Subsidieregeling personele gevolgen Wmo 2008

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 juni 2008, nr. DMO-2852679, houdende vaststelling van regels voor het verstrekken van subsidie in verband met personele gevolgen bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2008 (Subsidieregeling personele gevolgen Wmo 2008)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

§ 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. werkgeversorganisaties: Actiz en Branchebelang Thuiszorg Nederland;

c. werknemersorganisaties: ABVAKABO FNV, CNV Publieke Zaak, NU ’91, Federatie van beroepsorganisaties in de zorg en De Unie Zorg en Welzijn;

d. thuishulp A: persoon die HH1-werkzaamheden verricht bij ouderen, zieken, of gehandicapten die thuis wonen;

e. alfahulp: een persoon die voor maximaal drie dagen per week HH1 of HH2- werkzaamheden verricht en geen schriftelijke arbeidsovereenkomst heeft met een thuiszorginstelling;

f. voormalig alfahulp: een persoon die tot het moment van indiensttreding bij de aanvrager aantoonbaar gedurende ten minste een maand alfahulp werkzaamheden verrichtte;

g. thuiszorginstelling: een instelling, zijnde een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die op basis van overeenkomsten of onderaannemingsovereenkomsten met gemeenten huishoudelijke hulp levert in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, met inbegrip van alle ondernemingen waarin deze instelling 25% of meer van het kapitaal of het stemrecht heeft;

h. cwi: de Centrale organisatie werk en inkomen als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

i. HH1: huishoudelijke werkzaamheden;

j. HH2: huishoudelijke werkzaamheden met inbegrip van hulp bij de organisatie van het huishouden;

k. totaal aantal HH1-uren: het totaal aantal uren werkzaamheden in 2008 met de indicatie HH1 of een daarmee vergelijkbare indicatie die de thuiszorginstelling levert op grond van alle overeenkomsten en onderaannemingsovereenkomsten;

l. aantal niet leverbare uren: het aantal uren werkzaamheden in 2008 met de indicatie HH1 waarvoor geldt dat de thuiszorginstelling voor het verrichten van die werkzaamheden een overeenkomst of onderaannemingsovereenkomst heeft gesloten, terwijl de thuiszorginstelling deze werkzaamheden niet verricht althans door anderen dan haar eigen werknemers laat verrichten;

m. aantal alfahulpuren: het aantal uren werkzaamheden in 2008 met de indicatie HH1 waarvoor geldt dat de thuiszorginstelling voor het verrichten van die werkzaamheden een overeenkomst of onderaannemingsovereenkomst heeft gesloten, en waarvoor geldt dat deze werkzaamheden door voormalige alfahulpen in dienst van de thuiszorginstelling worden verricht;

n. opdrachtsom: het aantal uren werkzaamheden met de indicatie HH1 dat de thuiszorginstelling in 2008 kan leveren op grond van een overeenkomst of onderaannemingsovereenkomst vermenigvuldigd met het voor die werkzaamheden overeengekomen uurtarief, danwel, indien in de onderaannemingsovereenkomst geen uitsplitsing is gemaakt naar aantallen uren en een daarvoor geldend uurtarief, het in de onderaannemingsovereenkomst overeengekomen totaalbedrag;

o. totale opdrachtsom: de som van alle opdrachtsommen;

p. gemiddelde uurtarief: de totale opdrachtsom gedeeld door het totaal aantal HH1-uren;

q. uursubsidie: € 18 minus het gemiddeld uurtarief;

r. wmo-overeenkomst: een overeenkomst tot het leveren van werkzaamheden met de indicatie HH1 die de thuiszorginstelling heeft gesloten met een gemeente op basis van een aanbestedingsprocedure in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

s. onderaannemingsovereenkomst: een overeenkomst onder bezwarende titel gesloten voor 1 januari 2008 tussen twee thuiszorginstellingen op basis waarvan de ene thuiszorginstelling voor de andere thuiszorginstelling op basis van een wmo-overeenkomst van laatstgenoemde thuiszorginstelling werkzaamheden met de indicatie HH1 verricht en daarbij uitsluitend bij hem in dienst zijnde thuishulpen A inzet;

t. arbeidsplaats: een arbeidsplaats uitgedrukt decimalen fte, welke bij de subsidieaanvrager bestond op het moment van de subsidieaanvraag;

u. loondienstmaanden: aantal maanden dat een voormalige alfahulp in 2008 in de functie van thuishulp A in dienst is bij de thuiszorginstelling.

§ 2

Personele gevolgen thuishulpen A

Artikel 2

1. De Minister kan ten behoeve van het voorkomen van het verlies van werkgelegenheid bij thuiszorginstellingen ten gevolge van de gemeentelijke aanbestedingen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning aan een thuiszorginstelling eenmalig een projectsubsidie verstrekken voor de gewerkte uren waarin een medewerker in de functie van thuishulp A in dienst van de thuiszorginstelling op basis van een wmo-overeenkomst of onderaannemingsovereenkomst werkzaamheden verricht met de indicatie HH1.

2. De Minister verstrekt uitsluitend subsidie indien het gemiddelde uurtarief minder dan €18 bedraagt.

3. Indien in een overeenkomst of onderaannemingsovereenkomst een gecombineerd tarief is overeengekomen voor werkzaamheden met de indicatie HH1 en de indicatie HH2, wordt het aandeel van de werkzaamheden met de indicatie HH1 bepaald op basis van tabel 1 zoals opgenomen in bijlage 7 van deze regeling.

4. De Minister verstrekt uitsluitend subsidie voor de gewerkte uren verricht of te verrichten in 2008.

Artikel 3

1. Het subsidieplafond voor de uitvoering van de in artikel 2 bedoelde subsidie bedraagt in 2008 € 20.000.000.

2. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht eenmalig de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst geldt.

§ 3

Werkgelegenheidsbevordering voormalige alfahulpen

Artikel 4

1. De Minister kan aan een thuiszorginstelling eenmalig een projectsubsidie verstrekken voor het in 2008 in dienst nemen van een voormalige alfahulp in de functie van thuishulp A op basis van een arbeidsovereenkomst met een duur van ten minste een jaar.

2. De Minister verstrekt de subsidie uitsluitend voor de indienstname van die voormalige alfahulpen die in 2008 voorafgaand aan de subsidieaanvraag in dienst zijn getreden bij de subsidieaanvrager.

3. De Minister verstrekt geen subsidie voor de indienstneming van een voormalige alfahulp indien de voormalige alfahulp op enig moment na 15 maart 2008 in loondienst was aangesteld bij de aanvrager en nadien als alfahulp werkzaam was.

4. De Minister verstrekt uitsluitend subsidie voor kosten gemaakt of te maken in 2008.

Artikel 5

1. Het subsidieplafond voor de uitvoering van de in artikel 4 bedoelde subsidie bedraagt in 2008 € 5.000.000.

2. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien ter verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht eenmalig de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst geldt.

§ 4

De subsidieaanvraag

Artikel 6

1. De subsidieaanvrager dient de subsidieaanvraag in op uiterlijk 15 oktober 2008 bij aangetekende brief. De Minister neemt aanvragen die na deze datum zijn ingediend niet in behandeling.

2. De subsidieaanvrager stuurt een afschrift van de subsidieaanvraag naar de lokale vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties.

Artikel 7

1. Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 2 geschiedt middels het aanvraagformulier dat in bijlage 1 is opgenomen en de daarbij behorende begroting, met gebruikmaking van het begrotingsformulier dat is opgenomen in bijlage 3.

2. Het aanvraagformulier is ondertekend door degene die op grond van de statuten bevoegd is de thuiszorginstelling te vertegenwoordigen, of door een persoon die daartoe gevolmachtigd is.

3. De begroting geeft inzicht in de kosten en baten en bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

a. een overzicht van het totaal aantal HH1 uren;

b. een overzicht van het totaal aantal niet leverbare uren;

c. een overzicht van het totaal aantal alfahulpuren; en

d. een overzicht en specificatie van de subsidies en financiële bijdragen zoals genoemd in artikel 9.

Artikel 8

1. Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 4 geschiedt middels het aanvraagformulier dat in bijlage 1 is opgenomen en de daarbij behorende begroting, met gebruikmaking van het begrotingsformulier dat is opgenomen in bijlage 4.

2. Het aanvraagformulier is ondertekend door degene die op grond van de statuten bevoegd is de thuiszorginstelling te vertegenwoordigen, of door een persoon die daartoe gevolmachtigd is.

3. De begroting geeft inzicht in de kosten en baten per individuele voormalige alfahulp in dienst bij de aanvrager en bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

a. een overzicht van alle voormalige alfahulpen waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

b. een overzicht van de loondienstmaanden die de voormalige alfahulp in 2008 in dienst van een thuiszorginstelling werkt;

c. een overzicht en specificatie van de kosten en baten;

d. een postgewijze toelichting waarbij de kosten en baten die door middel van interne doorberekeningen zijn toegerekend, zijn bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voor zover hier kosten zijn inbegrepen van materiële vaste activa, zijn deze kosten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.

Artikel 9

1. Voor zover de subsidieaanvrager voor dezelfde begrote kosten tevens subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de subsidieaanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

2. Voor zover de subsidieaanvrager nadat hij de subsidieaanvraag heeft ingediend voor dezelfde begrote kosten een subsidie of een andere financiële bijdrage aanvraagt bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan terstond mededeling aan de Minister.

§ 5

Subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel 10

1. De Minister neemt binnen dertien weken na datum van ontvangst van de subsidieaanvraag een beschikking op de aanvraag.

2. De Minister laat zich bij het geven van de beschikking ten aanzien van de nadelige sociale gevolgen bij de thuiszorginstelling door het cwi adviseren over:

a. de ontwikkelingen en verwachte ontwikkelingen in de werkgelegenheid bij de thuiszorginstelling;

b. de ontwikkelingen en verwachte ontwikkelingen in de lokale en regionale thuiszorgsector;

c. de ontwikkelingen en verwachte ontwikkelingen van de rechtspositie van de betrokken werknemers van de thuiszorginstelling.

3. De Minister laat zich bij het geven van het besluit adviseren door een door hem in te stellen beheerscommissie, bestaande uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 11

1. De Minister verstrekt voorschotten op basis van de verleende subsidie.

2. Voorschotten worden gelijkmatig over het aantal maanden verstrekt waarvoor subsidie is verleend.

3. De Minister kan indien hierom in de aanvraag wordt verzocht, afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

§ 6

Berekeningswijze

Artikel 12

1. De Minister berekent de subsidie als bedoeld in artikel 2 volgens de navolgende formule:

subsidie = (totaal aantal HH1-uren – aantal niet leverbare uren – aantal alfahulpuren) * uursubsidie.

2. De uursubsidie bedraagt niet meer dan € 5.

3. De subsidie als bedoeld in artikel 2 bedraagt niet meer dan € 2.000.000 per subsidieaanvrager.

Artikel 13

1. De Minister berekent de subsidie als bedoeld in artikel 4 op basis van de navolgende formule:

subsidie = loondienstmaanden * deeltijdpercentage * € 900.

2. Behoudens het bepaalde in het eerste lid bedraagt de subsidie voor indienstneming van een voormalige alfahulp niet meer dan € 3.500 gemiddeld per werknemer voor wie subsidie wordt aangevraagd, met dien verstande dat het totaal van de subsidie als bedoeld in artikel 4 aan de thuiszorginstelling het bedrag van € 1.000.000 niet overschrijdt.

Artikel 14

De Minister brengt subsidies of andere financiële bijdragen verstrekt door een of meer andere bestuursorganen voor dezelfde activiteiten in mindering bij verstrekking van de subsidie bedoeld in de artikelen 2 en 4.

§ 7

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15

De subsidieontvanger zorgt er voor dat:

a. de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;

b. te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde kosten en baten kunnen worden nagegaan;

c. de doeleinden op een doelmatige wijze worden nagestreefd; en

d. de werkzaamheden op een zodanige manier worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd.

Artikel 16

De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een besluit tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie en overlegt hierbij de relevante stukken.

Artikel 17

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 18

1. De Minister kan bij de verlening van een subsidie verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

2. Indien de Minister subsidie heeft verleend op basis van artikel 2 is de subsidieontvanger verplicht om gedurende één jaar na de dag van de subsidieaanvraag alle arbeidsplaatsen behorende bij de functie van thuishulp A in zijn onderneming in stand te houden.

§ 8

Subsidievaststelling

Artikel 19

1. Voor 1 mei 2009 dient de subsidieontvanger een aanvraag in voor de subsidievaststelling.

2. Voor de aanvraag tot subsidievaststelling wordt het formulier gebruikt dat als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd.

3. De aanvraag voor de subsidievaststelling gaat vergezeld van een declaratie waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten en de daaraan gekoppelde berekeningswijze, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. De declaratie sluit aan op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting. Verschillen tussen declaratie en begroting zijn voorzien van een toelichting.

Artikel 20

1. De declaratie bedoeld in artikel 19, derde lid, is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig een in bijlage 5 bij deze regeling opgenomen modelaccountantsverklaring.

2. De declaratie bedoeld in artikel 19, derde lid, gaat vergezeld van een rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen door de subsidieontvanger, opgesteld door de accountant overeenkomstig het in bijlage 6 bij deze regeling opgenomen controleprotocol.

3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de departementale auditdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte controle werkzaamheden.

4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de verleende projectsubsidie(s) zoals genoemd in artikelen 2 en 4 tesamen minder dan € 125.000 bedraagt.

Artikel 21

Binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 19, eerste lid, geeft de Minister een beschikking tot vaststelling.

§ 9

Slotbepalingen

Artikel 22

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 23

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling personele gevolgen Wmo 2008.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Bussemaker.

Bijlage 1

stcrt-2008-113-p12-SC86081-1.gifstcrt-2008-113-p12-SC86081-2.gifstcrt-2008-113-p12-SC86081-3.gifstcrt-2008-113-p12-SC86081-4.gif

Bijlage 2

stcrt-2008-113-p12-SC86081-5.gifstcrt-2008-113-p12-SC86081-6.gifstcrt-2008-113-p12-SC86081-7.gif

Bijlage 3

stcrt-2008-113-p12-SC86081-8.gif

Bijlage 4

stcrt-2008-113-p12-SC86081-9.gif

Bijlage 5

stcrt-2008-113-p12-SC86081-10.gif

Bijlage 6

stcrt-2008-113-p12-SC86081-11.gifstcrt-2008-113-p12-SC86081-12.gif

Bijlage 7

stcrt-2008-113-p12-SC86081-13.gif

Toelichting

Algemeen

Mede ter uitvoering van de motie Van Geel (TK, vergaderjaar 2007–2008, 31 200, nr. 16) zijn middelen vrijgemaakt om gedwongen ontslagen in de thuiszorgsector te voorkomen en loopbaanperspectieven te creëren voor medewerkers in de thuiszorgsector. De Minister wil deze middelen onder meer zo inzetten dat voorkomen wordt dat thuishulpen ontslagen worden. Daarnaast wil de Minister de beschikbare middelen inzetten om te bewerkstelligen dat mensen die als gevolg van de aanbesteding in het kader van de Wmo in een alfahulpconstructie terecht zijn gekomen weer bij thuiszorginstellingen in vaste loondienst worden genomen. De onderhavige subsidieregeling voorziet in deze behoeften. In deze subsidieregeling zijn onder meer opgenomen het toepassingsbereik, de voorwaarden waaronder subsidie kan worden aangevraagd, de verplichtingen van de subsidieontvanger en de procedurele regels die in acht genomen dienen te worden bij de subsidiëring.

In veel gevallen hebben thuiszorginstellingen voor de werkzaamheden met de indicatie HH1 wmo-contracten met gemeenten gesloten waarin uurtarieven zijn overeengekomen die de kosten voor de inzet van medewerkers in de functie van thuishulp A niet kunnen dekken. Dit kan leiden tot ernstige nadelige sociale gevolgen, waaronder collectief ontslag. De onderhavige regeling voorziet dan ook ten eerste in een subsidie voor het verschil tussen het bedrag van € 18 en het overeengekomen uurtarief. Dit is geregeld in § 2 van de regeling. De regeling gaat hierbij uit van een berekening van het overeengekomen uurtarief op basis van een gemiddeld uurtarief. Daarmee speelt de regeling in op het feit dat een thuiszorginstelling in de regel meerdere wmo-overeenkomsten en onderaannemingsovereenkomsten heeft gesloten op basis waarvan werkzaamheden met de indicatie HH1 geleverd kunnen worden.

Het bedrag van € 18 als bedoeld in artikel 1, onder q van deze Regeling, dat voor de berekening van de uursubsidie wordt gebruikt, is een fictief bedrag. Het bedrag is daarmee expliciet geen norm voor de tarieven die in de toekomst tussen gemeenten en thuiszorginstellingen zullen worden afgesproken.

Ten tweede voorziet de onderhavige regeling in het stimuleren van thuiszorginstellingen om voormalige werknemers die door de invoering van de Wmo in een alfahulpconstructie terecht zijn gekomen weer in vaste loondienst te nemen. Dit is geregeld in § 3 van de regeling. Voor iedere voormalige alfahulp die een thuiszorginstelling voor een periode van een jaar of langer in het boekjaar 2008 in dienst neemt kan een subsidie worden verleend van € 900 per maand. Subsidie wordt slechts verleend ten behoeve van personen die in de periode direct voor hun indiensttreding bij de subsidieaanvrager tenminste een maand aantoonbaar alfahulp zijn geweest. Echter, de Minister verstrekt geen subsidie ten behoeve van alfahulpen die op enig moment na 15 maart 2008 in loondienst waren bij de aanvrager, nadien door de aanvrager zijn ontslagen, vervolgens als alfahulp hebben gewerkt en nu in dienst zijn van de aanvrager.

Aangezien de in het bovenstaande beschreven subsidiabele activiteiten zien op verschillende kosten is er voor gekozen beide activiteiten te voorzien van een eigen subsidieplafond. Daarmee is de mogelijkheid geopend dat thuiszorginstellingen zowel subsidie aanvragen voor compensatie van loonkosten van thuishulpen A als voor het weer in dienst nemen van voormalige alfahulpen. Thuiszorginstellingen hoeven deze subsidies ook niet tegelijkertijd aan te vragen. Een thuiszorginstelling kan bijvoorbeeld in juni subsidie aanvragen ten behoeve van de personele gevolgen thuishulpen A en in september subsidie aanvragen voor het in dienst nemen van voormalige alfahulpen. De aanvragen voor beide activiteiten worden dan ook gescheiden behandeld. Echter, een thuiszorginstelling kan voor iedere activiteit slechts eenmaal subsidie aanvragen.

De regeling is nadrukkelijk complementair ten opzichte van bijdragen van andere bestuursorganen. De verantwoordelijkheid om thuishulpen A te behouden voor de sector en de werkgelegenheid van voormalige alfahulpen te bevorderen ligt primair bij de thuiszorginstellingen zelf. Wanneer sprake is van een dreiging van ingrijpende personele problematiek dienen de thuiszorginstellingen dan ook in de eerste plaats zelf een oplossing te vinden. Wanneer de thuiszorginstellingen zelf niet in staat blijken te zijn om het hoofd te bieden aan deze dreiging, wenden zij zich tot het CWI, UWV en de gemeente. Pas wanneer de bijdragen die hieruit voortkomen niet voldoende zijn om de kosten te dekken, kan een beroep worden gedaan op de onderhavige regeling.

Naast de onderhavige subsidieregeling is nog een subsidieregeling vastgesteld welke de problemen in de thuiszorgsector adresseert, te weten de Subsidieregeling mobiliteitsbevordering thuiszorgsector 2008. Aangezien beide regelingen zien op het subsidiëren van verschillende kosten is goed mogelijk dat een thuiszorginstelling op basis van beide regelingen voor subsidie in aanmerking komt. Daarnaast is het, zoals in het bovenstaande staat beschreven, mogelijk dat de aanvrager op basis van de onderhavige regeling tweemaal voor subsidie in aanmerking komt. Thuiszorginstellingen kunnen ten aanzien van dezelfde kosten echter geen subsidie verkrijgen op basis van beide regelingen.

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

Geen toelichting.

Artikelsgewijs

§ 2. Personele gevolgen thuishulpen A

Artikel 2

Thuiszorginstellingen die tengevolge van de gemeentelijke aanbestedingen huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo worden geconfronteerd met de dreiging van ingrijpende personele problematiek, kunnen op grond van de onderhavige subsidieregeling subsidie aanvragen ten behoeve van de in dit artikel bedoelde compensatie voor loonkosten van thuishulpen A.

Er wordt geen subsidie verstrekt indien het gemiddelde uurtarief voor de werkzaamheden met de indicatie HH1 of een vergelijkbare indicatie per uur meer dan € 18 betreft. De subsidie betreft een zogenaamde additionele ‘vangnetvoorziening’ en heeft derhalve geen betrekking op subsidieaanvragers die voor HH1-werkzaamheden een gemiddeld uurtarief ontvangen dat hoger is dan het gestelde fictieve bedrag van € 18. In de praktijk zal het bedrag van € 18 veelal lager zijn dan het gemiddelde uurtarief waarmee de loonkosten voor de gemiddelde thuishulp A bij de gemiddelde thuiszorginstelling kunnen worden gedekt. Dit verschil tussen het gemiddelde uurtarief en het fictieve bedrag van € 18 moet worden beschouwd als een eigen risico voor de thuiszorginstelling waarover geen subsidie kan worden verkregen. Dit eigen risico is voor de thuiszorginstelling een prikkel om naast het aanvragen van subsidie op basis van de onderhavige regeling ook andere maatregelen te treffen om de loonkosten zo veel mogelijk te beperken.

Er wordt slechts subsidie verstrekt voor in 2008 gemaakte of in 2008 te maken kosten.

Artikel 3

In dit artikel is een subsidieplafond opgenomen als bedoeld in artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht. De Minister verdeelt het voor de personele gevolgen van thuishulpen A beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de volledige aanvragen. Voor de verdeling van de middelen is daarmee het principe van ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’ van toepassing. Aanvragen die eerder bij het Ministerie binnen zijn maken, indien ze voldoen aan de voorwaarden van de onderhavige regeling, eerder kans in aanmerking te komen voor subsidie dan later ingediende aanvragen. Vanaf het moment dat het subsidieplafond overschreden is, worden de aanvragen die nog binnen komen zonder meer afgewezen.

Indien de bij de subsidieaanvraag verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen, wordt de subsidieaanvrager eenmaal in de gelegenheid gesteld de subsidieaanvraag aan te vullen. Hierbij krijgt iedere subsidieaanvrager een gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen alvorens het plafond is bereikt. De Minister doet een verzoek tot aanvulling op volgorde van ontvangst van de aanvragen, waarbij iedere subsidieaanvrager telkens eenzelfde termijn krijgt om een aanvulling te doen.

Zoals reeds in het algemene deel van deze toelichting beschreven geldt de in dit artikel beschreven plafond slechts voor subsidieaanvragen ten behoeve van de personele gevolgen thuishulpen. Deze aanvragen worden dan ook afzonderlijk van de aanvragen als bedoeld in paragraaf 3 van deze Regeling behandeld.

§ 3. Werkgelegenheidsbevordering voormalige alfahulpen

Artikel 4

Een doel van de regeling is het stimuleren van thuiszorginstellingen om alfahulpen weer in loondienst te nemen in de functie van thuishulp A. Subsidie kan pas worden aangevraagd nadat de aanvrager de voormalige alfahulp ten behoeve van wie hij subsidie aanvraagt in dienst heeft genomen.

Overeenkomstig het derde lid dient te worden aangetoond dat de werknemer ten behoeve van wie subsidie wordt aangevraagd daadwerkelijk een voormalig alfahulp als bedoeld in deze regeling is. Dit kan onder meer worden aangetoond door middel van:

een bemiddelingsovereenkomst tussen de subsidieaanvrager en de voormalige alfahulp.

Of, indien deze niet beschikbaar is:

– documenten uit de financiële administratie van de subsidieaanvrager, waaruit per individuele medewerker (voormalige alfahulp) blijkt dat de subsidieaanvrager als kassier heeft opgetreden voor deze medewerker.

Of, indien deze informatie niet beschikbaar is:

– een of meer overeenkomsten met cliënten van de voormalige alfahulp, waarbij de gegevens van de cliënt zijn geanonimiseerd.

Artikel 5

In dit artikel is een subsidieplafond opgenomen als bedoeld in artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht. De Minister verdeelt het voor het bevorderen van de werkgelegenheid van voormalige alfahulpen beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de volledige aanvragen. Voor de verdeling van de middelen is daarmee het principe van ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’ van toepassing. Aanvragen die eerder bij het Ministerie binnen zijn maken, indien ze voldoen aan de voorwaarden van de onderhavige regeling, eerder kans in aanmerking te komen voor subsidie dan later ingediende aanvragen. Vanaf het moment dat het subsidieplafond overschreden is, worden de aanvragen die nog binnen komen zonder meer afgewezen.

Indien de bij de subsidieaanvraag verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen, wordt de subsidieaanvrager slechts eenmaal in de gelegenheid gesteld de subsidieaanvraag aan te vullen. Hierbij krijgt iedere subsidieaanvrager een gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen alvorens het plafond is bereikt. De Minister doet een verzoek tot aanvulling op volgorde van ontvangst van de aanvragen, waarbij iedere subsidieaanvrager telkens eenzelfde termijn krijgt om een aanvulling te doen.

Zoals reeds in het algemene deel van deze toelichting beschreven geldt het in dit artikel bedoelde plafond slechts voor subsidieaanvragen ten behoeve van de werkgelegenheidsbevordering voormalige alfahulpen. Deze aanvragen worden dan ook afzonderlijk behandeld van de aanvragen als bedoeld in paragraaf 2 van deze regeling.

§ 4. Subsidieaanvraag

Artikel 6

De subsidieaanvrager stuurt op het moment dat hij de aanvraag indient een afschrift van de aanvraag naar de betrokken werknemersorganisaties zodat zij kennis kunnen nemen van de inhoud van de subsidieaanvraag. Dit afschrift dient vergezeld te gaan van een uitnodiging tot overleg, zoals op het aanvraagformulier (bijlage 1) staat aangegeven.

De uiterste ontvangstdatum van 15 oktober 2008 is een fatale termijn. Een subsidieaanvraag die aan alle gestelde eisen voldoet en uiterlijk op 15 oktober 2008 aangetekend is ontvangen, is op tijd. Aanvragen die na die datum worden ontvangen, worden niet in behandeling genomen. De reden voor deze fatale termijn is dat de benodigde middelen alleen voor het jaar 2008 beschikbaar zijn. Om deze middelen ook in 2008 te kunnen uitgeven, dienen de besluiten tot subsidieverlening genomen te worden en de subsidie bevoorschot te worden in de 13 weken na de uiterste ontvangstdatum.

Artikel 7

Gelet op de korte termijn die beschikbaar is voor het besluit op de subsidieaanvraag is het van groot belang dat de aanvragen in een zo vroeg mogelijk stadium zo compleet en uniform mogelijk binnenkomen. Daarbij is het van belang dat de aanvragen zo transparant en ondubbelzinnig mogelijk worden ingediend. Mede hierom is ervoor gekozen het aanvraagformulier voor te schrijven dat in bijlage 1 is opgenomen. Voor de begroting is het begrotingsformulier voorgeschreven dat is opgenomen in bijlage 3.

In de begroting zijn ook de mogelijke bijdragen van andere bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeente, UWV/CWI) verdisconteerd.

Artikel 8

Ook met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde subsidie is het van belang dat de aanvragen zo transparant en ondubbelzinnig mogelijk worden ingediend. Ook hier is er dan ook voor gekozen een formulier voor te schrijven waarmee de subsidie dient te worden aangevraagd, welke is opgenomen in bijlage 1 van de onderhavige subsidieregeling. Dit subsidieaanvraagformulier dient vergezeld te gaan van alle op het aanvraagformulier gevraagde bijlagen. Voor de begroting is het begrotingsformulier voorgeschreven dat is opgenomen in de bijlage 4.

In de begroting zijn ook de mogelijke bijdragen van andere bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeente, UWV/CWI) verdisconteerd.

Artikel 9

Met het oog op het reeds in het algemene deel van deze toelichting beschreven complementaire karakter van deze regeling is het van belang dat de subsidieaanvrager, wanneer hij voor dezelfde activiteiten tevens subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij een ander bestuursorgaan, hiervan in de subsidieaanvraag al mededeling doet. Indien hij subsidie aanvraagt bij een ander bestuursorgaan op het moment dat hij de aanvraag voor de onderhavige subsidieregeling al heeft ingediend, is hij op basis van het tweede lid van dit artikel verplicht hiervan alsnog onverwijld mededeling te doen.

§ 5. Subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel 10

De Minister geeft binnen dertien weken een beschikking op de subsidieaanvraag. Ter toelichting: de termijn van dertien weken begint te lopen vanaf de eerste onvolledige aanvraag, wordt geschorst door het vragen van volledige stukken, en gaat dan weer verder lopen als de aanvraag compleet is.

In het kader van de voorbereiding van het besluit laat de Minister zich adviseren over de nadelige sociale gevolgen bij de thuiszorginstelling door het CWI, hetgeen wederom informatie inwint bij de lokale Centra voor werk en inkomen. De Minister wil hiermee onder meer inzicht verkrijgen in de mate waarin de thuiszorginstelling te maken heeft met een dreiging van ingrijpende personele problematiek als gevolg van de aanbestedingen in het kader van de Wmo. Dit laat vanzelfsprekend onverlet dat de Minister een zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft.

De in het bovenstaande beschreven advisering loopt via het Mobiliteitscentrum Thuiszorg te Zeist, welke nadat de Minister de subsidieaanvraag heeft ontvangen aan het lokale Centrum voor werk en inkomen een aantal vragen zal stellen die betrekking hebben op de aanvragende thuiszorginstelling en de situatie in de lokale en regionale thuiszorgsector.

De voorgenomen besluiten op alle ingediende subsidieaanvragen zullen integraal worden voorgelegd aan een beheerscommissie bestaande uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze beheerscommissie adviseert over de vraag of het voorgenomen besluit op de ingediende subsidieaanvraag op juiste gronden tot stand is gekomen. De lokale vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties ontvangen op het moment dat de thuiszorginstelling een aanvraag indient bij de Minister een afschrift van deze aanvraag, zodat zij kennis kunnen nemen van de inhoud van deze aanvraag. De beheerscommissie heeft inzicht in de aanvraag en in de situatie op lokaal niveau en bewaakt hiermee de betrokkenheid van werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties bij de desbetreffende subsidieaanvragen. Eén en ander laat vanzelfsprekend onverlet dat de Minister een zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft bij de besluitvorming op de subsidieaanvraag. De Minister kan derhalve afwijken van het advies van de beheerscommissie.

Artikel 11

De Minister verstrekt voorschotten op de verleende subsidie. Deze voorschotten worden gelijkmatig verdeeld over het aantal maanden waarvoor subsidie is aangevraagd. Indien de aanvrager verzoekt om een andere wijze van bevoorschotting, kan de Minister besluiten af te wijken van hetgeen in dit artikel is bepaald.

§ 6. Berekeningswijze

Artikel 12

De Minister berekent de te verstrekken subsidie als bedoeld in artikel 2 volgens de navolgende formule: subsidie = (totaal aantal HH1 uren– aantal niet leverbare uren – aantal alfahulpuren) * uursubsidie. In deze formule is de uursubsidie verdisconteerd alsmede de HH1 uren, de niet leverbare uren en de alfahulpuren. Bij het vaststellen van de HH1 uren en de niet leverbare uren maakt de aanvrager een reële inschatting van het aantal in 2008 te leveren uren. De niet gewerkte uren, welke bijvoorbeeld door alfahulpen worden geleverd dienen van de HH1 uren te worden afgetrokken omdat deze uren niet door de subsidieontvanger worden geleverd. Eveneens dienen de alfahulpuren te worden afgetrokken. De indienstneming van voormalige alfahulpen wordt al op basis van artikel 5 van onderhavige subsidieregeling gesubsidieerd en hoeft daarom niet ook op basis van artikel 2 te worden gesubsidieerd. Mocht de in artikel 1, onder q, bedoelde uursubsidie die wordt berekend door van het fictieve bedrag van € 18 het gemiddelde uurtarief af te trekken, meer bedragen dan € 5, dan wordt het bedrag naar beneden afgerond tot € 5. De gehele subsidie per aanvrager op basis van onderhavige regeling bedraagt niet meer dan €2.000.000.

Rekenvoorbeeld

Thuiszorginstelling X heeft 3 overeenkomsten gesloten. In overeenkomst 1 is voor 300.000 uur werkzaamheden HH1 een uurtarief van € 16 overeengekomen. In overeenkomst 2 (een onderaannemingsovereenkomst) is voor 100.000 uur werkzaamheden HH1 een uurtarief van € 18 overeengekomen. In overeenkomst 3 is voor 200.000 uur werkzaamheden HH1 een uurtarief van € 16,50 overeengekomen. Voor 150.000 uur waarvoor de thuiszorginstelling een overeenkomst heeft gesloten worden in 2008 alfahulpen (en dus geen eigen werknemers) ingezet.

Komt deze thuiszorginstelling voor subsidie in aanmerking en zo ja voor hoeveel?

Stap 1. Berekening gemiddeld uurtarief:

(300.000 × € 16 + 100.000 × € 18 + 200.000 × € 16,50) / 600.000 = € 16,50

Stap 2. Gemiddeld uurtarief is € 1,50 lager dan normtarief van € 18.

Stap 3. Van de 600.000 uur HH1 wordt 150.000 uur door alfahulpen uitgevoerd. Deze 150.000 uren zijn de niet-leverbare uren en worden in mindering gebracht op de 600.000 uur HH1. Resteert 450.000 uur HH1.

Stap 4. Resterende 450.000 uur × € 1,50 = € 675.000.

Voorbeeld 2 (mixtarief)

Thuiszorginstelling Y heeft 5 overeenkomsten gesloten:

In overeenkomst 1 is voor 200.000 uur werkzaamheden HH1 een uurtarief van € 16 overeengekomen.

In overeenkomst 2 is voor 100.000 uur werkzaamheden HH1 een uurtarief van € 18 overeengekomen.

In overeenkomst 3 is voor 400.000 uur werkzaamheden HH1 een uurtarief van € 16,50 overeengekomen.

In overeenkomst 4 is voor 400.000 uur werkzaamheden HH1 en HH2 een gemiddeld uurtarief van € 17 overeengekomen.

In overeenkomst 5 (een onderaannemingsovereenkomst die is gesloten op 10 januari 2008) is voor 200.000 uur werkzaamheden HH1 een uurtarief van € 16 overeengekomen. Voor 250.000 uur waarvoor de thuiszorginstelling een overeenkomst heeft gesloten worden in 2008 alfahulpen ingezet.

Komt deze thuiszorginstelling voor subsidie in aanmerking en zo ja voor hoeveel?

Stap 1. Berekening aantal uur HH1 voor overeenkomst 4:

Bij een gemiddeld tarief van € 17 geldt een percentage HH1 van 60%. Daarmee worden 60% van 400.000 = 240.000 uren HH1 geacht te zijn overeengekomen tegen een tarief van € 17.

Stap 2. Berekening gemiddeld uurtarief:

(200.000 × € 16 + 100.000 × € 18 + 400.000 × € 16,50 + 240.000 × € 17) / 940.000 = € 16,68. De tariefafspraak in overeenkomst 5 wordt buiten deze berekening gehouden omdat deze overeenkomst is afgesloten na 31 december 2007.

Gemiddeld uurtarief is € 1,32 lager dan normtarief van € 18.

Stap 3. Van de 940.000 uur HH1 wordt 250.000 uur door alfahulpen uitgevoerd. Deze 250.000 uren worden in mindering gebracht op de 940.000 uur HH1. Resteert 690.000 uur HH1.

Stap 4. De resterende 690.000 uur × € 1,32 = € 910.800

Artikel 13

De Minister berekent de te verstrekken subsidie als bedoeld in artikel 4 op basis van de formule: subsidie = loondienstmaanden * deeltijdpercentage * € 900. In deze formule zijn aldus verdisconteerd het aantal maanden waarin de medewerker in loondienst is, het eventuele deeltijdkarakter van de aanstelling en een standaard maandsubsidie van € 900.

De subsidie bedraagt niet meer dan € 3.500 gemiddeld per werknemer voor wie subsidie wordt aangevraagd. Met gemiddeld € 3.500 per werknemer wordt bedoeld dat de som van de subsidiebedragen per werknemer gedeeld door het aantal werknemers maximaal € 3.500 mag bedragen. Daarnaast kan per thuiszorginstelling maximaal € 1.000.000 subsidie als bedoeld in artikel 4 worden aangevraagd.

Rekenvoorbeelden

Voorbeeld 1

Thuiszorginstelling Y vraagt subsidie aan omdat zij per 1 juni voor de duur van een jaar 15 personen die in de voorafgaande 6 maanden de functie van alfahulp hadden elk voor 0,4 fte in dienst heeft genomen en omdat zij per 1 oktober voor de duur van een jaar 25 personen die in de voorafgaande 6 maanden de functie van alfahulp hadden voor 0,6 fte elk in dienst heeft genomen. Voor hoeveel subsidie komt de thuiszorginstelling in aanmerking?

Voor de 15 personen die op 1 juni in dienst zijn getreden is een subsidie beschikbaar van:

15 (personen) × 7 (maanden) × 0,4 (fte) × 900 (standaard maandsubsidie) = € 37.800

Voor de 25 personen die op 1 oktober in dienst zijn getreden is een subsidie beschikbaar van:

25 (personen) × 3 (maanden) × 0,6 (fte) × 900 (standaard maandsubsidie) = € 40.500

Voorbeeld 2

Thuiszorginstelling Q vraagt subsidie aan omdat zij per 1 juli voor de duur van een jaar 15 personen die in de voorafgaande 6 maanden de functie van alfahulp hadden elk voor 0,4 fte in dienst heeft genomen. Tevens vraagt deze thuiszorginstelling subsidie aan voor 4 voormalige alfahulpen die per 1 februari 2008 voor 0,6 fte elk in dienst zijn gekomen bij de thuiszorginstelling. Ook deze personen hadden in de voorafgaande 6 maanden van indiensttreding de functie van alfahulp. Voor hoeveel subsidie komt de thuiszorginstelling in aanmerking?

Voor de 15 personen die op 1 juli in dienst zijn getreden is een subsidie beschikbaar van:

15 × 6 × 0,4 × 900 = € 32.400

Voor de 4 personen die op 1 februari 2008 in dienst zijn getreden is een subsidie beschikbaar van:

4 × 11 × 0,6 × 900 = € 23.760

Artikel 14

Bij de verstrekking van de subsidie wordt, gelet op het complementaire karakter van de subsidie, rekening gehouden met subsidies en vergelijkbare vormen van overheidsfinanciering door andere bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeentelijke bestuursorganen, CWI/UWV). De subsidieregeling beoogt namelijk in eerste instantie aanvullend te zijn op subsidies en vergelijkbare financiële bijdragen van andere bestuursorganen. Indien een subsidieaanvrager er niet in is geslaagd subsidies en andere financiële bijdragen van andere bestuursorganen te verkrijgen, heeft dat geen gevolgen voor de verlening van een subsidie op basis van onderhavige subsidieregeling. Indien een ander bestuursorgaan reeds een subsidie heeft verleend maar deze subsidie nog niet heeft vastgesteld, kan bij de berekening van het bedrag voor de subsidie rekening worden gehouden met het verleende bedrag.

§ 7. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15

Het bepaalde in dit artikel betekent onder meer dat de thuiszorginstelling een adequate administratie bijhoudt. Uit deze administratie dient ondermeer aan de hand van stukken, zoals facturen, de opbouw van de declaratie herleidbaar te zijn. Ook de met de subsidie gerelateerde baten maken onderdeel uit van deze administratie.

Artikel 16

Er kunnen zich omstandigheden voordoen die, wanneer zij van te voren bij de Minister bekend waren geweest, het besluit over de subsidie anders hadden doen uitvallen. Zodra een dergelijke omstandigheid na het indienen van de subsidieaanvraag aan de orde is, dient dit onverwijld aan de Minister te worden gemeld. Het spreekt voor zich dat deze verplichting geldt tot de beëindiging en administratieve afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 17

Een ontvanger van een subsidie dient desgevraagd mee te werken aan door de Minister ingestelde onderzoeken naar de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 18

Dit artikel stelt buiten twijfel dat aanvullend op de verplichtingen in de onderhavige regeling en de verplichtingen van artikel 4:37 van de Awb, bij de subsidieverlening ook andere verplichtingen kunnen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Het artikel is gebaseerd op artikel 4:38 van de Awb.

Dit artikel regelt bovendien dat wanneer een subsidie is verleend als bedoeld in artikel 2 de subsidieontvanger verplicht is om gedurende één jaar alle arbeidsplaatsen behorende bij de functie van thuishulp A in zijn onderneming in stand te houden. Overeenkomstig artikel 1, onder t wordt onder een arbeidsplaats verstaan een arbeidsplaats uitgedrukt in decimalen fte die op het moment van subsidieaanvraag bestond in de onderneming van de subsidieaanvrager. Van belang is hier het verschil tussen de arbeidsplaats en de werknemer. Arbeidsconflicten behoren immers tot het gewone bedrijfsrisico en het is dan ook niet het oogmerk van deze subsidieregeling om de subsidieaanvrager te verplichten alle individuele werknemers in dienst te houden. Gelet op het doel van de subsidieregeling, het behoud van werkgelegenheid, is de subsidieaanvrager echter wel verplicht om gedurende de genoemde periode de arbeidsplaatsen behorende bij de functie van thuishulp A te handhaven.

§ 8. Subsidievaststelling

Artikel 19

De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling in. Dit artikel maakt duidelijk dat het de verantwoordelijkheid is van de subsidieontvanger een aanvraag voor de vaststelling van de subsidie in te dienen. Hij heeft daarmee voor een deel zelf in de hand met welke snelheid hij tot de vaststelling kan overgaan. Voor de aanvraag tot vaststelling wordt het formulier gebruikt dat als bijlage 2 bij de regeling is gevoegd alsmede het op individueel niveau opgestelde overzicht van kosten en baten. De declaratie geeft het nodige inzicht om tot een goede subsidievaststelling te komen. Daartoe dient de declaratie in ieder geval aan te sluiten op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting en worden belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting toegelicht. Wanneer de subsidieontvanger de aanvraag voor subsidievaststelling niet binnen de gestelde termijn indient of de aanvraag niet voldoet aan de in dit artikel gestelde eisen, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Het is van belang dat de declaraties zo transparant en ondubbelzinnig mogelijk worden ingediend. Mede hierom is ervoor gekozen aan het aanvraagformulier voor de vaststelling in bijlage 2 een format voor de declaratie toe te voegen. Dit format dient correct te worden ingevuld en vergezeld te gaan van alle op het aanvraagformulier gevraagde bijlagen.

Artikel 20

Uitgangspunt van deze bepaling is dat elke declaratie is voorzien van een accountantsverklaring en een rapportage betreffende de naleving van de subsidiebepalingen op basis van het zogenaamde controleprotocol. Hierop wordt in het vierde lid een uitzondering gemaakt voor de gevallen waarin een subsidie verleend is van minder dan € 125.000,– voor de onderdelen uit paragraaf 2 en 3 van deze regeling tezamen. Voor de duidelijkheid wordt er op gewezen, dat de accountant die op grond van het derde lid over de naleving van de subsidiebepalingen rapporteert, de eigen accountant is van de subsidieontvanger.

Artikel 21

Geen toelichting.

§ 9. Slotbepalingen

Artikel 22

Geen toelichting.

Artikel 23

Geen toelichting.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker

Naar boven