Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2 2008–2013

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 mei 2008, nr. BVE/INI-2008/21706, houdende voorschriften inzake de subsidiëring van experimenten in het kader van de leergang vmbo-mbo2 (Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2 2008–2013)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Paragraaf 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van de landbouw en natuurlijke omgeving, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs;

c. WVO: Wet op het voortgezet onderwijs;

d. vmbo: voorbereidend beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 10b, van de WVO;

e. opleiding mbo2: basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, van de WEB, voor zover het betreft de beroepsopleidende leerweg, bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a, van die wet;

f. agrarisch opleidingscentrum: agrarisch opleidingscentrum, bedoeld in artikel 1.3.3 van de WEB;

g. verticale scholengemeenschap: scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6 van de WEB;

h. vmbo-school: school voor voorbereidend beroepsonderwijs, waaronder begrepen het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum of in een verticale scholengemeenschap;

i. instelling: instelling, bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de WEB;

j. leergang vmbo-mbo2: leergang, bedoeld in artikel 3;

k. bevoegd gezag: bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de WVO respectievelijk artikel 1.1.1, onder w, van de WEB;

l. leerling: leerling die het onderwijs volgt aan de leergang vmbo-mbo2, verbonden aan een vmbo-school, respectievelijk deelnemer die het onderwijs volgt aan de leergang vmbo-mbo2, verbonden aan een instelling;

m. subsidieontvanger: subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 4, aan wie op grond van artikel 8, tweede lid, subsidie is verstrekt,

n. intrasectoraal programma: intrasectoraal programma, bedoeld in artikel 10b, vierde lid, onder c, of zevende lid, onder a, van de WVO;

o. intersectoraal programma: intersectoraal programma, bedoeld in artikel 10b, vierde lid, onder c, of zevende lid, onder a, van de WVO.

Artikel 2

Doelomschrijving

1. De Minister verstrekt overeenkomstig de voorschriften van deze regeling op aanvraag projectsubsidie om te bevorderen dat meer leerlingen het onderwijs verlaten met tenminste een startkwalificatie op het niveau van het diploma van een opleiding mbo2.

2. Ter bereiking van het doel, bedoeld in het eerste lid, wordt:

a. de leergang vmbo-mbo2, bedoeld in artikel 3, ingericht;

b. wetenschappelijk onderzoek verricht gedurende de experimenteerperiode naar de meerwaarde van de leergang vmbo-mbo2 ten opzichte van samenwerking op grond van artikel 25a van de WVO tussen scholen voor vmbo en instellingen die beroepsonderwijs verzorgen als bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van de WEB.

Artikel 3

Leergang vmbo-mbo2

1. In de leergang vmbo-mbo2 worden het derde en vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo en de verwante opleiding mbo2 als een programmatisch geheel aangeboden aan leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg aan een vmbo-school op de locatie van de vmbo-school of van de instelling. De studieduur van de leergang vmbo-mbo2 bedraagt ten hoogste vier jaar.

2. Het onderwijs in de leergang vmbo-mbo2 is zodanig ingericht dat de leerling het diploma van de opleiding mbo2 behaalt binnen de studieduur, bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 2

Aanvraag subsidie

Artikel 4

Subsidieaanvrager

De subsidie ingevolge deze regeling kan worden verstrekt aan de volgende aanvragers:

a. het bevoegd gezag van een vmbo-school die op grond van de WVO wordt bekostigd en die op basis van een samenwerkingsovereenkomst samenwerkt met een instelling,

b. het bevoegd gezag van een instelling die op grond van de WEB wordt bekostigd en die op basis van een samenwerkingsovereenkomst samenwerkt met tenminste één vmbo-school, of

c. het bevoegd gezag van een agrarisch opleidingscentrum of van een verticale scholengemeenschap.

Artikel 5

Aanvragen

1. De subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 4, onder a en c, dient ten behoeve van subsidiëring van een leergang vmbo-mbo2 die op 1 augustus 2008 start, binnen twee weken na inwerkingtreding van deze regeling een schriftelijke aanvraag in bij de Minister. Aanvragen die na deze periode worden ingediend, worden afgewezen.

2. De subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 4, dient ten behoeve van subsidiëring van een leergang vmbo-mbo2 die op 1 augustus 2009 start, uiterlijk op 12 december 2008 een schriftelijke aanvraag in bij de Minister. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, worden afgewezen.

3. Een aanvraag van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 4, onder a of b, wordt uitsluitend ingediend door middel van een volledig ingevuld en door de samenwerkende bevoegde gezagsorganen ondertekend formulier dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

4. Bij de aanvraag, bedoeld in het derde lid, wordt een door het bevoegd gezag van een vmbo-school en het bevoegd gezag van een instelling ondertekende samenwerkingsovereenkomst gevoegd.

5. Een aanvraag van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 4, onder c, wordt uitsluitend ingediend door middel van een volledig ingevuld formulier als bedoeld in het derde lid. Bij de aanvraag, bedoeld in de vorige volzin, wordt een door het bevoegd gezag van die instelling opgestelde interne regeling waarin is geregeld op welke wijze het project wordt uitgevoerd, gevoegd.

6. Uit de omschrijving op het formulier, bedoeld in het derde en vijfde lid, blijkt dat de leergang vmbo-mbo2 wordt aangeboden als programmatisch geheel dat aansluit bij het toegestane onderwijsaanbod van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen respectievelijk van het agrarisch opleidingscentrum of van de verticale scholengemeenschap.

7. In de aanvraag wordt aangegeven op welke afdeling, op welk intrasectoraal programma of intersectoraal programma van het vmbo en op welke opleiding of opleidingen mbo2 de aanvraag betrekking heeft alsmede op welke locatie van de aanvrager de leergang zal worden verzorgd.

Artikel 6

Beoordeling aanvraag

Een aanvraag voor subsidiëring van een leergang vmbo-mbo2 voldoet aan ten minste de volgende voorwaarden:

a. uit de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 5, vierde lid, of de interne regeling, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, blijkt dat een goede uitvoering van de leergang vmbo-mbo2 mogelijk is;

b. de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 4, onder a of b, heeft een aantoonbare meerjarige ervaring op het terrein van samenwerking tussen vmbo wat de basisberoepsgerichte leerweg betreft, en mbo2, blijkend uit de omschrijving van de organisatie van de leergang vmbo-mbo2 op het formulier, bedoeld in artikel 5, derde lid;

c. de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 4, onder a of b, toont door middel van het formulier, bedoeld in artikel 5, derde lid, aan dat de voorbereiding van het project zodanig is gevorderd dat met ingang van 1 augustus 2008 respectievelijk 1 augustus 2009 daadwerkelijk kan worden gestart met het onderwijs in de leergang vmbo-mbo2;

d. de leergang vmbo-mbo2 wordt aangeboden aan leerlingen die in het schooljaar 2007–2008 respectievelijk in het schooljaar 2008–2009 het tweede leerjaar van het vmbo hebben afgerond en die in het schooljaar 2008–2009 respectievelijk het schooljaar 2009–2010 in aanmerking komen voor plaatsing in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo;

e. uit de omschrijving op het formulier, bedoeld in artikel 5, derde of vijfde lid, blijkt dat ten behoeve van de leerling daadwerkelijk de waarborg en randvoorwaarden, bedoeld in de artikelen 16 en 18, kunnen worden geboden;

f. de leergang vmbo-mbo2 wordt verzorgd op één locatie, door personeelsleden die de leerling gedurende de leergang vmbo-mbo2 begeleiden;

g. de aanvrager verleent medewerking aan het in artikel 2, tweede lid, onder b, bedoelde wetenschappelijk onderzoek dat gedurende de experimenteerperiode wordt uitgevoerd;

h. voor de leergang vmbo-mbo2 die met ingang van 1 augustus 2008 start kan het verzoek uitsluitend worden ingediend door de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 4, onder a en c.

Artikel 7

Rangschikking aanvragen

1. De Minister rangschikt de aanvragen die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 6, per periode zodanig dat hij een aanvraag hoger rangschikt naarmate deze de in artikel 2, eerste lid, genoemde doelstelling beter realiseert. Daartoe worden de volgende criteria gehanteerd:

a. de verwachte bijdrage van de leergang aan de vermindering van voortijdig schoolverlaten in relatie tot het aandeel voortijdig schoolverlaters in de regio zoals blijkend uit het basisregister onderwijs;

b. de mate waarin de aanvraag in de regio is ingebed, gelet op de aan regiopartijen verstrekte informatie en de wijze waarop regionale partijen bij de aanvraag zijn betrokken;

c. de wijze waarop de kwaliteit van de uitvoering van de leergang wordt beschreven;

d. de mate waarin door honorering van de aanvragen een voldoende spreiding wordt bereikt van de leergang vmbo-mbo2 over de sectoren techniek, economie, zorg en welzijn en landbouw;

e. de mate waarin door honorering van de aanvragen een voldoende landelijke spreiding wordt bereikt van de leergang vmbo-mbo2.

2. Indien het totaal van de aanvragen dat voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in de artikel 6, het subsidieplafond, bedoeld in artikel 10, overschrijdt, wijst de Minister op basis van de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, één of meer aanvragen af. Indien na toepassing van het eerste lid aanvragen op een gelijke positie worden gerangschikt en slechts één van de aanvragen kan worden gehonoreerd, beslist de Minister volgens de volgorde van ontvangst van deze aanvragen. Indien deze aanvragen op een gelijk tijdstip zijn ontvangen, beslist de Minister op basis van loting.

3. De Minister kan advies vragen aan een onafhankelijke instantie over de wijze waarop de aanvragen, gelet op de criteria, bedoeld in het eerste lid, worden beoordeeld en gewogen.

Artikel 8

Beslissing op aanvraag

1. De Minister beslist uiterlijk op 1 augustus 2008 respectievelijk uiterlijk 2 februari 2009 op een aanvraag als bedoeld in artikel 5.

2. In de beschikking tot subsidievaststelling wordt in ieder geval vermeld:

a. op welke vestiging de leergang vmbo-mbo2 wordt verzorgd,

b. het aantal leerlingen dat ten hoogste voor subsidie in aanmerking wordt gebracht, en

c. op welke sector en op welke opleiding de leergang vmbo-mbo2 betrekking heeft.

Artikel 9

Subsidieverstrekking

1. De subsidie die voor een aanvraag wordt verstrekt bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per leerling.

2. Het vaste bedrag per aanvrager, bedoeld in artikel 4, bedraagt met inachtneming van het subsidieplafond, bedoeld in artikel 10, ten hoogste € 50.000,–.

3. De hoogte van het bedrag van de subsidieverstrekking wordt berekend door het aantal leerlingen, vermeld in de beschikking, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b, te vermenigvuldigen met € 8.500.

4. Indien de leerling vóór 1 oktober van het vierde studiejaar het diploma van de leergang vmbo-mbo2 behaalt, kan de subsidieontvanger vóór 1 november van dat jaar bij de Minister een aanvraag indienen voor een diplomabonus. De diplomabonus is een subsidie van ten hoogste € 8.500 per uitgereikt diploma. Bij de aanvraag toont de subsidieontvanger aan dat aan de subsidievoorwaarde, bedoeld in de eerste volzin, is voldaan.

5. Per samenwerkingsverband wordt slechts eenmaal een vast bedrag verstrekt als bedoeld in het eerste lid.

6. De subsidieontvanger en de in artikel 4, onder a en b, bedoelde samenwerkende bevoegde gezagsorganen beslissen gezamenlijk over de bestemming van de ingevolge deze regeling ontvangen middelen.

Artikel 10

Subsidieplafond

1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is ten behoeve van het vaste bedrag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, een bedrag beschikbaar van in totaal ten hoogste € 1.000.000 voor projecten die starten met ingang van 1 augustus 2008 en ten hoogste € 1.000.000 voor projecten die starten met ingang van 1 augustus 2009 voor zover daarvoor niet eerder een vast bedrag op grond van deze regeling is verstrekt.

2. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is per leerling een bedrag beschikbaar van € 8.500,– per leerling per jaar voor de duur van het project.

3. Aan de leergang vmbo-mbo2 kunnen landelijk ten hoogste 5000 leerlingen deelnemen, met dien verstande dat aan projecten die met ingang van 1 augustus 2008 starten, landelijk ten hoogste 1500 leerlingen kunnen deelnemen.

4. Indien het subsidieplafond, bedoeld in het derde lid, in 2008 niet wordt bereikt, wordt met inachtneming van het zesde lid, het subsidieplafond voor 2009 verhoogd met het bedrag voor het aantal leerlingen dat in 2008 is afgewezen.

5. Voor subsidieverlening ten behoeve van de diplomabonus, bedoeld in artikel 9, vierde lid, is voor projecten die starten met ingang van 1 augustus 2008 ten hoogste € 850.000 beschikbaar en voor projecten die starten met ingang van 1 augustus 2009 ten hoogste € 1.700.000 beschikbaar. Indien het subsidieplafond in enig jaar wordt overschreden, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 9, vierde lid, naar evenredigheid verlaagd.

6. Indien gegrondverklaring van een bezwaarschrift ten aanzien van een project dat start met ingang van 1 augustus 2008, leidt tot overschrijding van het subsidieplafond voor 2008, bedoeld in het derde lid, wordt het bedrag voor het aantal leerlingen dat als gevolg van de gegrondverklaring alsnog kan deelnemen aan de leergang vmbo-mbo2, in mindering gebracht op het subsidieplafond voor 2009.

Artikel 11

Betaling

1. Het vaste bedrag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt betaald in de maand oktober 2008 respectievelijk de maand oktober 2009.

2. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 9, eerste lid, wordt vanaf 1 januari 2009 respectievelijk 1 januari 2010 betaald volgens een door de Minister te bepalen kasritme.

3. De diploma-bonus, bedoeld, bedoeld in artikel 9, vierde lid, wordt betaald voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarin de aanvraag, bedoeld in artikel 9, vierde lid, is ingediend.

Artikel 12

Begrotingsvoorbehoud

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van artikel 8 vastgestelde subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verstrekt en van de hoogte van de vastgestelde subsidiebedragen.

Artikel 13

Vergelijking feitelijke realisatie

1. Op grond van de gegevens, bedoeld in artikel 4b.2.3, eerste lid, onder e, van het Uitvoeringsbesluit WEB en artikel 5, eerste lid, onder b, van het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO, vergelijkt de Minister het aantal leerlingen dat op 1 oktober van elk jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidiëring betrekking heeft aan het project als daadwerkelijk schoolgaand staat ingeschreven met het aantal leerlingen waarvoor de subsidie op grond van artikel 8, tweede lid onder b, is verstrekt.

2. Indien het aantal leerlingen dat als daadwerkelijk schoolgaand aan het project staat ingeschreven, lager is dan het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b, wordt dit aantal leerlingen verlaagd en de hoogte van het bedrag van de subsidieverstrekking aan dit aantal leerlingen aangepast.

Paragraaf 3

Subsidieverplichtingen

Artikel 14

Verantwoording, sancties

1. De financiële verantwoording wordt opgenomen in de jaarrekening van de vmbo-school, bedoeld in artikel 106, eerste lid onder c, van de WVO, respectievelijk van de instelling, bedoeld in artikel 2.5.3 van de WEB.

2. De artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.10 van de WEB zijn van toepassing op het bevoegd gezag van de instelling.

3. De artikelen 103b tot en met 103f van de WVO zijn van toepassing op het bevoegd gezag van de vmbo-school.

4. De artikelen 6.1.4 en 11.1 van de WEB juncto artikel 101, tweede lid, onder r, van de WEB zijn van toepassing op het bevoegd gezag van de instelling. De artikelen artikel 104, 104a en 105 van de WVO zijn van toepassing op het bevoegd gezag van de vmbo-school.

Artikel 15

Activiteitenverslag

De Minister kan de subsidieontvanger nadere aanwijzingen geven voor de inrichting van het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht, indien dit voor het verrichten van het wetenschappelijk onderzoek, bedoeld in artikel 2, tweede lid onder b, noodzakelijk is.

Artikel 16

Algemene waarborgen leerling aan leergang vmbo-mbo2

De subsidieontvanger geeft de leerling en ouders alvorens wordt besloten over de deelname aan de leergang vmbo-mbo2, voldoende informatie over de inhoud van de opleiding en over de gevolgen voor die leerling van het volgen van deze leergang.

Artikel 17

Onderwijs en examen

1. Op de subsidieontvanger is, tenzij in deze regeling anders wordt bepaald, het bij of krachtens onderstaande artikelen bepaalde van toepassing aangaande:

a. de kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 1.3.6 van de WEB,

b. het personeel, bedoeld in hoofdstuk 4 van de WEB,

c. het beroepsonderwijs, waaronder mede begrepen de beroepspraktijkvorming, bedoeld in hoofdstuk 7, titel 2 van de WEB,

d. de examens, bedoeld in hoofdstuk 7, titel 4 van de WEB,

e. de rechtsbescherming van de leerlingen, bedoeld in hoofdstuk 7, titel 5 van de WEB,

f. de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.3 van de WEB, met dien verstande dat wat de onderwijsbijdrage betreft, artikel 27, tweede lid, van de WVO van toepassing is,

g. het toezicht van de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht,

h. de leerplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, en

i. voor zover het betreft een project verbonden aan een vmbo-school, de klachtenregeling, bedoeld in artikel 24b van de WVO.

2. Het bevoegd gezag verzorgt voor de leerling in instellingstijd een onderwijsprogramma dat in het eerste en tweede leerjaar van de leergang vmbo-mbo2 zolang het vo-programma leidend is ten minste 1000 uren per leerjaar omvat en in het derde en vierde leerjaar van de leergang vmbo-mbo2 zolang het bve-programma leidend is ten minste 850 uren per leerjaar.

Artikel 18

Randvoorwaarden leergang vmbo-mbo2

Inschrijving van leerlingen aan een leergang vmbo-mbo2 vindt slechts plaats voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de leerling ondervindt geen nadelige gevolgen van het experimentele karakter van de leergang vmbo-mbo2,

b. in de onderwijsovereenkomst met de leerling is mede opgenomen dat indien de leerling naar verwachting de leergang vmbo-mbo2 niet met succes zal afronden, de leerling in staat zal worden gesteld een diploma vmbo basisberoepsgerichte leerweg te behalen, het diploma van een assistentopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a, van de WEB, of het diploma van een opleiding mbo 2, afhankelijk van de studievoortgang van de leerling, en

c. de leerling ontvangt gedurende de opleiding adequate loopbaanoriëntatie en begeleiding.

Artikel 19

Beëindiging subsidie leergang vmbo-mbo2 aan instelling

Indien de subsidievaststelling voor een leergang vmbo-mbo2 op grond van artikel 4:49 of 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht wordt ingetrokken, worden leerlingen die zijn ingeschreven aan deze leergang door de subsidieontvanger ingeschreven aan een vmbo-opleiding respectievelijk een opleiding mbo2 onder de voorwaarden, bedoeld in de artikel 16 en 18.

Artikel 20

Specifieke voorschriften voor projecten verbonden aan een school voor vmbo

1. Het bevoegd gezag schrijft de leerling aan de leergang vmbo-mbo2 in op grond van een van de elementcodes die worden vastgesteld in bijlage 2 behorende bij deze regeling.

2. Artikel 77a van de WVO is van overeenkomstige toepassing.

3. Artikel 86 van de WVO is van overeenkomstige toepassing, waarbij de leerling aan de leergang wordt aangemerkt als een leerling in de basisberoepsgerichte leerweg.

4. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de leerlingen aan een leergang vmbo-mbo2 niet voor bekostiging anders dan de experimentsubsidie en de leerlinggebonden financiering in aanmerking worden gebracht op grond van het Bekostigingsbesluit W.V.O.

Artikel 21

Specifieke voorschriften voor projecten verbonden aan een instelling

1. Het bevoegd gezag schrijft de leerling aan de leergang vmbo-mbo2 in op grond een van de Crebo codes die zijn opgenomen in bijlage 3 behorende bij deze regeling.

2. Op een leerling aan een leergang vmbo-mbo2 die is verbonden aan een vmbo-school is de Subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO van overeenkomstige toepassing.

3. Het bevoegd gezag bedingt bij de inschrijving van een leerling van 18 jaar of ouder een bedrag aan schoolkosten van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet.

4. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de leerlingen aan een leergang vmbo-mbo2 niet voor bekostiging in aanmerking worden gebracht op grond van het Uitvoeringsbesluit WEB.

Paragraaf 4

Slotbepalingen

Artikel 22

Evaluatie

De Minister zendt uiterlijk zes jaar na de inwerkingtreding van deze regeling een verslag over de doeltreffendheid van deze regeling en de effecten ervan in de praktijk aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 23

Wijziging artikel 21 in verband met invoering leerlinggebonden financiering MBO

Indien het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van leerlinggebonden financiering in het beroepsonderwijs (Kamerstukken I 2007/08, 31 037, A) in werking is getreden en tot wet is verheven, komt artikel 21, tweede lid, als volgt te luiden:

2. Op een leergang vmbo-mbo2 die is verbonden aan een instelling zijn de artikelen 2.2.5 tot en met 2.2.8 van de WEB van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24

Inwerkingtreding en intrekking

1. Deze regeling, met uitzondering van de artikelen 1, onder l, en 5, zevende lid, wat betreft de verwijzing naar intersectorale programma’s, treedt in werking met ingang van een bij Ministeriële regeling te bepalen tijdstip.

2. De artikelen 1, onder l, en 5, zevende lid, wat betreft de verwijzing naar intersectorale programma’s, treden in werking met ingang van het tijdstip waarop artikel I, onder D, van het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen (Kamerstukken I 2007/08, 31 310, A) indien dat voorstel tot wet wordt verheven, in werking treedt.

3. Deze regeling wordt ingetrokken met ingang van het tijdstip waarop de WVO en de WEB een grondslag voor experimenten als geregeld in deze regeling zullen bevatten, doch uiterlijk met ingang van 1 augustus 2012.

Artikel 25

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2 2008–2013.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Bijlage I

stcrt-2008-111-p6-SC86003-1.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-2.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-3.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-4.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-5.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-6.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-7.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-8.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-9.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-10.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-11.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-12.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-13.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-14.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-15.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-16.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-17.gifstcrt-2008-111-p6-SC86003-18.gif

Bijlage II

Registratie van leerlingen die de experimentele leergang vmbo-mbo2 gaan volgen

Ten behoeve van Bijlage 3 bij de regeling:

Voor de registratie aan de BVE-instellingen is het voorstel om 4 nieuwe CREBO-codes in BRIN aan te maken:

Omschrijving kort :

– Experiment vmbo-mbo2

sector techniek

800101

– Experiment vmbo-mbo2

sector economie

800201

– Experiment vmbo-mbo2

sector zorg en welzijn

800301

– Experiment vmbo-mbo2

sector landbouw en natuurlijke omgeving

800401

Omschrijving lang:

– Experimentele leergang vmbo-mbo niveau 2 in de sector techniek

– Experimentele leergang vmbo-mbo niveau 2 in de sector economie

– Experimentele leergang vmbo-mbo niveau 2 in de sector zorg en welzijn

– Experimentele leergang vmbo-mbo niveau 2 in de sector landbouw en natuurlijke omgeving

De leerweg die verbonden wordt aan de CREBO-codes is: BOL (Beroepsopleidende leerweg).

Ten behoeve van Bijlage 2 bij de regeling:

Voor de registratie aan de VO-scholen is het voorstel om 5 nieuwe Elementcodes in BRIN aan te maken:

Omschrijving kort :

– Exp.VMBO Basisbg. Lw. Tech. – MBO2

4111

– Exp.VMBO Basisbg. Lw. Ec. – MBO2

4151

– Exp.VMBO Basisbg. Lw. ZrgWlz. – MBO2

4131

– Exp.VMBO Basisbg. Lw. Landb LNO – MBO2

4171

– Exp.VMBO Basisbg. Lw. Intersect. progr. – MBO2

4191

Omschrijving lang:

– Experimentele leergang VMBO Basisberoepsgerichte Leerweg Techniek – MBO niveau 2

– Experimentele leergang VMBO Basisberoepsgerichte Leerweg Economie – MBO niveau 2

– Experimentele leergang VMBO Basisberoepsgerichte Leerweg Zorg en welzijn – MBO niveau 2

– Experimentele leergang VMBO Basisberoepsgerichte Leerweg Landbouw en natuurlijke omgeving – MBO niveau 2

– Experimentele leergang VMBO Basisberoepsgerichte Leerweg Intersectoraal programma – MBO niveau 2

De leerweg die verbonden wordt aan de registratie in het VO is Basisberoepsgerichte leerweg (opgenomen in omschrijving). De leerjaren die ik voorstel open te stellen zijn: 3,4,5,6 (waarbij de leerjaren 5 en 6 min of meer ‘vergelijkbaar zijn’ met niveau 1 en 2 van het MBO).

Toelichting

Algemeen

In de overgang van vmbo naar mbo vindt veel uitval van leerlingen plaats. Vooral voor leerlingen van de niveaus 1 en 2 van het mbo geldt dat de overstap van de vmbo-basisberoepsgerichte leerweg naar het mbo vaak een obstakel is. Met name de zwakkere leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo vormen een kwetsbare groep. Deze leerlingen hebben behoefte aan een ruimere praktische invulling dan de basisberoepsgerichte leerweg hen op dit moment kan bieden.

Doelstelling van het experiment leergang vmbo-mbo2

Doel van dit experiment is dat meer leerlingen hun startkwalificatie halen op mbo-niveau 2. Hiermee vergroten ze hun kansen op een goede loopbaan. Daarom wordt een experiment uitgevoerd met een geïntegreerde leerweg voor de bovenbouw van het vmbo-basisberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsopleiding van het mbo, zodat de overgang van vmbo naar mbo minder groot is voor deze leerlingen.

Vanaf het schooljaar 2008–2009 wordt gestart met het experiment. De resultaten worden jaarlijks gemonitord. Afhankelijk van de resultaten kan een basis gelegd worden voor een ‘evidence based’ besluit over de toekomst van samenwerking tussen vmbo en mbo. Ook wordt bekeken of deze nieuwe leergang een meer structurele oplossing kan bieden voor de problematische overgang vmbo-mbo voor de leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg.

Een afzonderlijke leergang vmbo-mbo2

De bovenbouw van de opleiding vmbo-basisberoepsgerichte leerweg wordt samengevoegd met mbo-niveau 2. Er ontstaat daardoor één nieuwe leergang. In deze leergang hoeven leerlingen de fysieke stap van hun vmbo-school naar een mbo-instelling niet te maken. Ze krijgen op één locatie les, met één pedagogisch-didactische aanpak, met een zelfde team vmbo- en mbo-docenten. Dat vergroot de kans dat leerlingen een diploma mbo-niveau 2 halen. Het uitgangspunt van de nieuwe leergang zijn de eindtermen of het kwalificatiedossier voor een mbo-niveau 2 opleiding.

Voorwaarde is wel dat er een terugvalgarantie moet zijn voor leerlingen als ze dreigen uit te vallen in het experiment. Als ze de leergang niet halen, moeten ze worden begeleid naar een traject dat leidt tot een vmbo- of een mbo-diploma.

Start experimenten in 2008 aan scholen voor vmbo

Voor het eerste cohort geldt dat de aanvraag alleen ingediend kan worden door een vmbo-school. Deze school registreert de experimentleerlingen en ontvangt per leerling een bedrag van € 8.500,– voor de duur van het project. Fysiek mag de leerling de leergang op een mbo-instelling volgen, maar valt hij formeel gezien onder de verantwoordelijkheid van de vmbo-school. Voor een verticale scholengemeenschap gaat het om leerlingen die worden geregistreerd vanuit de positie VMBO. Voor het AOC gaat het hier om leerlingen die worden geregistreerd vanuit de positie vmbo-groen binnen het AOC.

Voor het tweede cohort kan de aanvraag zowel vanuit de vmbo-school als de mbo-instelling ingediend worden.

Juridische status regeling

Onderhavige regeling is gebaseerd op artikel 3 van de Wet overige OCW-subsidies en op artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies. Op grond van deze bepaling kan de Minister in dringende gevallen subsidie verstrekken in afwijking van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs onder meer onder voorwaarde dat de subsidieverstrekking vooruitloopt op de totstandkoming van wetgeving ter zake.

Vaste verandermoment

Voor wet- en regelgeving wordt uitgegaan van een minimum invoeringstermijn van drie maanden. In het geval van deze regeling is de minimum invoeringstermijn van drie maanden niet gehaald.

Uitzonderingsgrond hier vormt een spoedige invoeringstermijn voor scholen, instellingen en leerlingen van de experimenten vmbo-mbo2, namelijk het begin van het schooljaar, 1 augustus 2008.

Administratieve lasten

OCW voorziet geen grote gevolgen voor de administratieve lasten van scholen en instellingen. Voor scholen en instellingen berekent OCW de gevolgen voor de administratieve lasten op maximaal 126.500 euro, waarbij ervan wordt uitgegaan dat alle leerlingen ook examen zullen afleggen. Deze lasten vloeien voort uit de aanvraag die scholen en instellingen moeten doen om het experiment op te kunnen starten en uit de inschrijving als extraneus van vo-leerlingen die examen gaan doen. OCW heeft het voorstel voorgelegd aan Actal, Actal heeft het voorstel niet geselecteerd voor een advies.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel e

In de leergang vmbo-mbo2 is de opleiding mbo 2, de basisberoepsopleiding, leidend. Het betreft voor deze opleiding de richting van de beroepsopleidende leerweg (BOL).

Artikel 1, onderdeel n

De subsidieontvanger is de mbo-instelling of vmbo-school die namens de andere partijen van het samenwerkingsverband de subsidie ontvangt. De subsidieontvanger wordt door het samenwerkingsverband aangewezen en dient, mede namens de andere deelnemers van het samenwerkingsverband de aanvraag in. De subsidieontvanger is daarmee ook aanvrager.

De partijen uit de samenwerkingsovereenkomst maken zelf afspraken over verdeling van de subsidie. Dit geldt voor alle subsidiebedragen, bedoeld in artikel 9, tweede lid (vast subsidiebedrag), derde lid (bedrag per leerling) en vierde lid (diplomasubsidie).

In het geval van een AOC of een verticale scholengemeenschap,is deze instelling automatisch de subsidieontvanger en aanvrager.

Artikel 2, tweede lid, onderdeel b

Tijdens de uitvoering van het experiment worden de resultaten van de nieuwe leergang gevolgd in de vorm van een monitoronderzoek. Het onderzoek, uitgevoerd door het Max Goote Kenniscentrum, moet inzicht geven of het experiment goed werkt voor deze groep leerlingen en of deze manier van werken een basis is voor verdere samenwerking in de toekomst tussen vmbo en mbo. Deelnemende instellingen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek.

Artikel 3, eerste lid

Een vmbo-school kan slechts die opleiding als programmatisch geheel aanbieden, die past bij het toegestane programma-aanbod van de beroepsgerichte programma’s (afdelingsvakken, intrasectorale vakken en intersectorale vakken) van de eigen basisberoepsgerichte leerweg en van de betrokken mbo-instelling waarmee de samenwerkingsovereenkomst is gesloten.

De leergang vmbo-mbo2 kan slechts worden vormgegeven op één locatie, gekozen door de vmbo-scholen of mbo-instellingen uit het samenwerkingsverband. Het aanbieden van het onderwijs op meerdere locaties wordt als meerdere aanvragen beschouwd.

Voor de leergang geldt dat het een aanvraag voor een afdeling van het vmbo, intersectoraal dan wel en intrasectoraal, en opleiding/opleidingen binnen het mbo2 betreft.

Het aanbieden van opleidingen aan meerdere afdelingen, intersectoraal dan wel intrasectoraal, van het vmbo wordt als meerdere aanvragen beschouwd.

Paragraaf 2

Deelnemers aan de leergang vmbo-mbo2 worden geregistreerd en gevolgd via BRON op basis van een inschrijving bij een elementcode of bij een crebocode, overeenkomstig de codes die zijn opgenomen in de bijlage 2 en 3, behorende bij deze regeling .

Artikel 4

Vmbo-scholen en mbo-instellingen dienen samen een aanvraag in voor subsidie, op grond van een samenwerkingsovereenkomst tussen de vmbo-school en de mbo-instelling. De subsidie wordt verleend aan het bevoegd gezag van één van de samenwerkingspartijen, te bepalen door de aanvragers zelf.

In het geval het een AOC of verticale scholengemeenschap betreft, is er slechts één bevoegd gezag.

Artikel 5, eerste lid

Aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding van de regeling ingediend worden, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 5, tweede lid

Aanvragen die na 12 december 2008 ingediend worden, worden niet in behandeling genomen.

Deelnemende scholen en instellingen die in het eerste cohort zijn gestart met het aanbieden van onderwijs in de leergang vmbo-mbo2, zullen voor het tweede cohort een nieuwe aanvraag in moeten dienen als zij ook voor een nieuwe lichting deelnemers aan de leergang vmbo-mbo2 willen deelnemen.

Artikel 5, derde lid

De aanvragen worden alleen beoordeeld op het volledig ingevulde en door de samenwerkingspartners ondertekende formulier. Uitsluitend informatie die op dit formulier wordt ingevuld wordt meegenomen in de beoordeling. Meegestuurde documenten, zoals jaarverslagen of missie statements, worden niet meegenomen in de beoordeling.

Artikel 5, vierde lid

De aanvraag moet ondertekend worden door alle partijen in de samenwerkingsovereenkomst. Bij het ontbreken van de handtekeningen wordt de aanvraag als onvolledig beschouwd en niet in behandeling genomen.

Artikel 5, vijfde lid

In het geval van een AOC of een verticale scholengemeenschap, is geen sprake van een samenwerkingsverband. Het bevoegde gezag stelt in dit geval een interne regeling vast. In die regeling staan de afspraken over de uitvoering van de leergang die in andere gevallen in de samenwerkingsovereenkomst geregeld worden.

Bij het ontbreken van de handtekening wordt de aanvraag als onvolledig beschouwd en niet in behandeling genomen.

Artikel 5, zesde lid

Uit het formulier moet blijken, dat er verwantschap is tussen de opleiding van het vmbo en mbo. Bij de aanvraag moet via het formulier duidelijk zichtbaar worden op welke wijze de samenwerking tussen de mbo-instellen en de vmboo-school wordt ingevuld waarbij nadrukkelijk wordt ingegaan welke opleidingen van het vmbo en mbo2 uiteindelijk leiden tot de leergang vmbo-mbo2.

Zowel de pedagogische en didactische invulling als de wijze waarop de expertise wordt ingewonnen maakt hiervan deel uit.

Artikel 5, zevende lid

In het formulier moet de aanvrager aangeven welke opleiding(en) met de daarbij behorende crebocode in de leergang vmbo-mbo2 wordt aangeboden. De vmbo-scholen geven in het formulier de ilt-code van de betreffende opleiding op welke wordt ingebracht in de leergang vmbo-mbo2.

Deze code kan een afdelingsprogramma betreffen maar ook, voor zover deze mogen worden verzorgd, tevens die van een ‘intra- of intersectoraal programma.’

Door de Minister wordt gecontroleerd of de locatie beschikt over de licentie voor het aanbieden van onderwijs in de leergang vmbo-mbo2.

Artikel 6

Een aanvraag moet in ieder geval voldoen aan de in artikel 6 genoemde criteria, anders zal de aanvraag worden afgewezen. De beoordeling op het voldoen aan deze criteria geschiedt op basis van het bij de aanvraag gevoegde formulier en de samenwerkingsovereenkomst dan wel interne regeling. Het gaat om de noodzakelijke uitvoeringsafspraken (a) en condities voor uitvoering (b, c), het voldoen aan uitgangspunten van het experiment (d, e en f) en om de bereidheid tot deelname aan de evaluatie (g).

Voor onderdeel f geldt, dat voor de locatie slechts één van de vmbo-scholen of mbo-instellingen uit het samenwerkingsverband kan worden gekozen, dit wordt als één aanvraag beschouwd. Het aanbieden van het onderwijs op meerdere locaties wordt als meerdere aanvragen beschouwd.

Artikel 7, eerste lid

Als er meer aanvragen voldoen aan de criteria, genoemd in artikel 6, dan kunnen worden gesubsidieerd onder het subsidieplafond dan vindt selectie plaats uit de subsidiabele aanvragen door middel van ranking. Voor deze ranking worden de subsidiabele aanvragen op kwalitatieve gronden geplaatst in een rangorde en worden de aanvragen ‘van onder af’ geschrapt tot een aantal over is dat past binnen het subsidieplafond.

De ranking is gebaseerd op informatie in het formulier.

Het eerste lid vermeldt de criteria op basis waarvan de ranking wordt aangebracht.

Criterium a. betreft de verwachte bijdrage aan het terugdringen van voortijdig schoolverlaten, het hoofddoel van de regeling. De ambitie van de aanvrager, blijkend uit het formulier, wordt naast de VSV-cijfers van de regio gelegd, wat betekent dat die ambitie een hogere score oplevert naarmate de VSV-problematiek in de regio groter is.

Criterium b, regionale inbedding: hier wordt met name gelet op de betrokkenheid van regionale partijen, zoals blijkend uit het formulier. De betrokkenheid van het regionaal bedrijfsleven telt hierbij zwaar.

Criterium c, verwachte kwaliteit van de uitvoering, betreft het totaalbeeld dat naar voren komt uit de onderdelen doel, doelgroep, onderwijs en beoogd resultaat in het formulier.

De criteria d. (spreiding naar sector) en e. (landelijke spreiding) werken zo dat een aanvraag hoger op de ranking komt indien dat nodig is voor een voldoende vulling van de vier sectoren resp. de landelijke spreiding. Indien er in een sector en respectievelijk of in een regio voldoende subsidiabele aanvragen zijn, geven de criteria a tot en met c de doorslag.

Artikel 7, tweede lid

Procedure bij gelijk geschikt bevonden

Het gaat hier om de datum van binnenkomst van de papieren versie van het formulier op het adres vermeld in het formulier (voor formulier zie bijlage bij deze regeling). Bij gelijke datum van binnenkomst wordt geloot.

Artikel 7, derde lid

Na beoordeling van de aanvragen van het eerste cohort wordt het interne beoordelingstraject geëvalueerd met het onafhankelijke onderzoeksbureau uit het vorige lid. De uitkomst hiervan kan aanleiding geven om de scoringscriteria aan te passen.

Voor het eerste en tweede cohort geldt, dat de aanvragen beoordeeld kunnen worden door een onafhankelijk onderzoeksbureau, die hierover advies uitbrengt. Op grond van dit advies neem ik mijn beslissing.

Artikel 9, eerste lid

Wat betreft de subsidiëring geldt dus een vast bedrag en een bedrag per deelnemer. Indien de leergang vmbo-mbo2 door de mbo-instelling wordt aangeboden, wordt geen vergoeding verstrekt voor de UWEB maatstaven aan de deelnemers die aan het experiment deelnemen (zoals input, VOA, verdeling gelden innovatieregeling en stageregeling en output). In het bedrag per deelnemer is dus de diplomavergoeding voor bve verwerkt, daarmee kan geen diplomavergoeding via de rijksbijdrage (UWEB) worden gegenereerd.

Uitzondering hierop vormt de Leerling Gebonden Financiering (LGF). Dit betreft een aparte subsidie, en wordt wel uitgevoerd voor de leerlingen van het experiment vmbo-mbo2 aangezien het experiment een inschrijving van een reguliere beroepsopleiding betreft.

Artikel 9, tweede lid

Aanvragen die worden gehonoreerd krijgen een vast bedrag, bedoeld als startsubsidie van ten hoogste € 50.000,–. Voor elk cohort is een subsidieplafond van € 1 miljoen vastgesteld (artikel 10, eerste lid). Het kan zijn dat het subsidieplafond bereikt wordt, als er namelijk meer dan 20 aanvragen gehonoreerd worden. In dat geval wordt het subsidieplafond van € 1 miljoen gedeeld door het aantal gehonoreerde aanvragen. De startsubsidie kan daarmee lager uitkomen dan € 50.000,–. Het vaste bedrag kan ingezet worden voor extra begeleiding van de leerling gedurende het experiment.

Artikel 9, derde lid

Het experiment valt niet binnen het verdeelmodel bve, noch onder de verdeelregels die in de VO-sector gelden. Het betreft een specifieke subsidieregeling.

De subsidie per deelnemer aan het experiment bedraagt € 8.500 per jaar voor de duur van het experiment en wordt per beschikking aan de vmbo-school/mbo-instelling beschikbaar gesteld.

Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

– Het experiment is een combinatie van 2 studiejaren VMBO/LWOO en 2 studiejaren MBO voltijds BOL

– Voor het experiment is als eerste stap een gewogen prijs per deelnemer vastgesteld op basis van 2 jaar VMBO/LWOO en 2 jaren MBO met VOA-middelen

– Het gemiddelde bedraagt afgerond € 7.000 per jaar per deelnemer.

– Het gemiddelde bedrag van € 7000 is verhoogd tot € 8.500

Artikel 9, vierde lid

Normaal gesproken is de studieduur van het experiment 4 studiejaren. Indien de vmbo-school of mbo-instelling er in slaagt om de leerling het experiment succesvol te laten doorlopen (met diploma) in 3 studiejaren, wordt beoogd de vmbo-school/mbo-instelling hiervoor een subsidie te verstrekken. Voorwaarde is dat deze leerling voor 1 oktober van het vierde leerjaar een diploma mbo-niveau 2 heeft gehaald en dat deze leerling niet wordt ingeschreven voor het vierde studiejaar (peilmoment 1 oktober). Deze diplomabonus geldt dan vóór 1 oktober 2011 voor de experimenten die starten met ingang van het studiejaar 2008/2009. En vóór 1 oktober 2012 voor de experimenten die starten met ingang van het studiejaar 2009/2010. De diplomabonus is opgenomen in artikel 9, vierde lid van de regeling.

Voor de diplomabonus is een subsidieplafond vastgesteld van € 1 miljoen voor zowel de periode vóór 1 oktober 2011 als vóór 1 oktober 2012 (artikel 10, vijfde lid) . Het maximum van de diplomabonus is € 8.500 per diploma (dat is gelijk aan de geraamde inschrijving voor het 4e studiejaar). Dit betekent dat de € 1 miljoen. wordt verdeeld over de instellingen naar rato van het aantal diploma’s met een maximum van € 8.500 per diploma.

Artikel 10, derde lid

Als door (het aantal deelnemers in) een aanvraag het maximaal aantal deelnemers in het cohort wordt overschreden, dan wordt deze aanvraag in zijn geheel afgewezen. Er is gekozen om het aantal deelnemers van de aanvraag niet naar beneden bij te stellen.

Artikel 13. eerste lid

Voor leerlingen die deelnemen aan de leergang vmbo-mbo2, verbonden aan een mbo-instelling geldt, dat de 2e teldatum niet van toepassing is.

Artikel 17, onderdeel c

Indien de leergang verbonden is aan een vmbo-school, dient voor aanvang van de beroepspraktijkvorming de leerling ingeschreven te worden als niet-bekostigde extraneus deelnemer aan de mbo-instelling.

Vervolgens blijkt in de beroepspraktijkvormingsovereenkomst dat de leerling geregistreerd staat als stagiair. De vmbo-school cq. Mbo-instelling is verantwoordelijk voor de leergang vmbo-mbo2, dus ook voor de beroepspraktijkvorming. De vmbo-school is echter verantwoordelijk voor de feitelijke begeleiding van de leerling op de beroepspraktijkvormingsplaats.

Artikel 17, eerste lid, onderdeel g

De inspectie van het onderwijs neemt de experimenten vmbo-mbo2 mee in haar toezicht.

Artikel 17, eerste lid, onderdeel i

Een leerling gaat met zijn klachten naar die mbo-instelling of vmbo-school waar hij de leergang volgt. De eigen klachtenregeling van de instelling is leidend.

Artikel 17, tweede lid

Tijdens de leergang vmbo-mbo2 geldt, dat het leerjaar tenminste 1000 uur omvat indien het vo-programma leidend is en tenminste 850 uur indien het bve-programma leidend is. Voor een vierjarig traject kan dit betekenen, dat de leergang in de eerste twee jaar tenminste 1000 uur omvat en de laatste twee jaar 850 uur.

Artikel 18, onderdeel a

De leerling die deelneemt aan de leergang vmbo-mbo2, mag ten opzichte van een leerling die het reguliere onderwijsprogramma volgt, geen hinder ondervinden in de vmbo-school respectievelijk de mbo-instelling. Het programma van de leergang dient zo ingericht te zijn, dat het maximale uit de leerling wordt gehaald.

Artikel 20

In het geval een vmbo-school de experimenten vmbo-mbo2 aanbiedt, zijn de inrichtings- en examenvoorschriften van het voortgezet onderwijs in principe niet van toepassing. De school dient met de leergang te voldoen aan de eindtermen of het kwalificatiedossier en kwaliteitseisen van een diploma van de opleiding mbo-niveau 2, zoals die in de Wet educatie en beroepsonderwijs genoemd wordt. De leerlingen staan ingeschreven als vo-leerlingen. Voor leerlingen die aan het experiment deelnemen wordt geen vergoeding verstrekt gebaseerd op of afgeleid van het Bekostigingsbesluit WVO. Het experiment valt dus niet binnen het Bekostigingsbesluit WVO maar betreft een specifieke subsidieregeling. Het bedrag per leerling wordt per beschikking aan de vmbo-school/mbo-instelling beschikbaar gesteld. Uitzondering hierop vormt de Leerling Gebonden Financiering (LGF). Dit betreft een aparte subsidie, en is wel van toepassing voor de leerlingen van het experiment vmbo-mbo2. Het experiment betreft immers een inschrijving aan een reguliere beroepsopleiding.

De wettelijke bepaling betreffende de schoolboeken is voor de leerlingen in het experiment verbonden aan een vmbo-school van toepassing.

Artikel 21

In het geval een instelling de experimenten vmbo-mbo2 aanbiedt, mag de instelling afwijken van de inrichtings- en examenvoorschriften van het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. De instelling dient met de leergang wat betreft de inhoud te voldoen aan de eindtermen of het kwalificatiedossier en kwaliteitseisen van een diploma van de opleiding mbo-niveau 2, zoals die in de Wet educatie en beroepsonderwijs genoemd wordt. De leerlingen staan ingeschreven als bve deelnemers.

Voor leerlingen die aan het experiment deelnemen wordt geen vergoeding verstrekt gebaseerd op of afgeleid van het Uitvoeringsbesluit WEB (het gaat hier om de maatstaven van de rijksbijdrage zoals input, VOA, verdeling gelden innovatieregeling en stageregeling en output). Het experiment valt dus niet binnen het Uitvoeringsbesluit WEB maar betreft een specifieke subsidieregeling. Het bedrag per leerling wordt per beschikking aan de vmbo-school/mbo-instelling beschikbaar gesteld. Uitzondering hierop vormt de Leerling Gebonden Financiering (LGF). Dit betreft een aparte subsidie, en is wel van toepassing voor de leerlingen van het experiment vmbo-mbo2. Het experiment betreft immers een inschrijving aan een reguliere beroepsopleiding.

Artikel 24, eerste lid

Zoals in het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, is deze regeling gebaseerd op artikel 3 van de Wet overige OCW-subsidies en op artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies. Deze wettelijke voorschriften schrijven voor dat een Ministeriële regeling op grond van deze bepalingen, voordat deze in werking kan treden, wordt overgelegd aan beide Kamers der Staten Generaal. Om deze reden is in het eerste lid voorzien in een inwerkingtreding bij Ministeriële regeling. Deze regeling zal inwerking treden, nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven