Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2008, 236 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2008, 236 | Besluiten van algemene strekking |
14 november 2008
Nr. 2008-0000539734
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 69a, zesde lid, van het Besluit algemene rechtspositie en artikel 22a, zesde lid, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i van het Besluit algemene rechtspositie politie en de vrijwillig ambtenaar van politie als bedoeld in het Besluit rechtspositie vrijwillige politie;
de tegemoetkoming in de kosten van rechtskundige hulp, bedoeld in de artikelen 69a van het Besluit algemene rechtspositie politie en 22a van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie;
straf opgelegd in het kader van de wet OM-afdoening.
1. De tegemoetkoming bestaat naar keuze van de ambtenaar uit:
a. het toevoegen van rechtskundige hulp aan de ambtenaar door tussenkomst en op kosten van het bevoegd gezag;
b. vergoeding van de kosten van rechtskundige hulp, door de ambtenaar aangezocht zonder tussenkomst van het bevoegd gezag;
c. vergoeding van de kosten van rechtskundige hulp, aan de ambtenaar verleend op grond van zijn lidmaatschap, door een centrale of een vereniging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994, of
d. vergoeding van de eigen bijdrage, indien de ambtenaar aanspraak maakt op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand op grond van de Wet op de rechtsbijstand.
2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b en c, bedraagt per uur niet meer dan het bedrag van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, maar ten minste het basisbedrag zoals vastgesteld op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, tenzij de werkelijke kosten per uur lager waren dan dat basisbedrag.
3. Indien het bevoegd gezag voor de tegemoetkoming bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten, geldt voor de berekening van de vergoeding bedoeld in het eerste lid, onderdeel b en c, een uurtarief van ten hoogste € 150,--, met uitzondering van de gevallen waarin naar oordeel van het bevoegd gezag bijzondere eisen worden gesteld aan de persoon die de rechtskundige hulp verleent en die alsdan leiden tot een hoger uurtarief.
4. De toekenning van de tegemoetkoming kan betrekking hebben op:
a. de voorfase van een gerechtelijke procedure;
b. een verzoek om voorlopige voorziening;
c. een gerechtelijke procedure in eerste aanleg;
d. hoger beroep;
e. cassatie;
f. een beklag over het niet vervolgen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 12 en volgende van het Wetboek van Strafvordering;
g. vervolging door een strafbeschikking als bedoeld in artikel 257a en volgende van het Wetboek van Strafvordering;
h. vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering;
i. een procedure ter zake een bestuurlijke boete.
1. De ambtenaar dient een aanvraag om een tegemoetkoming schriftelijk in bij het bevoegd gezag. De aanvraag wordt ondertekend en bevat:
a. de naam en het adres van de ambtenaar;
b. de dagtekening;
c. de reden van de aanvraag om een tegemoetkoming en een omschrijving van de gebeurtenis die aanleiding is voor de aanvraag;
d. zo mogelijk andere relevante stukken.
2. Voor een tegemoetkoming met betrekking tot hoger beroep of cassatie dient de ambtenaar een afzonderlijke aanvraag in. Bij de toekenning van de tegemoetkoming die betrekking heeft op de procedure in eerste aanleg wijst het bevoegd gezag de ambtenaar hier op.
3. Het bevoegd gezag beslist zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.
4. Het bevoegd gezag overweegt in zijn besluit of:
– het handelen of nalaten van de ambtenaar, dat de aanleiding vormt tot het strafrechtelijk onderzoek, dan wel de aansprakelijkheidstelling naar burgerlijk recht, een gevolg is van de uitvoering van de politietaak;
– de ambtenaar opzettelijk onrechtmatig dan wel opzettelijk wederrechtelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld;
– de ambtenaar grof nalatig is geweest;
5. Indien de ambtenaar schadevergoeding vordert op grond van onrechtmatige daad overweegt het bevoegd gezag in zijn besluit of:
– de onrechtmatige daad jegens de ambtenaar gepleegd is tijdens de uitoefening van de politietaak;
– de vordering kennelijk onvoldoende grond heeft of kennelijk onredelijk is.
6. Indien een derde respectievelijk het openbaar ministerie hoger beroep dan wel cassatie instelt in de zaak waarvoor het bevoegd gezag de ambtenaar eerder voor een tegemoetkoming in aanmerking heeft laten komen, verleent het bevoegd gezag de ambtenaar op diens melding ambtshalve opnieuw een tegemoetkoming.
1. In het geval de door het bevoegd gezag geoordeelde opzettelijke onrechtmatigheid dan wel opzettelijke wederrechtelijkheid of bewuste roekeloosheid, of grove nalatigheid van de zijde van de ambtenaar niet blijkt uit een rechterlijke uitspraak of uit een (straf)beschikking, gaat het bevoegd gezag alsnog over tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
2. De ambtenaar stelt het bevoegd gezag op de hoogte van de in het eerste lid genoemde uitspraak en legt een afschrift hiervan aan hem over.
1. Indien de wederpartij in een civiele procedure wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten, draagt de ambtenaar er zorg voor dat de vergoeding van deze kosten, voor zover deze als kosten van rechtskundige hulp moeten worden opgevat, toekomt aan het bevoegd gezag.
2. Indien een schikking met de wederpartij tot stand komt draagt de ambtenaar er zo mogelijk zorg voor dat de kosten van rechtsbijstand in het schikkingsbedrag worden opgenomen en toekomen aan het bevoegd gezag.
3. In een strafrechtelijke procedure draagt de ambtenaar zorg voor een verzoek tot vergoeding van kosten op grond van de artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering en draagt er bij toewijzing van dit verzoek zorg voor dat deze vergoeding toekomt aan het bevoegd gezag.
4. Bij de indiening van de aanvraag tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand wijst het bevoegd gezag de ambtenaar op het eerste tot en met derde lid van dit artikel.
Deze regeling is van overeenkomstige toepassing op degene die op andere titel dan een aanstelling werkzaam is bij het bevoegd gezag bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van het Besluit algemene rechtspositie politie.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden Politie (2005–2007) is de afspraak opgenomen om arbeidsvoorwaarden in het vervolg alleen nog centraal vast te stellen en regionale verschillen te harmoniseren. Vanwege deze harmonisatie wordt de tegemoetkoming in de rechtskundige hulp in het vervolg ook landelijk geregeld en met de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie wordt dit gerealiseerd.Deze regeling is gebaseerd op de voorbeeldregeling in de Nota van Toelichting op de wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) in verband met het verlenen van tegemoetkoming in de kosten van rechtskundige hulp aan ambtenaren van politie (Staatsblad 1999, 142).
De regeling geldt voor zowel ambtenaren in de zin van het Barp als voor de vrijwillige politie.
De aanspraak op rechtskundige hulp geldt voor de vrijwillige politie en alle werknemers binnen de politie. Dit komt tot uitdrukking in de brede definitie van ‘ambtenaar’ (artikel 1, eerste lid onder i, van het BARP) en in de van overeenkomstige toepassingverklaring op werknemers op andere titel dan aanstelling (artikel 6).
In artikel 69a staat vermeld onder welke voorwaarden men in aanmerking komt voor (een tegemoetkoming in de kosten van) rechtskundige hulp. Deze voorwaarden zijn onder meer dat het moet gaan om de uitvoering van de politietaak, dat het handelen niet opzettelijk onrechtmatig mag zijn en dat een vordering niet kennelijk ongegrond is. Deze vereisten komen in de regeling terug in artikel 3, vierde en vijfde lid, waarin is bepaald dat het bevoegd gezag in zijn besluit op de aanvraag het voldoen aan deze voorwaarden in de overwegingen betrekt.
In dit artikel wordt de aard en omvang omschreven van de rechtskundige hulp die kan worden verstrekt en welke procedures voor vergoeding in aanmerking komen. Dit houdt in dat de kosten vanwege de veroordeling in de proceskosten of incassokosten niet voor een vergoeding in aanmerking komen. De kosten van griffierechten komen daarvoor wel in aanmerking.
In het eerste lid van dit artikel zijn de wijzen waarop de rechtskundige hulp aan de ambtenaar kan worden verleend, nader omschreven. In dat verband zijn vier varianten te onderscheiden, zoals respectievelijk genoemd onder de letters a tot en met d:
– Eerste variant > ondeel a (‘huisadvocaat’):
Met de in dit artikellid bedoelde tussenkomst van het bevoegd gezag wordt de inzet van een ‘huisadvocaat’ van het korps bedoeld.
– Tweede en derde variant > onderdelen b en c (eigen advocaat of raadsman):
De tweede variant in rechtskundige hulp betreft de door de ambtenaar zelf ingeroepen advocaat of raadsman. De derde variant is een verbijzondering van de tweede variant omdat de ambtenaar in dat geval zijn rechtskundige hulp inroept via zijn vakbond. Voor deze beide varianten gelden bepalingen voor de maximering van de vergoeding en voor een minimale vergoeding.
– Vierde variant > onderdeel d (eigen bijdrage gefinancierde rechtsbijstand):
De vierde variant in rechtskundige hulp is de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Afhankelijk van zijn inkomen kan de ambtenaar hiervoor in aanmerking komen. Indien de ambtenaar gebruik maakt van deze vorm van rechtsbijstand, vergoedt het bevoegd gezag de eigen bijdrage.
In het tweede en derde lid is aangegeven welke maximale en minimale vergoeding geldt, indien de ambtenaar gebruik maakt van een eigen advocaat of raadsman, al dan niet via de vakbond.
– Maximale vergoeding advocaat of raadsman naar keuze.
Er geldt een maximale vergoeding indien men zelf een advocaat of raadsman kiest, al dan niet via de vakbond. De daadwerkelijke kosten van de huisadvocaat van het korps (op basis van het uurtarief) bepalen het maximale bedrag van de tegemoetkoming waarop men recht heeft bij een zelf gekozen advocaat of raadsman. Ook dit maximum kan dus per korps verschillen.
– Minimale vergoeding advocaat of raadsman naar keuze.
Naast een maximale vergoeding geldt er echter ook een minimale vergoeding, tenzij de werkelijk gemaakte kosten van de ambtenaar lager zijn dan die minimale vergoeding. In het geval de ambtenaar een advocaat naar keuze of een raadsman via de vakbond in wil zetten, heeft hij volgens de huidige geldende tarieven aanspraak op een vergoeding van ten minste € 103,19 per uur exclusief BTW (stand per 1 juli 2007). Dit uurtarief is gelijk aan het basisbedrag voor rechtsbijstandverleners dat is vastgesteld op grond van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Het basisbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd en bekend gemaakt op www.rvr.org.
Het basisbedrag wordt gehanteerd met een puntensysteem op basis waarvan wordt bepaald welk bedrag uiteindelijk wordt vergoed voor rechtsbijstand. Dit is echter geen uurtarief.
De onderhavige regeling zoekt aansluiting bij het basisbedrag en regelt dat per uur minimaal het vastgestelde basisbedrag wordt vergoed, tenzij de werkelijk gemaakte kosten van de ambtenaar lager zijn.
– Maximale vergoeding advocaat of raadsman naar keuze indien het korps is verzekerd.
In het geval het korps zich heeft verzekerd voor rechtsbijstand geldt een andere maatstaf voor de maximale vergoeding. Omdat in die situatie de kosten voor de inzet van een raadsman niet eenduidig tot een uurtarief zijn te herleiden, wordt in de regeling bepaald dat het maximaal te hanteren uurtarief voor een advocaat naar keuze of een raadsman via de vakbond ten hoogste € 150,– per uur bedraagt. Dit tarief is inclusief BTW en eventuele kantoor- of andere kosten. Van dit maximum tarief wordt slechts afgeweken indien naar oordeel van het bevoegd gezag een zaak zodanige eisen stelt aan een raadsman dat een uurtarief van € 150,– niet reëel is.
Het maximumtarief van € 150,– wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de prijsindexcijfers advocatuur van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Ter illustratie het volgende voorbeeld:
In geval het uurtarief van de huisadvocaat van het korps € 160,– bedraagt, kan de vergoeding van de eigen advocaat of raadsman van de ambtenaar dus niet boven dit tarief uitstijgen. Het kan wel dat de vergoeding per uur lager uitvalt indien het tarief van de huisadvocaat van het korps lager is. De minimumvergoeding bedraagt (stand per 1 juli 2007) echter altijd € 103,19 excl. BTW per uur.
De bovengrens van het uurtarief van maximaal € 150,– geldt alleen in die gevallen waarin het korps is verzekerd voor rechtsbijstand en de kosten voor rechtskundige hulp daarom niet eenduidig tot een uurtarief kan herleiden.
’Behalve de hiervoor genoemde (vier) varianten van rechtskundige hulp -zoals verleend door externe deskundige of organisatie- is het in de praktijk, met name in lichtere gevallen, gebruikelijk dat het korps de ambtenaar bijstaat door middel van bijvoorbeeld een korpsjurist. Daar is geen bezwaar tegen. Deze bijstand kan ook worden aangemerkt als aanspraak in de zin van artikel 69a. Dit laat echter onverlet dat de ambtenaar vrij is in zijn keuze van rechtskundige hulp en dat daarbij de in artikel 2 genoemde vergoeding voor geldt, waarbij ofwel het uurtarief van de huisadvacaat van het korps geldt ofwel het maximale uurtarief indien een korps verzekerd is voor rechtsbijstand.
Lid 4 van dit artikel regelt welke procedures voor vergoeding in aanmerking komen. De procedures, zoals genoemd onder de letters a tot en met h behoeven in dat verband geen nadere toelichting, met dien verstande dat onder een gerechtelijke procedure tevens begrepen wordt dat de ambtenaar zich als benadeelde partij voegt in een strafzaak (artikel 51a en volgende van het Wetboek van Strafvordering) of een vordering tot smartengeld wenst in te stellen. Met bestuurlijke boete, onder de letter i, wordt bijvoorbeeld bedoeld de procedure ter zake een (administratief) beroep in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. De reden hiervoor is erin gelegen dat zo’n procedure een sterk bestraffend karakter draagt.
In de aanvraag om (een tegemoetkoming in de kosten van) rechtskundige hulp dient de ambtenaar de reden van de aanvraag te geven, eventueel ondersteund met stukken zoals een vordering of een proces-verbaal.
In artikel 3, tweede lid, is bepaald dat voor hoger beroep en cassatie een nieuwe aanvraag wordt ingediend. Dergelijke procedures zijn zwaar en tijdrovend en derhalve ook kostbaar. Om die reden is dan ook een nieuwe aanvraag wenselijk. Voor de voorfase en de procedure in eerste aanleg (inclusief eventuele voorlopige voorziening) geldt de eerste aanvraag.
Aan de hand van het vierde en vijfde lid toetst het bevoegd gezag of de ambtenaar voldoet aan de vereisten van artikel 69a van het Barp. Een voorbeeld van een kennelijk onredelijke vordering is het geval dat het bedrag van zeer geringe schade die de ambtenaar lijdt niet in verhouding staat tot de kosten van rechtshulp. Dat kan een reden zijn voor het bevoegd gezag om de aanvraag af te wijzen.
Lid 6 bepaalt dat indien de wederpartij hoger beroep of cassatie instelt, en in de eerder gevoerde procedure de kosten van rechtsbijstand zijn vergoed, het bevoegd gezag conform het gestelde in deze regeling de kosten van het hoger beroep of cassatieberoep ook vergoedt. Het staat de ambtenaar bij hoger beroep of cassatieberoep overigens vrij om een andere vorm van rechtsbijstand te kiezen dan waarvoor hij tot dan toe gebruik maakte.
In het geval waarin uit de uitspraak of (straf)beschikking blijkt dat de betrokken ambtenaar niet opzettelijk wederrechterlijk of bewust roekeloos heeft gehandeld, noch indien er sprake is geweest van grove nalatigheid van de zijde van de ambtenaar, gaat het bevoegd gezag alsnog over tot vergoeding van de kosten van rechtskundige hulp.
De ambtenaar dient zelf het initiatief hiervoor te nemen en legt een afschrift van de uitspraak of beschikking over.
Dit artikel bepaalt dat de ambtenaar er zorg voor draagt dat het korps de gemaakte kosten van rechtskundige hulp achteraf vergoed krijgt van de wederpartij of de Staat in de gevallen waarin dit van toepassing is. Het bevoegd gezag wijst de ambtenaar op het bestaan van deze verplichting bij indiening van het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
De mate waarin de ambtenaar deze bedragen afdraagt aan het korps is afhankelijk van de mate waarin de ambtenaar zijn kosten voor rechtskundige hulp vergoed heeft gekregen. Indien de vergoeding niet alle kosten dekt dan geldt de verplichting tot afdracht naar rato.
Een voorbeeld ter illustratie:
Een ambtenaar heeft vanwege een door hemzelf aangezochte advocaat € 4.800,– aan kosten. Het korps verstrekt een tegemoetkoming van € 3.600,– (overeenkomstig het lagere uurtarief van de huisadvocaat). De tegemoetkoming bedraagt daarmee 75% van de gemaakte kosten. De wederpartij wordt in een civiele procedure veroordeeld om een bedrag van € 800,– te betalen aan de ambtenaar. De ambtenaar dient van deze € 800,– een bedrag van € 600,– (is 75%) aan het korps af te dragen.
Onder personeel dat op een andere titel werkzaam is vallen in ieder geval gedetacheerden van buiten de politie, uitzendkrachten, volontairs en stagiairs.
De wijziging werkt terug tot en met 1 oktober 2008. Dit is niet bezwaarlijk omdat dit voor ambtenaren geen negatieve gevolgen heeft en over de wijziging ruim voor de ingangsdatum is gecommuniceerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008-1324.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.