Schaderegeling Tweede Maasvlakte

Regeling houdende bepalingen omtrent de instelling van een gezamenlijke schadebeoordelingcommissie ten behoeve van de coördinatie van verzoeken om schadevergoeding in verband met de aanleg van de Tweede Maasvlakte (Schaderegeling Tweede Maasvlakte)

17 juni 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/597 sector I&O

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland,

Handelende in overeenstemming met het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, en de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de Gemeenten Rotterdam en Westvoorne;

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en onder meer artikel 31 Natuurbeschermingswet 1998, artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 26 Ontgrondingenwet;

Besluiten:

tot vaststelling van de navolgende beleidsregeling en het navolgende instellingsbesluit en het navolgende mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit.

§ 1

Algemeen

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. verzoek: verzoek als bedoeld in artikel 2.

b. aanleg van de Tweede Maasvlakte: uitvoering van het deelproject Landaanwinning en bijbehorende natuurcompensatie, zoals omschreven in de Planologische Kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam (deel 4) (Stcrt. 2006, 246);

c. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat beslist op verzoeken;

d. commissie: schadebeoordelingscommissie, bedoeld in artikel 5;

§ 2

Beleidsregeling coördinatie schadevergoeding Tweede Maasvlakte

Artikel 2

Toepassingsbereik

1. Deze regeling is van toepassing op verzoeken om vergoeding van geleden of te lijden schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte:

a. door de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of de bestuursorganen van de gemeenten Rotterdam of Westvoorne;

b. door een ander bestuursorgaan, voor zover deze regeling bij besluit van het bevoegd gezag van toepassing is verklaard.

2. Deze regeling is tot en met 30 juni 2014 eveneens van toepassing op verzoeken om vergoeding van geleden of te lijden schade als gevolg van:

a. het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (nr. DRZO/2008-113) van 19 februari 2008 (Stcrt. 2008, 41), houdende de aanwijzing van de Voordelta als speciale beschermingszone ter uitvoering van Europeesrechtelijke verplichtingen;

b. de rechtmatige uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen19a, 19b en 20 van de Natuurbeschermingswet 1998, voor zover die bevoegdheden betrekking hebben op de zone, genoemd in onderdeel a, met dien verstande dat verzoeken die voor 30 juni 2014 zijn ingediend, ook na deze datum worden afgehandeld volgens de bepalingen van deze regeling.

Artikel 3

Eén loket voor verzoeken

1. Het bevoegd gezag legt de verzoeken voor aan de commissie voor advies over de op het verzoek te nemen beslissing.

2. Een bij de commissie ingediend verzoek wordt geacht te zijn ingediend bij het bevoegd gezag.

Artikel 4

Procedure en advies

1. Op de voorbereiding van het advies zijn de artikelen 13 en 16 tot en met 19 van de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 van overeenkomstige toepassing, tenzij het verzoek betrekking heeft, of mede betrekking heeft, op een besluit als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998.

2. In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter van de commissie een vereenvoudigd advies uitbrengen indien naar zijn oordeel sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid.

3. Indien de commissie van oordeel is dat naast de gestelde schadeoorzaak of –oorzaken, andere uit de aanleg van de Tweede Maasvlakte voortvloeiende schadeoorzaken aan te wijzen zijn, kan zij tevens adviseren over die andere schadeoorzaken, tenzij de belangen van de verzoeker zich daartegen verzetten.

4. Indien schade aan meer dan één schadeoorzaak is toe te rekenen, bevat het advies een verdeling van de schade per oorzaak.

§ 3

Instellingsbesluit schadebeoordelingscommissie Tweede Maasvlakte

Artikel 5

Instelling commissie

Er is een schadebeoordelingscommissie Tweede Maasvlakte.

Artikel 6

Samenstelling

1. De commissie bestaat uit drie leden onder wie de voorzitter, alsmede drie plaatsvervangende leden.

2. De commissie kiest uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter.

3. De leden en de plaatsvervangende leden voldoen aan de eisen, gesteld in artikel 32 van de Natuurbeschermingswet 1998 en artikel 2, tweede lid, van de Planschaderegeling 2005 van de gemeente Rotterdam.

4. De voorzitter heeft de hoedanigheid van meester in de rechten.

5. Aan de commissie kan een secretaris worden toegevoegd.

Artikel 7

Vergoeding

Aan de leden en de plaatsvervangende leden wordt een vergoeding toegekend voor werkzaamheden, alsmede voor het bijwonen van vergaderingen en reis- en verblijfkosten.

Artikel 8

Archief

De commissie brengt en bewaart de archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat. Indien de commissie wordt opgeheven, wordt het archief overgedragen aan de beheerder van het archief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit archiefoverdrachten rijksadministratie.

§ 4

Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit

Artikel 9

Mandaat, volmacht en machtiging

1. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Rotterdam en Westvoorne verlenen de Minister van Verkeer en Waterstaat mandaat, volmacht en machtiging om de voor deze regeling noodzakelijke besluiten te nemen en handelingen te verrichten.

2. De Minister van Verkeer en Waterstaat kan van het aan hem verleende mandaat ondermandaat verlenen aan een rechtstreeks onder hem ressorterende functionaris en toestaan dat deze vervolgens ondermandaat verleent aan een rechtstreeks onder hem ressorterende functionaris.

3. De Minister van Verkeer en Waterstaat kan de aan hem verleende volmacht en machtiging aan een rechtstreeks onder hem ressorterende functionaris doorgeven. De tweede volzin van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

§ 5

Slotbepalingen

Artikel 10

Inwerkingtreding en verval van de regeling en overgangsbepaling

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2008.

2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024.

3. Verzoeken die voor 1 januari 2024 zijn ingediend, worden ook na deze datum afgehandeld volgens de bepalingen van deze regeling.

Artikel 11

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Schaderegeling Tweede Maasvlakte.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie ZeelandDe secretaris, L.J.M. Verdult.De voorzitter, K.M.A. Peijs.Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente RotterdamDe secretaris, A.H.P. van Gils.De burgemeester, I.W. Opstelten.Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Westvoorne De secretaris, J.M.C. Postema.De burgemeester, P.E. de Jong.

Toelichting

1. Algemeen

Doel van deze regeling

Deze regeling beoogt alle verzoeken om vergoeding van planschade of nadeelcompensatie die verband houden met de uitvoering van het deelproject Landaanwinning van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (hierna: aanleg van de Tweede Maasvlakte) procedureel te coördineren door het inschakelen van één schadebeoordelingscommissie (hierna: commissie).

Deze wijze van coördinatie is gewenst, doordat bij de aanleg van de Tweede Maasvlakte verschillende bestuursorganen betrokken zijn die schadeveroorzakend kunnen optreden in de rechtmatige uitoefening van hun publiekrechtelijke taak of bevoegdheid. Zo zijn in ieder geval de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de bestuurorganen van de gemeenten Rotterdam en Westvoorne betrokken voor onder meer de concessie1 op grond van artikel 1 van de Wet droogmakerijen en indijkingen, de ontgrondingen op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet, het besluit op grond van hoofdstuk III Natuurbeschermingswet 1998 betreffende het bodembeschermingsgebied, de vergunningen op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de bestemmingsplannen die moeten worden aangepast voor de Tweede Maasvlakte.

Eén gezamenlijke commissie voorkomt dat alle bevoegde gezagen in voorkomende gevallen een eigen commissie moeten instellen ter voorbereiding van beslissingen op verzoeken om planschade of nadeelcompensatie. Andere voordelen zijn dat wordt verwacht dat van de adviezen een uniformerende werking zal uitgaan wat betreft de hoogte van de schade en dat een overlap van verschillende procedures wordt voorkomen. Het voordeel voor de benadeelde partijen is, dat de commissie fungeert als één-loket. De benadeelden kunnen volstaan met het indienen van één verzoek bij één instantie voor al hun schade, waarop één advies volgt, ook indien schade aan verschillende bevoegde gezagen is toe te rekenen. Vanzelfsprekend heeft dit met name voordelen voor diegenen die geconfronteerd worden met meerdere potentieel schadeveroorzakende besluiten die voortvloeien uit het project.

Naast de situatie dat een potentieel benadeelde geconfronteerd wordt met meerdere voor de Tweede Maasvlakte benodigde besluiten, kan het voorkomen dat hij tevens te maken heeft met besluiten die worden genomen voor Natura 2000, het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze samenloop zou zich onder meer kunnen voordoen in de visserijsector. De Tweede Maasvlakte ontneemt immers een stuk zeebodem van de Voordelta, een gebied dat is aangewezen als speciale beschermingszone overeenkomstig de toepasselijke Europeesrechtelijke bepalingen.

Vanwege de samenhang van mogelijke schadeveroorzakende besluiten en vanwege gewekte verwachtingen is er voor gekozen om verzoeken om schadevergoeding voor schade die wordt veroorzaakt door het Aanwijzingsbesluit Voordelta, het beheerplan Voordelta en de toegangsbeperkingbesluiten in de Voordelta ook onder de regeling te laten vallen. Eventuele samenhang zal zich naar verwachting in de eerste jaren na vaststelling van deze besluiten voordoen. Daarom is ervoor gekozen om het toepassingsbereik van deze regeling voor deze verzoeken te beperken tot 1 juli 2014, de verwachte einddatum van het eerste vast te stellen beheerplan.

Andere overheidshandelingen die in de Voordelta worden verricht, zoals bijvoorbeeld het beslissen op vergunningaanvragen op grond van artikel 19d vallen niet onder het toepassingsbereik van de regeling. Voor de overheidshandelingen die niet onder het toepassingsbereik van de regeling vallen, geldt dat het bevoegde gezag in voorkomende gevallen ad hoc kan beslissen om de op grond van deze regeling ingestelde schadebeoordelingcommissie in te schakelen.

Karakter van deze regeling

Deze regeling is enerzijds een instellingsbesluit voor de commissie en een volmacht-, mandaat- en machtigingsbesluit voor de uitvoering van deze regeling, anderszijds een beleidsregeling met procedureregels. Deze beleidsregeling geldt als lex specialis ten opzichte van andere procedureregelingen voor planschade en nadeelcompensatie (bijvoorbeeld een procedureregeling voor planschade van een gemeente). Dit houdt in dat deze regeling voor gaat op andere procedureregelingen voor zover de verzoeken samenhangen met schade die het gevolg is van de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Deze regeling bevat geen inhoudelijke regels. Voor de materiële aspecten van beslissingen op verzoeken geldt dat de commissie adviseert op grond van de voor het voorliggende geval bestaande wet- en regelgeving en, waar geschreven (beleids)regels ontbreken, op grond van het mede aan artikel 3:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht ten grondslag liggende beginsel ‘égalité devant les charges publiques’ (gelijkheid voor de openbare lasten). Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld een verzoek om planschade wordt behandeld conform de regeling in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en een verzoek om nadeelcompensatie voor de concessie conform de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 (RNC). Deze regeling voorziet aldus alleen in de procedurele coördinatie van de ontvangst van verzoekschriften en de procedurele aspecten van advisering op de verzoeken. De bevoegdheid om te beslissen op het verzoek, waarbij (als bij ieder ander advies) gemotiveerd van het advies kan worden afgeweken, blijft dan ook bij de verschillende bevoegde gezagen berusten.

Aangezien de aard van het project Tweede Maasvlakte meebrengt dat op voorhand geen uitputtende lijst van schadeveroorzakende besluiten kan worden gegeven, is ten tijde van het opstellen van deze regeling ook niet met zekerheid te zeggen welke bestuursorganen zich zouden willen aansluiten bij deze regeling. Hoewel de meeste schadeveroorzakende besluiten van de ondertekenaars zullen komen, kunnen – gezien de strekking van deze regeling – andere bestuursorganen zich aansluiten bij deze regeling.

De te volgen procedure

Op de procedure voor het indienen van een verzoek zijn de procedurele bepalingen in de RNC van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de procedure voor verzoeken in relatie tot de Tweede Maasvlakte waar mogelijk hetzelfde verloopt als de procedure als omschreven in de RNC. Voor de verzoeken die (mede) betrekking hebben op de in de regeling aangeduide besluiten op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, dient de procedure te verlopen als in die wet omschreven, omdat met deze beleidsregel niet van de wet kan worden afgeweken. Hieronder worden beide procedures uitgewerkt.

Verwacht wordt dat de RNC-procedure van toepassing zal zijn op het grootste deel van de verzoeken die betrekking hebben op de Tweede Maasvlakte.

In het kort verloopt de RNC-procedure als volgt:

1. De benadeelde dient het verzoek in bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, t.a.v. Schadebeoordelingscommissie Tweede Maasvlakte, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag. Verzoeken die bij een bevoegd gezag worden ingediend worden doorgezonden naar de commissie.

2. Indien de voorzitter van de commissie van mening is, dat sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van het verzoek, brengt hij een vereenvoudigd advies uit aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag beslist vervolgens op het verzoek. Indien de voorzitter hier niet toe over gaat, worden de volgende stappen gevolgd.

3. De verzoeker krijgt een kennisgeving met de namen van de deskundigen, waarop hij binnen twee weken bedenkingen kan uiten.

4. De commissie doet een onderzoek naar:

i) de vraag of de door de verzoeker gestelde schade een gevolg is van de in het verzoek aangeduide schadeoorzaak;

ii) de vraag of er nog andere schadeoorzaken aan te wijzen zijn;

iii) de omvang van de schade;

iv) de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven;

v) de vraag of vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

vi) andere vragen die de commissie nodig acht voor het advies.

5. De commissie stelt verzoeker en het bevoegd gezag in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. Er kunnen deskundigen worden meegebracht tijdens de hoorzitting om een toelichting te geven. Van de toelichtingen wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan verzoeker en het bevoegde gezag toegezonden.

6. Voordat de commissie haar definitieve advies opstelt, maakt zij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zesentwintig weken nadat het verzoek is ingediend aan de verzoeker en aan het bevoegde gezag toegezonden. Indien niet binnen deze termijn een conceptadvies opgemaakt kan worden, kan de commissie de termijn gemotiveerd met ten hoogste zesentwintig weken verlengen.

7. Op het conceptadvies kunnen de verzoeker en het bevoegde gezag tot uiterlijk acht weken na verzending ervan eventuele bedenkingen kenbaar maken. Dit dient schriftelijk te gebeuren.

8. De commissie stelt haar definitieve advies vast binnen acht weken na het verstrijken van de termijn waarbinnen de bedenkingen moeten zijn geuit. Deze termijn kan, onder opgaaf van redenen, eenmaal met ten hoogste acht weken worden verlengd. Vervolgens zendt de commissie het advies aan de verzoeker en aan het bevoegde gezag.

9. Het bevoegde gezag dient binnen twaalf weken op het verzoek te beslissen, maar kan, onder opgaaf van redenen, deze beslissing eenmaal met ten hoogste twaalf weken verdagen.

De procedure van de Natuurbeschermingswet 1998 zal op de verzoeken van toepassing zijn die betrekking hebben op de besluiten voor Natura 2000-gebieden. Deze procedure is tevens van toepassing op verzoeken die verband houden met de aanleg van de Tweede Maasvlakte, indien de schade (mede) is veroorzaakt door een in de regeling genoemd besluit op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.

In het kort verloopt de procedure van de Natuurbeschermingswet 1998 als volgt:

1. De benadeelde dient het verzoek in bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, t.a.v. Schadebeoordelingscommissie Tweede Maasvlakte, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag. Verzoeken die bij een bevoegd gezag worden ingediend worden doorgezonden naar de commissie.

2. Indien de voorzitter van de commissie van mening is, dat sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van het verzoek, brengt hij een vereenvoudigd advies uit aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag beslist vervolgens op het verzoek. Indien de voorzitter hier niet toe over gaat, worden de volgende stappen gevolgd.

3. De verzoeker wordt in de gelegenheid gesteld het verzoek voor de commissie in een openbare vergadering nader toe te lichten. De commissie kan ambtenaren oproepen tot het geven van inlichtingen. De commissie kan een plaatsopneming houden. Het tijdstip daarvan wordt vooraf aan de verzoeker en het bevoegde gezag medegedeeld.

4. De commissie brengt binnen dertien weken na de dag waarop het verzoek om schadevergoeding is ingediend, een gemotiveerd advies uit aan het bevoegd gezag. Aan de verzoeker wordt gelijktijdig een exemplaar gestuurd.

5. De verzoeker kan schriftelijk of mondeling (in tegenwoordigheid van de commissie) zijn zienswijze bij het bevoegd gezag naar voren brengen. Indien de zienswijze mondeling naar voren wordt gebracht en de provincie het bevoegd gezag is, zijn een of meer leden van gedeputeerde staten aanwezig, met inbegrip van de voorzitter.

6. De commissie verstrekt het bevoegd gezag desgevraagd nadere toelichting op het advies en geeft desgevraagd haar mening over de zienswijze van de verzoeker.

7. Het bevoegd gezag beslist binnen negen weken na ontvangst van het advies van de commissie op het verzoek.

2. Artikelsgewijs

Artikel 2

In het eerste lid wordt geregeld dat deze regeling van toepassing is op de rechtmatige uitoefening door de ondertekenende betuursorganen van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak voor het project Tweede Maasvlakte. Andere bij het project betrokken bestuursorganen kunnen zich eveneens aansluiten bij de regeling. Conform artikel 1:3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht dient deze regeling bij besluit te worden vastgesteld. In de meeste gevallen kan dit besluit worden genomen door het schadeveroorzakend bestuursorgaan, aangezien dit meestal ook het orgaan is dat beslist op de verzoeken. Op de verzoeken op grond van artikel 49 WRO kan het anders zijn. Op dergelijke verzoeken wordt altijd beslist door het college van burgemeester en wethouders, terwijl het schadeveroorzakende besluit door een ander bestuursorgaan kan zijn genomen.

Onder het toepassingsbereik van deze regeling valt planschade op grond van de WRO (danwel op grond van de ten tijde van het vaststellen van deze regeling nog niet in werking getreden Wet ruimtelijke ordening) en nadeelcompensatie ten gevolge van rechtmatig overheidshandelen ter uitoefening van een op het publiekrecht gebaseerde taak of bevoegdheid, als bedoeld in onder meer hoofdstuk VI van de Natuurbeschermingswet 1998 en de RNC. Tevens dient de schade het gevolg te zijn van overheidshandelen ten behoeve van de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Deze voorwaarde wordt hier ruim opgevat, zodat deze regeling betrekking heeft op alle met dit deelproject van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) samenhangende besluiten en feitelijke (uitvoerings)handelingen. De andere twee deelprojecten van PMR, te weten Bestaand Rotterdams Gebied en 750 ha natuur- en recreatiegebied, vallen niet onder het toepassingsbereik van deze regeling. Voor deze twee deelprojecten wordt een coördinatieregeling niet zinvol geacht, omdat daarbij nauwelijks of geen samenloop is te verwachten van verschillende schadeveroorzakende bestuursdaden.

Overigens brengt de voorwaarde dat de schade door rechtmatig overheidshandelen wordt of werd veroorzaakt met zich mee, dat de beslissing op het schadeverzoek pas kan plaatsvinden nadat de gestelde schadeoorzaak rechtens onaantastbaar is geworden. Dit laat overigens onverlet, dat de toekenning van de schade kan terugwerken tot een daarvoor gelegen moment. Bij planschade op grond van artikel 49 WRO bijvoorbeeld, geldt dat de schade wordt berekend vanaf de inwerkingtreding van het schadeveroorzakende besluit.

Zoals in het algemeen deel reeds is toegelicht, is in het tweede lid geregeld dat ook het Aanwijzingsbesluit Voordelta, het beheersplan Voordelta en de toegangsbeperkingsbesluiten onder de regeling vallen. Omdat de mogelijke samenloop van de Natura 2000-schadeoorzaken en de Tweede Maasvlakte-schadeoorzaken vooral in de eerste jaren is voorzien, is dit deel van het toepassingsbereik beperkt tot 1 juli 2014. Schade die wordt veroorzaakt door later genomen Natura 2000-besluiten doorloopt niet meer de procedure van deze regeling, maar doorloopt de gebruikelijke procedures bij het bevoegde gezag.

Artikel 3

Met artikel 3 wordt bereikt dat over ieder verzoek advies wordt uitgebracht door de commissie en dat ieder verzoek wordt geacht te zijn ingediend bij het daartoe bevoegde gezag. Daardoor maakt het voor benadeelde partijen niet uit of een verzoek rechtstreeks wordt ingediend bij de commissie of bij een bevoegd gezag; ieder verzoek zal uiteindelijk worden voorgelegd aan de commissie. Het gevolg van deze één-loketgedachte is dat, anders dan bij de meeste schade- en nadeelcompensatieregelingen, het bevoegd gezag niet de mogelijkheid heeft om in gevallen van kennelijke ongegrondheid of niet-ontvankelijkheid het vragen van advies achterwege te laten. In dergelijke gevallen kan het advies echter eenvoudig zijn: op grond van artikel 4, tweede lid, kan de voorzitter van de commissie een eenvoudig advies afgeven.

Artikel 4

Op de inhoud van de in het eerste lid van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen van de RNC is in het algemeen deel van de toelichting ingegaan. Het tweede lid geeft de voorzitter de mogelijkheid zelfstandig een eenvoudig advies af te geven, zonder dat daarvoor de commissie bijeen hoeft te worden geroepen. Het derde lid geeft de commissie de mogelijkheid om actief te zoeken naar de schadeoorzaak en voorkomt tegelijkertijd dat dit nadelig uitpakt voor de verzoeker. Hoewel het uitgangspunt is dat een verzoeker zelf zijn schade stelt en aannemelijk maakt en van de verzoeker kan worden verlangd zo mogelijk de schadeoorzaak te vermelden, wordt van de commissie juist verwacht om niet lijdelijk te zijn, maar om actief te zoeken naar schadeoorzaken die binnen de reikwijdte van de regeling vallen. Hieruit bestaat immers de toegevoegde waarde van het verplichte advies van de commissie: dat in één advies wordt geadviseerd over alle (hiervoor in aanmerking komende) schadeoorzaken van de gestelde schade. Een voorbeeld van een situatie waarin mogelijk geen recht zou kunnen worden gedaan aan de belangen van de verzoeker is die waarin de commissie op eigen initiatief een potentiële schadeoorzaak vindt op grond van de WRO. Voor de behandeling van een verzoek op grond van deze wet wordt een recht geheven, zodat wanneer de planschade na onderzoek uiteindelijk toch niet wordt toegekend, de totale schadevergoeding lager kan uitvallen dan wanneer deze schadeoorzaak niet in het advies zou zijn betrokken. In deze situatie is het gewenst om vooraf in overleg te treden met de verzoeker.

Artikel 6

In dit besluit kan niet worden afgeweken van voorschriften die hierover bij wet zijn gesteld. Daarom dienen de leden van de commissie te voldoen aan artikel 32 van de Natuurbeschermingswet 1998, dat bepaalt welke functies onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van een commissie als bedoeld in die wet. De RNC vereist van de leden dat het onafhankelijke deskundigen zijn. Deze eis is hier ook overgenomen. Eveneens zijn de vereisten van de Planschaderegeling 2005 van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam overgenomen. Deze houden in dat de adviseur geen lid mag zijn van enig gemeentelijk bestuursorgaan, geen ambtenaar in dienst van de gemeente Rotterdam mag zijn, of lid mag zijn van een schadecommissie onder de Monumentenwet 1998. Gezien de vele ambtelijke functies waarmee het lidmaatschap van de commissie onverenigbaar is, verdient het de voorkeur leden van buiten de overheid te benoemen.

Artikel 8

Dit artikel regelt dat de commissie de relevante bescheiden op goede, geordende en toegankelijke wijze archiveert en dat het archief overgaat naar het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wanneer de commissie wordt opgeheven. De Archiefwet 1995 is niet van toepassing, omdat die wet ziet op overheidslichamen. De commissie is geen overheidslichaam in de zin van de Archiefwet 1995.

Artikel 9

Voor de uitvoering van deze regeling zullen een aantal handelingen moeten worden verricht, waarbij het wenselijk is dat dit aan één van de ondertekenaars wordt toegestaan. Te denken valt aan het contracteren van de leden van de commissie en het inrichten van een front-office, die onder meer de ontvangstbevestigingen verstuurt en de correspondentie met de verzoeker en de bevoegde gezagen onderhoudt. Het verleende mandaat heeft – als eerder opgemerkt – geen betrekking op de bevoegdheid te beslissen op het schadeverzoek. Die bevoegdheid blijft voorbehouden aan het betreffende bevoegde gezag. Overigens kan nog worden opgemerkt dat de ondertekenende bestuursorganen in goed overleg een voorzitter zullen aanwijzen en in een uitvoeringsovereenkomst afspraken kunnen maken over zaken die van belang worden geacht, zoals de verdeling van kosten.

Artikel 10

Aan deze regeling is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2008. Om de advisering op alle verzoeken om schadevergoeding die verband houden met de uitvoering van het deelproject Landaanwinning en bijbehorende natuurcompensatie van het PMR door de commissie te laten uitvoeren is een datum gekozen waarop zeker nog geen eerste schadeveroorzakend besluit is genomen. De regeling zal komen te vervallen op 1 januari 2024, 10 jaar na de voorziene ingebruikneming van de Tweede Maasvlakte. Verwacht wordt dat verzoeken om schadevergoeding die na deze datum worden ingediend gering in aantal zijn, zodat de verzoeken zonder tussenkomst van de commissie door het betreffende bevoegde gezag kunnen worden afgehandeld.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie ZeelandDe secretaris,

L.J.M. Verdult

De voorzitter,

K.M.A. Peijs

Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente RotterdamDe secretaris,

A.H.P. van Gils

De burgemeester,

I.W. Opstelten

Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Westvoorne De secretaris,

J.M.C. Postema

De burgemeester,

P.E. de Jong

Naar boven