Vaststelling bedragen voor eenmalige toezichthandelingen Besluit bekostiging financieel toezicht voor 2008

Regeling van de Minister van Financiën tot vaststelling voor 2008 van de bedragen voor eenmalige toezichthandelingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het Besluit bekostiging financieel toezicht

10 januari 2008

Nr. FM 2008-00053 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 9 van het Besluit bekostiging financieel toezicht;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: Wet op het financieel toezicht;

b. besluit: Besluit bekostiging financieel toezicht.

Artikel 2

Tarieven van de Nederlandsche Bank

1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit wordt vastgesteld op:

a. € 35.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, van de wet;

b. € 35.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid, van de wet;

c. € 35.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

d. € 22.750 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

e. € 28.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit en de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

f. € 22.750 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit en de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

g. € 0 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:16, eerste lid, van de wet;

h. € 35.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

i. € 22.750 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van bank vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit, de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, en de liquiditeit niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

j. € 28.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit en de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

k. € 22.750 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van elektronischgeldinstelling vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde ten aanzien van de solvabiliteit en de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:269 van de wet, niet op basis van subconsolidatie of op individuele basis van toepassing is;

l. € 17.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de wet;

m. € 0 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:36, eerste lid, van de wet;

n. € 14.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:40 van de wet;

o. € 1.750 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar als bedoeld in artikel 2:48, eerste lid, van de wet;

p. € 1.400 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor als bedoeld in artikel 2:50, eerste lid, van de wet;

q. € 7.500 voor de behandeling van een aanvraag tot uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in onderdeel l of n;

2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit wordt vastgesteld op:

a. € 3.500 voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:23, tweede lid, van de wet;

b. € 3.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:2, derde lid, van de wet;

c. € 3.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:5, vierde lid, van de wet;

d. € 3.500 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:7, vierde lid, van de wet.

3. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het besluit wordt vastgesteld op:

a. € 13.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdelen a en d en artikel 3:96, eerste lid, van de wet, indien de Nederlandsche Bank voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 5.500 uur nodig heeft;

b. € 1.100.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdelen a en d en artikel 3:96, eerste lid, van de wet, indien de Nederlandsche Bank voor de behandeling van de aanvraag meer dan 5.500, maar niet meer dan 12.500 uur nodig heeft;

c. € 2.500.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdelen a en d en artikel 3:96, eerste lid, van de wet, indien de Nederlandsche Bank voor de behandeling van de aanvraag meer dan 12.500 uur nodig heeft;

d. € 1.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, van de wet.

4. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van het besluit wordt vastgesteld op € 35.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110, eerste lid, van de wet.

Artikel 3

Tarieven Autoriteit Financiële Markten

1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, wordt vastgesteld op:

a. € 4.125 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55, eerste lid, van de wet;

b. € 200 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55, eerste lid, van de wet;

c. € 1.460 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, van de wet;

d. € 200 voor de behandeling voor een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, van de wet;

e. € 10.000 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, van de wet;

f. € 1.800 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, van de wet;

g. € 4.450 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, van de wet;

h. € 1.460 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de toezichthouder erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

i. € 725 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet voor instellingen die zijn aangesloten bij een door de toezichthouder erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

j. € 200 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet;

k. € 450 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet indien:

1°. de aanvraag is ingediend in verband met een wijziging in de rechtsvorm van de aanvrager in die van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;

2°. de door de aanvrager gedreven onderneming wordt of werd gedreven door een natuurlijke persoon die beschikt, onderscheidenlijk beschikte, over een vergunning als bedoeld in artikel 2:75 van de wet en die zal worden, onderscheidenlijk is, benoemd als bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid; en

3°. zich ten opzichte van de vergunning van de natuurlijke persoon, bedoeld onder 2°, geen wijzigingen voordoen in de financiële producten en financiële diensten waarvoor de vergunning is aangevraagd;

l. € 1.210 voor de behandeling voor een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit en bij de vergunningaanvraag een door de Autoriteit Financiële Markten aanvaarde voorbeeldbeschrijving van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4:15 van de wet voegen;

m. € 1.460 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

n. € 725 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de wet voor instellingen die zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

o. € 200 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de wet;

p. € 450 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in 2:80, eerste lid, van de wet indien:

1°. de aanvraag is ingediend in verband met een wijziging in de rechtsvorm van de aanvrager in die van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;

2°. de door de aanvrager gedreven onderneming wordt of werd gedreven door een natuurlijke persoon die beschikt, onderscheidenlijk beschikte, over een vergunning als bedoeld in artikel 2:80 van de wet en die zal worden, onderscheidenlijk is, benoemd als bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid; en

3°. zich ten opzichte van de vergunning van de natuurlijke persoon, bedoeld onder 2°, geen wijzigingen voordoen in de financiële producten en financiële diensten waarvoor de vergunning is aangevraagd;

q. € 1.210 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit en bij de vergunningaanvraag een door Autoriteit Financiële Markten aanvaarde voorbeeldbeschrijving van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4:15 van de wet voegen;

r. € 1.460 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

s. € 725 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de wet voor instellingen die zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

t. € 200 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de wet;

u. € 450 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in 2:86, eerste lid, van de wet indien:

1°. de aanvraag is ingediend in verband met een wijziging in de rechtsvorm van de aanvrager in die van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;

2°. de door de aanvrager gedreven onderneming wordt of werd gedreven door een natuurlijke persoon die beschikt, onderscheidenlijk beschikte, over een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, van de wet en die zal worden, onderscheidenlijk is, benoemd als bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid; en

3°. zich ten opzichte van de vergunning van de natuurlijke persoon, bedoeld onder 2°, geen wijzigingen voordoen in de financiële producten en financiële diensten waarvoor de vergunning is aangevraagd;

v. € 1.210 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit en bij de vergunningaanvraag een door Autoriteit Financiële Markten aanvaarde voorbeeldbeschrijving van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4.15 van de wet voegen;

w. € 1.460 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

x. € 450 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in 2:92, eerste lid, van de wet voor gevolmachtigde en ondergevolmachtigde agenten indien:

1°. de aanvraag is ingediend in verband met een wijziging in de rechtsvorm van de aanvrager in die van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;

2°. de door de aanvrager gedreven onderneming wordt of werd gedreven door een natuurlijke persoon die beschikt, onderscheidenlijk beschikte, over een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, van de wet en die zal worden, onderscheidenlijk is, benoemd als bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid; en

3°. zich ten opzichte van de vergunning van de natuurlijke persoon, bedoeld onder 2°, geen wijzigingen voordoen in de financiële producten en financiële diensten waarvoor de vergunning is aangevraagd:

y. € 725 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de wet voor instellingen die zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

z. € 200 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de wet;

aa. € 1.210 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, van de wet voor instellingen die niet zijn aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit en bij de vergunningaanvraag een door Autoriteit Financiële Markten aanvaarde voorbeeldbeschrijving van de bedrijfsvoering als bedoeld in artikel 4:15 van de wet voegen;

bb. € 10.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, niet zijnde een aanvraag als bedoeld onder cc of dd;

cc. € 10.000 voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, voor het in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening;

dd. € 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht tot verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, met een maximum van € 100.000;

ee. € 4.450 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet, die niet strekt tot het in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit;

ff. € 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding van een vergunning als bedoeld in onderdeel ee met het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, voor, met een maximum van € 100.000;

gg. € 4.450 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet die strekt tot het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit;

hh. € 4.450 voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet die strekt tot het in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening;

ii. ii. € 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, met een maximum van € 150.000;

jj. € 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een verzoek om uitbreiding of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, met het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, met een maximum van € 150.000.

2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit wordt vastgesteld op:

a. € 4.250 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:55, tweede lid, van de wet;

b. € 2.530 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:60, tweede lid, van de wet;

c. € 3.250 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:65, derde lid, van de wet;

d. € 2.530 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:75, tweede lid, van de wet;

e. € 2.530 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:80, tweede of derde lid, van de wet;

f. € 2.530 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:86, tweede lid, van de wet;

g. € 2.530 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:92, tweede lid, van de wet;

h. € 3.250 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de wet, niet zijnde, een aanvraag als bedoeld onder i of j;

i. € 3.250 voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de wet voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening;

j. € 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:96, tweede lid, van de wet voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, met een maximum van € 100.000;

k. € 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 5:26, derde lid, van de wet, met een maximum van € 150.000.

3. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van het besluit wordt vastgesteld op:

a. € 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor de behandeling van een aanvraag van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 5:32, eerste lid, van de wet, met een maximum van € 150.000;

b. € 178 per uur dat er werkzaamheden worden verricht voor een uitbreiding of wijziging van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 5.32, eerste lid, van de wet, met een maximum van € 150.000.

4. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van het besluit wordt vastgesteld op:

a. € 9.600 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat bestaat uit een enkel document als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel a, van de wet en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

b. € 5.760 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van het registratiedocument van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de wet en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

c. € 3.840 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van de verrichtingsnota en de samenvatting van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de wet en dat betrekking heeft op effecten met een aandelenkarakter, niet zijnde effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

d. € 3.200 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat bestaat uit een enkel document, bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel a, van de wet en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

e. € 1.920 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van het registratiedocument van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de wet en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

f. € 1.280 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van de verrichtingsnota en de samenvatting van een prospectus dat bestaat uit drie afzonderlijke documenten als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid, onderdeel b, van de wet en dat betrekking heeft op effecten zonder aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

g. € 7.040 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een prospectus dat betrekking heeft op effecten zonder een aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald en waarvan het registratiedocument op grond van artikel 21, tweede lid, van de prospectusverordening is opgesteld met inachtneming van Bijlage I bij de prospectusverordening;

h. € 5.760 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een registratiedocument van een prospectus dat betrekking heeft op effecten zonder een aandelenkarakter of effecten die rechten van deelneming betreffen in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, die niet op verzoek van de houder ten laste van activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald en dat op grond van artikel 21, tweede lid, van de prospectusverordening is opgesteld met inachtneming van Bijlage I bij de prospectusverordening;

i. € 1.280 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een basisprospectus waarin op grond van artikel 26, vierde lid, van de prospectusverordening wordt verwezen naar een eerder goedgekeurd registratiedocument.

5. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van het besluit wordt vastgesteld op € 680 voor de behandeling van een aanvraag tot goedkeuring van een document als bedoeld in artikel 5:23, eerste lid, van de wet.

Artikel 4

1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid van het besluit, wordt vastgesteld op € 1.400 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 3:8 van de wet dient te worden vastgesteld. In gevallen als bedoeld in artikel 2, tweede lid van het besluit wordt het bedrag alleen in rekening gebracht voor zover dat niet reeds inbegrepen is bij hetgeen op basis van artikel 2 in rekening worden gebracht.

2. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid van het besluit, wordt vastgesteld op € 700 per persoon van wie de betrouwbaarheid op grond van artikel 3:9 van de wet dient te worden vastgesteld. In gevallen als bedoeld in artikel 2, tweede lid van het besluit wordt het bedrag alleen in rekening gebracht voor zover dat niet reeds inbegrepen is bij hetgeen op basis van artikel 2 in rekening worden gebracht.

3. De bedragen, bedoeld in artikel 3, worden vermeerderd met een bedrag van € 700 per persoon van wie de betrouwbaarheid op grond van artikel 4:10 van de wet dient te worden vastgesteld ten behoeve van de behandeling van een aanvraag of tot verlening van de verklaring van geen bezwaar.

4. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt vermeerderd met een bedrag van € 1.120 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 4:9 van de wet dient te worden vastgesteld dient te worden vastgesteld ten behoeve van de behandeling van de aanvraag tot verlening van de vergunning;

5. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en de onderdelen c en h tot en met aa, wordt telkens vermeerderd met een bedrag van € 330 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 4:9 van de wet dient te worden vastgesteld ten behoeve van de behandeling van de aanvraag tot verlening van de vergunning;

6. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wordt vermeerderd met een bedrag van € 1.050 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 4:9 van de wet dient te worden vastgesteld ten behoeve van de behandeling van de aanvraag tot verlening van de vergunning;

7. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel bb tot en met ii wordt vermeerderd met een bedrag van € 1.050 per persoon van wie de deskundigheid op grond van artikel 4:9 van de wet dient te worden vastgesteld.

Artikel 5

Het bedrag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld op:

a. € 180 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de wet;

b. € 900 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, van een buitenlandse instelling voor collectieve belegging in effecten;

c. € 800 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, voor een buitenlandse beleggingsonderneming die beleggingsdiensten verleent vanuit een bijkantoor in Nederland;

d. € 100 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 6°, van de wet;

e. € 175 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 8° of 9°, van de wet;

f. € 180 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, van een buitenlandse beleggingsonderneming zonder bijkantoor in Nederland;

g. € 180 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de wet, van een buitenlandse beleggingsinstelling uit een aangewezen staat;

h. € 100 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 10º, van de wet;

i. € 180 voor een inschrijving als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 12º, van de wet;

j. € 1.750 voor de uitgifte van een verklaring vrijgestelde onderlinge waarborgmaatschappij, als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 2° van de wet.

Artikel 6

1. Het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van het besluit, wordt vastgesteld op € 23.100.

2. Het bedrag bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het besluit, wordt vastgesteld op € 4.600.

3. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het besluit, wordt vastgesteld op 0.0077% van het totale bedrag dat door de bieder wordt betaald voor de effecten die door hem worden verkregen door middel van het openbaar bod, met een maximum van € 630.000.

4. Het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van het besluit, wordt vastgesteld op € 7.200.

Artikel 7

Ter zake van een aanmelding of wijziging van een aanmelding van een verbonden bemiddelaar als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit, vastgesteld op € 100.

Artikel 8

1. Aanvragen voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:75, eerste lid, 2:80, eerste lid, 2:86, eerste lid, of 2:92, eerste lid, van de wet worden voor aanvragers die reeds in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:75, eerste lid, 2:80, eerste lid, 2:86, eerste lid, of 2:92, eerste lid, van de wet voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als een verzoek om uitbreiding of wijziging van de vergunning.

2. Gelijktijdige aanvragen van één aanvrager voor een ontheffing als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen d, e, f en g worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als één verzoek.

3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op instellingen die onder het overgangsregime Wet financiële dienstverlening [of het overgangsregime Wet toezicht beleggingsinstellingen] vallen en reeds een aanvraag hebben gedaan.

Artikel 9

Indien twee of meer aanvragen voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, artikel 2:80, eerste lid, artikel 2:86, eerste lid of 2:92, eerste lid, van de wet door dezelfde aanvrager op hetzelfde tijdstip worden ingediend, wordt voor de behandeling van die aanvragen € 1.460 in rekening gebracht indien de aanvrager op het tijdstip waarop die indiening plaatsvindt niet is aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht en € 725 indien de aanvrager op dat tijdstip wel is aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht.

Artikel 10

1. Het ingevolge deze regeling verschuldigde bedrag wordt verminderd met € 100 indien een aanvraag als bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, artikel 2:75, eerste lid, artikel 2:80, eerste lid, artikel 2:86, eerste lid of 2:92, eerste lid van de wet, elektronisch wordt ingediend door een aanvrager die niet is aangesloten bij een door de Autoriteit Financiële Markten erkend stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit.

2. Bij een gecombineerde aanvraag als bedoeld in artikel 9 wordt de vermindering voor elektronische indiening van de aanvraag eenmalig toegepast.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.J. Bos.

Toelichting

Algemeen

Op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het Besluit bekostiging financieel toezicht zijn in deze regeling de bedragen die zijn verschuldigd voor eenmalige toezichthandelingen voor 2008 vastgesteld. De bedragen zijn vastgesteld op basis van een voorstel van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM). Deze beide toezichthouders baseerden hun voorstellen op de begroting waarmee de minister heeft ingestemd. Uitgangspunt is dat de tarieven zoveel mogelijk aansluiten bij de daadwerkelijk gemaakte toezichtinspanningen en de daarmee samenhangende kosten, echter voor een aantal tarieven (DNB) is besloten een lager bedrag vast te stellen, waar hantering van het uitgangspunt zou kunnen leiden tot markttoetredingsbarrières.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 van de regeling staan alle bedragen die DNB in rekening brengt voor eenmalige toezichthandelingen. Deze tarieven zijn gebaseerd op de begroting voor 2008. Over de tarieven is het Adviserend panel geconsulteerd. Daarbij is een aantal tarieven voor het eerst vastgesteld op een bedrag, anders dan € 0,–. In 2007 is er voor gekozen om de systematiek van 2006, waarin voor een aantal handelingen nog geen leges berekend werden, voort te zetten. Op verzoek van de sector is echter, waar mogelijk, meer toepassing gegeven aan het profijtbeginsel. Uitzonderingen zijn echter gemaakt voor de gevallen waarin een kostendekkend tarief de vrije toetreding tot de markt zou kunnen belemmeren.

De bedragen voor de handelingen waarvoor DNB ook in 2007 eenmalige bedragen in rekening bracht, zijn over de gehele breedte licht naar beneden bijgesteld als gevolg van een positief saldo op de exploitatierekening. Bij de tariefbepalingen van betrouwbaarheidstoetsingen (artikel 4, eerste lid), is aangesloten bij het door de AFM voorgestelde tarief. Hierdoor zijn de bedragen voor deze handelingen ook lager uitgevallen dan in 2007.

Artikel 3

In artikel 3 staan alle bedragen die de AFM in rekening brengt voor eenmalige toezichthandelingen. Deze tarieven zijn gebaseerd op de AFM-begroting voor 2008. Over de tarieven is het Adviserend panel van vertegenwoordigende organisaties geconsulteerd. Ten opzichte van 2007 zijn de meeste tarieven stabiel gebleven, een aantal tarieven is gedaald of gestegen als gevolg van een herziene inschatting van de toezichtinspanningen.

Artikel 4

Artikel 4 van de regeling bevat de tarieven van DNB en de AFM voor betrouwbaarheids- en deskundigheidstoetsen die niet bij de vergunning zijn inbegrepen. Bij de tariefbepalingen van betrouwbaarheidstoetsingen is gekozen voor een volledige harmonisatie van het tarief voor alle onder toezicht staande instellingen. De bedragen voor deze handelingen zijn opzichte van 2007 ligt gedaald. Het vastgestelde tarief heeft steeds betrekking op één toetsing. Worden in het kader van een bepaalde verrichting meer toetsingen uitgevoerd, dan komt de hoogte van de opslag overeen met het toetsingstarief, vermenigvuldigd met het aantal toetsingen.

Artikel 5

Dit artikel bevat de tarieven voor inschrijving in het register van de Wft. Deze tarieven zijn steeds volledig kostendekkend. Differentiatie in de tarieven komt voort uit het verschil in werkzaamheden die voor een inschrijving noodzakelijk zijn.

Artikel 6

Dit artikel bevat de tarieven die samenhangen met het uitbrengen van een openbaar bod op effecten. Deze tarieven blijven ongewijzigd ten opzichte van 2007.

Artikel 7

Dit artikel stelt het bedrag vast voor de aanmelding of wijziging van de aanmelding van een verbonden bemiddelaar. Dit tarief is ongewijzigd.

Artikel 8, 9 en 10

In deze artikelen zijn diverse bepalingen opgenomen waarvan toepassing kan leiden tot een verlaagd tarief. Daarnaast wordt bepaald wat het tarief is in geval van gelijktijdig ingediende en gelijksoortige aanvragen.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos

Naar boven