Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 september 2008, nr. PO&K/O&O 55609, houdende regels voor de verstrekking van subsidie voor een impuls voor vroegschoolse educatie (Stimuleringsregeling vroegschoolse educatie 2008–2009)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 70 van de Wet op het primair onderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

vroegschoolse educatie:

een programma, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes doorstromen in het basisonderwijs, dat wordt verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool;

basisschool:

school waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs;

gewichtenregeling:

gewichtenregeling, bedoeld in de artikelen 27 en 28 van het Besluit bekostiging WPO;

Artikel 2. Doelomschrijving

  • 1. De Minister verstrekt zonder voorafgaande aanvraag subsidie voor het verhogen van de kwaliteit van vroegschoolse educatie alsmede het vergroten van het bereik en het aanbod daarvan.

  • 2. De subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a. aanschaf van programma’s waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat zij tot positieve resultaten leiden bij het tegengaan en bestrijden van taalachterstand bij kinderen;

    • b. het volgen van trainingen behorende bij de programma’s, bedoeld onder a, door schoolpersoneel dat betrokken is bij vroegschoolse educatie;

    • c. activiteiten ter versterking van de doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie; en

    • d. meten en registreren van opbrengsten van vroegschoolse educatie, training van schoolpersoneel dat betrokken is bij vroegschoolse educatie om hun interventies af te stemmen op de meetresultaten waardoor de registratie onderdeel uitmaakt van het kwaliteitszorgsysteem binnen de school.

Artikel 3. Subsidieontvanger

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt aan het bevoegd gezag van een basisschool dat in aanmerking komt voor aanvullende bekostiging op grond van de gewichtenregeling op de teldatum 1 oktober 2006.

  • 2. Het bevoegd gezag van een basisschool dat geen aanspraak wenst te maken op de subsidie kan dit kenbaar maken door vóór 15 oktober 2008 een volledig ingevuld en ondertekend retourformulier, waarvan het model is opgenomen in de bijlage bij deze regeling, in te dienen bij de Minister.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is een bedrag van € 20.000.000 beschikbaar.

Artikel 5. Tijdvak subsidiëring

De subsidie wordt verstrekt voor de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 juli 2009.

Artikel 6. Subsidiebedrag per subsidieontvanger

De Minister verdeelt het bedrag, genoemd in artikel 4, naar rato van het aantal basisscholen dat van deze regeling gebruik maakt.

Artikel 7. Subsidieverplichting: samenwerking met de gemeente en kinderopvang

Het bevoegd gezag van de basisscholen werkt samen met de gemeente en kinderopvang, voor zover daar voorschoolse educatie wordt verzorgd.

Artikel 8. Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen na afloop van de looptijd van deze subsidie zullen worden teruggevorderd. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar 2009 besteed.

Artikel 9. Verantwoording en controle

De verantwoording van de subsidie geschiedt met model G, bedoeld in de richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De verantwoording van eventueel niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie.

Artikel 10. Informatieplicht

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 11. Betaling

Het subsidiebedrag wordt in twee delen betaald: 50% in december 2008 en 50% in februari 2009.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling vroegschoolse educatie 2008–2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

BIJLAGE

verkleinde afbeelding van stcrt-2008-123-001.png

TOELICHTING

Dit kabinet is er alles aan gelegen om onderwijsachterstanden vroegtijdig aan te pakken. Daartoe wordt er de komende jaren fors geïnvesteerd in voor- en vroegschoolse educatie (vve). Doel van vve is de taal- en ontwikkelingsachterstand bij kinderen tussen de 2,5 en 6 jaar met (het risico op) een taalachterstand te voorkomen, dan wel zo snel mogelijk aan te pakken. De ambitie van dit kabinet is dat in 2011 alle kinderen met (het risico op) een taalachterstand een vve-programma krijgen aangeboden. Daarnaast is het streven om de komende jaren de kwaliteit van vve te vergroten door het gebruik van effectieve vve-programma’s te stimuleren en de uitvoeringscondities te verbeteren. De uiteindelijke bedoeling is dat in 2011 de taalachterstand van leerlingen aan het eind van de basisschool door vve, maar ook door schakelklassen, onderwijsachterstandenbeleid en kwaliteitsbeleid met 40% is gereduceerd ten opzichte van het meetjaar 2002.

In het voorjaar van 2008 heeft in het kader van de Monitor vve (uitgevoerd door Sardes in opdracht van het Ministerie van OCW) een meting plaatsgevonden naar het aantal kinderen dat deelneemt (bereik) aan de voor- en vroegschoolse educatie. Uit deze meting is gebleken dat het bereik van de vroegschoolse educatie aan het teruglopen is.

Om te stimuleren dat scholen hun aandacht meer gaan vestigen op vroegschoolse educatie wordt voor de jaren 2008 en 2009 een eenmalige financiële impuls gegeven in de vorm van een subsidie voor alle schoolbesturen die thans gewichtenmiddelen ontvangen. In 2009, 2010 en 2011 zal er een verhoging plaatsvinden van het budget van de gewichtenregeling, respectievelijk met 10, 40 en 70 miljoen euro boven het huidige budget.

Administratieve lasten

De regeling is zo ontworpen dat de uitgaven apart verantwoord moeten worden. Daarnaast zijn afspraken met de gemeente over een samenhangende aanpak van voor- en vroegschoolse educatie vereist. De afgelopen jaren is de aandacht voor vroegschoolse educatie wat verslapt en is de samenhang in de aanpak van voorschoolse en vroegschoolse educatie onder druk komen te staan. De regeling is bedoeld om scholen te helpen deze ontwikkeling te keren. Dat vraagt dan wel expliciete aandacht voor de vroegschoolse educatie, ook in de verantwoording. Dat brengt administratieve lasten met zich mee. Voor een school zitten die vooral in de verantwoording. Uitgaande van twee jaren een last van 3 uur tegen een uurtarief van € 50, kost dat een school totaal € 300. Kosten voor een samenwerkingsplan zijn beperkt, daar dit binnen het overleg over Lokale Educatieve Agenda al is meegenomen. Deze kosten worden op maximaal € 50 geschat. Scholen kunnen de subsidie weigeren. Dat betekent dat ze daarvoor een formulier moeten insturen, waarmee voor die scholen de overige administratieve lasten vervallen. Daar ongeveer 2600 scholen voor een vergoeding in aanmerking komen, zijn de administratieve lasten een kleine 5% van de voor deze subsidie beschikbare middelen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Programma’s voor vroegschoolse educatie

De middelen uit deze subsidie kunnen onder meer aangewend worden voor de aanschaf van programma’s voor vroegschoolse educatie. Echter, dit geldt alleen voor de programma’s waarvan de positieve effecten in het tegengaan en bestrijden van achterstanden wetenschappelijk zijn aangetoond. Het Nederlands Jeugd Instituut heeft op haar website (www.nji.nl) een databank van de verschillende programma’s, met hierbij – indien voorhanden – de uitkomsten van onderzoek naar de effectiviteit van de programma’s.

Deze subsidie is uitdrukkelijk ter stimulering en verbetering van vroegschoolse educatie en kan dan ook niet gebruikt worden voor de aanschaf van methoden en opzet van activiteiten die dienen als vervolg op vroegschoolse educatie.

Trainingen behorende bij programma’s voor vve

Voor de kwaliteit van vroegschoolse educatie is het belangrijk dat de leerkrachten en begeleiders die betrokken zijn bij vroegschoolse educatie voldoende gekwalificeerd zijn. Diverse organisaties en instanties organiseren hiervoor trainingen en nascholing. Informatie over mogelijke nascholing voor begeleiders en leerkrachten kan onder meer gevonden worden op de website van het programma vversterk (zie www.vversterk.nl).

Doorlopende leerlijn

Uit onderzoek is gebleken dat de taalachterstand die is ingelopen tijdens de voorschoolse educatie uitdooft als er op de basisschool geen vroegschoolse educatie wordt aangeboden of als er geen of onvoldoende sprake is van een doorgaande leerlijn. Daarom is van groot belang dat de doorlopende leerlijn van voorschoolse educatie naar het basisonderwijs wordt gegarandeerd én dat de samenwerking die hiervoor nodig is tussen scholen, de voorschoolse sector (peuterspeelzalen en kinderopvang) en gemeenten wordt bestendigd. Dit betekent dat er aansluiting moet zijn tussen de programma’s die aangeboden worden in de voorschoolse sector (peuterspeelzalen en kinderopvang) en die aangeboden worden in de vroegschoolse sector (basisonderwijs).

Vaak zullen er reeds afspraken gemaakt zijn over de doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie in de Lokale Educatieve Agenda (LEA).

Activiteiten die de doorlopende leerlijn versterken kunnen liggen op het gebied van het uitwisselen van kennis en gegevens tussen peuterspeelzalen en kinderopvang enerzijds en basisscholen anderzijds (met inachtneming van de wet bescherming persoonsgegevens).

Opbrengstgericht werken

Aan het meten en registreren van opbrengsten van vroegschoolse educatie wordt veel waarde gehecht, aangezien dit de toegevoegde waarde laat zien. Door middel van training van leerkrachten om hun interventies af te stemmen op de meetresultaten waardoor de registratie onderdeel uitmaakt van het kwaliteitszorgsysteem binnen de school kan de kwaliteit nog verder verbeterd worden.

Artikel 3

Indien het bevoegd gezag van een basisschool of van een of meer basisscholen het subsidieweigering retourformulier niet voor 15 oktober 2008 heeft verstuurd naar CFI, dan wordt ervan uitgegaan dat het bevoegd gezag de subsidie wil ontvangen en deze wordt vervolgens behandeld als een gehonoreerde aanvraag.

Het retourformulier wordt ingediend bij CFI, postbus 606, 2700 ML Zoetermeer. Het subsidieweigering retourformulier met kenmerk CFI 68051 is te downloaden op www.cfi.nl en opgenomen als bijlage.

Indien het bevoegd gezag meerdere scholen bestuurt kan enkel het geheel toegekende subsidiebedrag geweigerd worden (het bedrag voor alle basisscholen vallend onder het bevoegd gezag).

Artikel 4

De verwachting is dat nagenoeg alle scholen die in aanmerking komen voor onderhavige subsidie hier ook gebruik van willen maken. Deze aanname is gebaseerd op het grote draagvlak onder besturenorganisaties, onderwijsvakorganisaties en de PO-raad, alsook hun betrokkenheid bij de ‘Agenda: Focus op vroegschoolse educatie’. Daarom is gekozen voor een aanvraagprocedure die zo min mogelijk administratieve lasten voor scholen met zich meebrengt. Namelijk enkel de bevoegde gezagsorganen van de basisscholen die geen subsidie willen ontvangen dienen dit aan te geven voor de termijn van 15 oktober 2008. Er wordt vanuit gegaan dat van de scholen waarvan geen retourformulier is ontvangen, dat zij de subsidie willen ontvangen.

Artikel 6

Subsidiebedrag

In december 2008 wordt in het Overzicht Financiële beschikkingen aan de bevoegde gezagsorganen de toekenning van deze subsidie kenbaar gemaakt. De subsidie bedraagt in ieder geval (bij deelname van alle in aanmerking komende basisscholen) € 7.700,–.

Artikel 7

Deze samenwerking kan aangetoond worden door het overleggen van een samenwerkingsplan met de gemeente (en via deze met de peuterspeelzaalinstellingen) en kinderopvang dat betrekking heeft op de doorlopende lijn en de registratiesystemen.

Artikel 12

Deze subsidieregeling is afwijkend van het bepaalde ten aanzien van de implementatietermijn zoals vastgelegd in de Vaste Verander Momenten (VVM). De afwijking van de VVM komt voort uit de urgentie van de subsidieregeling. Wanneer de VVM aangehouden waren, zou de termijn voor inwerkingtreding op 1 januari 2009 zijn. Dit zou betekenen dat de middelen van 2008 niet meer aangewend kunnen worden, en zou leiden tot bijna een halvering van het subsidiebedrag. Het moge duidelijk zijn dat dit niet in het belang van de voor subsidie in aanmerking komende scholen is. Op basis hiervan is na zorgvuldige afweging besloten tot een afwijking op de VVM.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

Naar boven