Regeling vergoeding schade persoonlijk eigendom

6 november 2008

Nr. 2008-0000539732

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 69, vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. bevoegd gezag:

bevoegd gezag genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

b. ambtenaar:

ambtenaar genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

c. schade:

de waardevermindering van persoonlijk eigendom als gevolg van beschadiging of verlies;

d. vervangingswaarde:

de prijs van een naar aard en kwaliteit aan het beschadigde eigendom gelijkwaardig nieuw product;

e. restwaarde:

de waarde van een product waarbij rekening is gehouden met ouderdom en normale slijtage.

Artikel 2

  • 1. Het bevoegd gezag vergoedt schade aan persoonlijk eigendom van de ambtenaar die hij buiten zijn schuld lijdt ten gevolge van de uitoefening van zijn dienst, voor zover die schade niet bestaat uit de normale slijtage van die goederen en de ambtenaar niet op andere wijze aanspraak kan maken op geheel of gedeeltelijke vergoeding van de geleden schade.

  • 2. In het geval dat persoonlijke eigendom wordt beschadigd tijdens woon-werkverkeer of buiten diensttijd, bestaat alleen aanspraak op een schadevergoeding indien er sprake is van een rechtstreeks verband met de dienstuitoefening.

  • 3. Indien de schade is veroorzaakt door opzettelijk onrechtmatige dan wel opzettelijk wederrechtelijke of bewust roekeloze handelingen door de ambtenaar of indien de schade is veroorzaakt door grove nalatigheid van de ambtenaar, bestaat er geen aanspraak op schadevergoeding.

Artikel 3

  • 1. De hoogte van de schadevergoeding is gelijk aan de restwaarde van het beschadigde eigendom, met een minimum 25% van de vervangingswaarde.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt bij schade aan brillenglazen, zonnebrilglazen op sterkte en duurzame lenzen de vervangingswaarde vergoed.

  • 3. Voor de volgende artikelen geldt per gebeurtenis bij schade een maximale vergoeding:

    • a. brilmonturen: € 200,–

    • b. horloges: € 100, –

    • c. sieraden: € 100, –

    • d. zonnebrillen: € 50,–.

  • 4. Iedere drie jaar wordt de hoogte van de in het derde lid genoemde bedragen herzien.

  • 5. Indien herstel van het beschadigde eigendom mogelijk is tegen een geringer geldbedrag dan vervanging, worden ten minste de herstelkosten vergoed.

Artikel 4

  • 1. Indien een ambtenaar in aanmerking wil komen voor vergoeding van zijn beschadigde eigendom, dient hij in beginsel binnen acht weken nadat de schade is ontstaan een aanvraag in bij het bevoegd gezag.

  • 2. Bij de aanvraag gaat vergezeld van een aanschafbon van het beschadigde artikel.

  • 3. Indien de ambtenaar niet over een aanschafbon beschikt, maakt hij op andere wijze de hoogte van het aankoopbedrag en de datum van aanschaf aannemelijk.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling vergoeding schade persoonlijk eigendom.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2008.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Algemeen

Het komt voor dat aan persoonlijk eigendom van politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden schade wordt toegebracht. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan brillen, horloges of kleding. Op grond van artikel 69 van het Barp hebben ambtenaren recht op vergoeding van die schade, tenzij de schade op derden kan worden verhaald. In verband met de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden worden de eigen regelingen van korpsen vervangen door een nieuwe landelijke regeling. Hierdoor ontstaat een meer eenduidige afhandeling van verzoeken tot schadevergoeding.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel wordt geregeld dat schade aan persoonlijk eigendom opgelopen tijdens de dienstuitoefening voor vergoeding door het bevoegd gezag in aanmerking komt. Er dient daarbij een relatie te zijn met de dienstuitoefening. Gedacht kan worden aan schade aan voorwerpen die functioneel zijn bij het verrichten van de dienst zoals bijvoorbeeld kleding, horloges of (zonne-)brillen.

In het tweede lid wordt geregeld dat schade aan privé-eigendom ontstaan buiten diensttijd of binnen het woon-werkverkeer alleen voor vergoeding in aanmerking kan komen indien er sprake is van een rechtstreeks verband met de dienstuitoefening. Hierbij kan worden gedacht aan de volgende situaties:

  • een ambtenaar verleent tijdens zijn woon-werkverkeer assistentie bij een ernstig verkeersongeval waarbij zijn kleding onherstelbaar wordt bevuild;

  • tijdens het redden van een drenkeling buiten diensttijd wordt de ambtenaar beroofd van zijn overjas die hij op de wal heeft achtergelaten.

Bij woon-werkverkeer na een dienstoproep tijdens consignatie is in alle gevallen een rechtstreeks verband met de dienstuitoefening omdat vanaf het moment van de oproep sprake is van het verrichten van arbeid.

Het derde lid bepaalt dat bij opzet of grove nalatigheid door de ambtenaar de schade niet zal worden vergoed. Het artikel zoekt aansluiting bij de tekst van artikel 69a van het BARP.

Artikel 3

In artikel 3 wordt bepaald dat de hoogte van de vergoeding de restwaarde van het beschadigde artikel bedraagt. Bij de bepaling van de restwaarde wordt rekening gehouden met veroudering en normale slijtage. Hierbij wordt aangesloten bij de in het verzekeringswezen gebruikelijke afschrijvingstabellen. Een uitzondering hierop vormen brillenglazen, zonnebril-glazen op sterkte en duurzame contactlenzen. Hiervan wordt de vervangingswaarde vergoed.

Het minimumbedrag dat wordt vergoed, bedraagt 25% van de vervangingswaarde van het betrokken artikel. In het derde lid worden de maximumbedragen genoemd voor de vergoeding van horloges, zonnebrillen, sieraden en brilmonturen. Er wordt vanuitgegaan dat tijdens de dienst geen dure horloges of sieraden worden gedragen, omdat dit niet functioneel is.

In het vierde lid is aangegeven dat de maximumbedragen iedere drie jaar worden herzien. Hierbij zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de prijsontwikkeling van brilmonturen, horloges, sieraden en zonnebrillen.

Artikel 4

In dit artikel wordt geregeld dat de aanvraag in beginsel binnen acht weken na de gebeurtenis moet worden ingediend bij het bevoegd gezag. De toevoeging ‘in beginsel’ ziet toe op situaties waarin de ambtenaar redelijkerwijs niet aan deze termijn kan worden gehouden (bijvoorbeeld als de schade aan de eigendommen het gevolg is van een ongeval waarbij de ambtenaar ernstig gewond is geraakt). Indien de ambtenaar niet (meer) over deze bon beschikt dient hij op andere wijze aannemelijk te maken wat de waarde van het betrokken product is. Gedacht kan worden aan een prijsvergelijking met soortgelijke producten.

Het bevoegd gezag bepaalt vervolgens of de schade in aanmerking komt voor vergoeding of herstel (reparatie).

Artikel 6

De wijziging werkt terug tot en met 1 oktober 2008. Dit is niet bezwaarlijk omdat dit voor ambtenaren geen negatieve gevolgen heeft en over de wijziging ruim voor de ingangsdatum is gecommuniceerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven