Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DSI 2008

Besluit van de Minister van Justitie van 2 juni 2008, nr. 5548588/08, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Dienst Speciale Interventies (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DSI 2008)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, zevende lid, en artikel 60, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. KLPD: Korps landelijke politiediensten;

b. DSI: Dienst Speciale Interventies als bedoeld in de Regeling bijzondere bijstandseenheden;

c. de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar te werk gesteld bij de DSI als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Het personeel afkomstig van de krijgsmacht, te werk gesteld bij de DSI, belast met de opsporing van strafbare feiten, is aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van:

a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 60 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is

aangewezen de korpschef van het KLPD.

Artikel 6

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan eerst gebruik maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het uitoefenen van deze bevoegdheden.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

4. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien.

Artikel 7

De Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar is niet van toepassing op de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 8

Ingetrokken wordt: het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DSI 2006

Artikel 9

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, legitimatiebewijzen en de overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten, legitimatiebewijzen en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 1 juni 2013.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DSI 2008.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 juni 2008.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, L.A.M. Gielen.

Toelichting

Het stelsel van speciale eenheden, dat in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een antwoord moet geven op ernstige vormen van geweld en terrorisme, bestaat uit speciale eenheden van Politie en Defensie. Deze speciale eenheden treden niet uitsluitend op bij terrorisme of grof geweld maar ook bij het aanhouden van vuurwapengevaarlijke verdachten en het beëindigen van levensbedreigende situaties.

Onderdeel van dit stelsel betreft de Dienst Speciale Interventies (DSI) bij het KLPD. De DSI heeft tot taak, in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag, om in voorkomende gevallen op te treden tegen daders, dan wel verdachten van (voorbereiding van) grof geweld c.q. terroristische aanslagen. De DSI bestaat uit personeel van de politie en de krijgsmacht en is ingesteld op basis van artikel 60 van de Politiewet 1993. Zowel de medewerkers van de politie als van de Koninklijke marechaussee hebben (algemene) opsporingsbevoegdheid.

Het personeel van andere krijgsmachtdelen heeft geen opsporingsbevoegdheid. Gelet op de aard van het werk is het noodzakelijk dat ieder individu binnen de DSI, beschikt over opsporingsbevoegdheid. De opsporingsbevoegdheid is noodzakelijk om individueel opsporingshandelingen te kunnen verrichten, zoals binnentreden, aanhouden, strafvorderlijke fouillering en inbeslagneming. Ook dient zij procesverbaal te kunnen opmaken, teneinde ambtsedig de verrichte opsporingshandelingen te verantwoorden. Het bij de DSI ingedeelde personeel afkomstig van de krijgsmacht is tewerkgesteld bij het KLPD en voeren hun werkzaamheden uit onder algehele leiding van een politie-officier en onder gezag van een officier van justitie. De opsporingsbevoegdheid is beperkt tot de duur van de plaatsing bij de DSI en is functie gerelateerd. De opsporingsbevoegdheid kan alleen gebruikt worden tijdens (operationele) werkzaamheden, die worden uitgevoerd onder gezag van een officier van justitie.

In artikel 6 van het onderhavige besluit wordt de geweldsbevoegdheid ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, toegekend aan de buitengewoon opsporingsambtenaren die te werk gesteld zijn bij de DSI. Tevens wordt de bevoegdheid tot het dragen van handboeien verleend. De toekenning van de overige geweldsmiddelen geschiedt door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk.

Het bij de DSI ingedeelde personeel afkomstig van de krijgsmacht wordt vrijgesteld van de bekwaamheidseis als bedoeld in de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar, aangezien zij niet in alle gevallen beschikt over de bewapening die regulier aan buitengewoon opsporingsambtenaren kan worden toegekend. Wel dient de buitengewoon opsporingsambtenaar bij de DSI aan te tonen bekwaam te zijn in het gebruik van de bijzondere geweldsmiddelen. Hiervoor gelden de opleidingseisen die gesteld worden aan personen die zijn te werk gesteld bij de DSI.

Den Haag, 2 juni 2008

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,

L.A.M. Gielen

Naar boven