Regeling functieonderhoud politie

7 november 2008

Nr. 2008-0000542703

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 6, achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie;

Besluit:

Artikel 1

Deze regeling verstaat onder:

  • a. ambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, d en e van het Besluit bezoldiging politie;

  • b. functieonderhoud: het in overeenstemming brengen van de functie met de feitelijke werkzaamheden.

Artikel 2

In de aanvraag tot functieonderhoud bedoeld in artikel 6, achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie, maakt de ambtenaar aannemelijk dat hij gedurende ten minste een jaar voorafgaand aan de aanvraag feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie.

Artikel 3

Het bevoegd gezag wijst de aanvraag om functieonderhoud af indien de feitelijke werkzaamheden:

  • a. niet zijn opgedragen;

  • b. niet gedurende ten minste een jaar voorafgaand aan de aanvraag zijn verricht, of

  • c. niet wezenlijk afwijken van de functie van de ambtenaar.

Artikel 4

  • 1. Indien het bevoegd gezag besluit de functie van de ambtenaar vanwege het functieonderhoud aan te passen aan de feitelijk opgedragen werkzaamheden, draagt het bevoegd gezag zorg voor het vaststellen van een aangepaste functie.

  • 2. De ambtenaar wordt in de aangepaste functie aangesteld met ingang van de dag waarop de aanvraag tot functieonderhoud is ingediend.

  • 3. Indien de aangepaste functie is ingedeeld in een hogere salarisschaal dan de salarisschaal die voor de ambtenaar geldt, is de aan deze hogere salarisschaal verbonden bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, op hem van toepassing met ingang van de dag van aanstelling.

  • 4. In afwijking van het tweede lid kan de ambtenaar eerder dan het daar genoemde tijdstip in de functie worden aangesteld doch niet eerder dan de datum waarop de feitelijk opgedragen werkzaamheden zijn aangevangen.

Artikel 5

Indien het bevoegd gezag besluit de functie van de ambtenaar vanwege het functieonderhoud niet aan te passen aan de feitelijk opgedragen werkzaamheden, wordt de opdracht beëindigd om de feitelijke werkzaamheden, voor zover deze wezenlijk afwijken van de functie, te verrichten.

Artikel 6

Voorafgaand aan een besluit bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 stelt het bevoegd gezag de ambtenaar in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 7

In individuele gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet kan het bevoegd gezag een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 8

Een aanvraag tot functieonderhoud door het bevoegd gezag ontvangen op uiterlijk 31 december 2008, wordt in het geheel behandeld conform de tot 1 januari 2009 in dat korps bestaande regionale regeling.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling functieonderhoud politie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 28 van de Politiewet is het bevoegd gezag verantwoordelijk voor onder meer het ontwerp van de organisatie en formatie van de het korps. Artikel 6, achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) strekt ertoe om tot zogeheten functieonderhoud of organisatieonderhoud over te gaan indien de werkzaamheden die de ambtenaar feitelijk opgedragen krijgt in het kader van een door hem beklede (organieke) functie gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van het oorspronkelijk (organiek) samenstel van werkzaamheden. Voorheen stelde het bevoegd gezag regels voor het aanvragen van functieonderhoud. Vanwege de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden worden hiervoor nu landelijk regels gesteld.

Het begrip ‘in overeenstemming brengen’ houdt volgens de Nota van toelichting bij het Besluit bezoldiging politie in dat ofwel de functie(beschrijving) wordt aangepast aan de feitelijk opgedragen werkzaamheden, ofwel de van de functie afwijkende werkzaamheden niet meer worden opgedragen. Daarin brengt de harmonisatie geen verandering.

De besluiten die het bevoegd gezag kan nemen op de aanvraag om functieonderhoud zijn uitgewerkt in de artikelen 4, 5 en 6 van de regeling. Deze besluiten zijn vatbaar voor bezwaar en beroep.

Indien een aanvraag tot functieonderhoud wordt ingediend moet het bevoegd gezag daar tijdig op beslissen, maar tenminste binnen acht weken. De termijn van acht weken is conform artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze bepaalt bovendien in artikel 4:14 dat indien er omstandigheden zijn die het onmogelijk maken een beslissing binnen acht weken te nemen, het bevoegd gezag daarvan binnen die acht weken de ambtenaar op de hoogte stelt.

De termijn van acht weken ziet uitsluitend op het traject om de aanvraag af te handelen en hierover een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aan de ambtenaar bekend te maken. Een procedure ter zake functie-onderhoud moet goed onderscheiden worden van een procedure ter zake de waardering van de functie. Voor zover het functie-onderhoud hiertoe aanleiding geeft, dient na afronding hiervan nog een aparte procedure doorlopen worden ter zake de functiewaardering. Hiervoor geldt een afzonderlijke regeling met aparte termijnen; zie nader artikel 7 van het Besluit bezoldiging politie en de hierop gebaseerde Regeling bezwarenprocedure functiewaardering politie. Indien deze Regeling, aansluitend op het functie-onderhoud, van toepassing is, stelt het bevoegd gezag de ambtenaar hiervan tijdig op de hoogte.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De ambtenaar is vrij om die gegevens aan te dragen die aannemelijk maken dat hij ten minste gedurende een jaar in opdracht werkzaamheden verricht die wezenlijk afwijken van zijn functie, bijvoorbeeld door middel van een beschrijving van zijn werkzaamheden, verslagen van functionerings- of beoordelingsgesprekken of correspondentie met de leidinggevende.

Artikel 4

Dit artikel verplicht het bevoegd gezag om de aanvraag te toetsen aan de eisen die artikel 6, achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie stelt. Afwijzing vindt plaats als de ambtenaar aan tenminste één van deze eisen niet voldoet.

Een afwijzing zal gebaseerd moeten zijn op een onderzoek naar de opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden, de periode dat de werkzaamheden zijn verricht en het al dan niet afwijken van de werkzaamheden ten opzichte van de functie van de ambtenaar. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden kan – afhankelijk van de werkwijze binnen een korps – bijvoorbeeld gegeven zijn door een leidinggevende, door een coördinator of door een projectleider.

De vraag wanneer werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functie dient per geval beantwoord te worden. De jurisprudentie laat onder meer de volgende voorbeelden zien:

  • leidinggeven aan twee ploegen in plaats van één ploeg (Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 augustus 2006, TAR 2006/175);

  • functieonderhoud of waarnemingstoelage bij vervullen andere werkzaamheden? (Centrale Raad van Beroep, 6 mei 2004, TAR 2004/112);

  • organieke functie versus mensfunctie en in aanmerking te nemen referteperiode (Centrale Raad van Beroep, 4 maart 2004, TAR 2005/1);

  • aannemelijk dat werkzaamheden personeelszorg wezenlijk onderdeel van de functie vormen (Centrale Raad van Beroep, 18 december 2003, TAR 2004/75);

  • veranderd karakter werkzaamheden door veranderde organisatorische setting, namelijk in projectverband (Centrale Raad van Beroep, 9 januari 2003, TAR 2003/93).

Artikel 5

Indien het bevoegd gezag beslist de functie en de werkzaamheden met elkaar in overeenstemming te brengen door de functie van de ambtenaar aan te passen wordt de ambtenaar in een aangepaste functie aangesteld. In welke vorm de aanpassing plaats vindt (organieke functie dan wel individuele of mens-functie) is niet nader bepaald. Dit zal onder meer afhankelijk zijn van de geldende procedure van formatieaanpassing binnen het korps.

De ambtenaar wordt tenminste met ingang van de datum van aanvraag van het functie-onderhoud in de aangepaste functie aangesteld. De eventuele financiële consequenties werken tot die eerdere datum terug. Indien er overeenstemming is tussen het bevoegd gezag en de ambtenaar over het tijdstip waarop de opgedragen werkzaamheden die tot een aanpassing van de functie hebben geleid kan de ambtenaar ook eerder worden aangesteld in zijn nieuwe functie dan de dag waarop de aanvraag tot functieonderhoud is ingediend. De eventuele financiële consequenties werken dan ook tot die eerdere datum terug.

Of er sprake is van financiële consequenties is afhankelijk van de vraag of de aangepaste functie hoger gewaardeerd wordt. Als dit het geval is dan bestaan de financiële consequenties uit de hogere salarisschaal met bijbehorend hogere vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering.

De terugwerkende kracht van de financiële consequenties in de aangepaste functie met terugwerkende kracht kan eventueel worden verwerkt in de vorm van een toelage ter hoogte van het verschil tussen de oude en nieuwe schaalsalaris, verhoogd met de daarover berekende vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze toelage is vanzelfsprekend pensioengevend en wordt als ‘wisselende inkomsten’ in het jaar na toekenning in dat jaar aan het peildatuminkomen voor de pensioenopbouw toegevoegd.

Artikel 6

Indien het bevoegd gezag beslist de functie en de werkzaamheden met elkaar in overeenstemming te brengen zonder de functie van de ambtenaar aan te passen, zal de opdracht tot het verrichten van de afwijkende werkzaamheden moeten worden beëindigen om de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen met de formele situatie.

Artikel 7

De Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:7) verplicht een bestuursorgaan om in bepaalde gevallen voorafgaand aan een negatieve beslissing de aanvrager in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. In deze regeling is deze verplichting ruimer geformuleerd: hij geldt in alle gevallen dat het bevoegd gezag het voornemen heeft te besluiten de aanvraag af te wijzen, de aanvraag toe te kennen of de opdracht tot de feitelijke werkzaamheden te beëindigen.

Artikel 8

Voorbeelden van situaties waarin gebruik kan worden gemaakt van dit artikel zijn:

  • De situatie waarin een ambtenaar ten minste een jaar hoger gewaardeerde werkzaamheden in opdracht heeft verricht maar besloten wordt dat hij deze werkzaamheden niet voort mag zetten. Het bevoegd gezag kan beslissen de ambtenaar achteraf voor deze werkzaamheden te belonen door middel van een toelage. Hetzelfde kan aan de orde zijn in de situatie dat de ambtenaar in de veronderstelling mocht verkeren dat de werkzaamheden hem waren opgedragen maar bij onderzoek blijkt dat de opdracht niet gegeven is.

  • De situatie waarin de ambtenaar een aanvraag om functieonderhoud indient terwijl hij nog niet gedurende tenminste een jaar wezenlijk afwijkende werkzaamheden heeft verricht, maar het voor het bevoegd gezag reeds duidelijk is dat de functie al dan niet moet worden aangepast.

De aanvraag hoeft dan niet afgewezen te worden op grond van artikel 3 maar er kan direct een beslissing op grond van artikel 4 of 5 worden genomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven