Subsidieregeling ESF 2007–2013

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 juli 2008, nr. AM/BR/08/18288, houdende een nadere uitwerking van Actie E in de Subsidieregeling ESF 2007–2013 alsmede enige wijzigingen met betrekking tot de andere acties

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste en vierde lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling ESF 2007–2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘jongere: een persoon van 18 jaar of ouder, doch jonger dan 24 jaar’ wordt vervangen door: jongere: een persoon van 15 jaar of ouder doch jonger dan 24 jaar.

2. na ‘project: een samenhangend geheel van activiteiten met betrekking tot een gebied als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid;’ wordt ingevoegd:

– sociale innovatiepotentie: het potentiële voordeel op het gebied van sociale innovatie dat als gevolg van een project op dat terrein te behalen is;.

B

Na artikel 1.1. wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.1.a

Volledige subsidieaanvraag

Voor de toepassing van de artikelen 1.4., 3.1. tot en met 3.4., 5.8. en 6.1. is sprake van een volledige subsidieaanvraag indien is voldaan aan de artikelen 5.1 tot en met 5.6.

C

Artikel 1.3. wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het vierde en vijfde lid wordt ‘in het kalenderjaar’ vervangen door: voor het kalenderjaar.

2. Aan het vijfde lid, onderdeel d, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, en € 100.000.000,– voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het kalenderjaar 2009:

a. ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, € 67.490.944,–, waarvan € 22.496.981,– beschikbaar is voor het verlenen van subsidie ten behoeve van projecten voor zover gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder a, € 22.496.981,– beschikbaar is voor het verlenen van subsidie ten behoeve van projecten voor zover gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder b, en € 22.496.981,– beschikbaar is voor het verlenen van subsidie ten behoeve van projecten voor zover gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder c;

b. ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder b, € 15.000.000,–;

c. ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, € 7.000.000,–.

D

Artikel 1.4. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor ‘gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder b,’ ingevoegd: voor zover.

2. In het tweede lid, vervalt de eerste zin.

E

Artikel 1.5. wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Na afloop van een aanvraagtijdvak als bedoeld in artikel 5.1 worden de volledige, in behandeling genomen subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, voor zover gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder a of c, en projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, in rangorde geplaatst. Daarbij worden de subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, voor zover gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder a, beoordeeld naar de mate waarin het voorgestelde project voldoet aan het criterium, bedoeld in artikel 2.1.5, de subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, voor zover gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder c, beoordeeld naar de mate waarin het voorgestelde project voldoet aan het criterium, bedoeld in artikel 2.1.6, en de subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, beoordeeld naar de mate waarin het voorgestelde project voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 2.4.3. De subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, worden in rangorde geplaatst door middel van loting.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Van een volledige subsidieaanvraag als bedoeld in het eerste lid is met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, voor zover dat is gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder a of c, sprake, indien is voldaan aan de artikelen 5.1 tot en met 5.6 en artikel 5.7a, en met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, sprake, indien is voldaan aan de artikelen 5.1 tot en met 5.7. Wanneer de subsidieaanvrager in de gelegenheid is gesteld om zijn onvolledige subsidieaanvraag aan te vullen, wordt de aangevulde subsidieaanvraag bij het bepalen van de rangorde in aanmerking genomen, indien de Minister die volledige subsidieaanvraag binnen de door hem gestelde hersteltermijn heeft ontvangen.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Na afloop van een aanvraagtijdvak als bedoeld in artikel 5.1 worden de volledige en onvolledige subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, in rangorde geplaatst door middel van loting.

F

In artikel 2.1.1. vervalt in de aanhef ‘een van’ en wordt na de puntkomma aan het slot van onderdeel b ingevoegd: of.

G

Artikel 2.1.2. wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien het project gericht is op meer doelgroepen en in de subsidieaanvraag sprake is van één of meer doelgroepen waarvoor afzonderlijk minder kosten zijn begroot dan € 250.000 komt, in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, het project slechts voor subsidie in aanmerking indien het op grond van de artikelen 1.4. en 1.5. te verlenen bedrag voor de doelgroepen tezamen ten minste € 250.000 bedraagt.

H

In de artikelen 2.1.3., 2.1.5, eerste lid, eerste zin, en 2.1.6., eerste lid, eerste zin, wordt voor ‘gericht op de doelgroep’ ingevoegd: voor zover.

I

Artikel 2.5.1. komt te luiden:

Artikel 2.5.1

Doel projecten Actie E

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, heeft tot doel de arbeidsproductiviteit te verhogen als gevolg van de vernieuwing van de wijze waarop de arbeid is georganiseerd door middel van het innoveren van werkwijzen, werkprocessen en arbeidsverhoudingen en het maximaal benutten van competenties, gericht op het verbeteren van de bedrijfsprestaties en ontplooiing van talent.

J

Artikel 2.5.2. wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. het project is gericht op de thema’s, genoemd in het Operationeel Programma;.

2. Onder verlettering van de onderdelen d en e tot i en j worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:

d. deelname aan het project slechts openstaat voor werkgevers;

e. het project wordt gesteund door zowel de deelnemende werkgever, dan wel werkgevers, als diens werknemers die betrokken zijn bij het project;

f. de in de subsidieaanvraag begrote subsidiabele kosten van het project ten minste € 67.000,– en ten hoogste € 160.000,– bedragen;

g. de beoogde resultaten van het project algemeen overdraagbaar zijn;

h. het project bijdraagt aan de implementatie van sociale innovatie;.

K

Artikel 3.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘10%’ vervangen door ‘20%’ en komt de zinsnede ‘na indiening van de subsidieaanvraag’ te luiden: na indiening van de volledige subsidieaanvraag.

2. Onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. werving van niet-uitkeringsgerechtigden voor het project tot een maximum van 10% van de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen, voor subsidie in aanmerking komende kosten, bedoeld in onderdeel a, voor de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder a;.

3. In onderdeel c wordt ‘onderdeel a’ vervangen door: de onderdelen a en b.

4. In onderdeel d wordt ‘de onderdelen a en b’ vervangen door: de onderdelen a, b en c.

L

In artikel 3.2, eerste lid, komt in de aanhef de zinsnede ‘na indiening van de subsidieaanvraag’ te luiden: na indiening van de volledige subsidieaanvraag.

M

Artikel 3.3. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, komt de zinsnede ‘na indiening van de subsidieaanvraag’ te luiden: na indiening van de volledige subsidieaanvraag.

2. In het tweede lid, wordt voor ‘kosten met betrekking tot de koop van tweedehands materiaal’ ingevoegd: l.

N

In artikel 3.4, eerste lid, aanhef, wordt ‘10%’ vervangen door ‘3%’ en komt de zinsnede ‘na indiening van de subsidieaanvraag’ te luiden: na indiening van de volledige subsidieaanvraag.

O

Artikel 3.5. komt te luiden:

Artikel 3.5

Subsidiabele kosten projecten actie E

1. Met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, komen, met inachtneming van bijlage 3 bij deze regeling, slechts voor subsidie in aanmerking de additionele, noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen, na indiening van de volledige subsidieaanvraag door of op verzoek van de begunstigde werkelijk gemaakte en ten laste van de begunstigde gebleven kosten van het opstellen en in de praktijk uittesten van een op sociale innovatie betrekking hebbend implementatieplan, gericht op de wijze waarop de arbeid is georganiseerd bij de deelnemer, dan wel bij de deelnemers aan het project, voor zover die kosten betrekking hebben op:

1°. directe loonkosten van de projectleider en de projectmedewerkers, of

2°. directe kosten van het inhuren van deskundigen bestaande uit het werkelijk aantal bestede uren vermenigvuldigd met het uurtarief van de desbetreffende deskundigen.

2. Een implementatieplan als bedoeld in het eerste lid bevat in ieder geval:

a. een door de deelnemende werkgever, dan wel werkgevers verrichte analyse van de knelpunten in de arbeidsproductiviteit;

b. een door de deelnemende werkgever, dan wel werkgevers verrichte analyse van de sociale innovatiepotentie;

c. door de deelnemende werkgever, dan wel werkgevers opgestelde meetbare doelstellingen;

d. een door de deelnemende werkgever, dan wel werkgevers vastgesteld verslag van het uittesten van het implementatieplan;

e. een door de deelnemende werkgever, dan wel werkgevers verrichte kosten/baten analyse van het vervolgtraject;

f. een door de deelnemende werkgever, dan wel werkgevers opgesteld activiteitenplan en een daaraan gekoppelde tijdsplanning van het vervolgtraject van sociale innovatie.

3. Geen subsidie wordt verleend voor een implementatieplan gericht op het stimuleren van kennisverspreiding, deregulering, loopbaanplanning, scholing van werknemers, instrumentontwikkeling, onderzoek of de totstandkoming van een arbocatalogus.

P

Artikel 4.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt voor ‘gericht op’ ingevoegd: voor zover.

2. In het tweede lid wordt ‘de minister van Justitie’ vervangen door ‘de Minister van Justitie’ en wordt ‘de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport’ vervangen door: de Minister voor Jeugd en Gezin.

Q

In artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘een door werkgevers en werknemers beheerd samenwerkingsverband’ vervangen door: een door vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers beheerd samenwerkingsverband.

R

Artikel 5.1. komt te luiden:

1. De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, wordt:

a. in het kalenderjaar 2007 door de Minister ontvangen in

1°. het aanvraagtijdvak van 1 februari 2007 tot en met 31 maart 2007 en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2007, dan wel

2°. het aanvraagtijdvak van 1 oktober 2007, 09.00 uur, tot en met 31 oktober 2007, 17.00 uur, en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2008;

b. in het kalenderjaar 2008 door de Minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 september 2008, 09.00 uur, tot en met 30 september 2008, 17.00 uur, en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2008; en

c. in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013 door de Minister telkens ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 februari, 09.00 uur, tot en met 28 februari, 17.00 uur, van het lopende kalenderjaar en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het lopende kalenderjaar.

2. De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder b, wordt:

a. in het kalenderjaar 2007 door de Minister ontvangen in

1°. het aanvraagtijdvak van 1 mei 2007 tot en met 31 mei 2007 en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2007, dan wel

2°. het aanvraagtijdvak van 1 oktober 2007, 09.00 uur, tot en met 31 oktober 2007, 17.00 uur, en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2008; en

b. in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 door de Minister telkens ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 oktober, 09.00 uur, tot en met 31 oktober, 17.00 uur, van het lopende kalenderjaar en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het eerstvolgende kalenderjaar

3. De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, wordt:

a. in het kalenderjaar 2007 door de Minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 2 april 2007, 09.00 uur, tot en met 30 april 2007 en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2007; en

b. in het kalenderjaar 2008 door de Minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 april 2008, 09.00 uur, tot en met 30 april 2008, 17.00 uur, en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2008.

4. De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, wordt:

a. in het kalenderjaar 2007 door de Minister ontvangen in

1°. het aanvraagtijdvak van 1 juni 2007, 09.00 uur tot en met 30 juni 2007 en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2007, dan wel

2°. in het aanvraagtijdvak van 1 oktober 2007 tot en met 31 oktober 2007 en komt alsdan ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2008, en

b. in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 door de Minister telkens ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 oktober, 09.00 uur, tot en met 31 oktober, 17.00 uur, van het lopende kalenderjaar komt ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het eerstvolgende kalenderjaar.

5. De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, wordt in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 door de Minister telkens ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 oktober, 09.00 uur, tot en met 31 oktober, 17.00 uur, van het lopende kalenderjaar en komt ten laste van het ter zake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het eerstvolgende kalenderjaar.

S

Artikel 5.6, vijfde lid, vervalt.

T

Na artikel 5.7. worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5.7a

Overige nader te overleggen stukken bij de subsidieaanvraag Actie A

Onverminderd artikel 5.6 wordt bij de subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder a, b of c, desgevraagd een document overgelegd waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager door de andere bij het project betrokken partijen gemachtigd is de subsidie aan te vragen.

Artikel 5.7b

Overige nader te overleggen stukken bij de subsidieaanvraag Actie E

Onverminderd artikel 5.6 wordt bij de subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, desgevraagd overgelegd:

a. een nadere uitwerking van het thema, genoemd in het Operationeel Programma, waarop het project gericht zal zijn;

b. een analyse van de sociale innovatiepotentie;

c. een document waaruit blijkt dat het projectplan voldoende draagvlak heeft bij de betrokken werkgever, dan wel betrokken werkgevers;

d. een beschrijving van de beoogde aanpak om binnen de projectperiode tot een implementatieplan te komen en de testfase uit te voeren;

e. een beschrijving van de wijze waarop het implementatieplan bij de betrokken werkgever, dan wel betrokken werkgevers, ingebed en buiten die werkgever, dan wel die werkgevers, verspreid kan worden; of

f. een document waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager door de andere bij het project betrokken partijen gemachtigd is de subsidie aan te vragen.

U

Artikel 5.8. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder b, en.

2. In het tweede lid vervalt: gericht op de doelgroep, bedoeld in artikel 2.1.1, onder a of c,.

V

Artikel 9.2. wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’geplaatst.

2. In het eerste lid wordt ‘een deelnemer’ vervangen door: de deelnemers.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de begunstigde voor een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e.

W

Artikel 9.3, tweede lid, komt te luiden:

2. Het verzoek wordt ingediend onder gebruikmaking van een op een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, b, c, d, of e, betrekking hebbend formulier dat door de Minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld. De begunstigden voor projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, dienen als bijlage bij het elektronisch formulier de implementatieplannen, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, in.

X

In artikel 9.4. vervalt het vijfde lid onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.

Y

In artikel 10.1, derde lid, wordt voor ‘gericht op’ ingevoegd: voor zover.

Z

Bijlagen 2 en 3 worden vervangen door de bijlagen 2 en 3 bij deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Bijlagen 2 en 3 worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag.

Den Haag, 4 juli 2008.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. Aboutaleb.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige wijziging voorziet in een nadere uitwerking van Actie E uit het Operationeel Programma in de Subsidieregeling ESF 2007–2013 alsmede een aantal aanpassingen met betrekking tot de overige acties.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

In dit onderdeel wordt ‘sociale innovatiepotentie’ gedefinieerd.

Onderdelen B en D, onder 2

In een aantal artikelen is sprake van ‘een volledige subsidieaanvraag’. Met het oog hierop wordt die term gedefinieerd in artikel 1.1.a. De definitie in artikel 1.4, tweede lid, kan hiermee vervallen. De definitie in artikel 1.1.a. geldt niet voor de toepassing van artikel 1.5. Daarvoor geldt de in het tweede lid van dat artikel opgenomen definitie.

Onderdeel C

In het eerste onderdeel wordt de redactie van het vierde en vijfde lid van artikel 1.3. gewijzigd teneinde deze te laten aansluiten bij die van artikel 5.1.

Met het tweede onderdeel wordt een budget van € 100.000.000,– beschikbaar gesteld voor projecten onder Actie D die worden aangevraagd in het aanvraagtijdvak in september 2008.

Voor de Acties A, B, en E gelden voor het jaar 2009 de met het derde onderdeel in het zesde lid van artikel 1.3. opgenomen bedragen. Op een later moment dit jaar zullen de voor het jaar 2009 geldende bedragen voor de Acties C en D worden vastgesteld.

Onderdelen D, onder 1, F tot en met H, P, onder 1, en Y

In Subsidieregeling ESF 2007–2013 werden projecten onder Actie A strikt gescheiden in aparte projecten voor

a. niet-uitkeringsgerechtigden,

b. arbeidsbelemmerden, dan wel gedeeltelijk-arbeidsgeschikten met een aanvullende WWB-uitkering, en

c. 55-plussers met een WWB-uitkering.

Deze strikte scheiding leidde ertoe dat een aantal gemeenten niet kon voldoen aan de voorwaarde dat de in een subsidieaanvraag begrote kosten van een project onder Actie A ten minste € 250.000, bedragen. Dit terwijl de desbetreffende gemeente wellicht wel een project voor een combinatie van de desbetreffende doelgroepen kon opzetten waarbij wel zou worden voldaan aan die voorwaarde. Gelet hierop wordt met deze onderdelen geregeld dat een project onder Actie A zowel gericht kan zijn op een van de hier genoemde doelgroepen als op een combinatie daarvan. Ook de redactie van artikel 1.3, zesde lid, (zie onderdeel C) en artikel 1.5 (zie onderdeel E) is hierop ingericht.

Onderdeel E

Met dit onderdeel wordt in het derde lid van artikel 1.5. geregeld dat de rangorde voor subsidieaanvragen voor projecten onder Actie E wordt bepaald door middel van loting. Deze loting vindt plaats na afloop van het aanvraagtijdvak. In de loting worden zowel de volledige als de onvolledige aanvragen meegenomen.

Onderdeel I

De doelstelling van projecten onder Actie E is de arbeidsproductiviteit te verhogen als gevolg van de vernieuwing van de wijze waarop de arbeid is georganiseerd door middel van het innoveren van werkwijzen, werkprocessen en arbeidsverhoudingen en het maximaal benutten van competenties, gericht op het verbeteren van de bedrijfsprestaties en ontplooiing van talent (artikel 2.5.1.).

Het realiseren van deze doelstelling vindt plaats door het subsidiëren van implementatieplannen die in ieder geval toepasbaar zijn op de werkgevers die aan de projecten deelnemen. De implementatieplannen worden op het niveau van iedere deelnemende werkgever vastgesteld. Het is essentieel dat deze implementatieplannen daadwerkelijk leiden tot vervolgactiviteiten, waarbij sociale innovatie in de praktijk wordt gebracht. Daarom moeten de implementatieplannen in een testfase bij alle deelnemende werkgevers uitgeprobeerd worden. De implementatieplannen die tijdens de looptijd van het project worden opgesteld, moeten in ieder geval de componenten bevatten die in artikel 3.5, tweede lid, zijn opgesomd (zie de toelichting op onderdeel O).

Onderdeel J

Aan de reeds in artikel 2.5.2. van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 vervatte eisen ten aanzien van projecten Actie E zijn in kader van deze nadere invulling een aantal eisen toegevoegd, te weten:

– deelname aan het project staat alleen open voor werkgevers;

– het project dient gesteund te worden door zowel de werkgever, dan wel werkgevers, als de werknemers die betrokken zijn bij het project;

– de in de subsidieaanvraag begrote subsidiabele kosten van het project dienen ten minste € 67.000,– en ten hoogste € 160.000,– te bedragen;

– de beoogde resultaten van het project moeten algemeen overdraagbaar zijn; en

– het project moet bijdragen aan de implementatie van sociale innovatie.

Voorbeelden van projecten die niet aan de, in artikel 2.5.2., eerste lid, onderdeel h, genoemde, eis van het bijdragen aan de implementatie van sociale innovatie voldoen, zijn projecten:

– die in de kern niet gericht zijn op sociale innovatie, zoals omschreven in de artikelen 2.5.1. en 2.5.2.; of

– waarbij de voorgestelde innovatieve aanpak al zodanig in de desbetreffende sector, branche of regio geïmplementeerd is dat het project geen toegevoegde waarde voor de verdere implementatie van sociale innovatie heeft.

Subsidieaanvragen moeten gericht zijn op het opstellen van implementatieplannen op het gebied van minstens een van de thema’s, genoemd in het Operationeel Programma. Ter indicatie zijn deze thema’s als volgt gespecificeerd in een aantal subthema’s:

1. ‘Slimmer werken’: werkprocessen en omstandigheden slimmer organiseren zodat met dezelfde input (mensen, middelen en materialen) een beter resultaat kan worden bereikt:

– Slimmer pauzeren

– Herinrichten van werkprocessen

– Werkplekverbetering

– Nieuwe hulpmiddelen

– Optimaliseren van de verhouding tussen belasting en belastbaarheid van de werknemer (gaat met name om het verkrijgen van inzicht in wat mensen fysiek en mentaal aankunnen, in relatie tot werkdruk bijvoorbeeld).

2. De wijze waarop de arbeid is georganiseerd flexibiliseren en beter organiseren:

– Arbeidstijden

– Organisatiestructuur, -inrichting en -beleid

– Flexibilisering ten behoeve van combineren werk en privé

– Flexibilisering ten behoeve van mogelijkheden voor scholing/functiewisselingen

– Flexibilisering ten behoeve van de toename van inzetbaarheid bij ziekteverzuim. (Bij dit laatste gaat het niet om werkplekaanpassingen voor gehandicapten en chronisch zieken.)

– Samenwerkingsvormen/netwerkverbanden/ kennisontwikkeling t.b.v. preventie ziekteverzuim en re-integratie van werknemers.

3. Nieuwe verhoudingen in de wijze waarop de arbeid is georganiseerd:

– Autoriteit en verantwoordelijkheid voor medewerkers

– Taakroulatie of uitdagend takenpakket

– Bedrijfscultuur verbeteren

– Management vaardig tot stimuleren goed werkklimaat- en omstandigheden

– Nieuwe overlegvormen

– Modernisering arbeidsverhoudingen in de zin van open relaties tussen werkgever en werknemer

– Resultaatgerichte beloning en/of teambeloning.

Onderdelen K tot en met N

In deze onderdelen wordt in de eerste plaats verduidelijkt dat kosten slechts subsidiabel zijn voor zover ze zijn gemaakt na indiening van de volledige subsidieaanvraag.

Voorts wordt in onderdeel K geregeld dat de maximale subsidie met betrekking tot een project onder Actie A wordt verhoogd van 10% van het beschikbare jaarbudget naar 20% van het beschikbare jaarbudget voor die actie. Tevens wordt geregeld dat met betrekking tot een project onder Actie A kosten van werving van niet-uitkeringsgerechtigden subsidiabel worden gesteld als directe projectkosten tot een maximum van 10% van de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen, voor subsidie in aanmerking komende directe kosten voor re-integratietrajecten met betrekking tot niet-uitkeringsgerechtigden.

Onderdeel M bevat verder een technische verbetering en in onderdeel N wordt geregeld dat de maximale subsidie met betrekking tot een project onder Actie D wordt verlaagd van 10% van het beschikbare jaarbudget naar 3% van het beschikbare jaarbudget voor die actie.

Onderdeel O

De subsidiabele kosten in het kader van een project onder Actie E zijn, zo blijkt uit artikel 3.5, eerste lid, onderdeel a, beperkt tot de kosten van het opstellen en in de praktijk uittesten van een implementatieplan, gericht op de wijze waarop de arbeid is georganiseerd bij de deelnemer, dan wel deelnemers aan het project, voor zover die kosten betrekking hebben op: 1° directe loonkosten van de projectleider en de projectmedewerkers en 2° directe kosten van het inhuren van deskundigen bestaande uit het werkelijk aantal bestede uren vermenigvuldigd met het uurtarief van de desbetreffende deskundigen. Projectmedewerkers kunnen in dienst zijn van de subsidieaanvrager en/of van een van de deelnemende werkgevers. In het eerste geval gaat het met name om projectondersteuning. In het tweede geval gaat het met name om werkzaamheden voor het opstellen en uittesten van implementatieplannen.

In artikel 3.5, tweede lid, zijn de verplichte onderdelen van een sociale innovatie implementatieplan opgesomd.

a. De deelnemende werkgevers verrichten een analyse van de knelpunten in de arbeidsproductiviteit. De analyse kan in samenhang met de nulmeting uitgevoerd worden.

b. De deelnemende werkgevers verrichten een analyse van de sociale innovatiepotentie. Deze analyse is reeds voor de aanvraag verricht. Het implementatieplan bevat uiteraard een update van deze analyse.

c. De deelnemende werkgevers stellen meetbare doelstellingen voor sociale innovatie op aan de hand van de nulmeting. Hiermee wordt het voor de werkgever inzichtelijk welke voordelen behaald kunnen worden door de daadwerkelijke uitvoering van het implementatieplan.

d. De deelnemende werkgevers brengen verslag uit over de testfase van het implementatieplan.

e. De deelnemende werkgevers verrichten een kosten/baten analyse van de uitvoering van het implementatieplan.

f. De deelnemende werkgevers stellen een activiteitenplan en een daaraan gekoppelde tijdsplanning van het vervolgtraject op. De bedoeling is dat het traject voor sociale innovatie niet stopt wanneer het implementatieplan is afgerond, maar daadwerkelijk wordt uitgevoerd in een vervolgtraject na afloop van de subsidierelatie.

Voor zover dat al niet zou volgen uit het eerste lid vloeit uit het derde lid van artikel 3.5 voort dat er geen subsidie onder Actie E verleend wordt voor implementatieplannen gericht op het stimuleren van kennisverspreiding, deregulering, loopbaanplanning, scholing van werknemers, instrumentontwikkeling, onderzoek of de totstandkoming van een arbocatalogus. De redenen hiervoor zijn dat deze activiteiten al in de andere ESF acties zijn meegenomen, er reeds aandacht voor is vanuit andere instanties, de ESF-systematiek er minder geschikt voor is of omdat er momenteel geen noodzaak bestaat om deze activiteiten vanuit de overheid te stimuleren.

Onderdeel P, onder 2

Dit betreffen technische verbeteringen.

Onderdeel Q

Met dit onderdeel wordt verduidelijkt dat slechts erkenning kan worden verkregen door een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds als subsidieaanvrager indien de bestuurders vertegenwoordigers zijn van de werkgevers en werknemers in de desbetreffende bedrijfstak of onderneming en niet als de bestuurders-werknemers weliswaar lid zijn van een vakbond maar deze niet als zodanig vertegenwoordigen.

Onderdeel R

Er is geen aanvraagtijdvak voor Actie E in 2007. Voor het kalenderjaar 2008 en de daaropvolgende jaren van het ESF programma (2009 tot en met 2013) zal het aanvraagtijdvak de maand oktober zijn. Ditzelfde geldt voor actie B. Voor Actie D is het aanvraagtijdvak in 2008 de maand september en in 2009 en volgende jaren de maand februari.

Onderdelen S en T

De inhoud van artikel 5.6, vijfde lid, is vanuit een oogmerk van systematiek opgenomen in een afzonderlijk artikel (artikel 5.7a).

In aanvulling op de stukken die vergezeld gaan bij alle ESF aanvragen (artikel 5.6), geldt specifiek voor Actie E dat aanvragers desgevraagd de volgende stukken bij de aanvraag moeten overleggen (artikel 5.7.b.):

a. een nadere uitwerking van het thema. De beoogde implementatieplannen moeten aansluiten bij de thema’s die in het Operationeel Programma zijn benoemd.

b. een analyse van de sociale innovatiepotentie.

c. een document waaruit blijkt dat het projectplan voldoende draagvlak heeft bij de betrokken werkgever, dan wel betrokken werkgevers. Voordat het subsidieproject start is het belangrijk dat er voldoende draagvlak is bij de deelnemende werkgevers. Daarom geldt als vereiste dat de aanvrager aantoont dat het subsidieproject gesteund wordt door zowel de werkgever(s) als de werknemers van de deelnemende werkgevers. De steun van werknemerskant kan onder andere aangetoond worden door:

– een document waaruit de instemming van een ondernemingsraad blijkt;

– schriftelijke instemming van een vakbond in de desbetreffende branche;

– notulen van een bijeenkomst tussen de werkgever en werknemers waarin de steun aan het project wordt uitgesproken.

d. een beschrijving van de beoogde aanpak om binnen de projectperiode tot een implementatieplan te komen en de testfase uit te voeren;

e. een beschrijving van de wijze waarop het implementatieplan binnen de betrokken werkgever(s) ingebed en buiten die werkgever(s) verspreid kan worden;

f. indien het subsidieproject meer organisaties omvat dan alleen de organisatie van de subsidieaanvrager, moet de subsidieaanvrager voor iedere deelnemende werkgever een document overleggen waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager door de andere bij het project betrokken partijen gemachtigd is de subsidie aan te vragen.

Onderdeel U

De beslistermijn voor alle projecten onder actie A wordt gesteld op 13 weken na afloop van het aanvraagtijdvak.

Onderdeel V

Aangezien de deelnemers aan Actie E niet personen zijn, maar werkgevers, hoeven de aanvragers onder Actie E niet te voldoen aan de rapportageverplichtingen die in artikel 9.2 genoemd zijn. Waar de aanvragers wel dienen te voldoen aan die verplichtingen is het Agentschap SZW (de managementautoriteit) met betrekking tot de verstrekte gegevens uiteraard gebonden aan de Wet bescherming persoonsgegevens.

Onderdeel W

De verantwoording van de subsidie geschiedt aan de hand van een e-formulier. Het e-formulier voor Actie E bevat onder andere een format, waarin in ieder geval de volgende zaken worden ingevuld: een aantal kerngegevens (w.o. contactgegevens), een korte beschrijving van het project en de gehanteerde aanpak, de behaalde resultaten en succes- en faalfactoren. Deze formats kunnen verwerkt worden in de in een projectendatabank. Als bijlage bij het e-formulier voor Actie E dienen de begunstigden de implementatieplannen voor sociale innovatie in. De, in onderdeel R genoemde, documenten worden om niet aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter beschikking gesteld.

Onderdeel X

Op grond van artikel 8, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ( PBEU 2006, L 371) bestaat in een aantal gevallen de verplichting een billboard op te hangen of een plaquette aan te brengen. Het gaat daarbij evenwel alleen om de situatie dat de concrete actie bestaat in de aankoop van een fysiek object of de financiering van infrastructuur of van bouwprojecten. Aangezien daarvan geen sprake is in de onderhavige regeling kan artikel 9.4, vijfde lid, vervallen.

Onderdeel Z

De nieuwe bijlage 2 en bijlage 3 (Handleiding Projectadministratie) bevatten enkele redactionele verduidelijkingen en technische verbeteringen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven