Wijziging Regeling permanente eisen en wijziging aantal regelingen in verband met het toelaten van langere en zwaardere samenstellen met een maximumgewicht van 60 ton

Regeling tot wijziging van de Regeling permanente eisen in verband met voorschriften voor voertuigen met frontbeschermingsinrichtingen en tot wijziging van een aantal regelingen in verband met het toelaten van langere en zwaardere samenstellen met een maximumgewicht van 60 ton

20 juni 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/760 sector AWW

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 149a, derde lid, en 149b, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 7, eerste en tweede lid, van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten en de artikelen 5.2.50 en 5.3.50 van het Voertuigreglement;

Besluit:

Artikel I

De Regeling permanente eisen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.9.30, wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 5 Regels met betrekking tot frontbeschermingsinrichtingen van personenauto’s en van bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen

Artikel 2.9.31

Het EG-typegoedkeuringsmerk voor frontbeschermingsinrichtingen is vormgegeven overeenkomstig figuur 31-a, in gemonteerde toestand duidelijk leesbaar en onuitwisbaar aangebracht.

stcrt-2008-124-p13-SC86329-1.gif

Figuur 31-a EG-typegoedkeuringsmerk

waarbij de volgende codes de daarbij vermelde betekenis hebben:

e1:

EG-typegoedkeuring. De lidstaat die de goedkeuring heeft verleend wordt aangeduid met een variabele kenletter (‘1’ is Duitsland, ‘4’ is Nederland);

01:

variabel volgnummer waarmee de (wijzigings)richtlijn wordt aangeduid overeenkomstig welke de EG-typegoedkeuring heeft plaatsgevonden. Achter het volgnummer is een asterisk of een spatie geplaatst;

1471:

variabel basisgoedkeuringsnummer.

Artikel 2.9.32

De in deze afdeling gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.

B

In artikel 2.10.17 wordt ‘figuur 31-a’ telkens vervangen door: figuur 31-b.

Artikel II

De Regeling overleg exceptioneel transport2 , de Regeling vaststelling vergoeding voor wegbeheerders bij exceptionele transporten3 en de Regeling taken Dienst Wegverkeer4 , worden als volgt gewijzigd:

In artikel 1, tweede lid, van de Regeling overleg exceptioneel transport, artikel 1, tweede lid, van de Regeling vaststelling vergoeding voor wegbeheerders bij exceptionele transporten en artikel 2, onderdeel c, van de Regeling taken Dienst Wegverkeer, wordt de zinsnede ‘waarvan de totale lengte niet meer bedraagt dan 25,25 meter’ vervangen door: waarvan de totale lengte niet meer bedraagt dan 25,25 meter en de totale massa niet meer dan 60 ton.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.

Toelichting

Frontbeschermingsinrichtingen

In de artikelen 5.2.50 en 5.3.50 van het Voertuigreglement is bepaald dat frontbeschermingsinrichtingen (bullbars) van bepaalde personenauto’s en bedrijfsauto’s die na 24 mei 2008 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een EG-typegoedkeuringsmerk dat voldoet aan de door de minister gestelde eisen. Met deze artikelen en de onderhavige wijziging die hierop is gebaseerd worden de permanente eisen in overeenstemming gebracht met de toelatingseisen voor bullbars die zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement.

De artikelen 2.9.30 en 2.9.31 geven invulling aan de eisen waaraan goedkeuringsmerken voor bullbars moeten voldoen. Het EG-typegoedkeuringsmerk wordt reeds in het kader van de typegoedkeuring van voertuigen of voertuigonderdelen geplaatst op bullbars van voertuigen of afzonderlijke bullbars die behoren tot een goedgekeurd type. De eisen met betrekking tot de technische specificaties van het merk, die ingevolge de onderhavige wijziging worden toegevoegd aan de Regeling permanente eisen, stemmen inhoudelijk geheel overeen met richtlijn 2005/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEU L 309). Ter verduidelijking is een model voor de vormgeving van het merk met uitleg van de daarbij behorende codes opgenomen. Daarnaast is bepaald dat het merk onuitwisbaar en duidelijk leesbaar moet zijn.

De onderhavige bepalingen met betrekking tot bullbars brengen wijzigingen aan in de op voertuigen van toepassing zijnde technische eisen, en zijn derhalve tezamen met het Besluit van 19 mei 2008, houdende wijziging van het Voertuigreglement op een aantal punten van uiteenlopende aard op 12 december 2006 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2006/064/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europese parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Dit heeft niet geleid tot reacties.

De wijzigingen met betrekking tot bullbars leveren geen substantiële administratieve lasten op. Het aantal auto’s met frontbeschermingsinrichtingen is relatief gering. Het ligt in de verwachting dat dit aantal na het van kracht worden van de typegoedkeuringseisen met betrekking tot frontbeschermingsinrichtingen nog kleiner zal worden.

Langere en zwaardere samenstellen

Voor langere en zwaardere samenstellen (LZV’s) geldt voortaan weer het maximum gewicht van 60 ton. Uit onderzoek blijkt dat de 60-tons LZV’s geen ongunstiger effect hebben op bruggen, tunnels en viaducten dan conventionele vrachtwagens van 50 ton. Dit komt met name doordat het gewicht wordt verdeeld over meer wielassen en een grotere voertuiglengte.

Gelet op het voorgaande dient de huidige definitie van het begrip LZV die thans uitsluitend ziet op de langere samenstellen met een maximumgewicht van 50 ton, te worden aangepast. Artikel II voorziet hierin.

Deze wijzigingen met betrekking tot LZV’s hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers of bedrijven. Wat betreft de bedrijfs- en milieueffecten wordt opgemerkt dat zwaardere LZV’s meer lading kunnen vervoeren met dezelfde hoeveelheid brandstof. Er rijden minder vrachtwagens hetgeen een gunstig effect heeft op de filedruk en de uitstoot van uitlaatgassen.

Gezien de positieve bedrijfseffecten wordt een toename van het aantal LZV’s verwacht. Gelet hierop zal extra aandacht worden besteed aan handhaving van de voor de LZV’s geldende ontheffingsvoorwaarden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

  • 1

    Stcrt. 1998, 84; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 21 juni 2007 (Stcrt. 124).

  • 2

    Stcrt. 2005, 222; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 oktober 2007 (Stcrt. 2007, 208).

  • 3

    Stcrt. 2005, 222; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 oktober 2007 (Stcrt. 2007, 208).

  • 4

    Stcrt. 1996, 125; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 oktober 2007 (Stcrt. 2007, 208).

Naar boven