Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2008/1)

Aan: – De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)

i.a.a.: – De Minister van Buitenlandse Zaken

– de Gevolmachtigde Minister van Aruba

– de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

– de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 10 januari 2008

Ons kenmerk: INDUIT 07-6221 (AUB)

Aard: Bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Artikel 9, derde lid, aanhef en onder d, Rijkswet op het Nederlanderschap.

Bijlagen: 1

Geldigheidsduur: Een jaar ingaande twee dagen na publicatie in de Staatscourant

Onderwerpen: Uitspraak Hoge Raad over het stellen van de eis tot afstand van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander en wijziging bereidheidsverklaring tot het doen van afstand (model 2.4).

Inleiding

Dit Tussentijds Bericht Naturalisatie (TBN) behandelt de volgende onderwerpen:

I. Wijziging van de toelichting op artikel 9, derde lid, aanhef en onder d, van de Handleiding n.a.v. de uitspraak van de Hoge Raad over het stellen van de eis tot afstand van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander;

II. Wijziging van de toelichting op artikel 9, derde lid, van de Handleiding:Procedure bij toepasselijkheid van artikel 9, derde lid, RWN;

III. Aanpassing van model 2.4 (bereidheidsverklaring tot het doen van afstand).

In de praktijk is gebleken dat de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de Handleiding) op deze punten wijziging behoeft.

I

Wijziging van de toelichting op artikel 9, derde lid, aanhef en onder d, van de Handleiding n.a.v. de uitspraak van de Hoge Raad over het stellen van de eis tot afstand van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander.

Artikel 9 lid 3 sub d

De toelichting bij artikel 9 lid 3 sub d RWN komt als volgt te luiden:

Alleen bij nationaliteiten van Staten waarbij in de ‘Landenlijst bij naturalisatie’ een B (geen automatisch verlies, maar het doen van afstand is mogelijk) staat, moet worden beoordeeld of desbetreffende verzoeker om naturalisatie afstandsplichtig is.

Voor een verzoeker die is gehuwd met een Nederlander (van het andere of van hetzelfde geslacht) geldt geen afstandsverplichting. Ook de verzoeker die in Nederland een geregistreerd partnerschap met een Nederlander is aangegaan of buiten Nederland een geregistreerd partnerschap is aangegaan als bedoeld in artikel 1, tweede lid, RWN, kan een beroep doen op deze uitzondering. Verzoeker behoeft geen bereidheidsverklaring te ondertekenen. In het geval dat het huwelijk – anders dan door overlijden – tussen de indiening van het verzoek en de beslissing op het verzoek door echtscheiding is ontbonden, zal verzoeker alsnog afstand moeten doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Hetzelfde geldt voor de beëindiging met wederzijds goedvinden of door ontbinding van het geregistreerd partnerschap. Immers, het moment van de beslissing op het verzoek om naturalisatie is doorslaggevend voor de beoordeling of verzoeker aan de voorwaarden voldoet. Voor de verzoeker die met een ongehuwde Nederlander een duurzame relatie heeft, geldt de afstandseis onverkort.

Voorbeeld

Een vrouw met de Britse nationaliteit is bij het indienen van het verzoek gehuwd met een Nederlander en verkrijgt door naturalisatie de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster verliest door de naturalisatie tot Nederlandse niet haar Britse nationaliteit. Zij behoeft geen afstand te doen van de Britse nationaliteit.

Op gelijktijdige verzoeken van twee met elkaar gehuwde personen of twee geregistreerde partners, dient zoveel mogelijk tegelijkertijd te worden beslist. Het is niet de bedoeling dat een van de (huwelijks)partners eerder wordt genaturaliseerd, zodat de ander geen afstand meer behoeft te doen op grond van het feit dat hij of zij de (huwelijks)partner is van een Nederlander.

Geen afstandsplicht bestaat voor de echtgenoot/geregistreerd partner met een B-nationaliteit (zie landenlijst) die tezamen met zijn/haar echtgenoot/geregistreerd partner met een B-nationaliteit een naturalisatieverzoek indient, waarbij één van hen op grond van artikel 9, derde lid, onder a, b, c of e, RWN dan wel artikel 6, eerste lid, onderdeel d, e, f, g of h Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RVVN) niet afstandsplichtig is.

Voorbeeld

Een man en een vrouw met de Turkse nationaliteit dienen gezamenlijk een verzoek om naturalisatie tot Nederlander in. De vrouw hoeft op grond van één van de hierboven genoemde uitzonderingsgronden geen afstand te doen van haar Turkse nationaliteit. De man valt niet zelfstandig onder een uitzonderingsgrond maar omdat zijn echtgenote niet afstandsplichtig is, behoeft hij ook geen afstand te doen.

Een eventuele afstandsplicht vervalt indien een verzoeker ná het indienen van het verzoek om naturalisatie maar vóór het Nederlanderschap per Koninklijk Besluit is verleend, huwt (of een geregistreerd partnerschap aangaat) met een Nederlander. Immers, de regel is dat de datum van het naturalisatieKB doorslaggevend is voor het wel of niet bestaan van de afstandsplicht. Op de datum van het naturalisatieKB is de beslissing genomen door het bevoegd gezag op het naturalisatieverzoek.

Voorbeeld

A, man, is ongehuwd als hij op 12 augustus 2007 zijn naturalisatieverzoek indient. Hij blijkt afstandsplichtig te zijn en tekent daarom de bereidheidsverklaring. Hij trouwt op 3 maart 2008 met B, van Nederlandse nationaliteit. A’s naturalisatieverzoek wordt door de Koningin bij KB ingewilligd op 17 mei 2008. Dit betekent dat A is gehuwd op de dag van zijn naturalisatie met een Nederlander. Om die reden is hij niet (langer) afstandsplichtig.

Personen die afstand moeten doen en die ná de totstandkoming van de naturalisatie huwen met een Nederlander of een geregistreerd partnerschap (zie artikel 1, tweede lid, RWN) met een Nederlander aangaan, kunnen niet met succes een beroep doen op de bij onderdeel d van het derde lid van artikel 9 bedoelde uitzondering.

Toelichting

Op 13 juli 2007 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan over het stellen van de eis tot afstand van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander (nr. R06/137 HR). De Hoge Raad heeft in deze uitspraak bepaald dat ingeval van een gezamenlijk naturalisatieverzoek van een echt- of geregistreerd paar waarbij één van de partners Nederlander wordt zonder dat de afstandseis kon worden gesteld (dit was wegens een vrijstelling van de afstandseis het geval), óók aan de andere echtpartner niet de eis tot het doen van afstand kon worden gesteld.

De tekst in de Handleiding dat alleen met succes een beroep kan worden gedaan op artikel 9 lid 3 sub d wanneer het huwelijk met een Nederlander reeds bestond bij het indienen van het verzoek, is gewijzigd. De datum van indiening van het verzoek is niet het ijkpunt maar de datum van het Koninklijk Besluit waarbij het Nederlanderschap wordt verleend. Dit betekent dat indien iemand huwt (of een geregistreerd partnerschap aangaat) met een Nederlander nadat het verzoek is ingediend maar vóór de datum van het KB alsnog een beroep kan doen op deze vrijstellingscategorie. De verzoeker dient zelf de IND te informeren over het aangegane huwelijk of geregistreerd partnerschap met een Nederlander en dit met officiële documenten aan te tonen. Op grond van dit rechtsfeit vervalt de afstandsplicht. De IND bericht betrokkene en de gemeente schriftelijk dat i.c. de afstandsplicht is vervallen en werkt op dit punt de eigen administratie bij.

II

Wijziging van de toelichting op artikel 9 :Procedure bij toepasselijkheid van artikel 9, derde lid, RWN

De toelichting onder het kopje: Procedure bij toepasselijkheid van artikel 9, derde lid, RWN vervalt vanaf: ‘Een verzoeker die… ‘ tot en met ’…van informatie hieromtrent’.

Toelichting

De tekst die hiermee komt te vervallen, komt nu in een gewijzigde vorm terug onder het kopje Artikel 9 lid 3 sub d (zie hierboven onder I).

III

Aanpassing van model 2.4 (bereidheidsverklaring tot het doen van afstand)

Deel F Model 2.4

Model 2.4 wordt vervangen door het bijgevoegde nieuwe model 2.4 (zie bijlage 1).

Toelichting

In de uitvoering is gebleken dat het model 2.4 in deel F van de Handleiding waarmee men zich bereid verklaart afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit wanneer men na naturalisatie de Nederlandse nationaliteit verkrijgt, door verzoekers als onduidelijk wordt ervaren. Door verzoekers wordt vaak achteraf aangegeven dat men eigenlijk niet heeft beseft wat men ondertekende en wat de consequenties hiervan zouden zijn. Vandaar dat het model 2.4 is aangepast en inzichtelijker en duidelijker is gemaakt. Ook wordt grotere nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker om zich goed te informeren over de afstandsprocedure.

Tot slot

Dit TBN treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin dit wordt geplaatst. Van het oude model 2.4. kan nog gebruik worden gemaakt tot drie maanden na inwerkingtreding van dit TBN.

De tekst van dit TBN wordt, voor zover relevant, zo spoedig mogelijk verwerkt in de Handleiding RWN.

De Minister van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Bijlage 1

stcrt-2008-12-p7-SC84101-1.gif
Naar boven