Beleidsregels ontheffing zendernaam commerciële omroep 2008

Regeling van het Commissariaat voor de Media van 12 juni 2008 houdende beleidsregels omtrent de verlening van ontheffingen commerciële omroep van het bepaalde in het eerste lid van artikel 71m van de Mediawet in verband met de vermeldingen en vertoningen van de eigen naam of het merk van een bedrijf in een programmanaam (Beleidsregels ontheffing zendernaam commerciële omroep 2008)

Het Commissariaat voor de Media,

Gelet op de artikelen 134 en 135 van de Mediawet;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 71m, derde lid, van de Mediawet;

Besluit:

– strekking van de regeling –

Artikel 1

De beleidsregels vastgesteld in deze regeling hebben betrekking op de wettelijke voorschriften die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

– definities –

Artikel 2

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Mediawet;

b. het besluit: het Mediabesluit;

c. Commissariaat: het Commissariaat voor de Media;

d. ontheffing: ontheffing op grond van artikel 71m, derde lid, van de Mediawet van het bepaalde in het eerste lid van artikel 71m van de Mediawet;

e. omroepinstelling: een commerciële omroepinstelling;

f. zendernaam: de naam van een programma waarvoor toestemming zoals bedoeld in artikel 71a, eerste lid, van de Mediawet is of wordt verkregen.

– ontheffingsverzoek –

Artikel 3

1. Een omroepinstelling kan een verzoek tot ontheffing van artikel 71m, eerste lid, van de Mediawet indienen met betrekking tot de vermelding of vertoning van een naam of merk in de zendernaam.

2. De omroepinstelling stelt het Commissariaat bij de indiening van het verzoek tot ontheffing alle relevante bescheiden, waaronder het redactie- of programmastatuut, ter beschikking.

3. De omroepinstelling geeft in haar ontheffingsverzoek inzicht in de wijze waarop de omroepinstelling haar (eind)verantwoordelijkheid voor vorm en inhoud van het programma neemt.

4. De omroepinstelling dient het verzoek tot ontheffing, zoals bedoeld in artikel 4, in uiterlijk een maand voor de uitzending van het programma waarop de ontheffing betrekking heeft.

– ontheffing zendernaam –

Artikel 4

1. Van een bijzonder geval in de zin van artikel 71m, derde lid, van de wet in de zin van dit artikellid is sprake indien de eigen (handels)naam of eigen merk van de omroepinstelling in de zendernaam wordt vermeld of getoond.

2. Aan de te verlenen ontheffing worden in ieder geval de volgende voorwaarden gesteld:

a. de omroepinstelling opereert op basis van een redactie- of programmastatuut,

b. de zendernaam wordt neutraal in het programma getoond of vermeld, en,

c. met uitzondering van de reclamezendtijd wordt in het programma direct noch indirect naar producten, diensten of activiteiten van de omroepinstelling verwezen, tenzij dit is toegestaan op grond van het Besluit ontheffing zelfpromotie commerciële omroep.

– slotbepaling –

Artikel 5

1. De regeling Beleidsregels ontheffing zendernaam commerciële omroep 2007 wordt ingetrokken.

2. Deze regeling wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de internetsite van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).

3. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2008.

4. Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregels ontheffing zendernaam commerciële omroep 2008.

Hilversum, 12 juni 2008.
Commissariaat voor de Media
Voorzitter,
I. Brakman.Commissaris, J. van Cuilenburg.

Bijlage Beleidsregels ontheffing zendernaam commerciële omroep 2008

Artikel 71a van de Mediawet

1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet, is het een commerciële omroepinstelling slechts toegestaan een door haar verzorgd programma uit te zenden of te doen uitzenden, indien zij daarvoor toestemming van het Commissariaat voor de Media heeft verkregen. De toestemming is voor ieder programma afzonderlijk vereist. In de toestemming wordt aangegeven of zij betrekking heeft op een programma voor algemene omroep dan wel op een programma voor bijzondere omroep.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop aanvragen tot het verlenen van toestemming worden ingediend en de termijn waarbinnen beslissingen daarop worden genomen.

3. Indien toestemming is verleend voor het uitzenden of doen uitzenden van een televisieprogramma, is het de commerciële omroepinstelling tevens toegestaan:

a. een toetsbeeld uit te zenden of te doen uitzenden;

b. een teletekstprogramma uit te zenden of te doen uitzenden, indien dat op dezelfde frequentieruimte of hetzelfde kanaal tegelijkertijd met het in de aanhef bedoelde televisieprogramma of met het toetsbeeld wordt uitgezonden.

4. De toestemming wordt verleend voor de duur van vijf jaren.

5. De toestemming is niet overdraagbaar.

Artikel 71m van de Mediawet

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 71j, 71k, tweede en derde lid, en 71l, eerste lid, worden in de programma’s van commerciële omroepinstellingen geen namen, (beeld)merken, producten, diensten of activiteiten van personen, bedrijven of instellingen vermeld of getoond, indien de desbetreffende commerciële omroepinstelling, naar redelijkerwijs kan worden aangenomen, daarmee beoogt of mede beoogt het publiek te bewegen tot het kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienstverlening, dan wel gunstig te stemmen ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of een bepaalde instelling teneinde de verkoop van producten of de afname van diensten te bevorderen.

2. Het vermelden of tonen van een naam, (beeld)merk, product, dienst of activiteit van een persoon, bedrijf of instelling in een programma wordt geacht te geschieden met het oogmerk, bedoeld in het eerste lid, indien zulks tegen betaling geschiedt.

3. Het Commissariaat voor de Media kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het eerste lid.

4. Dit artikel is niet van toepassing op reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

Toelichting

De wetgever heeft met ingang van 31 december 2003 het Commissariaat de bevoegdheid verleend in bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van het bepaalde van artikel 71m, eerste lid, van de Mediawet. Uitgangspunt is een terughoudend beleid (Kamerstukken II 2001/02, 28 476, nr. 3, blz. 10 en 11). Om die reden beperkt dit besluit zich tot bedrijven die op journalistiek onafhankelijke basis opereren.

Indien een bedrijf dat producten, diensten en activiteiten aanbiedt of verricht welke niet bestaan uit het verzorgen van een programma een toestemming aanvraagt voor het uitzenden van een door hem te verzorgen radio- of televisieprogramma is het tonen of vermelden van de zendernaam in strijd met artikel 71m, eerste lid, van de Mediawet, zodra de zendernaam gelijkluidend is aan een naam of een merk van het bedrijf. Er kan namelijk redelijkerwijs van worden uitgegaan dat het tonen en vermelden van de zendernaam wordt gedaan met het oogmerk om reclame te maken voor het betreffende bedrijf, dan wel diens producten, diensten of activiteiten. Verder zal sprake zijn van misleiding van het publiek (zie Staatsblad 1992, 334, p. 26). Het Commissariaat heeft in het verleden hierin echter geen beletsel gezien om in dergelijke gevallen aan uitgevers de gevraagde toestemming te verlenen. De achterliggende gedachte hierbij was dat het Commissariaat de toenemende crossmediale samenwerkingsverbanden niet wilde frustreren.

Met dit gewijzigde besluit, dat in de plaats treedt van de regeling Beleidsregels ontheffing zendernaam commerciële omroep 2007, wenst het Commissariaat het beleid uit te breiden van mediabedrijven naar alle bedrijven. Het Commissariaat is thans van oordeel dat een beperking tot mediabedrijven nodig noch wenselijk is, mede gelet op de gestegen diversiteit in het gebruik van media als communicatiemiddel. Het uitsluitend toestaan van de naam van mediabedrijven in een zendernaam en niet van andere bedrijven met een toestemming voor commerciële omroep is daarom niet goed meer te rechtvaardigen. Deze regeling ziet op situaties waarin zendernamen gelijk zijn aan de handelsnamen, dan wel de namen van producten, diensten of activiteiten die een bedrijf reeds aanbood of verrichtte vóór het aanvragen van een toestemming voor zendtijd. Voor zover sprake is van omroepgerelateerde namen, producten, diensten of activiteiten met een zelfde naam als de zendernaam geldt reeds de generieke ontheffing van het Besluit ontheffing zelfpromotie commerciële omroep.

Evenals in de ingetrokken regeling benadrukt het Commissariaat ook nu dat met dit besluit uitdrukkelijk niet een platform is gecreëerd door middel waarvan bedrijven extra exposure kunnen genereren.

Verder ziet ook de in dit besluit geregelde ontheffingsmogelijkheid op de situatie dat een bedrijf een eigen zender start, en dus expliciet niet op de situatie dat aan een zender van een reguliere omroepinstelling een naam van één van de producten, diensten of activiteiten van een derde bedrijf wordt gekoppeld.

Het moet gaan om een eigen product, dienst of activiteit van de omroepinstelling dan wel van een zusterbedrijf dat deel uitmaakt van hetzelfde concern, waarvoor niet reeds de generieke ontheffing geldt van het Besluit ontheffing zelfpromotie commerciële omroep.

Naar boven