Tijdelijke subsidieregeling Cameratoezicht in het Openbaar Vervoer (CTOV)

Besluit van de Minister van Justitie van 16 juni 2008, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, houdende de bekendmaking van het subsidiekader voor het programma Cameratoezicht in het Openbaar Vervoer (CTOV)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 34 van de Wet Justitie-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder de Minister: de Minister van Justitie;

Artikel 2

Bevoegdheid

1. De Minister kan aan een rechtspersoon die werkzaam is op een of meer van de zeven door de Minister aangewezen risicolocaties, op aanvraag een projectsubsidie verlenen als bijdrage in de kosten van CTOV.

2. Deze bijdrage wordt verstrekt met als doel:

a. preventie van terroristische aanslagen,

b. het zo nodig versnellen van het opsporingsproces,

c. het waar nodig ondersteunen van de hulpverlening bij calamiteiten en

d. het verbeteren van de samenwerking tussen de betrokken partijen in de keten.

3. De subsidietermijn loopt tot maximaal 1 januari 2011.

Artikel 3

Subsidieaanvraag

1. De subsidieaanvraag dient te voldoen aan de volgende eisen:

a. De subsidieaanvrager dient vóór 31 juli 2008 een aanvraag in bij de Minister;

b. Het ingediende plan betreft een gezamenlijk voorstel voor een cameratoezichtsysteem van alle betrokken partners op de risicolocatie;

c. Er wordt één penvoerder/subsidieaanvrager namens de risicolocatie aangewezen die zorg draagt voor de subsidieaanvraag en het vervolgtraject;

d. De samenwerking tussen alle betrokken partners is afdoende geregeld in een samenwerkingsovereenkomst;

e. Er is een schriftelijk bewijs van instemming van alle betrokken partners (tekenbevoegden);

f. In de aanvraag zijn aanwezig:

– Een risicoanalyse

– Een plan van aanpak

– Een projectbegroting

– Een inventarisatie van de huidige getroffen maatregelen

– Een beschrijving van de beoogde toegevoegde waarde

– Een beschrijving van hoe in het eigen aandeel in de financiering is voorzien;

2. De subsidieaanvrager maakt bij de indiening van de aanvraag gebruik van het daartoe door de Minister beschikbaar gestelde aanvraagformulier (bijlage 3.3 van het plan van aanpak CTOV).

Artikel 4

Subsidietranche

Toekenning over het jaar 2008 geschiedt op volgorde van moment van binnenkomst. Na 31 juli 2008 binnengekomen plannen worden niet in behandeling genomen, maar doorgeschoven naar latere jaren en worden meegenomen in de tranches voor de jaarschijven 2009 en 2010.

Artikel 5

Beoordeling subsidieaanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt beoordeeld door een beoordelingsadviescommissie aan de hand van de volgende criteria:

1. Het voorstel moet in voldoende mate bijdragen aan:

a. Verbetering van de samenwerking in de keten;

b. Verbetering van de opsporing;

c. Een bijdrage leveren aan terrorismebestrijding;

d. Verbetering van de hulpverlening bij een calamiteit.

e. De toepassing van resultaten van deze projecten door andere bedrijven in de OV-sector;

2. In het voorstel moet gemotiveerd worden ingegaan op de volgende onderwerpen:

a. Mate van medefinanciering door de betrokken organisatie(s);

b. Opgave risicoanalyse met betrekking tot terrorismebestrijding of zware criminaliteit op de betreffende locatie;

c. Opgave van op de betreffende locatie reeds getroffen maatregelen: i) op het gebied van terrorismebestrijding; ii) ten aanzien van vermindering van de kwetsbaarheid en iii) door middel van cameratoezicht;

d. De toegevoegde waarde van het project moet duidelijk zijn omschreven; i) doelomschrijving ii) relatie met doelstellingen en iii) strategie van programma CTOV;

e. Een plan van aanpak moet zijn bijgevoegd met aanduiding van de realisatieplanning van af het moment van toezegging van de subsidie.

3. Niet voor vergoeding in aanmerking komen:

a. Exploitatiekosten;

b. Vervangingsinvesteringen;

c. Kosten van de normale bedrijfsvoering.

Artikel 6

Waardering van de subsidievoorstellen

1. De beoordelingsadviescommissie zal de voorstellen op een aantal punten numeriek waarderen.

2. De wijze van waardering moet door de beoordelingsadviescommissie vooraf aan het beoordelen van de voorstellen nader gespecificeerd en vastgelegd worden en transparant worden toegepast.

3. Indien subsidievoorstellen niet voldoende scoren op de numeriek te waarderen punten, worden ze door de beoordelingsadviescommissie negatief gewaardeerd.

Artikel 7

Omvang van de subsidie

1. De projectsubsidie voor de kosten, bedoeld in artikel 2, bedraagt voor de kalenderjaren 2008, 2009 en 2010 in totaal ten hoogste eenentwintig miljoen euro.

2. Ieder project op een risicolocatie kan in eerste instantie tot een bedrag van maximaal drie miljoen euro subsidie krijgen. Indien na beschikking nog budget over is én projecten hebben aangegeven meer nodig te hebben, kan op basis van de gemaakte waardering/ranking het resterende budget verdeeld.

Artikel 8

Voorschot

1. Gedurende de looptijd van de activiteiten kan tot maximaal 80% van de verleende projectsubsidie worden bevoorschot.

2. Bevoorschotting vindt plaats op basis van de liquiditeitsbegroting per kwartaal, gerelateerd aan de goedgekeurde begroting, waarbij de voorafgaande periode in ogenschouw wordt genomen.

3. De subsidieaanvrager maakt bij het aanvragen van een voorschot gebruik van het daartoe door de Minister beschikbaar gestelde voorschotformulier.

4. De Minister kan in ieder geval afwijzend beschikken op een aanvraag om een voorschot, indien een subsidieontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen

Artikel 9

Uitvoering gesubsidieerde activiteiten

1. De gesubsidieerde activiteiten worden conform het goedgekeurde voorstel ex artikel 5 en het goedgekeurde plan van aanpak en de projectbegroting ex artikel 3, uitgevoerd.

2. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt conform de doeleinden waarvoor ze wordt verstrekt en dat – naast de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen – alle overige verplichtingen die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden en zijn opgenomen in bijlage 3 van het plan van aanpak CTOV, worden nageleefd.

3. Bij de subsidieverlening kunnen nadere verplichtingen worden opgelegd, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de projectsubsidie.

Artikel 10

Administratie

De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die voldoet aan de volgende eisen:

1. de inrichting van de administratie sluit aan bij het goedgekeurde voorstel, het plan van aanpak en de bijbehorende begroting zoals bedoeld in de artikelen 3 en 5; zij bevat informatie die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de subsidiabele activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking.

2. de administratie is zodanig ingericht dat de juistheid en volledigheid van de financiële gegevens er op eenvoudige wijze uit kunnen worden opgemaakt.

3. er zijn bewijsstukken aanwezig ten name van de gesubsidieerde activiteiten, waaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

Artikel 11

Voortgangsrapportages

1. Door de subsidieontvanger wordt over de kalenderjaren 2008 en 2009 een voortgangsrapportage binnen dertien weken na afloop van het kalenderjaar, met betrekking tot het voorstel, het plan van aanpak en de bijbehorende begroting zoals bedoeld in de artikelen 3 en 5, ter verantwoording van de bestede kosten bij de Minister ingediend.

2. Belangrijke verschillen tussen voortgangsrapportage en voorstel, plan en begroting worden toegelicht. De rapportage is inclusief een financiële verantwoording, welke is gerelateerd aan de goedgekeurde begroting.

3. Indien daartoe aanleiding bestaat kunnen er tussentijdse rapportages door de subsidieverstrekker worden gevraagd.

4. De subsidieontvanger geeft aan de departementale auditdienst van het Ministerie van Justitie op verzoek inzage aan de in artikel 10 bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te krijgen in de uitvoering van de projectplannen en de besteding van de subsidie.

Artikel 12

Eindrapportage en subsidievaststelling

1. Binnen dertien weken na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de projectsubsidie in.

2. De aanvraag omvat in ieder geval een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht en een financiële verantwoording is gerelateerd aan de goedgekeurde begroting.

3. De Minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling van de projectsubsidie.

Artikel 13

Financiële verantwoording

1. De financiële verantwoording sluit, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, aan bij de door de Minister goedgekeurde begroting.

2. Belangrijke verschillen tussen de financiële verantwoording en de goedgekeurde begroting worden toegelicht.

Artikel 14

Accountantsverklaring

1. De financiële verantwoording is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De controle en rapportage van de accountant worden ingericht volgens een door de Minister vast te stellen en naar de subsidieontvanger te zenden nog op te stellen controleprotocol.

3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de Minister in te stellen onderzoeken.

Artikel 15

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt 1 juli 2008 in werking.

2. Deze regeling vervalt met ingang 1 januari 2011.

3. In afwijking van het tweede lid blijft deze regeling, zoals deze luidt op 31 december 2010, van toepassing op de financiële afwikkeling van subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

Den Haag, 16 juni 2008.
De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

Toelichting

Algemeen

Dit besluit strekt ertoe om uitvoering te geven aan artikel 34 en 35 Wet Justitie-subsidies.

In de begroting voor het ministerie van Justitie voor het dienstjaar 2007 is het initiatief aangekondigd om te komen tot een meerjarig programma voor Cameratoezicht in het Openbaar Vervoer (CTOV). Namens de minister van Justitie is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) belast met de organisatie en uitvoering van het programma CTOV. De NCTb doet dit in nauw overleg met de beide andere betrokken ministeries, BZK en Verkeer en Waterstaat.

De missie voor het programma CTOV is als volgt omschreven:

‘Vergroten van de maatschappelijke veiligheid in het openbaar vervoer met de inzet van cameratoezicht ten behoeve van 1) preventie van terroristische aanslagen, 2) het zo nodig versnellen van het opsporingsproces, 3) het waar nodig ondersteunen van de hulpverlening bij calamiteiten en 4) het verbeteren van de samenwerking tussen de betrokken partijen in de keten.

Voor deze doelstellingen wordt slim (= effectief en doelmatig) cameratoezicht ingezet.’

De scope van het programma is gericht op het openbaar vervoer. Omdat Schiphol in het besluit tot instelling van het cameratoezicht met name is genoemd valt deze luchthaven ook onder het programma.

In het besluit tot het alloceren van begrotingsgelden voor een verbetering van het cameratoezicht is concreet gesproken over infrastructurele hotspots. Dat impliceert dat camera’s in rijdend materieel niet onder dit programma vallen.

Het programma zal zich richten op de volgende, door de minister op zeven risicolocaties aangewezen, doelgroepen:

1. Eigenaren en beheerders van stations, busstations, infrastructuur en andere knooppunten in het openbaar vervoer waar veel reizigers samenkomen;

2. Gemeenten waar zich deze knooppunten bevinden;

3. Vervoersmaatschappijen;

4. Vervoersautoriteiten over mogelijke eisen inzake cameratoezicht in toekomstige concessies;

5. Politie en justitie over verdere verbetering van bestaande vormen van cameratoezicht.

6. Schiphol in verband met het al lopende project Gemeenschappelijke Meldkamer Infrastructuur (GMI);

De subsidieaanvrager maakt dan ook onderdeel uit van een van deze zeven risicolocaties. Deze locaties zijn gekozen op basis van de lijst van locaties van het alerteringssysteem terrorismebestrijding.

Er zijn vier doelstellingen voor het programma CTOV, die als volgt zijn gedefinieerd:

Het verbeteren van preventie: cameratoezicht kan onder bepaalde voorwaarden en afhankelijk van het soort aanslag behulpzaam zijn bij de preventie van terroristische aanslagen. Het gaat hierbij dan om:

1. afschrikking van mogelijke daders;

2. het tijdig signaleren van mogelijke plegers van aanslagen om snel te kunnen ingrijpen;

3. het signaleren van verdacht gedrag dat kan duiden op het voorbereiden van een aanslag.

Meer effectiviteit in de opsporing: cameratoezicht blijkt effectief te zijn bij de opsporing van daders van aanslagen en van criminaliteit.

De hulpverlening bij calamiteiten: de operationeel leidinggevenden in het crisiscentrum kunnen hun taak beter uitvoeren wanneer zij beschikken over beelden van de locatie waar de hulpverleners moeten optreden.

Verbetering van het cameratoezicht: de bestaande vormen van cameratoezicht kunnen aanzienlijk worden verbeterd. Dit betekent: het toezicht op een professioneel niveau brengen en het organiseren van betere samenwerking tussen betrokken partijen in de keten op één locatie. Hierdoor kan de gemeenschappelijke kennis worden vergroot zodat meer effectief gebruik wordt gemaakt van cameratoezicht

Specifiek

Een aanvraag voor subsidie wordt beoordeeld door een beoordelingsadviescommissie aan de hand van de in deze regeling genoemde criteria.

De beoordelingsadviescommissie bestaat uit (ervarings)deskundigen, die geen (zakelijke) binding hebben met één van de risicolocaties.

Het advies van de beoordelingscommissie wordt voorgelegd aan de stuurgroep CTOV, die het advies in beginsel overneemt, tenzij er zwaarwegende gronden zijn om dat niet te doen, bijvoorbeeld bij onregelmatigheden in het beoordelingsproces. Omwille van de tijd wordt het advies van de beoordelingsadviescommissie in een silent procedure aangeboden. Zonder tegenbericht zal de Minister van Justitie/Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding beschikken over de toekenning van de bijdrage en de hoogte daarvan.

Naast de in deze regeling genoemde criteria voor de beoordeling van de subsidieaanvraag gelden uiteraard de criteria vermeld in de Wet Justitie-subsidies en de Algemene wet bestuursrecht.

Op grond van artikel 87 EG-Verdrag zijn steunmaatregelen door de overheid, die door begunstiging van bepaalde ondernemingen de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en het tussenstaatse handelsverkeer ongunstig beïnvloeden, in beginsel niet toegestaan. Om te voorkomen dat de subsidie aangemerkt wordt als staatssteun, moet er een afbakening plaats vinden ten opzichte van de normale ‘bedrijfsbeveiliging’. Deze maatregelen strekken ter bescherming van de eigendommen, het personeel en de bezoekers cq. de klanten (vergelijk de Engelse term ‘safety’, welke term ziet op de veiligheid cq. deugdelijkheid van bedrijfsmiddelen en –processen). De kosten van deze maatregelen behoren dan tot de normale bedrijfslasten. Wanneer de overheid dergelijke kosten zou verlichten of wegnemen, zou dit een eenzijdig voordeel voor het bedrijf, en daarmee staatssteun, opleveren. Eenzelfde uitgangspunt geldt voor bedrijven, actief in het openbaar vervoer, met dien verstande dat door het openbare karakter van de vervoersactiviteiten een belangrijke overlap met de openbare orde en veiligheid (‘security’) bestaat. Deze overlap bestaat ook bij bedrijven die eigenaar zijn van onroerend goed nabij strategische locaties (hot spots) in de openbare ruimte.

Deze overlap biedt een aanknopingspunt voor de subsidiëring van projecten op het gebied van cameratoezicht, welke projecten een belangrijke bijdrage (kunnen) leveren aan de doelstellingen van het programma. De handhaving van de openbare orde en veiligheid is een specifieke overheidstaak en vormt géén economische activiteit. Indien ondernemingen een bijdrage zouden leveren aan die openbare orde en veiligheid zijn zij in zoverre geen onderneming maar veeleer te beschouwen als (de verlengde arm van de) overheid.

Van de subsidie zijn dus uitgesloten de kosten voor de normale bedrijfsvoering en exploitatie, voor vervangingsinvesteringen en andere investeringen waarvan eigenlijk vooral de onderneming zelf profiteert.

De beoordelingsadviescommissie zal de voorstellen op de navolgende punten tevens numeriek waarderen.

1. Bijdrage aan de doelstellingen van het programma CTOV

a. Wat is de bijdrage van het project aan terrorismebestrijding?

b. Draagt het project bij aan de verbetering van de opsporing?

c. Draagt het project bij aan de verbetering van de hulpverlening bij een calamiteit?

2. Financiering en doelmatigheid

a. De mate van haalbaarheid en de passendheid van het plan van aanpak voor de beoogde doelstellingen. Zijn de resultaten SMART geformuleerd? Zijn de stappen logisch opgebouwd; is duidelijk welke bijdrage elke actie heeft aan het beoogde resultaat en zijn er voor elk resultaat acties geformuleerd?

b. Rechtvaardigt de beoogde toegevoegde waarde de investeringen? (o.b.v. Kosten/batenanalyse).

c. Als aanspraak gemaakt wordt op een subsidie voor investering in human capital: een opgave van de mate waarin te zijner tijd voorzien gaat worden in voldoende gekwalificeerd personeel wat aanwezig zal zijn om het beeldmateriaal te kunnen uitkijken of wanneer daarvoor geworven gaat worden?

3. Organisatie

a. Is de samenwerking tussen alle betrokken partners afdoende geregeld in een samenwerkingsovereenkomst? Zijn de juiste competenties bij de partners aanwezig om het project te verwezenlijken

b. Draagt het project bij aan verbetering samenwerking in de keten?

c. In hoeverre kunnen de resultaten van innovatieve projecten door andere bedrijven in de OV-sector worden toegepast.

d. Opgave van hoe in het beheer en onderhoud van de betreffende investering is voorzien?

Per criterium wordt een gewicht van 1 tot 10 toegekend. Op basis van de som van gewichten wordt een ranking van projecten opgesteld.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Naar boven