Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 juli 2008, nr. MEVA/ABA/2860370, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor de tegemoetkoming in de kosten voor vaccinatie tegen Hepatitis B voor leerlingen in het zorgonderwijs (Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. onderwijsinstelling: instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, onder 1° en 2°, van de Wet educatie en beroepsonderwijs die ingevolge artikel 2.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht of hogeschool als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek die is vermeld op de bijlage genoemd in artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

c. zorgopleiding:

1°. beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel i, van de Wet educatie en beroepsonderwijs die ingevolge artikel 2.1.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor bekostiging in aanmerking komt en die met een in bijlage 1 van deze regeling genoemde code wordt vermeld in het Centraal register beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 6.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

2°. voltijds of deeltijds opleiding als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de verzorging waarvan ingevolge artikel 1.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aanspraak op bekostiging uit ’s Rijks kas bestaat en die met een in bijlage 2 van deze regeling genoemde code wordt vermeld in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

d. opleiding:

1°. beroepsopleidende of beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel i, van de Wet educatie en beroepsonderwijs die ingevolge artikel 2.1.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor bekostiging in aanmerking komt en die met een in bijlage 1 van deze regeling genoemde code wordt vermeld in het Centraal register beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 6.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

2°. voltijds, deeltijds of duale opleiding als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de verzorging waarvan ingevolge artikel 1.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aanspraak op bekostiging uit ’s Rijks kas bestaat en die met een in bijlage 2 van deze regeling genoemde code wordt vermeld in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

e. studiejaar: tijdvak dat aanvangt op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daarop volgende jaar voor zover het betreft een zorgopleiding, bedoeld in onderdeel c, onder 1°, of tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar voor zover het betreft een zorgopleiding, bedoeld in onderdeel c, onder 2°;

f. deelnemer: door een onderwijsinstelling voor bekostiging aangemeld natuurlijke persoon die in een studiejaar ingeschreven staat of heeft gestaan voor een zorgopleiding en in het daaraan voorafgaande studiejaar niet stond ingeschreven voor een opleiding.

Artikel 2

1. De Minister kan aan een onderwijsinstelling jaarlijks een subsidie verstrekken voor het aanbieden en toedienen van vaccinatie tegen hepatitis B aan een deelnemer van een zorgopleiding.

2. De subsidie wordt per studiejaar verstrekt.

3. De subsidie bestaat uit het bedrag dat wordt berekend met de formule A × B, waarbij wordt verstaan onder:

A het aantal door de onderwijsinstelling voor bekostiging aangemelde natuurlijke personen dat op 1 oktober van het studiejaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt ingeschreven stond voor een zorgopleiding en op 1  oktober van het daaraan voorafgaande studiejaar niet ingeschreven stond voor een opleiding;

B een normbedrag van € 125.

Artikel 3

1. De subsidie wordt op aanvraag verleend.

2. Voor de aanvraag wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

3. De aanvraag wordt ingediend uiterlijk 1 mei van het studiejaar voorafgaand aan het studiejaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

4. De aanvraag wordt ondertekend door een persoon die daartoe bevoegd is.

5. De Minister kan ontheffing verlenen van de in het derde lid genoemde aanvraagtermijn.

Artikel 4

1. De Minister geeft een beschikking op een aanvraag van de subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

2. De subsidie wordt slechts verleend indien naar het oordeel van de Minister mag worden verwacht dat de met de subsidiëring beoogde doeleinden zullen worden bereikt.

3. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de wijze waarop het bedrag van de subsidie wordt bepaald.

4. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt niet het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De Minister kan bij de verlening van de subsidie verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 5

1. De Minister verstrekt binnen twee weken na de verlening van de subsidie een voorschot op de verleende subsidie.

2. Het voorschot bestaat uit het bedrag dat wordt berekend met de formule A × B × C, waarbij wordt verstaan onder:

A het aantal door de onderwijsinstelling voor bekostiging aangemelde natuurlijke personen dat op 1 oktober van het tweede studiejaar voorafgaande aan het studiejaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt ingeschreven stond voor een zorgopleiding en op 1 oktober van het derde studiejaar voorafgaande aan het studiejaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt niet ingeschreven stond voor een opleiding;

B een normbedrag van € 125;

C een percentage van 90%.

Artikel 6

1. Het aantal personen, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder A, en artikel 5, tweede lid, onder A, wordt ontleend aan:

a. het basisregister onderwijs, bedoeld in artikel 9a van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank voor een zorgopleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1°, en voor een opleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°;

b. het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek voor een zorgopleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 2°, en voor een opleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°.

2. Indien een persoon voor meerdere opleidingen is ingeschreven, telt uitsluitend de hoofdinschrijving.

Artikel 7

1. In het studiejaar waarvoor de subsidie wordt verleend, biedt de onderwijsinstelling aan elke deelnemer vanaf de aanvang van zijn deelname aan de zorgopleiding, ongeacht de datum van beëindiging van zijn deelname aan de zorgopleiding, volledige vaccinatie tegen hepatitis B aan, met inbegrip van het bepalen van het titer antistoffen ter afronding van de vaccinatie.

2. De onderwijsinstelling zorgt ervoor dat:

a. het aanbod, bedoeld in het eerste lid, op doelmatige en doeltreffende wijze wordt gedaan;

b. elke deelnemer in de gelegenheid wordt gesteld daadwerkelijk gebruik te maken van het aanbod, bedoeld in het eerste lid.

3. De onderwijsinstelling streeft naar een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad van haar deelnemers.

Artikel 8

1. De onderwijsinstelling zorgt er voor dat de administratie van de vaccinatie tegen hepatitis B op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd, zodat te allen tijde in ieder geval de volgende gegevens per studiejaar en per zorgopleiding kunnen worden nagegaan:

1°. het aantal deelnemers dat op kosten van de onderwijsinstelling gevaccineerd is tegen hepatitis B;

2°. de gemiddelde kosten per gevaccineerde deelnemer;

3°. de eigen bijdragen van de deelnemers in die kosten.

2. De onderwijsinstelling doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

3. De onderwijsinstelling verstrekt aan de door de Minister aangewezen personen op hun verzoek alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak.

4. De onderwijsinstelling werkt mee aan de door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 9

1. Binnen vier maanden na afloop van het studiejaar dient de onderwijsinstelling een aanvraag in voor de vaststelling van de subsidie.

2. De aanvraag voor de subsidievaststelling gaat vergezeld van een verklaring waaruit kan worden afgeleid in hoeverre:

a. de activiteiten waarvoor subsidie was verstrekt, zijn uitgevoerd;

b. de subsidiebepalingen door de onderwijsinstelling zijn nageleefd.

3. Voor de aanvraag en de verklaring wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt.

4. De aanvraag en de verklaring worden ondertekend door een persoon die daartoe bevoegd is.

5. De Minister kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde aanvraagtermijn.

Artikel 10

Indien de verleende subsidie € 125.000 of meer bedraagt:

a. is de aanvraag voor de subsidievaststelling voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig een door de Minister vastgestelde modelaccountantsverklaring;

b. draagt de onderwijsinstelling er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de departementale auditdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden.

Artikel 11

Binnen vijf maanden na ontvangst van de aanvraag voor de subsidievaststelling geeft de Minister een beschikking tot vaststelling.

Artikel 12

In afwijking van artikel 3, derde lid, wordt de aanvraag van een subsidie ten behoeve van het studiejaar dat aanvangt in 2008 uiterlijk 1 oktober 2008 ingediend.

Artikel 13

De Minister kan indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. Klink.

Bijlage 1

Codes Centraal register beroepsopleidingen

Code

Naam

10775

Tandartsassistent

91410

Tandartsassistent

10776

Doktersassistent

91310

Doktersassistent

92600

MBO-Verpleegkundige

92601

MBO-Verpleegkundige (Geestelijke Gezondheidszorg)

92602

MBO-Verpleegkundige (Gehandicaptenzorg)

92603

MBO-Verpleegkundige (VVT)

92604

MBO-Verpleegkundige (Ziekenhuiszorg)

93510

MBO-Verpleegkundige

10426

Verpleegkundige

10427

Verzorgende

92610

Verzorgende

92611

Verzorgende (Geestelijke Gezondheidszorg)

92612

Verzorgende (Gehandicaptenzorg)

92613

Verzorgende (Kraamzorg)

92614

Verzorgende (Verpleeg- en verzorgingshuiszorg en thuiszorg)

93260

Verzorgende

91730

Laborant (Allround laborant)

10702

Vakfunctionaris Laboratoriumtechniek

10703

Vakfunctionaris Medische Laboratoriumtechniek

10704

Middenkaderfunctionaris Biologische Laboratoriumtechniek

10705

Middenkaderfunctionaris Medische Laboratoriumtechniek

10706

Middenkaderfunctionaris Chemische Laboratoriumtechniek

91700

Biomedisch analist

91701

Biomedisch analist (Biologie)

91702

Biomedisch analist (Klinische chemie)

91703

Biomedisch analist (Microbiologie)

91704

Biomedisch analist (Pathologie)

93710

Analist

93711

Analist (Analist klinische chemie)

93712

Analist (Analist pathologie)

93713

Analist (Biotechnologisch analist)

93715

Analist (Microbiologisch analist)

92650

Maatschappelijke Zorg (Medewerker Maatschappelijke zorg) 3

92660

Maatschappelijke Zorg 4

92661

Maatschappelijke Zorg (Medewerker Gehandicaptenzorg)

92662

Maatschappelijke Zorg (Medewerker Volwassenenwerk)

91430

Medewerker Gehandicaptenzorg

10505

Voetverzorger

94430

Voetverzorger

94440

Voetverzorger

Bijlage 2

Codes Centraal register opleidingen hoger onderwijs

Code

Naam

34397

Biologie en medisch laboratorium onderzoek

34560

Opleiding tot verpleegkundige

34576

Mondhygiëne (Mondzorgkunde)

34565

Opleiding tot verpleegkundige in de Maatschappelijke Gezondheidszorg

34091

Huidtherapie

34570

Opleiding tot fysiotherapeut

34581

Opleiding Podotherapie

34331

Biotechnologie

34561

Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Techniek

Toelichting

Algemeen

Het actieplan ‘Werken aan zorg’ bevat de voornemens van het kabinet op het gebied van het arbeidsmarktbeleid in de zorgsector (Kamerstukken II 2007/08, 29 282, nr. 46). Om er voor te zorgen dat er in de toekomst voldoende en goed opgeleid personeel voor de zorgsector beschikbaar blijft, is het van belang dat er op korte en lange termijn voldoende mensen instromen in zorgopleidingen. Met name waar er tekorten op de arbeidsmarkt zijn of dreigen te ontstaan, wordt het aantrekkelijker gemaakt om te kiezen voor een zorgopleiding. Een knelpunt waar studenten van zorgopleidingen tegen aanlopen, is de noodzaak voldoende beschermd te zijn tegen de risico’s op besmetting met hepatitis B voorafgaand aan het volgen van een stage en soms zelfs voorafgaand aan het volgen van de opleiding zelf. Weliswaar zijn werkgevers in de zorg verantwoordelijk voor de bescherming van stagiaires tegen hepatitis B, maar de relatief korte stageperioden in combinatie met de relatief lange vaccinatieperiode leiden er in de praktijk toe dat studenten niet tijdig gevaccineerd zijn en daarmee in de problemen komen met het volgen van stages. Gevolg van dit organisatorische knelpunt is dat studenten de kosten van de vaccinatie veelal zelf betalen. In het actieplan ‘Werken aan zorg’ wordt aangekondigd dat dit knelpunt wordt opgelost door middel van een vergoeding voor de benodigde vaccinatie tegen hepatitis B. De onderhavige regeling voorziet in die vergoeding ten behoeve van de opleidingen die vanuit het arbeidsmarktbeleid voor de zorg relevant zijn. Wellicht ten overvloede zij nog opgemerkt dat met deze regeling geen afbreuk wordt gedaan aan de verantwoordelijkheid van werkgevers om uit hoofde van de arbeidsomstandigheden hun werknemers, inclusief stagiaires, te beschermen tegen de risico’s op besmetting tegen Hepatitis B.

In overleg met diverse betrokken partijen, te weten de MBO-raad de HBO-raad en het Nationaal Hepatitis Centrum (NHC) is ervoor gekozen het bovengeschetste organisatorische knelpunt weg te nemen door onderwijsinstellingen een subsidie te verschaffen voor het vaccineren van hun nieuwe studenten. Voor de bescherming van studenten tegen besmetting met hepatitis B is dat het meest effectief, omdat bij aanvang van de zorgopleiding gestart kan worden met de vaccinatie, en voor de financiering van de vaccinatie is dat het meest efficiënt, omdat anders grote aantallen studenten of zorginstellingen gesubsidieerd zouden worden. Bovendien verzorgen onderwijsinstellingen momenteel al vaak de vaccinatie voor hun studenten. Hiermee sluit de systematiek aan bij de bestaande praktijk. Aangezien met de financiering van de vaccinatie een beperkt bedrag gemoeid is, wordt de subsidie op eenvoudige wijze verstrekt om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken. Voor deze financieringssystematiek is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de reguliere wijze van bekostiging van onderwijsinstellingen.

De subsidie wordt voor aanvang van het elk studiejaar op aanvraag verleend. Deze subsidie bestaat uit een normbedrag voor elke student die dat studiejaar voor het eerst een opleiding volgt waarbij vaccinatie tegen hepatitis B aan de orde is. Op deze subsidie wordt een voorschot verstrekt op basis van de meest recente, definitieve cijfers over het aantal studenten. Na afloop van het studiejaar wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van het daadwerkelijke aantal studenten. Vanzelfsprekend wordt de subsidie alleen verstrekt indien de onderwijsinstelling haar studenten vaccinatie tegen hepatitis B heeft aangeboden. Deze financieringssystematiek wijkt enigszins af van de wijze van subsidiëren zoals vastgelegd in de Subsidieregeling VWS-subsidies. Om die reden is op basis van de Kaderwet VWS-subsidies een afzonderlijke subsidieregeling vastgesteld.

De hiervoor beschreven financieringssystematiek brengt geringe administratieve lasten mee voor de onderwijsinstellingen. Deze systematiek is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten. Dit college heeft geconcludeerd dat de administratieve lasten gering zijn. In het kader van de rijksbrede herziening van de uitvoeringspraktijk van de subsidieverlening zullen verdergaande vereenvoudigingen worden overwogen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De onderwijsinstellingen die in aanmerking komen voor een subsidie voor de tegemoetkoming in de kosten van de vaccinatie, zijn onderwijsinstellingen in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs die van rijkswege bekostigd worden op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Deze afbakening is neergelegd in onderdeel b.

Het in de algemene toelichting geschetste knelpunt rond de vaccinatie doet zich alleen voor bij deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (BOL) van het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en bij voltijd- en deeltijd opleidingen van het hoger beroepsonderwijs (HBO). Ook hier gaat het uitsluitend om opleidingen die van rijkswege bekostigd worden op grond van de WEB en de WHW. Voor deelnemers aan de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) in het MBO en aan duale opleidingen in het HBO speelt dit knelpunt niet, omdat zij in dienst zijn van de werkgever. In deze gevallen bestaat er voor de werkgever geen enkele belemmering om zijn verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden waar te maken door tijdig vaccinatie tegen hepatitis B te verzorgen.

Niet alle opleidingen komen in aanmerking voor een subsidie voor de tegemoetkoming in de kosten van de vaccinatie. Er is in de eerste plaats een selectie gemaakt in opleidingen die voor het arbeidsmarktbeleid in de zorg relevant zijn. In de selectie zijn alleen opleidingen opgenomen die het zorgveld bestrijken. In de tweede plaats is een selectie gemaakt van opleidingen waarbij het risico op besmetting tegen Hepatitis B aanwezig is. Om de risico’s op besmetting tijdens de opleiding en stage te inventariseren, is gebruik gemaakt van de expertise van het Nationaal Hepatitis Centrum (NHC), de MBO-raad, de HBO-raad. In de selectie zijn alleen de door OCW bekostigde opleidingen aan door OCW bekostigde instellingen opgenomen. Tot slot is ook de HBO opleiding Verloskunde niet opgenomen, omdat bij de financiering van deze opleiding al in de kosten voor vaccinatie is voorzien. Op deze wijze zijn de in de bijlagen bij deze regeling genoemde opleidingen geselecteerd.

De beroepsopleidende leerweg (BOL) in het MBO alsmede de voltijds en deeltijds varianten in het HBO van de bovenstaande opleidingen worden in de regeling ‘zorgopleidingen’ genoemd. Daarnaast kent de regeling het meeromvattende begrip ‘opleiding’. Hieronder vallen niet alleen zorgopleidingen, maar ook de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) in het MBO en de duale variant in het HBO van de bovenstaande opleidingen. Het onderscheid tussen zorgopleidingen en opleidingen is van belang voor het afbakenen van de doelgroep van de vaccinatie. Dit zijn de studenten die voor het eerst deelnemen aan een zorgopleiding en die in het jaar hieraan voorafgaand niet hebben deelgenomen aan een andere opleiding. Verondersteld mag immers worden dat studenten die in een eerder studiejaar hebben deelgenomen aan een opleiding reeds gevaccineerd zijn. Overigens start het studiejaar voor het MBO op 1 augustus en voor het HBO op 1 september. Een student uit de doelgroep, die rechtmatig staat ingeschreven – en derhalve voor bekostiging in aanmerking kan worden gebracht – wordt omschreven als ‘deelnemer’.

In de regeling worden de zorgopleidingen en opleidingen aangeduid door gebruik te maken van de registers die ingevolge de WEB en de WHW worden bijgehouden. Dit zijn het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo) en het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (Croho). In die registers zijn opleidingen opgenomen onder zogenaamde Crebo- en Crohonummers. Dit zijn de nummers die vermeld worden in de bijlagen bij de regeling.

Artikel 2

De subsidie wordt jaarlijks, meer precies per studiejaar, verstrekt. De subsidie is bestemd om een onderwijsinstelling haar deelnemers vaccinatie tegen hepatitis B aan te bieden. Dat aanbod wordt gedaan in het studiejaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt (het jaar t).

Voor de berekening van het te verlenen subsidiebedrag per onderwijsinstelling wordt gebruik gemaakt van een p * q benadering. Hierbij staat de prijs p voor een normbedrag per vaccinatie en de kwantiteit q voor het aantal deelnemers waaraan in het studiejaar (het jaar t) vaccinatie tegen hepatitis B aangeboden wordt.

De prijs (p) is gesteld op € 125,– per deelnemer. Dit normbedrag is gebaseerd op een inventarisatie van de gemiddelde kosten voor een volledig vaccinatietraject. Ook hiervoor is de expertise van het NHC, de MBO-raad en de HBO-raad ingewonnen.

Artikel 3

Elk jaar rond maart worden de onderwijsinstellingen die in aanmerking komen voor een subsidie, uitgenodigd een aanvraag in te dienen. Daartoe wordt de instellingen een aanvraagformulier gezonden met het verzoek deze vóór 1 mei ingevuld en ondertekend te retourneren. Aangezien het een uitermate eenvoudige aanvraagprocedure betreft, zal zeer terughoudend worden omgegaan met de mogelijkheid een onderwijsinstelling ontheffing te verlenen van deze aanvraagtermijn.

Artikel 4

Nog voor aanvang van het studiejaar wordt op de aanvraag beslist.

De regeling gaat er van uit dat onderwijsinstellingen de subsidie zullen aanwenden voor het aanbieden van vaccinatie. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om desalniettemin af te zien van de subsidiëring van een onderwijsinstelling. Deze mogelijkheid bestaat wanneer verwacht mag worden dat de onderwijsinstelling haar deelnemers geen of een ontoereikend aanbod van vaccinatie tegen hepatitis B zal doen. Uit diverse bronnen, bijvoorbeeld naar aanleiding van beleidsonderzoek als bedoeld in artikel 8 of meldingen van betrokkenen, kunnen signalen komen dat een onderwijsinstelling tekort heeft geschoten of zou kunnen schieten in het vaccinatieaanbod. Deze signalen kunnen betrekking hebben op het aanbod dat daadwerkelijk in het verleden is gedaan, op een actuele situatie waarin de onderwijsinstelling verkeert of op een ontwikkeling die zich in de toekomst zal voordoen. Uiteraard zal slechts worden afgezien van subsidiëring wanneer de negatieve verwachting omtrent het vaccinatieaanbod van een onderwijsinstelling op zorgvuldige wijze onderbouwd kan worden.

Gewoonlijk staat in de beschikking het (maximale) bedrag van de verleende subsidie. Dit uitgangspunt is ook opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Slechts op grond van een wettelijk voorschrift kan daarvan worden afgeweken. Het derde en vierde lid bevatten zo’n uitzondering.

Artikel 5

De bevoorschotting is geënt op de reguliere bekostiging van onderwijsinstellingen. Voor deze zogenaamde t – 2 systematiek is ook gekozen omdat dit op het moment van subsidieverlening de meest recente, door de accountant gecontroleerde gegevens zijn over het aantal deelnemers.

Het peilmoment om voor de berekening van het voorschot het aantal deelnemers te bepalen is 1 oktober. Het aantal deelnemers bij een zorgopleiding op 1 oktober van het jaar t – 2 wordt daartoe afgezet tegen het aantal deelnemers bij een opleiding op 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar.

Bij de vaststelling wordt het subsidiebedrag uiteindelijk berekend op basis van het aantal deelnemers in het jaar t. Teneinde terugvorderingen na de vaststelling van de subsidie te voorkomen, wordt bevoorschot op 90% van het aantal deelnemers in het jaar t – 2.

Artikel 6

Voor het bepalen van het aantal deelnemers wordt gebruik gemaakt van het Basisregister Onderwijs (BRON) BVE en het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO). Omdat een deelnemer aan verschillende opleidingen tegelijk kan zijn ingeschreven, kan er sprake zijn van dubbeltellingen. Om deze te voorkomen is er uitgegaan van de zogenaamde hoofdinschrijving. De bepaling van hoofdinschrijving geschiedt in eerste instantie binnen de onderwijssector (MBO, HBO). Mocht een deelnemer in zowel het MBO, als het HBO zijn ingeschreven, dan gaat de inschrijving in het HBO onderwijs voor. De afleiding van de hoofdinschrijving vindt plaats conform 1-cijfer-afspraken welke zijn vastgesteld door OCW, Centrale Financiën Instellingen (CFI), Centraal Bureau voor de Statistiek, Inspectie voor het Onderwijs, MBO-raad, HBO-raad, VSNU Vereniging van Universiteiten en de Informatie Beheer Groep (IB-groep). Voor de vaststelling van de in deze regeling bedoelde aantallen is gebruik gemaakt van de laatste door de IB-Groep aan CFI verstrekte gegevens over de betreffende peildata.

Artikel 7

De onderwijsinstelling wordt subsidie verstrekt om tijdens het studiejaar zorg te dragen voor het aanbieden van een compleet vaccinatietraject, inclusief titerbepaling, tegen hepatitis B aan al haar deelnemers. Het aanbod dient aan het begin van de deelname aan de zorgopleiding te worden gedaan en voortgezet te worden totdat elke deelnemer in de gelegenheid is gesteld het vaccinatietraject af te maken. Dat geldt ook wanneer een deelnemer pas laat in het studiejaar instroomt of nog tijdens het vaccinatietraject uitstroomt. Het aanbod van de onderwijsinstelling moet er op gericht zijn dat alle deelnemers volledig gevaccineerd worden. Dat is het doel van de onderhavige subsidiëring. Het niet volledig of geheel niet verrichten van deze activiteiten kan ertoe leiden dat de subsidie op grond van artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht op een lager bedrag of zelfs op nihil wordt vastgesteld. Verder zal er in zo’n geval aanleiding zijn voor de verwachting dat de onderwijsinstelling een nog te verstrekken subsidie niet zal aanwenden voor het vaccinatieaanbod en zal om die reden op grond van artikel 4 kunnen worden afgezien van toekomstige subsidiëring.

Artikel 8

Dit artikel bevat enkele verplichtingen met betrekking tot de informatievoorziening. De onderwijsinstelling is gehouden de vaccinatie deugdelijk te administreren. Artikel 8, eerste lid, bevat enkele eisen aan de administratie die geen nadere toelichting behoeven.

De onderwijsinstelling dient voorts uit eigen beweging informatie te verschaffen die relevant zou kunnen zijn voor de beslissingen over het verstrekken van de subsidie. Dat kan variëren van basale wijzigingen van administratieve aard, zoals adresgegevens, tot fundamentele wijzigingen die de doeleinden van de subsidiëring raken, zoals een achterblijvend vaccinatieaanbod.

Volledigheidshalve zij nog vermeld dat de onderwijsinstellingen ook desgevraagd informatie dienen te verschaffen, bijvoorbeeld in het kader van een jaarlijks te houden steekproef voor een onderzoek naar het gerealiseerde vaccinatieaanbod.

Artikel 9

De subsidie wordt jaarlijks vastgesteld. Binnen vier maanden na afloop van het studiejaar dient de onderwijsinstelling daartoe een aanvraag te doen. Wederom zullen de instellingen een aanvraagformulier toegezonden krijgen waarop zoveel mogelijk van de benodigde verantwoordingsgegevens reeds zijn vermeld. Essentieel onderdeel van de aanvraag is de verklaring omtrent de verrichtte activiteiten en de naleving van de voorschriften en verplichtingen die op de subsidie van toepassing zijn. De subsidie wordt uitsluitend volledig en definitief toegekend wanneer de vereiste activiteiten met inachtneming van de subsidiebepalingen zijn uitgevoerd.

Het aanvraagformulier moet gecontroleerd, volledig ingevuld, correct ondertekend en tijdig geretourneerd worden. Aangezien het een uitermate eenvoudige aanvraagprocedure betreft, zal zeer terughoudend worden omgegaan met de mogelijkheid een onderwijsinstelling ontheffing te verlenen van deze aanvraagtermijn. Het is evenwel niet uitgesloten dat in uitzonderlijke gevallen de definitieve cijfers over de deelnemersaantallen nog niet beschikbaar zijn. Alsdan ligt een ontheffing van de aanvraagtermijn in de rede.

Artikel 10

Een accountantscontrole is verlangd voor subsidies vanaf € 125.000. Naar verwachting zijn vrijwel alle subsidies lager.

Artikel 11

Op de aanvraag wordt de subsidie binnen vijf maanden vastgesteld en vindt zonodig terugvordering of nabetaling plaats.

Artikel 12

In 2008 is er sprake van een overgangsjaar. Aanvragen die worden ingediend ten behoeve van een subsidie voor het studiejaar dat aanvangt in 2008 kunnen tot 1 oktober 2008 worden ingediend. Op deze aanvragen wordt nog in 2008 beschikt.

Artikel 13

Een beroep op de hardheidsclausule zal zeer spaarzaam gehonoreerd worden. Verschillen tussen het deelnemersbestand in het jaar t ten opzichte van het jaar t – 2, zoals bij nieuwe opleidingen, vallen in ieder geval niet onder de hardheidsclausule. Aan de t – 2 systematiek in deze regeling is inherent dat de subsidieverstrekking voor wat betreft de bevoorschotting na-ijlt.

Artikel 14

Voor de regeling is ten behoeve van de periode tot en met studiejaar 2011–2012 budget vrijgemaakt. In 2011 zal de regeling worden geëvalueerd. Hierbij zal worden bezien of de met de regeling beoogde doelstellingen zijn bereikt. Op basis van de resultaten van de evaluatie en het dan beschikbare budget zal worden besloten over de continuering van de regeling.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven