of kapitaaluitgaven voor de instandhouding van erfgoedelementen die tevens deel uitmaken van de productieve activa van het landbouwbedrijf: 40 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 5.7

Subsidiabele kosten

De volgende kosten zijn subsidiabel:

a. de werkelijk gemaakte kosten van de investeringen of kapitaaluitgaven;

b. bij investeringen of kapitaaluitgaven voor de instandhouding van niet-productieve erfgoedelementen op landbouwbedrijven, een redelijke vergoeding voor de door de landbouwer zelf of door diens werknemers ten behoeve van het project verrichte werkzaamheden, tot een maximumbedrag van € 10 000 per jaar.

Paragraaf 5.4

Verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang

Artikel 5.8

Hoogte van de subsidie

1. De Minister kan subsidie verlenen voor projecten inhoudende de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang.

2. De subsidie bedraagt 90 procent van de subsidiabele kosten indien de verplaatsing in het algemeen belang bestaat uit het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties.

3. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten indien de verplaatsing in het algemeen belang de landbouwer modernere installaties oplevert of indien de verplaatsing in het algemeen belang leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit.

Artikel 5.9

Subsidiabele kosten

De werkelijk gemaakte kosten van de verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw in het algemeen belang zijn subsidiabel.

Paragraaf 5.5

Bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten

Artikel 5.10

Hoogte van de subsidie

1. De Minister kan subsidie verlenen voor de bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten.

2. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten en wordt uitsluitend verleend voorzover deze verband houden met de ontwikkeling van kwaliteitslandbouwproducten.

Artikel 5.11

Subsidiabele kosten

1. De kosten van marktonderzoek en van het bedenken en vormgeven van producten, met inbegrip van de voorbereiding van aanvragen om erkenning van geografische oorsprongsaanduidingen en -benamingen of om een specificiteitscertificering overeenkomstig de desbetreffende communautaire verordeningen zijn subsidiabel.

2. De subsidie wordt verleend aan ondernemingen die diensten voor de primaire producent uitvoeren ter bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten.

Paragraaf 5.6

Technische ondersteuning

Artikel 5.12

Hoogte van de subsidie

1. De Minister kan subsidie verlenen voor technische ondersteuning in de landbouwsector.

2. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 5.13

Subsidiabele kosten

De volgende kosten zijn subsidiabel:

a. onderwijs- en opleidingskosten voor landbouwers en bedrijfsmedewerkers met inbegrip van kosten die met het organiseren van het opleidingsprogramma zijn gemoeid, reis- en verblijfkosten van de deelnemers, kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de landbouwer of een bedrijfsmedewerker;

b. bij bedrijfsvervangingsdiensten, de werkelijke kosten van de vervanging van de landbouwer, de partner van de landbouwer of een bedrijfsmedewerker, tijdens ziekte of vakantie;

c. bij door derden geleverde adviesdiensten, de kosten van diensten die niet van permanente of periodieke aard zijn en niet tot de gewone bedrijfsuitgaven van de landbouwonderneming behoren zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied of reclame;

d. bij de organisatie van en de deelname aan fora voor de uitwisseling van kennis tussen bedrijven, wedstrijden, tentoonstellingen en beurzen: de deelnamekosten, de reiskosten, de kosten van publicaties, de huur van de expositieruimte en de symbolische prijzen die in het kader van wedstrijden worden uitgereikt met een maximumwaarde van € 250,00 per prijs per winnaar;

e. de kosten van publicaties met inbegrip van catalogi of websites met feitelijke informatie over producenten uit een bepaald gebied of producenten van een bepaald product, mits de informatie en de presentatie neutraal zijn en alle producenten dezelfde kans hebben om in de publicatie aan bod te komen.

Hoofdstuk 6

Visserij

Paragraaf 6.1

Algemene bepalingen

Artikel 6.1

Reikwijdte

1. Dit hoofdstuk is van toepassing op subsidieaanvragen van ondernemers in de visserijsector.

2. Op dit hoofdstuk zijn de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2008, C 84) en Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PbEU L 223), van toepassing.

Artikel 6.2

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. visserijsector: de economische sector bestaande in al hetgeen productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten inhoudt;

b. vissersvaartuig: vaartuig in de zin van artikel 3, onderdeel c van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358);

c. visserijproducten: alle producten van de visvangst op zee en in de binnenwateren en van de aquacultuur, als genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur;

d. aquacultuur: de kweek of teelt van aquatische organismen, die tijdens de gehele fase van de kweek of de teelt tot en met de oogst eigendom blijven van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, waarbij technieken worden gebruikt om de aangroei van de betrokken organismen te verhogen tot boven de natuurlijke capaciteiten van het milieu;

e. verwerking en afzet: alle handelingen, met inbegrip van de behandeling, de bewerking, de productie en de distributie, tussen het moment van de aanlanding of oogst en de fase van het eindproduct;

f. kleinschalige kustvisserij: visserij door vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die geen gebruikmaken van gesleept vistuig als genoemd in tabel 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de visserijvloot (PbEU L 5);

g. kleine, middelgrote en micro-ondernemingen: kleine, middelgrote

h. en micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124).

Artikel 6.3

Subsidiabele kosten

1. De volgende kosten zijn subsidiabel:

a. loonkosten of kosten voor eigen arbeid, mits deze rechtstreeks betrekking hebben op het project;

b. kosten van verbruikte materialen en verbruikte hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

c. kosten in verband met aankoop van tweedehands materialen, mits de prijs redelijk is en het materiaal vergezeld gaat van een verklaring van de verkoper omtrent de herkomst van het materiaal;

d. kosten van machines en apparatuur;

e. kosten van grond, tot ten hoogste 10 procent van de totale subsidiabele kosten van het project;

f. kosten van aan derden uitbestede activiteiten, mits sprake is van marktconforme prijzen.

2. Kosten van gebouwen en overige kosten in verband met huisvesting zijn niet subsidiabel.

Paragraaf 6.2

Investeringen in de visserijsector

Artikel 6.4

1. De Minister kan subsidie verlenen voor projecten inhoudende investeringen met betrekking tot de modernisering en uitrusting van bestaande vissersvaartuigen, met uitzondering van de bouw van vissersvaartuigen en de vergroting van visruimen.

2. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten en wordt uitsluitend verleend, indien de investeringen gericht zijn op verbetering van de veiligheid aan boord, de arbeidsomstandigheden, de hygiëne, de productkwaliteit, energie-effiëntie of selectiviteit en

a. het mogelijk maken vangsten die niet meer mogen worden teruggegooid aan boord te houden;

b. die het effect van de visserij op niet-commerciële soorten beperken;

c. die het effect van de visserij op ecosystemen en de zeebodem beperken, of

d. die, in het geval van nieuw selectiever vistuig, beantwoorden aan de erkende milieucriteria en -praktijken en die verder reiken dan de gemeenschapsrechtelijke verplichtingen.

Artikel 6.5

Voorwaarden

Een subsidieaanvrager komt in aanmerking voor subsidie, indien:

a. het vissersvaartuig vijf jaar of ouder is;

b. de vangstcapaciteit van het vissersvaartuig niet toeneemt, en

c. het vistuig niet meer dan tweemaal vervangen wordt per periode van 5 jaar.

Paragraaf 6.3

Kleinschalige kustvisserij

Artikel 6.6

1. De Minister kan subsidie verlenen aan vissers en eigenaren van vissersvaartuigen voor projecten inhoudende investeringen in de kleinschalige kustvisserij.

2. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten en wordt uitsluitend verleend, indien het project gericht is op:

a. de verbetering van het beheer van en de controle op de toegangsvoorwaarden voor bepaalde visserijzones;

b. de bevordering van de organisatie van de productie-, verwerkings- en afzetketen voor visserijproducten;

c. het vrijwillig verminderen van de visserij-inspanning met het oog op de instandhouding van visbestanden;

d. het gebruik van technologische vernieuwingen zonder de visserij-inspanning te vergroten, of

e. de verbetering van de beroepsvaardigheden en de veiligheidsopleiding.

Paragraaf 6.4

Sociaal-economische maatregelen

Artikel 6.7

1. De Minister kan subsidie verlenen voor projecten inhoudende een of meer van de volgende sociaal-economische maatregelen ten behoeve van door ontwikkelingen in de visserij getroffen vissers:

a. de diversificatie van activiteiten om te bevorderen dat vissers verschillende beroepsactiviteiten combineren;

b. de verbetering van beroepsvaardigheden;

c. de omscholing naar beroepen buiten de zeevisserij;

d. vervroegde uittreding uit de visserijsector, met inbegrip van vervroegde pensionering.

2. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten.

Paragraaf 6.5

Investeringen in verwerking en afzet

Artikel 6.8

1. De Minister kan aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen en ondernemingen die niet onder de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen vallen en die minder dan 750 werknemers of een jaaromzet van minder dan € 200 miljoen hebben, subsidie verlenen voor projecten inhoudende investeringen ten behoeve van de verwerking en afzet van visserijproducten, met uitzondering van investeringen die betrekking hebben op visserijproducten die bestemd zijn om te worden gebruikt en te worden verwerkt voor andere doeleinden dan menselijke consumptie.

2. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten en wordt uitsluitend verleend, indien de investeringen gericht zijn op:

a. de verbetering van de arbeidsomstandigheden;

b. de verbetering en controle van de omstandigheden betreffende hygiëne, volksgezondheid en productkwaliteit;

c. de productie van kwalitatief hoogwaardige producten voor nichemarkten;

d. de beperking van de negatieve gevolgen voor het milieu;

e. een beter gebruik van weinig benutte soorten, bijproducten en afval;

f. de productie of afzet van nieuwe producten, toepassing van nieuwe technologieën of ontwikkeling van innovatieve productiemethoden, of

g. de afzet van producten die voornamelijk afkomstig zijn van lokale aanvoer en aquacultuur.

Paragraaf 6.6

Nieuwe markten en promotiecampagnes

Artikel 6.9

1. De Minister kan subsidie verlenen voor projecten ter bevordering van de kwaliteit en het rendement van de visserij, de ontwikkeling van nieuwe markten en promotiecampagnes voor visserijproducten.

2. De subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten en wordt uitsluitend verleend, indien de projecten betrekking hebben op:

a. nationale, regionale of transnationale afzetbevorderingscampagnes voor visserijproducten;

b. de marktvoorziening met soorten waarvan er een overschot is of die onderbevist zijn, die normaliter worden teruggegooid of die geen handelswaarde hebben;

c. de uitvoering van een kwaliteitsbeleid voor visserijproducten;

d. de bevordering van de afzet van producten die zijn verkregen met methoden met een gering milieueffect;

e. de bevordering van de afzet van producten die zijn erkend op grond van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU L 93);

f. kwaliteitscertificering, met inbegrip van het creëren van etiketten en de certificering van producten die zijn gevangen of gekweekt met milieuvriendelijke productiemethoden;

g. campagnes ter verbetering van het imago van visserijproducten en van de visserijsector, of

h. de uitvoering van marktonderzoeken.

Artikel 6.10

Voorwaarden

Een subsidieaanvrager komt in aanmerking voor subsidie indien:

a. het project is gericht op handelsmerken, of

b. er wordt verwezen naar specifieke landen of geografische gebieden, tenzij het producten betreft die zijn erkend op grond van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU L 93).

Hoofdstuk 7

Kleine en middelgrote bedrijven (gereserveerd)

Hoofdstuk 8

De-minimissteun

Paragraaf 8.1

Algemeen

Artikel 8.1

Reikwijdte

1. Deze paragraaf is van toepassing op subsidies die worden aangevraagd door en verleend aan ondernemingen in alle sectoren, met uitzondering van:

a. ondernemingen in de sectoren visserij en aquacultuur;

b. ondernemingen die werkzaam zijn in de primaire productie van landbouwproducten;

c. ondernemingen die werkzaam zijn in de verwerking of afzet van landbouwproducten, indien de hoogte van de subsidiabele kosten van het project afhankelijk is van de hoeveelheid of de prijs van de afgenomen primaire producten.

2. Geen subsidie wordt verleend voor projecten met betrekking tot de uitvoer van producten naar het buitenland.

3. Op subsidies verleend op grond van deze paragraaf is verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 379) van toepassing.

Artikel 8.2

Subsidiabele kosten

1. De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

a. loonkosten of kosten voor eigen arbeid, mits deze rechtstreeks betrekking hebben op het project;

b. kosten van verbruikte materialen en verbruikte hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

c. kosten in verband met aankoop van tweedehands materialen, mits de prijs redelijk is en het materiaal vergezeld gaat van een verklaring van de verkoper omtrent de herkomst van het materiaal;

d. kosten van duurzame kapitaalgoederen, bijvoorbeeld machines en apparatuur;

e. kosten van grond;

f. kosten van aan derden uitbestede activiteiten mits sprake is van marktconforme prijzen;

g. een opslag voor algemene kosten, tot ten hoogste 20 procent van de onder a bedoelde kosten.

2. De kosten voor de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren zijn niet subsidiabel.

Artikel 8.3

Hoogte van de subsidie

1. De subsidie bedraagt:

a. 90 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvraag een project betreft dat valt onder een of meer van de doelen, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, b of d, van de wet;

b. 40 procent van de subsidiabele kosten indien de subsidieaanvraag een project betreft dat valt onder het doel, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de wet.

2. Projecten komen in aanmerking voor subsidie indien het toe te kennen subsidiebedrag niet hoger is dan:

a. € 200 000 per zelfstandige onderneming;

b. € 100 000 per zelfstandige ondernemer, indien de subsidieaanvrager deel uitmaakt van de sector wegvervoer.

3. De subsidieaanvrager legt bij de subsidieaanvraag een de-minimisverklaring overeenkomstig het model in de bijlage bij deze regeling over. Ingeval van een subsidieaanvraag namens een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, legt elke aan het samenwerkingsverband deelnemende onderneming een dergelijke verklaring over.

4. Indien een onderneming in het lopende belastingjaar of in de twee voorgaande belastingjaren enige andere vorm van de-minimissteun heeft ontvangen, dan wordt de subsidie zodanig lager vastgesteld dat de subsidie opgeteld bij deze eerdere steun het bedrag genoemd in het tweede lid niet overschrijdt.

5. Subsidie op grond van dit hoofdstuk mag niet worden gecumuleerd met subsidie op grond van andere onderdelen van het Waddenfonds voor hetzelfde project.

Paragraaf 8.2

Visserij en aquacultuur

Artikel 8.4

Reikwijdte

1. Deze paragraaf is van toepassing op subsidies die worden aangevraagd door en verleend aan ondernemingen in de sectoren visserij en aquacultuur met uitzondering van:

a. steun waarvan het bedrag is of wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten;

b. steun voor activiteiten die verband houden met de uitvoer, met name steun die rechtstreeks gekoppeld is aan de uitgevoerde hoeveelheden, steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of voor andere lopende uitgaven in verband met uitvoeractiviteiten;

c. steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen;

d. steun voor de vergroting van de vangstcapaciteit, uitgedrukt als tonnage of vermogen, als omschreven in artikel 3, onder n), van verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, tenzij het in artikel 11, vijfde lid, van die verordening bedoelde steun voor de modernisering van het hoofddek bereft;

e. steun voor de aankoop of bouw van vissersvaartuigen;

f. steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden.

2. Op subsidies verleend op grond van deze paragraaf is verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193) van toepassing.

Artikel 8.5

Subsidiabele kosten

1. De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

a. loonkosten of kosten voor eigen arbeid, mits deze rechtstreeks betrekking hebben op het project;

b. kosten van verbruikte materialen en verbruikte hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

c. kosten in verband met aankoop van tweedehands materialen, mits de prijs redelijk is en het materiaal vergezeld gaat van een verklaring van de verkoper omtrent de herkomst van het materiaal;

d. kosten van duurzame kapitaalgoederen, bijvoorbeeld machines en apparatuur;

e. kosten van grond;

f. kosten van aan derden uitbestede activiteiten mits sprake is van marktconforme prijzen;

g. een opslag voor algemene kosten, tot ten hoogste 20 procent van de onder a bedoelde kosten.

2. De kosten voor de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren zijn niet subsidiabel.

Artikel 8.6

Hoogte van de subsidie

1. De subsidie bedraagt:

a. 90 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvraag een project betreft dat valt onder een of meer van de doelen, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, b of d, van de wet;

b. 40 procent van de subsidiabele kosten indien de subsidieaanvraag een project betreft dat valt onder het doel, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de wet.

2. Projecten komen in aanmerking voor subsidie indien het toe te kennen subsidiebedrag niet hoger is dan € 30.000 per zelfstandige onderneming.

3. De subsidieaanvrager legt bij de subsidieaanvraag een de-minimisverklaring overeenkomstig het model in de bijlage bij deze regeling over. Ingeval van een subsidieaanvraag namens een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, legt elke aan het samenwerkingsverband deelnemende onderneming een dergelijke verklaring over.

4. Indien een onderneming in het lopende belastingjaar of in de twee voorgaande belastingjaren enige andere vorm van de-minimissteun heeft ontvangen, dan wordt de subsidie zodanig lager vastgesteld dat de subsidie opgeteld bij deze eerdere steun het bedrag genoemd in het tweede lid niet overschrijdt.

5. Subsidie op grond van deze paragraaf wordt niet gecumuleerd met subsidie op grond van andere onderdelen van het Waddenfonds voor hetzelfde project.

Paragraaf 8.3

Landbouw

Artikel 8.7

Reikwijdte

1. Deze paragraaf is van toepassing op subsidies die worden aangevraagd door en verleend aan ondernemingen van de landbouwproductiesector, met uitzondering van:

a. steun waarvan het bedrag is of wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten;

b. steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, met name steun die rechtstreeks gekoppeld is aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met uitvoeractiviteiten;

c. steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde producten;

d. steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden.

2. Op subsidies verleend op grond van deze paragraaf is verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) van toepassing.

Artikel 8.8

Subsidiabele kosten

1. De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

a. loonkosten of kosten voor eigen arbeid, mits deze rechtstreeks betrekking hebben op het project;

b. kosten van verbruikte materialen en verbruikte hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

c. kosten in verband met aankoop van tweedehands materialen, mits de prijs redelijk is en het materiaal vergezeld gaat van een verklaring van de verkoper omtrent de herkomst van het materiaal;

d. kosten van duurzame kapitaalgoederen, bijvoorbeeld machines en apparatuur;

e. kosten van grond;

f. kosten van aan derden uitbestede activiteiten mits sprake is van marktconforme prijzen;

g. een opslag voor algemene kosten, tot ten hoogste 20 procent van de onder a bedoelde kosten.

2. De kosten voor de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren zijn niet subsidiabel.

Artikel 8.9

Hoogte van de subsidie

1. De subsidie bedraagt:

a. 90 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvraag een project betreft dat valt onder een of meer van de doelen, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, b of d, van de wet;

b. 40 procent van de subsidiabele kosten indien de subsidieaanvraag een project betreft dat valt onder het doel, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de wet.

2. Projecten komen in aanmerking voor subsidie indien het toe te kennen subsidiebedrag niet hoger is dan: € 7500 per zelfstandige onderneming.

3. De subsidieaanvrager legt bij de subsidieaanvraag een de-minimisverklaring overeenkomstig het model in de bijlage bij deze regeling over. Ingeval van een subsidieaanvraag namens een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, legt elke aan het samenwerkingsverband deelnemende onderneming een dergelijke verklaring over.

4. Indien een onderneming in het lopende belastingjaar of in de twee voorgaande belastingjaren enige andere vorm van de-minimissteun heeft ontvangen, dan wordt de subsidie zodanig lager vastgesteld dat de subsidie opgeteld bij deze eerdere steun het bedrag genoemd in het tweede lid niet overschrijdt.

5. Subsidie op grond van deze paragraaf wordt niet gecumuleerd met subsidie op grond van andere onderdelen van het Waddenfonds voor hetzelfde project.

Artikel 8.10

Voorwaarden

In aanvulling op artikel 1.7, vierde lid, wordt in de beschikking tot subsidieverlening uitdrukkelijk vermeld dat sprake is van de-minimissteun.

F

Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage behorend bij de artikelen 8.3, derde lid, 8.6, derde lid, en 8.9, derde lid

Modelverklaring de-minimissteun:

stcrt-2008-136-p23-SC86618-1.gif

Plaatje SC86618_01

Artikel II

In artikel 1, tweede lid, van de regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 juni 2007, nr. DJZ2007015961, houdende vaststelling van een tenderperiode en subsidieplafond voor het jaar 2007 krachtens de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds wordt ‘€ 33.000.000’ vervangen door:

€ 40.463.992.

Artikel III

1. Als periode in 2008 na afloop waarvan de aanvragen om subsidie krachtens de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds die in die periode zijn ontvangen, worden behandeld, wordt vastgesteld: 8 september 2008 tot en met 17 oktober 2008.

2. Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op aanvragen als bedoeld in het eerste lid, ontvangen in de daar genoemde periode, wordt vastgesteld op € 33.000.000.

3. Van het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt € 1.000.000 gereserveerd voor aanvragen, waarvan de subsidiabele kosten minder bedragen dan € 200.000.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 juli 2008.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M. Cramer.

Toelichting

Inleiding

Onderhavige regeling strekt tot wijziging en uitbreiding met staatssteungerelateerde hoofdstukken van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds. Tevens wordt het subsidieplafond voor het jaar 2007 met terugwerkende kracht verhoogd en worden het subsidieplafond en de tenderperiode voor 2008 vastgesteld.

Deze subsidieregeling is gebaseerd op de Wet op het Waddenfonds en geeft hieraan een nadere invulling. In de regeling komen met name aan de orde de eisen waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen, alsmede de procedure om te komen tot de uiteindelijke verlening van subsidie aan projecten. De regeling voorziet in het verstrekken van subsidie voor projecten die gericht zijn op of bijdragen aan één of meerdere doelstellingen van de wet, te weten:

a. het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied;

b. het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

c. een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;

d. het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

Deze doelstellingen zijn terug te voeren op de categorieën zoals deze door de Adviesgroep Waddenzeebeleid zijn benoemd. Deze activiteiten dienen een additioneel karakter te hebben. Het zijn dus geen als regulier te waarderen beheers- of onderhoudswerken. Duidelijk zal daarbij zijn dat dergelijke projecten alleen voor subsidie in aanmerking komen indien de (positieve) effecten van die activiteiten aantoonbaar hun weerslag zullen vinden in het waddengebied zelf. Bijdragen uit het waddenfonds moeten voorts passen binnen het investeringsplan en het uitvoeringsplan.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat met het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding wordt bedoeld het bevorderen van samenwerking, prioritering, afstemming en integratie van onderzoek en het in kaart brengen van bestaande kennislacunes. Het gaat hier dus om kennismanagement. Eventuele haalbaarheidsonderzoeken, mits zicht bestaat op de uitvoering van een concreet project, kunnen worden ingediend bij de doelstellingen met betrekking tot de natuur, het verminderen van externe bedreigingen of de duurzame economische ontwikkeling. Financiering van fundamenteel onderzoek uit het Waddenfonds wordt uitgesloten.

Staatssteun

Op grond van artikel 87 en 88 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: EG-verdrag) en diverse Verordeningen, Communautaire kaderregelingen en richtsnoeren van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Commissie) gelden er beperkingen op de subsidies die ondernemingen mogen ontvangen. Bij het verlenen van subsidies in het kader van het Waddenfonds moet rekening gehouden worden met de Europeesrechtelijke kaders omtrent staatssteun. Op basis van het Europees recht worden, ter voorkoming van oneerlijke concurrentie, grenzen en voorwaarden gesteld aan de maximaal te verlenen steun aan ondernemingen.

Alleen wanneer een subsidie steun aan een onderneming in de zin van het Europese recht betreft, is er mogelijk sprake van ongeoorloofde staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient in het EG-recht ruim opgevat te worden. In de jurisprudentie van het Europese Hof van Jusititie is het begrip ‘onderneming’ als volgt omschreven:

‘iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd’.

Onder een ‘economische activiteit’ moet men verstaan: ‘het aanbieden van goederen of diensten op de markt.’ ‘Ongeacht haar rechtsvorm’ houdt in dat bijvoorbeeld ook stichtingen ‘ondernemingen’ in de zin van het EG-recht kunnen zijn. Het feit dat het om een eenheid zonder winstoogmerk gaat, vormt geen garantie dat het niet om een ‘onderneming’ in de zin van het Europese recht gaat.

Er is nog geen overeenstemming bereikt met de Commissie. In afwachting van goedkeuring van de volledige ontwerpregeling door de Commissie is echter besloten de regeling in 2007 gedeeltelijk open te stellen, namelijk door een regeling te publiceren die van staatssteungevoelige aspecten is ontdaan. De regeling is in 2007 uitsluitend opengesteld voor subsidie aan aanvragers die geen onderneming in Europeesrechtelijke zin zijn. Alleen lagere overheden, niet-gouvernementele organisaties en particulieren konden een aanvraag doen. Op deze manier werd voorkomen, dat staatssteun wordt verleend waarvoor de Commissie geen goedkeuring heeft verleend.

Inmiddels heeft de Commissie (DG FISH) op 26 februari 2008 goedkeuring verleend aan de steunmaatregel met betrekking tot visserij. Hoofdstuk 6 bevat bepalingen hieromtrent. Dit betekent dat ondernemers in de visserijsector nu ook subsidie bij het Waddenfonds kunnen aanvragen. Ook zijn bepalingen met betrekking tot steun aan kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren en ondernemingen en bepalingen over de-minimissteun opgenomen in deze regeling. Zodra goedkeuring van de Commissie is verkregen, zal de regeling uitgebreid worden met bepalingen over subsidies voor diverse soorten projecten uitgevoerd door ondernemingen. Te denken valt aan projecten op het gebied van milieu, verwerking en afzet van landbouwproducten en onderzoek, ontwikkeling & innovatie. Hierbij zal vanzelfsprekend ook worden aangesloten bij de voorwaarden die de toepasselijke Europese staatssteunkaders aan subsidie voor dit soort projecten verbinden.

Administratieve lasten

De administratieve lasten zullen nader worden gekwantificeerd op het moment dat de andere voorwaarden uit dan toepasselijke staatssteunkaders in de regeling worden opgenomen.

Algemene bepalingen

Onderdeel A definitie kleine en middelgrote ondernemingen

Steeds als in deze regeling naar kleine, middelgrote of grote ondernemingen wordt verwezen, wordt daarmee aangesloten bij hetgeen daaronder in Europeesrechtelijk verband wordt verstaan. Onder een kleine onderneming wordt verstaan: een zelfstandige onderneming met maximaal 50 werknemers en met een jaaromzet of balanstotaal van ten hoogste € 10 miljoen. Een middelgrote onderneming is een zelfstandige onderneming met 50 tot 250 werknemers en een jaaromzet tussen de € 10 miljoen en € 50 miljoen of een balanstotaal tussen de € 10 miljoen en € 43 miljoen.

Bij de toepassing van de bovenstaande criteria wordt rekening gehouden met eventuele partner- en verbonden ondernemingen van het betrokken bedrijf. Hierdoor kan het zijn dat de gegevens van gelieerde bedrijven opgeteld moeten worden met als mogelijk gevolg dat de onderneming in een andere categorie wordt ingeschaald of van deze definitie wordt uitgesloten.

Het aantal werknemers wordt bepaald in arbeidsjaareenheden, dat wil zeggen het aantal personen dat gedurende het gehele betreffende jaar voltijds voor de betreffende onderneming heeft gewerkt. Personen die niet gedurende het gehele jaar voor de onderneming hebben gewerkt, alsmede werknemers in deeltijd en seizoensmedewerkers worden uitgedrukt in een breuk van arbeidsjaareenheden.

Voor nadere details met betrekking tot de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen wordt verwezen naar Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124 van 20 mei 2003, blz. 36), waarnaar ook wordt verwezen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 70/2001.

Onderdelen B en D anti-cumulatiebepaling

In het nieuwe artikel 1.2, tweede lid, is een anti-cumulatiebepaling opgenomen (Onderdeel B). Het is niet toegestaan om verschillende subsidies voor hetzelfde project te combineren om op die manier uit te komen boven de maximale subsidiepercentages en/of -bedragen die op grond van de diverse staatssteunbepalingen uit het Europese recht gelden. Voor subsidieaanvragers die geen onderneming in Europeesrechtelijke zin zijn (hoofdstuk 2) geldt een uitzondering op het cumulatieverbod, opgenomen in artikel 2.4 (Onderdeel D). Zij mogen de uit het Waddenfonds verstrekte subsidie (maximaal 90% van de subsidiabele kosten) eventueel aanvullen met andere steun om op die manier de volledige maximaal 100% subsidiabele projectkosten financieel gedekt te krijgen.

Onderdeel C Schatkistbankieren

In dit artikel wordt de Regeling verlening voorschotten 2007 van toepassing verklaard. Deze regeling geeft een kader voor het verlenen van voorschotten door het Rijk. Het gaat bij voorschotverlening in deze regeling om (afspraken over) vooruitbetalingen op door het Rijk nog aan te gane/ aangegane financiële verplichtingen die voortvloeien uit publiekrechtelijke (subsidie) beschikkingen. Het grensbedrag inzake het (rentedragend) aanhouden van een voorschot in rekening-courant bij het Ministerie van Financiën, het zgn. schatkistbankieren zal 2 miljoen euro bedragen. Dit betekent dat schatkistbankieren wordt toegepast indien één van de uit te betalen jaartermijnen € 2.000.000 of meer bedraagt. Decentrale overheden kunnen jaarlijks voor 110% bevoorschot worden, privaatrechtelijke personen voor maximaal 80%.

Bij schatkistbankieren wordt het voorschot juridisch aan de subsidie-ontvanger overgedragen, maar het bedrag wordt feitelijk in de schatkist aangehouden. Schatkistbankieren is zowel voor het Rijk als voor de subsidieontvanger doelmatig, zeker wanneer het om een substantieel bedrag gaat. Hiervoor wordt een rekening-courantovereenkomst tussen het Ministerie van Financiën en de subsidieontvanger gesloten. De rekening-courant levert de subsidie-ontvanger rente op.

Steun aan bestuursorganen, niet-gouvernementele organisaties en particulieren

Hoofdstuk 2 van de regeling geeft voorwaarden waaronder een lagere overheid of niet-gouvernementele organisatie volgens Europees recht niet als onderneming wordt gezien. Als aan deze voorwaarden is voldaan is er van (ongeoorloofde) staatssteun geen sprake. Dit hoofdstuk is ook van toepassing op subsidieaanvragen van particulieren die niet tevens een onderneming zijn.

Landbouw

Projecten in de sector landbouw dienen te voldoen aan Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PbEU L 358). Deze voorwaarden zijn, voor zover van toepassing op het Waddenfonds, overgenomen in dit hoofdstuk van de regeling.

Op grond van dit hoofdstuk kan subsidie worden verleend voor investeringen in landbouwbedrijven, de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen, de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang, de bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten en technische ondersteuning in de landbouwsector.

Voor de laatste twee genoemde typen projecten geldt dat de subsidie niet rechtstreeks bij de primaire producenten van landbouwproducten terecht mag komen. Zij mogen slechts een vergoeding in natura ontvangen voor activiteiten die onder deze twee paragrafen vallen. Wel kan hiertoe subsidie aangevraagd worden door bedrijven in de verwerking of afzet bijvoorbeeld een overkoepelende producentenorganisatie.

De maatregel voor steunverlening aan landbouwers die deelnemen aan communautaire of nationale voedselkwaliteitsregelingen, heeft tot doel de consumenten via die deelneming garanties te bieden ten aanzien van de kwaliteit van het betrokken product of van het toegepaste productieproces, de toegevoegde waarde van primaire producten van de landbouw te verhogen en meer marktkansen te scheppen. Aangezien deelneming aan dergelijke regelingen kan leiden tot extra kosten en verplichtingen waarvoor de markt geen volledige beloning biedt, dienen landbouwers daartoe te worden gestimuleerd.

Eventuele haalbaarheidsonderzoeken, mits zicht bestaat op de uitvoering van een concreet project, kunnen worden ingediend bij de doelstellingen m.b.t. natuur, verminderen externe bedreigingen of duurzame economische ontwikkeling. Financiering van fundamenteel onderzoek uit het Waddenfonds is uitgesloten.

Visserij

De steun voor investeringen aan boord van vissersvaartuigen en selectiviteit wordt verleend voor projecten die betrekking hebben op investeringen voor de modernisering en uitrusting van vissersvaartuigen van meer dan vijf jaar oud. De steun voor investeringen dient om de veiligheid aan boord, de arbeidsomstandigheden, de hygiëne, de productkwaliteit, de energie-efficiëntie en de selectiviteit te verbeteren. De steun mag de vangstcapaciteit van het vaartuig niet doen toenemen. Voorts moet het gaan om investeringen die het mogelijk maken vangsten die niet meer mogen worden teruggegooid, aan boord te houden, investeringen die het effect van de visserij op niet-commerciële soorten beperken, of investeringen die het effect van de visserij op ecosystemen en de zeebodem reduceren. Er zal geen steun worden toegekend voor de bouw van vissersvaartuigen noch voor de vergroting van visruimen.

De regeling voorziet ook in steun voor de vervanging van vistuig op voorwaarde dat het nieuwe tuig selectiever is en beantwoordt aan erkende milieucriteria en praktijken die verder reiken dan de gemeenschapsrechtelijke verplichtingen, en voor zover het vistuig niet meer dan tweemaal wordt vervangen per tijdvak van vijf jaar. Er wordt geen steun verleend voor vervanging van motoren.

De steun voor de kleinschalige kustvisserij wordt verleend voor projecten om het beheer van en de controle op de toegangsvoorwaarden voor bepaalde visserijzones te verbeteren, de organisatie van de productie-, verwerkings- en afzetketen voor visserijproducten te bevorderen, vrijwillige stappen ter vermindering van de visserij-inspanning met het oog op de instandhouding van visbestanden aan te moedigen, het gebruik te stimuleren van technologische vernieuwingen die de visserij-inspanning niet vergroten, en de beroepsvaardigheden en de veiligheidsopleiding te verbeteren.

In het kader van de regeling wordt steun verleend voor de volgende sociaal-economische maatregelen: diversificatie van activiteiten om te bevorderen dat vissers verschillende beroepsactiviteiten combineren; verbetering van de beroepsvaardigheden, met name van jonge vissers; regelingen voor de omscholing naar beroepen buiten de zeevisserij; vervroegde uittreding uit de visserijsector, met inbegrip van vervroegde pensionering.

De steun voor investeringen in verwerking en afzet wordt verleend aan kleine of middelgrote ondernemingen en aan andere ondernemingen dan kleine of middelgrote ondernemingen die minder dan 750 werknemers hebben of een omzet van minder dan 200 miljoen euro. Er wordt steun verleend voor investeringen waarmee een of meer van de volgende doelstellingen worden verwezenlijkt: verbetering van de arbeidsomstandigheden; verbetering en controle van de omstandigheden betreffende hygiëne en volksgezondheid en van de productkwaliteit; productie van kwalitatief hoogwaardige producten voor nichemarkten; beperking van de negatieve gevolgen voor het milieu; een beter gebruik van weinig benutte soorten, bijproducten en afval; productie of afzet van nieuwe producten, toepassing van nieuwe technologieën of ontwikkeling van innovatieve productiemethoden; afzet van producten die voornamelijk afkomstig zijn van lokale aanvoer en aquacultuur.

Investeringen die betrekking hebben op visserijproducten die bestemd zijn om te worden gebruikt voor andere doeleinden dan menselijke consumptie en investeringen ten behoeve van de kleinhandel zijn uitgesloten.

Tot slot wordt steun voor de ontwikkeling van nieuwe markten en promotiecampagnes verleend voor: projecten ter bevordering van kwaliteit en rendement die betrekking hebben op nationale, regionale of transnationale afzetbevorderingscampagnes voor visserij- en aquacultuurproducten; de marktvoorziening met soorten waarvan er een overschot is of die onderbevist zijn, die normaliter worden teruggegooid of die geen handelswaarde hebben; de uitvoering van een kwaliteitsbeleid voor visserij- en aquacultuurproducten; de bevordering van de afzet van producten die zijn verkregen met methoden met een gering milieueffect; de bevordering van de afzet van producten die zijn erkend op grond van Verordening (EG) nr. 510/20061; kwaliteitscertificering, met inbegrip van het creëren van etiketten en de certificering van producten die zijn gevangen of gekweekt met milieuvriendelijke productiemethoden; campagnes ter verbetering van het imago van visserij- en aquacultuurproducten en van de visserijsector; de uitvoering van marktonderzoeken. Er wordt geen steun verleend voor projecten die gericht zijn op handelsmerken of verwijzen naar specifieke landen of geografische gebieden, behalve wanneer het om producten gaat die zijn erkend krachtens Verordening (EG) nr. 510/2006.

De verleende steun kan tot 40% van de subsidiabele kosten bedragen. In het kader van de regeling kan ook steun worden verleend voor kosten die rechtstreeks met de betrokken acties verband houden, zoals kosten van lonen, adviesverlening, huisvesting en uitrusting. De kosten van de aankoop van land zijn subsidiabel tot ten hoogste 10% van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken actie.

De-minimissteun

Verordening nr. 994/98 kent de Commissie de bevoegdheid toe bij verordening een drempel vast te stellen waaronder steunmaatregelen worden geacht niet aan de criteria van artikel 87, eerste lid, van het EG-Verdrag te voldoen. Niet aanmeldingsplichtig voor staatssteun is de overheidsbijdrage die voldoet aan verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 379), verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193), en verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337).

Ten aanzien van de periode van de de-minimissteun is een aantal aspecten van belang:

1. de relevante periode van drie belastingjaren is van verschuivende aard, zodat bij elke verlening van de-minimissteun het totale bedrag van de de-minimissteun die gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren is verleend, in aanmerking dient te worden genomen;

2. de de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop het besluit tot subsidieverlening aan de betreffende onderneming is genomen;

3. de de-minimisverordeningen staan niet toe dat ondernemingen voor dezelfde in aanmerking komende kosten ook staatssteun ontvangen die door de Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt, indien daardoor het maximum van de op grond daarvan toegestane steun zou worden overschreden. In het geval bijvoorbeeld voor investeringskosten ten behoeve van het milieu een goedkeuringsbeschikking is gegeven om 30% van de subsidiabele kosten te vergoeden, dan mag bovenop deze steun voor deze zelfde kosten geen de-minimissteun worden verleend.

De toetsing of de onderneming voldoet aan de voorwaarde aangaande de periode van reeds verleende de-minimisssteun vindt mede plaats aan de hand van de verklaring die de onderneming daarover voorafgaand moet aanvullen.

Het steunplafond van € 200.000 (respectievelijk € 100.000 (sector wegvervoer), € 30.000 (visserij en aquacultuur) en € 7500 (landbouwproductiesector) wordt als subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen voor aftrek van belastingen of andere heffingen.

Het is voor de kenbaarheid van belang dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen dat het de-minimissteun betreft. Bij een eventueel volgend verzoek om de-minimissteun voor een ander doel (voor hetzelfde doel is niet toegestaan) zal het bedrijf aan de daarvoor bevoegde overheid informatie over deze de-minimissteun moeten verstrekken. Bij iedere verlening van de-minimissteun zal opnieuw een toets op de voorwaarden van de de-minimisverordening moeten worden uitgevoerd.

Mocht een door opeenstapeling van de-minimissteun de gestelde grens mogelijk worden overschreden, dan mag het laatst verstrekkende orgaan geen de-minimssteun verlenen of zal het laatst verstrekkende orgaan, indien na het verlenen van een bijdrage blijkt dat de onderneming onjuiste informatie heeft gegeven, de subsidie geheel moeten terugvorderen.

Subsidieplafond 2008

Hert subsidieplafond voor 2008 zal € 33.000.000 bedragen. De regeling is opengesteld vanaf 8 september tot en met 17 oktober 2008.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

Naar boven