Wijziging enige fiscale uitvoeringsregelingen

Regeling van 4 juli 2008, nr. DV 2008-00564 M, tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 6, vierde lid, 11, vierde lid, 14, vierde lid, 20, vierde lid, 47, derde en vijfde lid, 50, zesde lid, 58, vierde lid, 60, vierde lid, 64, zesde lid, 66, derde lid, 67, vierde lid, 69, negende lid, en 71, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, tabel I, onderdelen a, post 32, en b, post 18, behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968, en de artikelen 3, tweede lid, 19, tweede lid, onderdelen a en b, en 39 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘64, zevende lid’ vervangen door: 64, zesde lid.

B

In artikel 2 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

C

In artikel 3, tweede lid, onderdeel c, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door: , en.

D

In artikel 4, derde lid, onderdeel c, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door: , en.

E

In artikel 5, onderdeel e, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door: , en.

F

In artikel 14, eerste lid, wordt ‘3 massaprocent per partij’ vervangen door: 3 massaprocent per partij,.

G

In artikel 15 wordt ‘van de wet,’ vervangen door: van de wet.

H

In artikel 16, tweede lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel a, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door: , en.

I

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘artikel 58, derde lid,’ vervangen door: artikel 58, derde lid.

2. In het vierde lid, onderdeel e, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door: , en.

J

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

Ter zake van de tarieven, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet, is artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 van overeenkomstige toepassing.

K

In artikel 22, onderdeel c, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door: , en.

L

In artikel 23, eerste lid, onderdeel e, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door: , en.

M

In artikel 24, eerste lid, wordt ‘In het verzoek om teruggaaf’ vervangen door: In het verzoek om teruggaaf,.

N

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘van de instelling blijkt’ vervangen door: van de instelling blijkt,.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘van de wet, blijkt’ vervangen door: van de wet, blijkt,.

3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘onderdelen c, d, en e van de wet’ vervangen door: onderdelen c, d en e, van de wet.

O

In artikel 29, tweede lid, wordt ‘als bedoeld in het eerste lid’ vervangen door: als bedoeld in het eerste lid,.

Artikel II

Artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 komt te luiden:

Artikel 34a

1. Ter zake van de levering en het vervoer van gas door middel van pijpleidingen vinden de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 32, onderscheidenlijk onderdeel b, post 18, slechts toepassing, indien de afnemer van die prestaties een tuinbouwer is en mits per aansluiting een door de tuinbouwer ondertekende verklaring aan de leverancier onderscheidenlijk netbeheerder kan worden overlegd waaruit blijkt, dat deze het gas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten, en waarin voorts zijn vermeld:

a. de dagtekening;

b. naam en adres van de afnemer, en

c. naam en adres van de leverancier onderscheidenlijk de netbeheerder.

2. De in het eerste lid bedoelde verklaring heeft betrekking op al het per aansluiting door de tuinbouwer afgenomen gas; indien slechts een deel van dat gas wordt gebruikt voor het in het eerste lid vermelde doel, moet dit in de verklaring worden vermeld en wordt dat deel uitgedrukt in een percentage van het geheel.

3. Indien een gegeven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, of het tweede lid, wijzigt, geeft de tuinbouwer binnen zes weken een nieuwe verklaring af aan de leverancier onderscheidenlijk de netbeheerder.

4. De tuinbouwer trekt de verklaring binnen zes weken schriftelijk in, indien het door hem afgenomen gas niet langer wordt gebruikt voor het hiervoor vermelde doel. In de te ondertekenen verklaring wordt de datum van wijziging van gebruik opgenomen.

Artikel III

De Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 26, eerste lid, wordt ‘of kansspelautomatenspelen’ vervangen door: of van de exploitant van een kansspelautomatenspel.

B

Aan artikel 30, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Ingeval loonbelasting moet worden betaald over een tijdvak van vier weken dat niet aan het einde van een kalendermaand eindigt, wordt voor de toepassing van de eerste volzin:

a. dat tijdvak geacht te zijn geëindigd aan het einde van de kalendermaand waarin het tijdvak is geëindigd;

b. het twaalfde tijdvak van het kalenderjaar, in afwijking van onderdeel a, geacht te zijn geëindigd aan het einde van het kalenderjaar.

C

In artikel 32a, derde lid, wordt ‘Artikel 27, derde tot en met vijfde lid,’ vervangen door: Artikel 91.

D

In artikel 32b, derde lid, wordt ‘Artikel 27, derde tot en met vijfde lid,’ vervangen door: Artikel 91.

Artikel IV

Artikel 16, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede ‘artikel 10a, 11j, 18b, 33, 36l, 36la, 36lb, 36lc, 36ld en 37c van de Wet belastingen op milieugrondslag’ wordt vervangen door: artikel 20, 30, 45, 66, 67, 68, 69, 70 en 92 van de Wet belastingen op milieugrondslag.

2. Na ‘70’ wordt ingevoegd: , 78.

Artikel V

Artikel XIV, onder 2, van de Regeling van 20 december 2007, nr. DB 2007/655 M, tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen (Stcrt. 2007, 251) vervalt.

Artikel VI

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 11 juli 2008, met dien verstande dat de artikelen I, onderdeel A, III, onderdelen C en D, en IV, onder 1, terugwerken tot en met 1 januari 2008 en de artikelen III, onderdeel A, IV, onder 2, en V terugwerken tot en met 1 juli 2008.

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen I, onderdeel J, en II in werking met ingang van 1 januari 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.C. de Jager.

Toelichting

Algemeen

In deze verzamelregeling zijn twee wijzigingen opgenomen die samenhangen met de Wet van 3 juli 2008 tot wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten (Stb. 2008, 262), namelijk de wijzigingen in de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag en de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968.

In de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag zijn tevens enkele technische en redactionele verbeteringen aangebracht. Voorts is in de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 een aantal wijzigingen opgenomen en zijn in enige fiscale uitvoeringsregelingen verwijzingen naar de Wet belastingen op milieugrondslag aangepast in verband met de vernummering van de hoofdstukken, afdelingen en artikelen van die wet.

Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (UR Wbm)

In artikel 20 van de UR Wbm is geregeld dat de verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouwsector slechts toepassing vinden indien de levering van aardgas geschiedt aan een tuinbouwer en mits de leverancier een door de tuinbouwer ondertekende verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat deze het aardgas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Dit artikel komt overeen met artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, waarin nadere regels zijn gesteld inzake de toepassing van het verlaagde BTW-tarief. Uit oogpunt van vereenvoudiging wordt in artikel 20 van de UR Wbm artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 van overeenkomstige toepassing verklaard.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische en redactionele verbeteringen aan te brengen in de UR Wbm.

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

Uit artikel XIX, onderdeel D, van de Wet van 3 juli 2008 tot wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten (Stb. 2008, 262) vloeit voort dat ook op het vervoer van gas dat wordt gebruikt voor de verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten het verlaagde BTW-tarief van toepassing is. De nieuwe tariefbepaling voorziet erin dat bij Ministeriële regeling nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van dit verlaagde tarief. Hier wordt uitvoering aan gegeven door de wijziging van artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. In het artikelsgewijs gedeelte wordt hier een nadere toelichting op gegeven.

Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR AWR)

In artikel 26, eerste lid, van de UR AWR is het tijdvak geregeld voor de kansspelautomatenspelen: de verschuldigde kansspelbelasting moet maandelijks worden betaald. Aan artikel 26, eerste lid, van de UR AWR is een zinsnede toegevoegd, zodat de tekst thans geheel aansluit op de tekst van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de kansspelbelasting.

In artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de UR AWR is onder meer geregeld dat op verzoek uitstel van betaling wordt verleend door de inspecteur voor de over een tijdvak te betalen loonbelasting bij een ingediend verzoek om een teruggaaf van omzetbelasting. Indien loonbelasting over een tijdvak van vier weken wordt betaald, eindigt bijvoorbeeld het eerste tijdvak van de loonbelasting veelal vóór het eerste tijdvak van de omzetbelasting. In die situatie kan geen uitstel van betaling worden verleend. Om uitstel van betaling ook in die situaties mogelijk te maken voor de over een tijdvak van vier weken te betalen loonbelasting is een volzin toegevoegd aan het eerste lid van artikel 30 van de UR AWR.

Wijzigingen voortvloeiend uit de vernummering van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm)

De Wbm was toe aan onderhoudswetgeving. Hierin voorziet de op 1 januari 2008 in werking getreden Wet van 8 november 2007 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Stb. 2007, 476). Op dezelfde datum zijn enkele wijzigingen van de Wbm in werking getreden die voortvloeien uit het Belastingplan 2008 en de Overige fiscale maatregelen 2008. De hoofdstukken, afdelingen en artikelen van de Wbm zijn vervolgens vernummerd, waarna de Wbm integraal in het Staatsblad is geplaatst (Stb. 2008, 1). Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de verwijzingen naar de Wbm in de UR AWR, de Uitvoeringsregeling belastingdienst 2003 en de Regeling van 20 december 2007, nr. DB 2007/655 M, tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen (Stcrt. 2007, 251) aan te passen aan deze vernummering.

Budgettaire aspecten, administratieve lasten en uitvoeringskosten belastingdienst

Aan de wijzigingen in de uitvoeringsregelingen zijn geen EU-aspecten, budgettaire gevolgen of uitvoeringskosten verbonden. Er treedt een beperkte administratieve lastenverlichting op door de wijziging van artikel 20 van de UR Wbm en artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. Door deze wijzigingen hoeft een tuinbouwer de verklaring waaruit blijkt dat hij het gas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten niet langer jaarlijks af te geven aan zijn netbeheerder en leverancier. De verklaringen gelden vanaf 2009 voor onbepaalde tijd mits er geen sprake is van een wijziging van een of meerdere gegevens die vermeld staan op de verklaring.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A tot en met I en K tot en met O (artikelen 1, eerste lid, 2, 3, tweede lid, onderdeel c, 4, derde lid, onderdeel c, 5, onderdeel e, 14, eerste lid, 15, 16, tweede lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel a, 18, 22, onderdeel c, 23, eerste lid, onderdeel e, 24, eerste lid, 26 en 29, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag)

In artikel 1, eerste lid, van de UR Wbm wordt verwezen naar het zevende in plaats van zesde lid van artikel 64 van de Wbm. Dit is hersteld in onderdeel A.

De nadere regels in artikel 2, tweede lid, van de UR Wbm staan tevens vermeld in artikel 2, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag. Artikel 2, tweede lid, van de UR Wbm kan daardoor vervallen, dit is geregeld in onderdeel B. De onderdelen C tot en met I en K tot en met O strekken ertoe enkele redactionele verbeteringen aan te brengen in de UR Wbm.

Artikel I, onderdeel J (artikel 20 van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag)

In artikel 20 van de UR Wbm is geregeld dat de energiebelastingtarieven, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wbm, slechts toepassing vinden indien de levering van aardgas geschiedt aan een tuinbouwer en mits de leverancier een door de tuinbouwer ondertekende verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat deze het aardgas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. In het artikel is tevens opgenomen aan welke eisen de verklaring moet voldoen. Dit artikel komt overeen met artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. Aangezien in de praktijk dezelfde verklaring wordt gebruikt voor de energiebelasting en de omzetbelasting, is uit oogpunt van vereenvoudiging ervoor gekozen artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Bovendien wordt de verklaring door de nieuwe opzet van voornoemd artikel 34a (zie artikel II van deze regeling) voortaan afgegeven voor onbepaalde tijd. Daarmee wordt een besparing van de administratieve lasten voor het betrokken bedrijfsleven bereikt ten opzichte van de huidige situatie. Het is namelijk niet meer nodig dat de tuinbouwer elk jaar een nieuwe verklaring opstelt en afgeeft aan zijn leverancier. Dit heeft tot gevolg dat een tuinbouwer in 2008 een verklaring moet afgeven aan zijn leverancier voor toepassing van de energiebelastingtarieven, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wbm, in 2009 en de daarop volgende jaren. Die verklaring zal ingaan op 1 januari 2009 en geldt in beginsel voor onbepaalde tijd.

Wanneer een gegeven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, of het tweede lid van artikel 34a wijzigt, geeft de tuinbouwer een nieuwe verklaring af aan de leverancier onderscheidenlijk de netbeheerder. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een verhuizing, naamswijziging, of bij een overstap naar een andere leverancier. Op de tuinbouwer die gebruik maakt van de regeling rust in de nieuwe opzet tevens de plicht om zijn verklaring aan de leverancier van het gas schriftelijk in te trekken, indien hij het afgenomen aardgas niet langer gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Hij dient een dergelijke verklaring te ondertekenen en daarin aan te geven vanaf welke datum het aardgas niet meer wordt gebruikt voor doeleinden waarvoor de energiebelastingtarieven, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wbm, van toepassing kunnen zijn.

Artikel II (artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

Ingevolge post a.32 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende tabel I is het verlaagde BTW-tarief onder meer van toepassing op de levering van gas voor verwarming ten behoeve van het groeiproces van tuinbouwproducten. Het vervoer van het gas naar de tuinbouwer werd aanvankelijk door de leverancier verzorgd en vormde als zodanig een onderdeel van de levering van dat gas, waardoor op de kosten van het vervoer begrepen in de vergoeding van de levering, ook het verlaagde BTW-tarief werd toegepast.

Als gevolg van de totstandkoming van de Gaswet zijn de levering en het vervoer van gas twee afzonderlijke prestaties geworden die ook door afzonderlijke ondernemers worden verricht. Om in de nieuwe situatie het verlaagde BTW-tarief te kunnen blijven toepassen op het vervoer van gas bestemd voor de tuinbouw is in artikel XIX, onderdeel D, van de Wet van 3 juli 2008 tot wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten (Stb. 2008, 262), voorzien in een wijziging van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende tabel I, onderdeel b. Op het vervoer van gas dat wordt gebruikt voor de verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten is daardoor het verlaagde BTW-tarief van toepassing. Daarbij voorziet deze nieuwe tariefbepaling erin dat, net als bij de levering van dat gas, bij Ministeriële regeling nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van het verlaagde BTW-tarief.

In bedoelde nadere regels is voorzien door een wijziging van artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. In het huidige artikel is geregeld dat het verlaagde BTW-tarief slechts toepassing vindt bij levering van het gas aan een tuinbouwer en mits de leverancier een door de tuinbouwer ondertekende verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat deze het gas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. In het artikel is tevens opgenomen aan welke eisen de verklaring moet voldoen. Door de wijziging van artikel 34a gaan die regels ook gelden voor het vervoer van gas. Dit houdt in dat een tuinbouwer voortaan een verklaring moet afgeven aan zowel de leverancier van het gas als de ondernemer die het vervoer van het gas verzorgt (de netbeheerder).

Bovendien wordt de verklaring door de nieuwe opzet van artikel 34a afgegeven voor onbepaalde tijd. Daarmee wordt een besparing van de administratieve lasten voor het betrokken bedrijfsleven bereikt ten opzichte van de huidige situatie. Het is namelijk niet meer nodig dat de tuinbouwer elk jaar een nieuwe verklaring opstelt en afgeeft aan zijn leverancier onderscheidenlijk netbeheerder. Dit heeft tot gevolg dat een tuinbouwer in 2008 een verklaring moet afgeven aan zowel de leverancier als de netbeheerder voor toepassing van het verlaagde BTW-tarief in 2009 en de daarop volgende jaren. Die verklaring gaat in op 1 januari 2009 en geldt in beginsel voor onbepaalde tijd.

Wanneer een gegeven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, of het tweede lid, van artikel 34a wijzigt, geeft de tuinbouwer een nieuwe verklaring af aan de leverancier onderscheidenlijk de netbeheerder. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een verhuizing, naamswijziging, of bij een overstap naar een andere leverancier. Op de tuinbouwer die gebruik maakt van de regeling rust in de nieuwe opzet tevens de plicht om zijn verklaring aan de leverancier en aan de netbeheerder van het gas schriftelijk in te trekken, indien hij het afgenomen gas niet langer gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Hij dient een dergelijke verklaring te ondertekenen en daarin aan te geven vanaf welke datum het gas niet meer wordt gebruikt voor doeleinden waarvoor het verlaagde BTW-tarief van toepassing kan zijn.

Artikel III, onderdeel A (artikel 26, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

Op grond van het Belastingplan 2008 is per 1 juli 2008 de wijziging van artikel 1 van de Wet op de kansspelbelasting in werking getreden. Deze wijziging heeft ervoor gezorgd dat de spelen die op kansspelautomaten worden gespeeld (de kansspelautomatenspelen) per 1 juli 2008 in de kansspelbelasting worden betrokken. In verband hiermee is bij Regeling van 20 december 2007, nr. DB 2007/655 M, tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen (Stcrt. 2007, 251) per 1 juli 2008 ook voor deze kansspelautomatenspelen geregeld dat de verschuldigde kansspelbelasting maandelijks moet worden betaald. Dit is geschied door in artikel 26, eerste lid, van de UR AWR de zinsnede ‘binnenlandse casinospelen’ te vervangen door ‘binnenlandse casinospelen of kansspelautomatenspelen’.

Bij nader inzien was deze aanpassing van artikel 26, eerste lid, van de UR AWR nog niet volledig. In artikel 26, eerste lid, van de UR AWR stond na deze wijziging namelijk de zinsnede ‘degene die gelegenheid geeft tot deelneming aan binnenlandse casinospelen of kansspelautomatenspelen’. Omdat voor wat betreft de kansspelautomatenspelen ingevolge artikel 1 van de Wet op de kansspelbelasting de kansspelbelasting wordt geheven van de exploitant en niet van degene die gelegenheid geeft tot deelneming aan kansspelautomatenspelen, is artikel 26, eerste lid, van de UR AWR nogmaals aangepast. Als gevolg van deze laatste aanpassing sluit artikel 26, eerste lid, van de UR AWR thans geheel aan op de tekst van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de kansspelbelasting.

Artikel III, onderdeel B (artikel 30, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

Artikel 30 van de UR AWR geeft uitvoering aan artikel 19, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). In artikel 30, eerste lid, eerste volzin, UR AWR is onder meer geregeld dat op verzoek uitstel van betaling wordt verleend door de inspecteur voor de over een tijdvak te betalen loonbelasting bij een ingediend verzoek om een teruggaaf van omzetbelasting. Uitstel van betaling wordt verleend als het tijdvak waarover het verzoek om teruggaaf van omzetbelasting is gedaan vóór of tegelijkertijd met het tijdvak waarover loonbelasting moet worden betaald is geëindigd. Op die manier kan eerst het recht op teruggaaf van omzetbelasting worden vastgesteld. De ontvanger kan vervolgens de teruggaaf van omzetbelasting en de te betalen loonbelasting verrekenen.

Artikel 30 UR AWR is gewijzigd ten behoeve van de situatie dat het tijdvak waarover loonbelasting wordt betaald vier weken beloopt en voor het einde van een kalendermaand eindigt. Indien loonbelasting over een tijdvak van vier weken wordt betaald, eindigt bijvoorbeeld het eerste tijdvak van de loonbelasting veelal vóór het eerste tijdvak van de omzetbelasting (voor de omzetbelasting geldt altijd een tijdvak van een kalendermaand) en kon in die situatie gelet op de hiervoor genoemde voorwaarde geen uitstel van betaling worden verleend. Bij de volgende tijdvakken speelt hetzelfde probleem.

Om uitstel van betaling ook in die situaties mogelijk te maken voor de over een tijdvak van vier weken te betalen loonbelasting is een volzin toegevoegd aan het eerste lid. Bij een tijdvak voor de loonbelasting van vier aaneengesloten weken wordt dat tijdvak ingevolge onderdeel a geacht te zijn geëindigd aan het einde van de kalendermaand waarin het tijdvak feitelijk is geëindigd. Als gevolg van deze fictie wordt het eerste tijdvak voor de loonbelasting van vier weken voor de toepassing van de hiervoor bedoelde uitstelregeling geacht niet eerder te eindigen dan het eerste tijdvak voor de omzetbelasting en is verrekening mogelijk van de over het eerste tijdvak voor de loonbelasting verschuldigde loonbelasting en de teruggaaf omzetbelasting over het eerste tijdvak voor de omzetbelasting. Voor de volgende tijdvakken geldt mutatis mutandis hetzelfde. Om dit ook in alle gevallen voor het twaalfde tijdvak voor de loonbelasting te bewerkstelligen, is in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, UR AWR bepaald dat het twaalfde tijdvak van het kalenderjaar, in afwijking van onderdeel a, geacht wordt te zijn geëindigd aan het einde van het kalenderjaar; het twaalfde loontijdvak eindigt soms feitelijk in december, maar soms ook in november.

Artikel III, onderdelen C en D (artikelen 32a, derde lid, en 32b, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

Deze wijziging strekt ertoe de in de UR AWR voorkomende verwijzing naar de Wbm met de nieuwe nummering van de hoofdstukken, afdelingen en artikelen van die wet in overeenstemming te brengen.

Artikel IV (artikel 16, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003)

Deze wijziging strekt ertoe de in de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 voorkomende verwijzing naar de Wbm met de nieuwe nummering van de hoofdstukken, afdelingen en artikelen van die wet in overeenstemming te brengen. Tevens is geregeld dat de verzoeken, bedoeld in artikel 78 van de Wbm, vanaf de datum van inwerkingtreding van de vliegbelasting moeten worden gericht tot de Belastingdienst/Noord. Een vergelijkbare bepaling is ook opgenomen in artikel XIV, onder 2, van de Regeling van 20 december 2007, nr. DB 2007/655 M, tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen (Stcrt. 2007, 251). Bij de totstandkoming van dat artikel was het echter niet mogelijk rekening te houden met de vernummering van de artikelen van de Wbm. Dit is gecorrigeerd door middel van de artikelen IV en V van onderhavige regeling.

Artikel V (artikel XIV, onder 2, van de Regeling van 20 december 2007, nr. DB 2007/655 M, tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen (Stcrt. 2007, 251))

In artikel XIV, onder 2, van de Regeling van 20 december 2007, nr. DB 2007/655 M, tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen (Stcrt. 2007, 251) is geregeld dat de verzoeken, bedoeld in artikel 36rf van de Wbm, moeten worden gericht tot de Belastingdienst/Noord. Dit artikel is op 1 juli 2008 in werking getreden. Artikel 36rf van de Wbm is begin 2008 echter vernummerd tot artikel 78 van de Wbm. In artikel IV van onderhavige regeling is dit gecorrigeerd, waardoor artikel XIV, onder 2, van de eerder genoemde regeling van 20 december 2007 kan vervallen.

Artikel VI (Inwerkingtredingsbepaling)

Op grond van het eerste lid van artikel VI treedt deze regeling in werking op 11 juli 2008, aangezien deze datum overeenkomt met de inwerkingtredingsdatum van de Wet van 3 juli 2008 tot wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten (Stb. 2008, 262). Tevens is in het eerste lid geregeld dat de artikelen I, onderdeel A, III, onderdelen C en D, en IV, onder 1, terugwerken tot en met de datum waarop de Wet van 8 november 2007 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Stb. 2007, 476) in werking is getreden. Daarnaast is in het eerste lid geregeld dat de artikelen III, onderdeel A, IV, onder 2 en V terugwerken tot en met 1 juli 2008. Dit sluit aan bij de datum waarop de desbetreffende wijziging van de Wet op de kansspelbelasting respectievelijk de vliegbelasting in werking is getreden.

In het tweede lid is bepaald dat de artikelen I, onderdeel J, en II in werking treden op 1 januari 2009. Hierdoor kan een leverancier dit jaar nog gebruik maken van de verklaring die de tuinbouwer voor het kalenderjaar 2008 aan hem heeft afgegeven en gaat voor netbeheerders vanaf 2009 de verplichting gelden dat zij een dergelijke verklaring moeten kunnen overleggen. Dit houdt in dat een tuinbouwer in 2008 ten behoeve van 2009 en de daarop volgende jaren een verklaring moet afgeven aan de netbeheerder voor toepassing van het verlaagde BTW-tarief en aan de leverancier voor toepassing van zowel het verlaagde BTW-tarief als de energiebelastingtarieven, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wbm. De verklaringen gaan in op 1 januari 2009 en gelden in beginsel voor onbepaalde tijd.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager

Naar boven