Herziening bedragen Wet werk en inkomen kunstenaars per 1 juli 2008

Bekendmaking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juni 2008, nr. W&B/URP/2008/14110, betreffende herziening van de bedragen genoemd in de Wet werk en inkomen kunstenaars met ingang van 1 juli 2008

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt op grond van artikel 18, zevende lid, en 18a, derde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars bekend, dat met ingang van 1 juli 2008 in de Wet werk en inkomen kunstenaars:

1. in artikel 8, onderdeel a, «€ 1.106,95» wordt herzien in: € 1.122,19; «€ 1.311,51» in € 1.329,45 en «€ 1.441,80» in € 1.465,12;

2. in artikel 15, eerste lid, «€ 694,12» wordt herzien in: € 703,61; «€ 897,18» in € 910,78 en «€ 1.014,28» in € 1.030,71;

3. in artikel 16, tweede lid, onderdeel b, «€ 1.469,31» wordt herzien in: € 1.492,92; «€ 1.835,72» in € 1.862,70 en «€ 2.033,67» in € 2.066,25.

‘s-Gravenhage, 11 juni 2008.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,
de directeur Werk en Bijstand,
P.G. Lugtenburg.

Toelichting

De bedragen genoemd in de artikelen 8, 15 en 16 van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) dienen te worden herzien voor zover de ontwikkeling van het netto minimumloon, alsmede de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geven.

Het (bruto) wettelijk minimumloon is bij Regeling van 28 mei 2008 (Stcrt. 2008, 99) per 1 juli 2008 vastgesteld op € 1.356,60 per maand.

In verband hiermee wijzigt het netto minimumloon, bedoeld in artikel 18 van de WWIK, en worden de bedragen genoemd in de artikelen 8, 15 en 16 herzien. Ingevolge het bepaalde in artikel 18, zevende lid, van de WWIK dient van de herziening van de bedragen mededeling te worden gedaan in de Staatscourant.

De bruto bedragen worden zodanig herzien dat deze netto gelijk zijn aan de van het netto minimumloon afgeleide bedragen, inclusief vakantie-uitkering. Bij de vaststelling van de bruto bedragen is ten aanzien van de loonheffing rekening gehouden met de in de loonbelastingtabel verwerkte algemene heffingskorting. Bij de vaststelling van de bedragen voor alleenstaande ouders is daarnaast rekening gehouden met de alleenstaandeouderkorting. Omdat de WWIK geen gesplitste uitbetaling kent is naast de algemene heffingskorting rekening gehouden met de minstverdienende partnerkorting.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze,

de directeur Werk en Bijstand,

P.G. Lugtenburg.

Naar boven