Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/Holland-Midden 2008

Besluit van de Minister van Justitie van 23 juni 2008, nr. 5551648/Justis/08, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Belastingdienst/Holland-Midden

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;

Gelezen het verzoek van de voorzitter van de Belastingdienst Holland-Midden van 19 juni 2008;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Belastingdienst: Belastingdienst/Holland-Midden

b. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen werkzaam bij de Belastingdienst in de functie van opsporingsambtenaar Belastingdienst Unit/Ordening zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

Maximaal 40 personen zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 4

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld:

a. bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990;

b. bij of krachtens de wetten waarvan de uitvoering bij of krachtens de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet suwi) is opgedragen;

c. in de artikelen 161 sexies, 161 septies, 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 194, 197, 197a, 197b, 197c, 198, 225, 226, 227, 227a, 227b, 228, 229, 231, 266, 321, 322, 323a, 326, 340, 341, 342, 343, 344, 345, 347, 348, 350a, 350b, 362, 363, 416, 417, 417bis, 435, onder ten vierde, 442, 447b, 447c, 447d, 447e van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit van belang is voor de toepassing van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, met de uitvoering waarvan de Belastingdienst krachtens de wet is belast, dan wel voor de uitvoering van andere taken, voor het verrichten waarvan de Belastingdienst krachtens de Wet suwi de goedkeuring heeft gekregen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

d. artikel 1 van de Wet op de economische delicten, voor zover de opsporing inzake deze wetgeving waaruit deze delicten voortvloeien is opgedragen aan de Belastingdienst, Unit Ordening;

e. de Wet op de registeraccountants en de Wet op de accountants- administratieconsulenten;

f. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek.

g. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van het Functioneel Parket.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon is aangewezen het bestuur van ’s Rijks belastingen.

Artikel 6

1. Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2, is ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, onder de navolgende voorwaarden:

a. de buitengewoon opsporingsambtenaar is bekwaam indien hij met goed gevolg een opleiding tot verbalisant dan wel fraudecoördinator Belastingdienst heeft voltooid.

b. de onder a. bedoelde opleiding omvat ten minste het niveau van de relevante eindtermen zoals vastgesteld bij de Circulaire bekwaamheidseisen buitengewoon opsporingsambtenaar, en is onderworpen aan goedkeuring door de Minister van Justitie;

c. de toetsing van de buitengewoon opsporingsambtenaar geschiedt door een toetsingscommissie waarin een lid van het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd;

d. door middel van een systeem van periodieke bijscholing wordt gewaarborgd dan het door de buitengewoon opsporingsambtenaar verworven kennisniveau gehandhaafd blijft.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar die slechts belast is met het opmaken van processen-verbaal, waarbij hij geen verklaringen van verdachten of getuigen behoeft op te nemen, is ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 7

De voorzitter van de Belastingdienst/Holland-Midden, brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december van dat jaar werkzaam was bij de Belastingdienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

d. het aantal klachten dat jegens de buitengewoon opsporingsambtenaren is ingediend.

Artikel 8

De buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Belastingdienst draagt bij de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar bij zich het legitimatiebewijs zoals vastgesteld in de Kaderregeling legitimatiebewijs Belastingdienst.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na inwerkingtreding.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/Holland-Midden 2008.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling BTR, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 juni 2008.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de teammanager BTR, P.W.C. Collard.

Toelichting

Het verkrijgen van opsporingsbevoegdheid is noodzakelijk aangezien er met ingang van 1 januari 2007 een aantal landelijke niet-fiscale toezicht en opsporingstaken zijn overgedragen vanuit de FIOD-ECD aan de Belastingdienst/Holland-Midden. Deze werkzaamheden worden verricht door daartoe gekwalificeerde opsporings-medewerkers die zijn beëdigd als buitengewoon opsporingsambtenaar. Deze medewerkers zijn per 1 januari 2007 meegekomen met hun werk en vallen sindsdien organisatorisch onder de Belastingdienst/Holland-Midden, Unit Ordening. Het Besluit BOA belastingdienst 2005 is gelet op de aard van de werkzaamheden van betreffende medewerkers te beperkt.

De toezichthouder, de hoofdofficier van het Functioneel Parket en de direct toezichthouder, het Bestuur ’s Rijks belastingen, hebben positief geadviseerd op het verzoek van de voorzitter van de Belastingdienst/Holland-Midden.

Den Haag, 23 juni 2008

De Minister van Justitie

namens deze:

P.W.C. Collard

Naar boven