Tijdelijke subsidieregeling raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 mei 2008, nr. AM/BR/2008/12290, tot vaststelling van regels inzake verstrekking van subsidie voor projecten op het raakvlak van onderwijs en arbeidsmarkt (Tijdelijke subsidieregeling raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvraagtijdvak: een door de Minister vastgesteld tijdvak als bedoeld in artikel 4 waarbinnen aanvragen om projectsubsidie kunnen worden ingediend;

de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

Subsidie projecten

De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken als bijdrage in de kosten van een project door jongeren gericht op de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt in Nederland voor jongeren.

Artikel 3

Subsidieaanvrager

1. Projectsubsidie wordt aangevraagd door een in Nederland gevestigde natuurlijke- of rechtspersoon.

2. De subsidie wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

3. Projectsubsidie kan eveneens worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van in Nederland gevestigde natuurlijke- of rechtspersonen. In dat geval treedt een van de partijen in het samenwerkingsverband namens dat samenwerkingsverband als subsidieaanvrager op. Bij de aanvraag ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt een door de partijen in het samenwerkingsverband getekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de natuurlijke of rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt gemachtigd is het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De projectsubsidie wordt verleend aan de natuurlijke of rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt als subsidieaanvrager.

Artikel 4

Subsidieaanvraag

1. De mogelijkheid tot het indienen van aanvragen voor projectsubsidie bestaat slechts gedurende door de Minister vastgestelde aanvraagtijdvakken, gelegen in de periode 2008 tot en met 2011.

2. Subsidieaanvragen worden in het kalenderjaar 2008 door de Minister ontvangen in het tijdvak vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 15 augustus 2008.

3. Per aanvraagtijdvak wordt door een subsidieaanvrager één aanvraag ingediend.

4. Voor de toepassing van het derde lid wordt naast de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 3, eerste tot en derde lid, als subsidieaanvrager aangemerkt:

a. de rechtspersoon die de meerderheid van de aandelen dan wel anderszins de zeggenschap heeft in de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid;

b. andere rechtspersonen waarin de rechtspersoon, bedoeld in onderdeel a, de meerderheid van de aandelen dan wel anderszins de zeggenschap heeft; en

c. rechtspersonen waarin de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid, de meerderheid van de aandelen dan wel anderszins de zeggenschap heeft.

5. Bij de subsidieaanvraag wordt een projectplan overgelegd dat duidelijkheid verschaft met betrekking tot de mate waarin wordt voldaan aan de criteria, bedoeld in artikel 5, en de in artikel 6, derde lid, opgenomen maatstaven.

6. Het projectplan, bedoeld in het vijfde lid, gaat vergezeld van een begroting waarin inzicht wordt gegeven in de personele kosten en het daaraan gerelateerde aantal werkuren alsmede in de overige kosten.

7. Op een subsidieaanvraag wordt binnen een termijn van acht weken na afloop van het desbetreffende aanvraagtijdvak beslist.

Artikel 5

Algemene criteria voor toekenning

Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:

a. het project na het aanvraagtijdvak doch voor 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar van start gaat en maximaal 12 maanden duurt;

b. het project gericht is op de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt voor jongeren tussen de leeftijd van 18 en 27 jaar met een relatief kwetsbare positie op de arbeidsmarkt;

c. jongeren een beslissende stem hebben in de inrichting en een belangrijke rol in de uitvoering van het project;

d. het project een vernieuwend karakter heeft;

e. het project aantoonbaar in een maatschappelijke behoefte voorziet; en

f. de resultaten van het project overdraagbaar zijn of andere verwante activiteiten zullen stimuleren.

Artikel 6

Subsidieplafond

1. Voor projecten is een totaal budget beschikbaar van € 2.800.000, dat gelijkelijk wordt verdeeld over de jaren 2008 tot en met 2011.

2. De volgorde van afhandeling van aanvragen gedaan in een aanvraagtijdvak wordt, behoudens voor zover de subsidie onmiddellijk kan worden geweigerd met toepassing van artikel 9, eerste lid onderdeel a, bepaald door de mate waarin de voor subsidie voorgedragen projecten voldoen aan de in het derde lid opgenomen maatstaven.

3. De maatstaven, bedoeld in het tweede lid, zijn:

a. de aard en de omvang van de doelgroep;

b. de aard en urgentie van het op te lossen probleem;

c. de rol van jongeren in het project;

d. de haalbaarheid van de uitvoering van het project;

e. de kans op structurele inbedding van de resultaten in de toekomst;

f. de kwaliteit van de geplande communicatie.

Artikel 7

Subsidiabele kosten

1. Uitsluitend kosten van activiteiten die voor de ontwikkeling of uitvoering van het project als noodzakelijk zijn aan te merken en ten laste van de subsidieaanvrager blijven, komen voor subsidiëring in aanmerking.

2. Geen subsidie wordt verleend voor kosten van activiteiten die voor de datum van subsidieverlening ten behoeve van het project zijn ontwikkeld of uitgevoerd.

3. Kosten komen slechts voor subsidiëring in aanmerking indien zij begroot zijn.

Artikel 8

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 7, tot een maximum van € 50.000,– per project.

Artikel 9

Afwijzing subsidie

Op de subsidieaanvraag wordt in ieder geval afwijzend beslist, indien:

a. niet wordt voldaan aan artikel 2, 3, 4 of 5;

b. de kosten van het project naar het oordeel van de Minister niet in een redelijke verhouding staan tot de beoogde effecten;

c. het aangevraagde subsidiebedrag meer bedraagt dan € 50.000,–.

Artikel 10

Publiciteit

De subsidieaanvrager aan wie op grond van deze regeling subsidie is verleend, verleent op verzoek van de Minister medewerking aan publicitaire en voorlichtingsactiviteiten.

Artikel 11

Intrekking van de beschikking tot verlening van projectsubsidie

1. Onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht kan een beschikking tot verlening van projectsubsidie geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en kunnen de op basis daarvan uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd, in geval het project wordt uitgevoerd in afwijking van de bij de aanvraag gevoegde projectbeschrijving, voor zover de subsidieverlening daarop was gebaseerd.

2. Intrekking en terugvordering op grond van het eerste lid vindt niet plaats, indien de afwijking vooraf aan de Minister is voorgelegd, en deze daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

Artikel 12

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2014.

2. In afwijking van het eerste lid blijft de regeling, zoals die geldt op 31 december 2013, van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie van de Minister aan de subsidieontvanger.

Artikel 13

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 mei 2008.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. Aboutaleb.

Toelichting

Algemeen

Inleiding

Minder kansrijke jongeren ondervinden op tal van momenten in de opleiding of bij toetreding op de arbeidsmarkt extra beperkingen om, bijvoorbeeld, een geschikte baan of een goede stageplaats te vinden. Vooral leeftijdgenoten met meer kansen kunnen hen daarbij direct bijstaan, terwijl dit door betrokkenen mogelijk ook eerder wordt geaccepteerd. Om dit te bereiken kunnen op grond van deze subsidieregeling middelen ter beschikking worden gesteld, voor projecten door jongeren voor jongeren tussen 18 en 27 jaar, die nog de overstap van onderwijs naar de arbeidsmarkt moeten maken.

Onderwijs, arbeidsmarkt en rol van jongeren

Het doel van de subsidie is om via projecten de aansluiting en de toetreding op de arbeidsmarkt van jongeren met een relatief kwetsbare positie op de arbeidsmarkt te bevorderen. Daarbij kan gedacht worden aan laagopgeleide, allochtone of zwerfjongeren dan wel jongeren met een arbeidshandicap.

Het raakvlak onderwijs – arbeidsmarkt, omvat onder andere het vinden van leerbanen en stages, de voorlichting en begeleiding bij de beroepskeuze, als ook de toetreding en begeleiding op de arbeidsmarkt aansluitend op de opleiding.

Het gaat om projecten voor en door jongeren. Jongeren moeten daarom een beslissende stem en belangrijke rol hebben in de inrichting en uitvoering van het project. De jongeren voor wie de activiteiten worden georganiseerd mogen niet jonger zijn dan 18 jaar en niet ouder dan 27 jaar. Deze leeftijdseisen gelden niet voor de jongeren die zich willen inzetten voor de desbetreffende doelgroep.

Algemene Regeling SZW-subsidies

Op subsidies op grond van deze regeling zijn, voor zover daarvan niet in deze regeling wordt afgeweken, de Algemene wet bestuursrecht, de Kaderwet SZW-subsidies en de Algemene Regeling SZW-subsidies van toepassing. De verantwoording en de daarbij gaande declaratie moeten derhalve voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in de artikelen 14, 15 en 17 van de Algemene Regeling SZW-subsidies. Op grond van artikel 14 van die regeling moet de subsidie-ontvanger binnen vier maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteiten een verantwoording indienen bij de Minister. Bij deze verantwoording moet tevens een declaratie worden ingediend. Artikel 16 van die regeling, dat vereist dat de declaratie is voorzien van een accountantsverklaring, is overigens niet van toepassing nu de subsidie op grond van artikel 8 van de onderhavige regeling niet hoger kan zijn dan € 50.000.

Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 5. Subsidie projecten en Algemene criteria voor toekenning

Artikel 2 geeft een globale beschrijving van de aard van de projecten die voor subsidiëring in aanmerking kunnen worden gebracht. De subsidieregeling heeft tot doel om projecten door jongeren gericht op de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt in Nederland voor jongeren. Artikel 5 geeft nadere invulling en bevat meer gedetailleerde eisen waaraan een project zal moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.

Artikel 3. Subsidieaanvrager

Dit artikel geeft aan wie de projectsubsidie op grond van deze regeling kunnen aanvragen. Het gaat hierbij om een in Nederland gevestigde natuurlijke- of rechtspersoon die een aanvraag indient voor uitsluitend zichzelf of namens een samenwerkingsverband van natuurlijke- of rechtspersonen. Bij een samenwerkingsverband geschiedt de betaling aan de deelnemer van het samenwerkingsverband die namens de anderen de aanvraag heeft ingediend.

Tevens wordt in artikel 3 geregeld dat de subsidie slechts wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

Artikel 4. Subsidieaanvraag

Dit artikel geeft aan dat voor belanghebbenden de gelegenheid bestaat projectsubsidieaanvragen in te dienen in door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de Minister) vastgestelde aanvraagtijdvakken. In die periode moeten de aanvragen door de Minister zijn ontvangen. Aanvragen die buiten die periode worden ontvangen worden afgewezen. Voor de aanvraagronde 2008 is het aanvraagtijdvak gelegen in de periode van de inwerkingtreding van deze regeling tot en met 15 augustus 2008. Op de aanvragen die binnen het aanvraagtijdvak zijn ontvangen wordt beslist binnen acht weken na afloop van dat tijdvak.

De aanvraag kan slechts betrekking hebben op één project. Bij de aanvraag wordt een projectplan overgelegd waarin de zaken zijn beschreven die noodzakelijk zijn voor een toets aan de criteria van artikel 5 en de maatstaven van artikel 6, derde lid. Tevens bevat de aanvraag een begroting.

Op grond van het derde lid kan per subsidieaanvrager slechts één aanvraag om projectsubsidie worden ingediend. Daarmee samenhangend wordt met het vierde lid van dit artikel voorkomen dat de subsidie voor een groot deel van het beschikbare bedrag (of zelfs geheel) terecht komt bij één rechtspersoon of een met elkaar samenhangend conglomeraat van rechtspersonen. Het vierde lid regelt het volgende. Als een subsidieaanvrager dochter is van een moederbedrijf dat de meerderheid van de aandelen bezit in de subsidieaanvrager, dan wel anderszins de zeggenschap heeft over de subsidieaanvrager, wordt - voor de toepassing van het derde lid - ook het moederbedrijf als subsidieaanvrager aangemerkt alsmede alle andere dochterbedrijven waarin dat moederbedrijf de meerderheid van de aandelen bezit of waarover het moederbedrijf anderszins de zeggenschap heeft. Indien het moederbedrijf of één van de andere dochterbedrijven ook een aanvraag heeft gedaan worden alle aanvragen van het conglomeraat afgewezen op grond van artikel 9, onderdeel a, van deze regeling. Eén en ander geldt mutatis mutandis als de subsidieaanvrager zelf één of meer dochterbedrijven heeft.

Artikelen 6 en 8. Subsidieplafond en Omvang subsidie

Per jaar is een bedrag van € 700.000 beschikbaar voor subsidieverlening. De subsidieaanvragen dienen een projectplan en een begroting te bevatten. Op basis daarvan kunnen projectsubsidies worden verleend. In de beschikking tot verlening van projectsubsidie wordt een maximumbedrag vastgesteld dat aan subsidie verstrekt zal worden. Dat bedrag zal niet hoger zijn dan € 50.000,–.

Het tweede en derde lid van artikel 6 hebben betrekking op de wijze waarop het bereiken van het subsidieplafond wordt bepaald. De volgorde van subsidieverlening wordt bepaald door de mate waarin de voor subsidie voorgedragen projecten naar het oordeel van de Minister voldoen aan de in het derde lid van artikel 6 opgenomen maatstaven.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

Voor kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd voor de ontwikkeling of uitvoering van het project, wordt geen subsidie verleend. Ook voor kosten die niet zijn begroot wordt geen subsidie verleend. Voor de BTW-plichtige subsidieontvangers (die de BTW kunnen verrekenen) wordt de BTW niet gesubsidieerd. De BTW hoeft dan immers niet ten laste van de begunstigde te blijven. Indien de subsidieontvanger de BTW wel tot de subsidiabele kosten rekent moet hij aannemelijk maken dat hij deze niet kan verrekenen.

In het tweede lid is bepaald dat alleen de kosten die gemaakt en betaald zijn na verlening van de subsidie in aanmerking worden genomen.

Artikel 9. Afwijzing subsidie

Naast de in de Algemene wet bestuursrecht,de Kaderwet SZW-subsidies en de Algemene Regeling SZW-subsidies genoemde afwijzingsgronden, staan in dit artikel nog een drietal gronden opgesomd waarop projectsubsidie wordt afgewezen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven