Wijziging Vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit en Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 juli 2008, nr. WJZ / 8080769, tot wijziging van de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 1999, nr. E/EE/AE/99043158, houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit en de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 26b, eerste lid, en 29, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel I

Artikel 1 van de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 1999, nr. E/EE/AE/99043158, houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

e. voor afnemers die een aansluiting hebben met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80 A en die elektriciteit afnemen uit het laagspanningsnet: kW.

2. Onderdeel f vervalt.

Artikel II

De Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. De onderdelen c en f vervallen.

3. De onderdelen d en e worden geletterd c en d, waarbij de puntkomma aan het slot van het nieuwe onderdeel d wordt vervangen door een punt.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In de tariefstructuren van het tarief waarvoor het transport van elektriciteit wordt verricht, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, kan onderscheid worden gemaakt naar energierichting.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De regels, bedoeld in het eerste lid, houden voor afnemers met een aansluiting met een maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80A in dat het totale verbruik van elektriciteit per afnemer wordt gesteld op het gemiddelde verbruik per categorie van afnemers met dezelfde maximale doorlaatwaarde.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 juli 2008.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

I

Algemeen

1. Doel en aanleiding

Op 3 maart 2008 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt ingediend (Kamerstukken II, 2007/08, 31 374, nr. 2). Dit wetsvoorstel beoogt de administratieve processen van levering van elektriciteit en gas in een geliberaliseerde energiemarkt te vereenvoudigen. Ten aanzien van elektriciteit hebben de voorgenomen maatregelen betrekking op afnemers die beschikken over een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80 Ampère. Dit zijn huishoudens en kleine zakelijke afnemers (hierna: kleinverbruikers). De maatregelen beogen de administratieve processen te vereenvoudigen, waardoor de dienstverlening aan deze afnemers kan verbeteren. Een van de voorgenomen maatregelen is de invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief voor kleinverbruikers. Invoering van dit capaciteitsafhankelijke transporttarief maakt de administratieve processen eenvoudiger, omdat er voor de vaststelling van het transporttarief geen verbruiksgegevens meer nodig zijn. De leverancier kan de verbruiksgegevens zelf vaststellen, zonder afstemming met de netbeheerder. Dit beperkt het berichtenverkeer tussen netbeheerder en leverancier en vermindert de onderlinge afhankelijkheid. Omdat de voorgenomen maatregelen een forse inspanning van de bedrijven zullen vergen, is het wenselijk de verschillende maatregelen ter verbetering van de werking van de kleinverbruikersmarkten geleidelijk in te voeren. Met name het invoeren van het capaciteitsafhankelijke transporttarief voor kleinverbruikers is geëigend om eerder dan de overige maatregelen in werking te treden. Het transporttarief wordt nu nog achteraf verrekend. Omdat de afrekening van kleinverbruikers is verspreid over het jaar – elke maand ontvangt één twaalfde van het klantenbestand de jaarrekening – duurt het één jaar voordat het capaciteitstarief volledig is ingevoerd. Pas één jaar na invoering van het capaciteitstarief is de transportrekening volledig gebaseerd op het capaciteitstarief en niet meer afhankelijk van verbruiksgegevens. Een verbruiksonafhankelijk transporttarief is een belangrijke voorwaarde voor de invoering van het leveranciersmodel.

De wijzigingen worden nu reeds vastgesteld, om de bedrijven en de NMa in staat te stellen de noodzakelijke voorbereidingen te treffen voor een tijdige inwerkingtreding. Voor het doen van voorstellen voor wijziging van de voorwaarden kunnen de netbeheerders zich dan baseren op de onderhavige regeling. De NMa kan vervolgens de noodzakelijke voorgeschreven procedures starten ter beoordeling van de voorstellen en het voorleggen daarvan aan de representatieve organisaties. Om het capaciteitsafhankelijke transporttarief in te voeren is nodig dat de tariefdrager voor het transport voor kleinverbruikers wordt aangepast. Dat gebeurt door de regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 1999, nr. E/EE/AE/990431158, houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit (Stcrt. 126) (hierna: Regeling tariefdragers) te wijzigen. Waar de tariefdrager kWh was, is dat nu kW, hetgeen correspondeert met de doorlaatwaarde van de aansluiting. Bij de vaststelling van het tarief wordt onderscheiden naar categorie aansluitcapaciteit. Daarnaast is een beperkte wijziging van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit noodzakelijk. Deze regeling wordt aangepast waar het bepalingen betreft waarin sprake is van een tariefstructuur van het tarief waarvoor het transport van elektriciteit wordt verricht gebaseerd op een gemeten of verbruikte hoeveelheid elektriciteit. Ook zal voor de berekening van het systeemdienstentarief voor kleinverbruikers worden uitgegaan van een gemiddeld verbruik per aansluitcategorie.

2.1. Het capaciteitsafhankelijke transporttarief

Het capaciteitsafhankelijke transporttarief is een periodiek tarief dat kleinverbruikers betalen voor het transport van elektriciteit. Tot nog toe werd het transportafhankelijk deel van de transportkosten voor kleinverbruikers nog (deels) verrekend op basis van een tarief per afgenomen kWh. Als gevolg van de in deze regeling vervatte wijziging van artikel 1 van de Regeling tariefdragers (artikel I) worden de periodieke transportkosten voor het transportafhankelijke deel van de transportkosten voor kleinverbruikers gebaseerd op de doorlaatwaarde van de aansluiting. Kleinverbruikers betalen dan periodiek een vast bedrag voor het transport van elektriciteit per aansluiting dat is gebaseerd op de doorlaatwaarde van die aansluiting. De doorlaatwaarde van de aansluiting is gerelateerd aan de maximaal beschikbare transportcapaciteit die voor de desbetreffende afnemer op zijn aansluiting beschikbaar is. Voor elektriciteit wordt de doorlaatwaarde uitgedrukt in Ampère (A).

2.2. Redenen invoering capaciteitsafhankelijk transporttarief

Het transportafhankelijke tarief was op grond van het vervallen artikel 1, onderdelen e en f, van de Regeling tariefdragers voor kleinverbruikers afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid elektriciteit in de afrekenperiode uitgedrukt in kWh. Hierdoor waren zowel de netbeheerder, als de leverancier voor hun afrekening afhankelijk van dezelfde meetgegevens.

Om zeker te stellen dat alle partijen over dezelfde meetgegevens beschikten, werden die door het meetbedrijf verstrekt aan de netbeheerder, die ze vervolgens verstrekte aan de leverancier. Deze methodiek is ook vastgelegd in de Meetcode, die door de NMa wordt opgesteld.

Uit onderzoek van de NMa is gebleken dat door deze werkwijze de leveranciers vaak niet tijdig konden beschikken over juiste en actuele meterstanden.

Door het capaciteitsafhankelijke transporttarief, heeft de netbeheerder voor de facturering van de transportkosten geen meetgegevens meer nodig. Alleen de leverancier hoeft nog over de meetgegevens te beschikken voor de facturering aan eindgebruikers. Daardoor is het niet langer nodig de meetgegevens via de netbeheerder te laten lopen. Zo zijn de administratieve processen sterk vereenvoudigd voor zowel de netbeheerder als de leverancier, en kan de leverancier tijdig over accurate meetgegevens beschikken. Overigens blijft de validatie van meetgegevens de verantwoordelijkheid van gecertificeerde meetbedrijven.

2.3. Criteria voor keuze tariefdrager

In de toelichting op de Regeling tariefdragers is een aantal criteria genoemd die zijn toegepast bij de keuze van tariefdragers voor de diverse categorieën van afnemers. Aan de hand van deze criteria werd indertijd gekozen voor een (deels) verbruiksafhankelijk transporttarief voor kleinverbruikers (gebaseerd op een tarief per afgenomen kWh). Deze criteria zijn:

1. de tariefdragers moeten de ontwikkeling van de marktwerking op de elektriciteitsmarkt ondersteunen en bevorderen;

2. de tariefdragers moeten eenvoudig en transparant kunnen worden toegepast;

3. er moet een verband zijn tussen de tariefdrager en de kostenveroorzaking;

4. de gevolgen voor categorieën van verbruikers moeten redelijk zijn;

5. de tariefdragers moeten ruimte laten voor efficiencyprikkels.

Gelet op de administratieve problemen en de voorgenomen maatregelen om deze administratieve processen in de geliberaliseerde energiemarkt te vereenvoudigen, en gelet op signalen uit de elektriciteitssector ligt het in de rede de tariefdrager voor het transporttarief voor kleinverbruikers te baseren op de doorlaatwaarde van de aansluiting. Dit capaciteitsafhankelijke transporttarief voldoet thans beter aan de genoemde criteria dan een tariefdrager gebaseerd op het aantal getransporteerde kWh’s. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

2.3.1. Bevorderen marktwerking

Door het capaciteitsafhankelijke transporttarief zullen de administratieve processen in de energiesector sterk vereenvoudigen en kan de dienstverlening door de leverancier aan de afnemer verbeteren. De leverancier is voor zijn facturering van de afgenomen kWh niet meer afhankelijk van de netbeheerder en kan factureren wanneer hij of zijn afnemers dit willen. Het capaciteitsafhankelijke transporttarief vergemakkelijkt bovendien het invoeren van de overige maatregelen die beogen de administratieve processen in een geliberaliseerde energiemarkt te vereenvoudigen. Het is een voorwaarde voor de invoering van het leveranciersmodel voor kleinverbruikers en vereenvoudigt de uitrol van de slimme meter. Omdat er minder fouten worden gemaakt en eventuele fouten makkelijker kunnen worden gecorrigeerd kunnen de kosten voor een adequate dienstverlening per klant van de energiebedrijven dalen.

2.3.2. Toepassing tariefdrager en transparantie

Elk jaar stelt de Raad van Bestuur van de NMa voor het begin van het volgende kalenderjaar de transporttarieven vast. De verbruikte hoeveelheid elektriciteit kan echter pas na afloop van een afrekenperiode worden vastgesteld, waardoor de transportkosten per afnemer pas achteraf bekend zijn. Met de invoering van het capaciteitsafhankelijke transporttarief is het transporttarief niet meer afhankelijk van het aantal verbruikte eenheden energie. Het bedrag dat door de afnemer betaald moet worden staat vooraf vast. Dit bedrag is voor iedereen kenbaar. De netbeheerder, de leverancier en de afnemer weten met welk bedrag aan transportkosten voor elektriciteit zij dat jaar rekening moeten houden. Een tariefdrager gebaseerd op capaciteit is daarmee voor alle partijen eenvoudiger.

2.3.3. Kostenveroorzaking

De primaire aanleiding van invoering van het capaciteitsafhankelijke transporttarief is de na de marktopening ontstane sterke behoefte tot het vereenvoudigen van administratieve processen in de energiesector en in het bijzonder de facturering. Maar een capaciteitsafhankelijk transporttarief sluit ook beter aan bij de onderliggende kosten van het transportnet. De kosten van het transport zijn hoofdzakelijk vaste kosten die niet worden beïnvloed door het aantal kWh dat wordt getransporteerd. De kosten voor een transportnet worden namelijk maar in beperkte mate veroorzaakt door het feitelijke gebruik van het net. Een net slijt niet, maar veroudert, waarbij het tempo van veroudering bepaald wordt door de gebruikte materialen en de mate van (over-) belasting. De kosten van het netwerk worden met name bepaald door de kosten voor de aanleg en het onderhoud van het netwerk. Of een afnemer elektriciteit verbruikt of niet, maakt voor de kosten van de aanleg en het onderhoud van het netwerk niet uit. Het feitelijke gebruik van het transportnet wordt bepaald door de belasting van het net, niet door het energieverbruik of de duur van het verbruik. De (gelijktijdige) piekbelasting bepaalt de grootte van de aansluiting en de omvang van het net. Een economisch gebruik van het net, in de zin van een gebruik dat rekening houdt met de kosten van het net, houdt daarom rekening met de belasting van het net, niet met het verbruik van elektriciteit. Invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief is overigens ook een belangrijke maatregel om het transportnet ook in de toekomst betaalbaar te houden. Transportkosten worden alleen betaald door afnemers van elektriciteit. Voor het invoeden worden geen transportkosten betaald. Het is de verwachting dat in de toekomst veel meer energie decentraal zal worden opgewekt en op het net ingevoed. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een grootschalige introductie van micro-wkk’s ter vervanging van de huidige cv-ketels. Het elektriciteitsnet zal echter een grote rol blijven spelen bij de distributie van te veel of te weinig opgewekte elektriciteit. Wanneer afnemers massaal hun eigen stroom opwekken zullen de transporttarieven bij een verbruiksafhankelijk transporttarief snel stijgen. Met de introductie van het capaciteitsafhankelijke transporttarief is de betaalbaarheid van het transportnet verzekerd. Een capaciteitsafhankelijk transporttarief is daarmee een belangrijke maatregel om een transitie naar een meer evenwichtige mix van centraal en decentraal opgewekte stroom mogelijk te maken.

2.3.4. Gevolgen voor verbruikers

Uitgangspunt bij de invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief voor kleinverbruikers is dat afnemers, elektriciteitsbedrijven en de overheid (voor de belastingen) er in totaliteit niet op achteruit gaan. Zonder compenserende maatregelen kan de invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief voor kleinverbruikers nadelig zijn voor huishoudens die weinig elektriciteit verbruiken. Ook de besparingsprikkel kan verminderen waardoor afnemers mogelijk meer energie gaan verbruiken.

2.3.4.1. Financiële effecten

Mogelijke effecten van invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief voor kleinverbruikers voor het transport van elektriciteit kunnen het best worden gecompenseerd via de energiebelasting (hierna: EB). In overleg met de Staatssecretaris van Financiën en na consultatie met de sector is daarom een fiscaal budgettair neutrale compensatieregeling ontwikkeld via de EB. Op grond van deze compensatieregeling wordt het wegvallen van het variabele deel van het transporttarief voor huishoudens gecompenseerd door een gelijktijdige verhoging van het EB-tarief in de eerste schijf met eenzelfde bedrag. Verbruikers in de eerste schijf van de EB (0 tot 10.000 kWh) blijven daarom in totaal per kWh evenveel betalen. Het capaciteitsafhankelijke transporttarief zelf wordt gecompenseerd door een verhoging van de belastingvermindering van de EB. Om de compensatieregeling fiscaal budgettair neutraal te laten verlopen, kan een beperkte aanpassing van het EB-tarief in de tweede schijf van elektriciteit nodig zijn. De definitieve vaststelling van deze bedragen zal plaatsvinden nadat de hoogte van het capaciteitstarief bekend is gemaakt door de NMa.

Bij de zakelijke kleinverbruikers met een grotere doorlaatwaarde (> 3 ×25A) is het effect afhankelijk van het verbruik. Bij een gemiddeld verbruik heeft de invoering van het capaciteitstarief geen effect. Zakelijke afnemers met een hoger verbruik dan het gemiddelde verbruik van hun aansluitcategorie gaan er (iets) op vooruit. Zakelijke afnemers die minder dan dit gemiddelde verbruiken gaan er iets op achteruit. Afnemers die substantieel minder gebruiken dan het gemiddelde verbruik in hun aansluitcategorie komen overigens in aanmerking om tegen een gereduceerd tarief de doorlaatwaarde van hun aansluiting te laten verlagen en kunnen daarmee negatieve effecten van de invoering van het capaciteitstarief vermijden. Bedrijven die slechts incidenteel gebruik maken van een hoog piekvermogen zullen er wel op achteruit gaan, maar gelet op het kostenveroorzakingsbeginsel kan deze verhoging van het tarief gerechtvaardigd worden. Ook afnemers met een aansluiting zonder verblijfsfunctie kunnen er op achteruit gaan. Alleen objecten die dienen als woning, fabriek, kantoor of die anderszins een verblijfsfunctie voor mensen hebben recht op (de verhoging van) de belastingvermindering. Zo kan geen vermindering van de EB worden toegepast voor de levering van elektriciteit ten behoeve van abri’s, CAI-kastjes, kermisaansluitingen, marktaansluitingen, meetpunten, monumentverlichtingen, poldergemalen (onbemand), reclameverlichting, stadsklokken, stadsplattegronden, telefooncellen, verkeersregelinstallaties, waarschuwingslichten, winkelstraatverlichting en parkeergarages. Deze objecten komen in bepaalde gevallen wel in aanmerking om bij elkaar te worden opgeteld (consolidatie).

Consolidatie is alleen mogelijk, indien op grond van de complexbepaling sprake is van één onroerende zaak. De verschillende objecten worden wat betreft de EB dan gezien als één aansluiting, waardoor ze samen uitkomen op een hoger verbruik en het degressieve schijventarief van de EB sneller wordt doorlopen.

Door de degressieve tarieven voor de EB kunnen in die gevallen eventuele effecten van invoering van het capaciteitsafhankelijke transporttarief dan deels worden gecompenseerd. Voor zover sprake is van meerdere ‘aansluitingen’ van één onroerende zaak op een zelfde netgedeelte, zonder dat er een transformator of schakelaar tussen zit (zelfde wijk of stad), is er op grond van de huidige regelgeving sprake van één aansluiting en behoeft ook maar één keer het capaciteitstarief te worden betaald. Dit is met name gunstig voor kabel en telecombedrijven die vaak beschikken over verschillende kleinere aansluitingen in één gebied (bijv. wijkkasten en telefooncellen).

Ook het effect van het hanteren van een forfaitair bedrag voor kleinverbruikers voor het systeemdienstentarief gebaseerd op het gemiddelde verbruik per categorie van verbruikers in relatie tot de doorlaatwaarde van de aansluiting, zoals voorgesteld in artikel II, is zeer gering. Het systeemdienstentarief bedraagt voor huishoudens slechts enkele euro’s per jaar.

2.3.4.2. Effecten energiebesparing en kleinschalige duurzame invoeding

De invoering van het capaciteitsafhankelijke transporttarief is niet gericht op besparing van energie, maar op vereenvoudiging van de administratieve processen in de energiesector en het verbeteren van de dienstverlening aan afnemers. Leidend criterium voor het invoeren van het capaciteitsafhankelijke transporttarief is wel geweest dat invoering niet mag leiden tot een negatief effect op de besparing van energie. De voorgestelde oplossing voor de inkomenseffecten door correctie via de EB-tarieven heeft als voordeel dat ook mogelijke negatieve effecten voor de besparing van elektriciteit worden weggenomen. Dit geldt ook voor de kleinschalige duurzame invoeding als bedoeld in artikel 31c, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998. Dit komt omdat door de compensatie via de EB de verbruiksafhankelijke (variabele) component voor de totale nota gelijk blijft. Het bedrag dat bespaard wordt door kleinschalige invoeding blijft hierdoor per kWh gelijk. Saldering van transportkosten is, op grond van artikel 31c, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, alleen toegestaan voor invoeders die minder dan 3000 kWh duurzame elektriciteit per jaar invoeden op het net. Door het berekenen van het systeemdienstentarief over het gemiddelde verbruik van de categorie huishoudens (tot 3×25A) profiteren kleinschalige duurzame invoeders van elektriciteit niet meer van een verlaging van hun systeemdienstentarief. Het systeemdienstentarief is echter zeer beperkt. In het jaar 2007 was dit tarief 0,00117 euro per kWh. Voor een gemiddeld huishouden is dit een bedrag van minder dan € 3,87 per jaar. Door kleinschalige duurzame invoeders kan bij een volledig verbruiksafhankelijk systeemdienstentarief per jaar maximaal € 3,50 worden bespaard. De meeste kleinschalige duurzame invoeders leveren substantieel minder terug aan het net. Het gaat dan om één of twee euro per jaar. Deze zeer beperkte financiële gevolgen van het hanteren van een gemiddeld volume per verbruikscategorie voor het systeemdienstentarief worden overigens ook meegenomen in de financiële compensatie via de EB.

Van de invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief met compensatie via de EB-tarieven worden daarom geen of zeer beperkte negatieve effecten verwacht ten aanzien van de besparing van energie door kleinverbruikers of de invoeding van kleinschalige duurzame energie. Dit geldt ook voor het hanteren een forfaitair verbruik voor de berekening van het systeemdienstentarief voor kleinverbruikers. Artikel 30, derde lid, van de wet laat het forfaitair vaststellen van het systeemdienstentarief toe.

2.3.4.3 Tariefdragers grootverbruikers

Voor kleinverbruikers en met name huishoudens is in overleg met de energiebedrijven en het Ministerie van Financiën een eenvoudige en effectieve wijze gevonden om ongewenste inkomens- en besparingseffecten te voorkomen.

In tegenstelling tot de tariefdrager voor kleinverbruikers blijft die van de grootverbruikers deels gebaseerd op het aantal verbruikte kWh. De groep grootverbruikers kent een zeer divers verbruik, waarvoor een capaciteitsafhankelijke tariefdrager verscheidene effecten kan sorteren. Compensatie daarvoor is complex. De effecten van invoering van een volledig capaciteitsafhankelijk transporttarief voor grootverbruikers verschillen sterk van bedrijf tot bedrijf. Dit maakt het lastig om voor deze categorie afnemers generieke maatregelen te treffen om negatieve gevolgen van deze maatregel voor individuele bedrijven te compenseren. Daarom is de wijziging naar een volledig capaciteitsafhankelijke tariefdrager nog niet aan de orde.

Er is al een aantal jaren een trend binnen de transporttarieven om een steeds groter deel van het tarief te baseren op de beschikbare capaciteit en een steeds kleiner deel op het aantal verbruikte kWh. Het is daarom zeer wel denkbaar dat het transportatief voor deze categorieën grootverbruikers de komende jaren geleidelijk wordt opgetrokken naar een verhouding 100% kW gebaseerd en 0% kWh gebaseerd. De onderdelen c en d van artikel 1 van de regeling tariefdrager bieden hiervoor ook de ruimte. Hiermee kunnen eventuele negatieve financiële consequenties van een overstap naar een volledig capaciteitsafhankelijk transporttarief worden uitgesmeerd over een aantal jaren.

De tariefdrager voor invoeding op het extra hoogspanningsnet of hoogspanningsnet (artikel 1, onderdeel a, van de Regeling tariefdragers) is niet veranderd, omdat dit tarief al jaren op nul staat. Onderdeel a is niet geschrapt om ook in de toekomst de mogelijkheid open te houden om wel een tarief voor invoeding op het extra hoogspannings- en hoogspanningsnetten te kunnen hanteren. Op dit moment is dit echter niet voorzien.

2.3.5. Ruimte voor efficiencyprikkels

Door de directere relatie tussen de kosten van de netbeheerder voor aanleg en beheer van het elektriciteitsnetwerk en het tarief dat hij hiervoor in rekening kan brengen zullen de efficiencyprikkels door invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief gebaseerd op de doorlaatwaarde van de aansluiting, worden versterkt. De transporttarieven worden vastgesteld door de Raad van Bestuur van de NMa. Voor kleinverbruikers is een aantal tariefcategorieën voorzien, gebaseerd op de doorlaatwaarde van de aansluiting. Deze categorieën zullen, op voorstel van de energiebedrijven, worden omschreven in de Tarievencode.

3. Advies NMa

Op 22 januari 2007 heeft de Raad van Bestuur van de NMa een advies uitgebracht in het kader van een uitvoerings- en handhavingstoets van deze wijzigingsregeling. Daarin constateert de Raad dat het wijzigingsvoorstel een aantal risico’s ten aanzien van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid bevat.

Het gaat om:

1. Inwerkingtreding (voorgenomen) wijziging van de Elektriciteitswet 1998

2. Berekening en inning systeemdienstentarief

3. Bemeten en onbemeten verbruikscategorieën

4. Gedeeltelijke handhaving volumeverrekening grootverbruikers

3.1 Inwerkingtreding (voorgenomen) wijziging Elektriciteitswet 1998

De Raad merkt op dat een mogelijke wijziging van de wettelijke regeling voor het systeemdienstentarief – artikel 30 van de Elektriciteitswet – niet in werking zou moeten treden voor 1 januari 2009, zodat onderliggende uitvoeringsregelgeving op dit onderwerp tijdig kan worden aangepast.

Op dit moment is geen wijziging van artikel 30 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 voorzien. Mocht dit artikel gewijzigd worden, dan zal dit zeker niet voor 1 januari 2009 het geval zijn.

3.2 Berekening en inning systeemdienstentarief

De Raad constateert terecht dat het forfaitair vaststellen van het verbruik per categorie van afnemers een capaciteitstarief benadert.

Op grond van het wijzigingsbesluit wordt het systeemdienstentarief berekend over een gemiddeld (forfaitair) verbruik per categorie van afnemers met dezelfde doorlaatwaarde. Het ligt voor de hand om hier dezelfde verbruikscategorieën te hanteren als voor het transporttarief voor kleinverbruikers. Voor huishoudens (aansluitcategorie tot 3x25A) is dit ongeveer 3300 kWh.

De Raad is van oordeel dat er enig risico bestaat dat deze invulling van het systeemdienstentarief voor kleinverbruikers met succes kan worden aangevochten door belanghebbende partijen. Dit lijkt de Raad waarschijnlijk omdat het systeemdienstentarief bij kleinschalige duurzame invoeding niet leidt tot een verlaging van het systeemdienstentarief.

Naar aanleiding van het advies van de NMa is in de toelichting de verhouding tussen het systeem van de wet en de regeling uiteengezet. Daarbij is aangegeven dat het gaat om een zeer beperkt effect dat bovendien wordt gecompenseerd via de EB.

3.3 Bemeten en onbemeten verbruikscategorieën

De Raad adviseert artikel 3f van de regeling niet te laten vervallen. Voor de tariefstructuur is dit artikel zonder werking. Het verdient daarom de voorkeur dit artikel niet te laten bestaan. Mocht evenwel enige noodzaak blijken tot het maken van een onderscheid tussen bemeten en onbemeten aansluitingen, dan staat het de Raad van Bestuur van de NMa vrij om (al dan niet op voorstel van de netbeheerders) in de Tarievencode hierover nadere regels op te nemen.

3.4 Gedeeltelijke handhaving volumeverrekening grootverbruikers

De Raad van Bestuur van de NMa constateert dat de tariefdrager voor een deel van de grootverbruikers voorlopig een combinatie is van de kW en kWh. Het gaat om grootverbruikers met een aansluiting op het middenspanningsnet en op het laagspanningsnet. Ook de tariefdrager voor invoeding op het extra hoogspanningsnet of hoogspanningsnet blijft de kWh. De Raad merkt deze schijnbare inconsistentie op, maar acht dit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Naar aanleiding van het advies van de Raad is de toelichting aangepast.

4. Administratieve lasten

De onderhavige regeling heeft betrekking op het wijzigen van twee bestaande ministeriële regelingen, de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en de Regeling vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit.

De Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit stelt het beleidskader vast voor de tariefstructuren en de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders. Deze regeling bevat geen structurele informatieverplichtingen en daarmee ook geen administratieve lasten. De nu voorgestelde wijziging van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit introduceert geen nieuwe informatieverplichtingen, zodat er geen verandering in administratieve lasten is.

Voor wat betreft de Regeling tariefdragers is in de Nulmeting Administratieve Lasten, uitgevoerd door EIM in november 2003, gebleken dat deze geen administratieve lasten omvat. De wijziging van de Regeling betreft een inhoudelijke verplichting (invoering capaciteitstarief) waar geen informatieverplichting uit voortvloeit. Ook hier is dus geen sprake van een verandering in de administratieve lasten. Overigens is nog van belang te melden dat de elektriciteitssector zelf een gezamenlijk voorstel heeft ingediend bij de minister van Economische Zaken om de onderhavige wijziging door te voeren. Dit met het oog op operationele besparingen van ongeveer € 30 mln. die volgens opgave van de sector daarmee gerealiseerd kunnen worden. Het gaat daarbij niet om informatieverplichtingen, maar met name om besparingen op de kosten van facturering. Omdat er minder afhankelijkheid is van een tijdige en juiste uitwisseling van meetgegevens, kunnen administratieve processen aanzienlijk worden vereenvoudigd, en ontstaan er minder fouten die achteraf gecorrigeerd moeten worden met alle kosten van dien.

Omdat de onderhavige regeling geen wijziging in de administratieve lasten veroorzaakt, is deze niet voor advies aan Actal aangeboden.

5. Notificatie

Aangezien deze regeling geen technische eisen bevat ten aanzien van producten en ook geen bepalingen met betrekking tot elektronische diensten kent, behoeft de regeling niet te worden genotificeerd op basis van richtlijn nr. 1998/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998, betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L217). Het is mogelijk dat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders tot wijziging van de Tarievencode dat op basis van deze regeling wordt gemaakt wel technische voorschriften bevat. Voorzover er sprake is van technische voorschriften die nog niet zijn genotificeerd, zal het concept-voorstel genotificeerd worden door de raad van bestuur van de NMa. Verwezen wordt naar artikel 36, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998. Ook is deze regeling in lijn met richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376).

II

Artikelsgewijs

Artikel I

Uit het nieuwe onderdeel e van artikel 1 van de Regeling tariefdragers vloeit voort dat als tariefdrager voor de transportkosten voor afnemers met een aansluiting van ten hoogste 3*80 A voortaan kW wordt gehanteerd, hetgeen correspondeert met de doorlaatwaarde van de aansluiting. Binnen de categorie kleinverbruikers is een aantal tariefcategorieën voorzien, gebaseerd op de doorlaatwaarde van de aansluiting. De categorieën zullen worden vastgelegd in de Tarievencode van de NMa. Het onderscheid in tariefdrager tussen afnemers die een aansluiting hebben tussen de 3*25 A en 3*80 A (waarbij de tariefdrager kW en kWh was) en afnemers met een aansluiting van ten hoogste 3*25 A (waarbij de tariefdrager kWh was) vervalt daarmee.

Artikel II, onderdeel A

Ingevolge het nu vervallen zinsdeel van artikel 3, onderdeel c, diende bij het bepalen van het transportafhankelijke tarief rekening te worden gehouden met de energierichting. Dit wil zeggen dat onderscheid werd gemaakt tussen de transportkosten die werden betaald over de hoeveelheid elektriciteit die aan het net was onttrokken en over de hoeveelheid elektriciteit die op het net was ingevoed. Deze bepaling had in de praktijk beperkte betekenis, aangezien het tarief voor invoeden op € 0 was gesteld. Dit tarief gold voor afnemers die elektriciteit invoeden op het extra hoogspanningsnet en afnemers met een opgesteld vermogen van meer dan 150 MW die elektriciteit invoeden op een net met een lager spanningsniveau. Omdat niet uitgesloten is dat het tarief in de toekomst zal worden aangepast, maakt artikel 3, tweede lid onderscheid naar energierichting thans mogelijk. De verplichting tot het maken van onderscheid in tarief naar energierichting vervalt daarmee.

Artikel II, onderdeel B

Tot dusverre werd het systeemdienstentarief, bedoeld in artikel 30 van de Elektriciteitswet 1998, meegenomen in de berekening van de transporttarieven. Artikel 30, derde lid, van deze wet bepaalt dat dit systeemdienstentarief wordt uitgedrukt in een bedrag per hoeveelheid elektriciteit in kWh. Omdat het transporttarief voor kleinverbruikers voortaan niet meer wordt berekend op basis van kWh, moet voortaan het systeemdienstentarief zelfstandig worden berekend. Om de berekening en inning van dit tarief, dat voor huishoudens slechts enkele euro’s per jaar bedraagt, niet onevenredig kostbaar te doen zijn, is in plaats van een individuele berekening voor kleinverbruikers voorzien in een tariefstructuur waarbij wordt uitgegaan van categorieën van afnemers met eenzelfde doorlaatwaarde van aansluiting. Hierbij zal worden aangesloten bij de categorieën die worden gehanteerd voor de berekening van het capaciteitsafhankelijke transporttarief voor kleinverbruikers. Omdat het gaat om zeer kleine bedragen per afnemer heeft een hogere of lagere afname van elektriciteit slechts beperkte gevolgen voor de hoogte van het bedrag. De financiële gevolgen van deze wijziging voor afnemers zijn vrijwel nihil. Door deze aanpassing sluit het systeemdienstentarief goed aan op het capaciteitsafhankelijke transporttarief voor kleinverbruikers en wordt voorkomen dat netbeheerders voor de berekening van het systeemdienstentarief afhankelijk blijven van verbruiksgegevens.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven