Vrijstelling verbod Bacillus thuringiensis israeliensis 2008/I

Vrijstelling op grond van artikel 65, inzake Bacillus thuringiensis israeliensis 2008/I

10 juli 2008

Nr. K&K 2008071730

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

In overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit;

Gezien het verzoek van het Ministerie van Volkgezondheid, Welzijn en Sport van 29 mei 2008, nr. PG/ZP-2853078, tot vrijstelling van het verbod op het gebruik van biociden op basis van de werkzame stof Bacillus thuringiensis israeliensis in verband met de bestrijding van de larven van de Aziatische tijgermug (Aedes Albopictus);

Gelet op artikel 65, eerste en derde lid en artikel 22, vierde lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

In verband met de bestrijding van de larven van Aziatische tijgermug (Aedes Albopictus), wordt vrijstelling verleend van:

– het verbod, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, tot het op de markt brengen, het voorhanden of in voorraad hebben, en het gebruiken van het biocide Vectobac AS 12, op basis van de werkzame stof Bacillus thuriengiensis israeliensis ten behoeve van de bestrijding van de larven van de Aziatische tijgermug (Aedes Albopictus).

Artikel 2

Aan de vrijstelling, bedoeld in artikel 1, worden de beperkingen en voorschriften zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit verbonden.

Artikel 3

De vrijstelling wordt verleend voor de duur van 120 dagen.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstelling verbod Bacillus thuringiensis israeliensis 2008/I.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 juli 2008.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M. Cramer.

Bijlage

Bijlage bij het besluit van 10 juli 2008 houdende vrijstelling als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden van de verboden van artikel 19 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ten aanzien van biociden op basis van de werkzame stof Bacillus thuringiensis israeliensis

Biociden:

Ten behoeve van de bestrijding van de larven van de Aziatische tijgermug (Aedes albopictus) in Dracaena sanderiana op water en gel:

– gebruik van het biocide VectoBac 12 AS met de werkzame stof Bacillus thuringiensis israeliensis.

Wettelijk gebruiksvoorschrift:

Toegestaan is uitsluitend het gebruik als biocide voor het bestrijden van de larven van de Aziatische tijgermug (Aedes Albopictus) in Dracaena sanderiana op water en gel (Lucky Bamboo).

Voorschriften voor gebruik:

– Het middel dient toegevoegd te worden aan het water waarin de Dracaena sanderiana stammen staan of komen te staan.

– De eerste toepassing dient plaats te vinden als het plantmateriaal op het bedrijf komt.

– De tweede toepassing dient binnen 48 uur na de eerste toepassing plaats te vinden.

– Als het plantmateriaal langer dan 1 week op het bedrijf staat, dient kort voor afleveren een derde behandeling plaats te vinden.

Dosering: 1 ml middel per 1, 5 liter (proces)water.

Vectobac AS 12

Gevaarssymbool: Xn Schadelijk

Gevaarszinnen: R36/38 Irriterend voor de ogen en huid.

R43 Kan overgevoeligheid veroorzaken of bij contact met de huid.

Veiligheidsaanbevelingen: S36/37 Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding.

Samenstelling middel Vectobac AS 12: Gehalte werkzame stof 1200 ITU per mg Bacillus thuringiensis var. israeliensis (1,20% w/w (12 g/l)).

Toelichting

Bij brief van 29 mei 2008 heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om vrijstelling gevraagd van het verbod op het gebruik van biociden op basis van de werkzame stof Bacillus thuringiensis isrealensis (Bti) voor de bestrijding van de Aziatische tijgermug (Aedes Albopictus).

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden biedt de mogelijkheid in bijzondere omstandigheden niet toegelaten biociden tijdelijk te gebruiken dan wel het gebruik van toegelaten middelen voor niet toegelaten toepassingen toe te staan indien onder meer de belangen van de volksgezondheid zulks dringend vereisen.

Uit de eerder genoemde brief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijkt dat de import en de vestiging van de Aziatische tijgermug voorkomen moet worden, dit in verband met een groot gevaar voor de volksgezondheid. De Aziatische tijgermug kan drager zijn van het virus dat o.a. knokkelkoorts (Dengue virus) en hersenvliesontsteking kan veroorzaken. Deze ziekten zijn voor de mens gevaarlijk en kunnen de dood tot gevolg hebben. Met de bestrijding van de larven van de Aziatische tijgermug wordt enerzijds bewerkstelligd dat de larven zich niet kunnen ontwikkelen tot volwassen exemplaren en m.n. werknemers in kassen kunnen steken, anderzijds wordt vestiging van deze mug in Nederland voorkomen. Daarnaast kunnen tijgermuggen een bedreiging vormen voor de biodiversiteit, omdat zij geen natuurlijke predatoren hebben.

De larven van de Aziatische tijgermug worden geïmporteerd met Dracaena sanderiana planten (Lucky Bamboo). Deze planten zijn afkomstig uit een gebied in China waar het Dengue virus endemisch is onder de Aziatische tijgermug. In het water of de gel waarin de planten worden vervoerd zijn eitjes en larven van deze mug aanwezig. Tijdens het vervoer en gedurende opstelling in kassen in Nederland ontpoppen deze larven zich tot muggen.

De vestiging van al aanwezige muggen wordt voorkomen door bestrijding van de muggen met het bestaande middelenpakket. De bestrijding van de nog in het water of gel aanwezige larven gebeurt met het middel dat met deze vrijstelling wordt vrijgesteld.

De volwassen exemplaren van de Aziatische tijgermug kunnen worden bestreden met het huidige middelenpakket. Bacillus thuringiensis israeliensis is op het moment de enige beschikbare werkzame stof die voldoende werkzaam is tegen de larven van de Aziatische tijgermug, maar in Nederland heeft een middel op basis van deze werkzame stof geen toelating.

In 2006 en 2007 heeft het Ministerie van VWS een vergelijkbaar verzoek gedaan. De Plantenziektekundige dienst (PD) heeft destijds een bestrijdingsadvies opgesteld. Dit bestrijdingsadvies en het verzoek van het Ministerie van VWS is toen ter advisering voorgelegd aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb, voorheen CTB). Het Ctgb heeft op basis van de beschikbare gegevens geconcludeerd dat er positief kan worden geadviseerd over de inzet van het middel Vectobac AS 12, met de werkzame stof Bti tegen de Aziatische tijgermug. Gezien de vergelijkbare omstandigheden wordt gesteld dat dit advies ook geldigheid heeft voor het onderhavige verzoek.

Het Ctgb heeft ten aanzien van de risico’s voor milieu geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de toepassing van dit middel op de aangegeven wijze (bijlage 1 bij het besluit) ter bestrijding van de Aziatische tijgermug. Er zijn onderzoeken beschikbaar over de effecten op vogels, op niet-doelwit insecten en op aquatische organismen. Geconcludeerd wordt dat Bti niet tot gering toxisch is voor deze organismen. Voor Daphnia geven de resultaten aan dat Bti matig toxisch is.

Daarnaast wordt aangegeven dat Bacillus thuringiensis species organismen zijn die van nature voorkomen in bodems. Bti is niet persistent in het milieu, de algemene bevinding is dat de werkzaamheid afneemt binnen enkele dagen tot een lage werkzaamheid na enkele weken. Bij lozing via een rioolwaterzuiveringsinstallatie (waarvan uit kan worden gegaan) voldoet de toepassing van het middel Vectobac aan de norm voor waterorganismen.

Ten aanzien van de risico’s voor de mens heeft het Ctgb geconcludeerd dat het risico bij primaire blootstelling veilig wordt geacht bij zorgvuldig gebruik van de beschermende maatregelen. Het risico bij secundaire blootstelling wordt verwaarloosbaar geacht. In verschillende studies is aangetoond dat bij (langdurige) blootstelling aan Bti nauwelijks negatieve effecten voor de mens optreden. Wel is het van belang de beschermende maatregelen bij gebruik in acht te nemen.

Op grond van artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende bij dit besluit, daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt in de Staatscourant, een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Een dergelijk bezwaarschrift dient u te adresseren aan de directeur Kwaliteit en Ketens, van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Postbus 30945, 2500 GX Den Haag.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

Naar boven