Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2008/19)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 30 mei 2008, nr. 2008/19, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A3/7.9.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.9.2 Vervanging van identiteitspapieren

Aanvragen met betrekking tot het vervangen of het vernieuwen van verblijfsdocumenten om redenen als genoemd in artikel 4.22, eerste lid, Vb kunnen worden gezonden naar de IND. De aanvrager kan daartoe een aanvraagformulier aanvragen.

De afgifte van documenten als bedoeld in artikel 4.21 Vb (zowel ingeval van vervanging als van vernieuwing), geschiedt door de IND.

Documenten worden vervangen indien de vreemdeling aan wie het document werd afgegeven overeenkomstig artikel 4.44 Vb aangifte heeft gedaan van vermissing, verlies of het voor identificatie ondeugdelijk worden van het document.

Wordt niet aanstonds tot afgifte van een nieuw document aan de vreemdeling overgegaan dan verdient het aanbeveling een verklaring af te geven waaruit de aangifte blijkt.

B

Paragraaf B1/1.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1.4 Mvv en verlening verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd

De houder van een geldige mvv dient zich binnen een termijn van drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aan te melden bij de korpschef van de gemeente waar hij gaat verblijven (zie artikel 4.47, eerste lid, Vb). Door de korpschef wordt in het geldige document voor grensoverschrijding van de vreemdeling of op een afzonderlijk inlegblad een aantekening gesteld omtrent het voldoen aan de aanmeldingsplicht (zie artikel 4.29, eerste lid, onder a, Vb). Op de sticker ‘Aantekeningen Toezicht’ (bijlage 7j VV) wordt door de korpschef de datum van aanmelding en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘aangemeld op (datum)’. Voor het indienen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd dient de vreemdeling zich vervolgens te vervoegen bij de IND (zie B1/9.4). Aan de houder van een geldige mvv kan, uit het oogpunt van rechtszekerheid, slechts in uitzonderlijke gevallen een verblijfsvergunning worden geweigerd. Hiervan is sprake indien blijkt dat niet aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is voldaan. Daartoe worden in ieder geval gerekend situaties waarin de vreemdeling:

– onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot de verlening van de mvv;

– onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot vrijstelling of ontheffing van het examen inburgering buitenland;

– of degene bij wie verblijf wordt beoogd niet beschikt over voldoende middelen van bestaan (de enkele omstandigheid dat de middelen door tijdsverloop niet meer duurzaam zijn, geldt niet als bijzonder);

– een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid;

– niet voldoet aan de aan de verblijfsvergunning te verbinden beperking;

– niet voldoet aan in het Vb facultatief geformuleerde voorwaarden voor de verlening van de verblijfsvergunning; en

– niet bereid is een onderzoek naar of behandeling van TBC te ondergaan of daaraan niet meewerkt.

Als uitzonderlijke omstandigheid wordt niet aangemerkt de situatie waarin degene bij wie de vreemdeling verblijf beoogt na verlening van de mvv alleen vanwege een latere aanscherping van het middelenvereiste niet meer voldoet aan dat vereiste dan wel niet langer is vrijgesteld van het middelenvereiste (zie B1/4).

C

Paragraaf B1/1.5.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1.5.4 Aanvraag verblijfsvergunning

Nadat de vreemdeling in het bezit van een mvv Nederland is ingereisd, wordt de gangbare procedure gevolgd ter verkrijging van een verblijfsvergunning. De gegevens die bij het inlichtingenformulier zijn verstrekt, dienen bij de aanvraag om een verblijfsvergunning bij de IND wederom te worden verstrekt. Voorts dienen aldaar de originele documenten te worden overgelegd.

D

Paragraaf B1/2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2 De verlening van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

Ambtshalve wijziging van de vergunning

In artikel 14, eerste lid, onder c, Vw is de bevoegdheid neergelegd van de Minister van Justitie om een verblijfsvergunning ambtshalve te wijzigen wegens veranderde omstandigheden. Van de bevoegdheid om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ambtshalve te wijzigen wegens veranderde omstandigheden wordt slechts gebruik gemaakt indien schending van het familie-, gezins- of privé-leven in de zin van artikel 8 EVRM aan de orde is.

Als regel van de Vw geldt dat er aan de verlening van een verblijfsvergunning altijd een daartoe strekkende aanvraag vooraf gaat (uitzondering daarop zijn de in artikel 3.6 Vb en artikel 3.17a VV aangewezen verblijfsvergunningen die ambtshalve verleend kunnen worden). Dat geldt ook voor verlenging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en tevens voor wijziging van een zodanige verblijfsvergunning.

Gelet op artikel 3.100 Vb is, in gevallen waarin de vreemdeling hangende de besluitvorming op een aanvraag een ander verblijfsdoel nastreeft, sprake van wijziging van het verblijfsdoel, waarvoor een nieuwe aanvraag moet worden ingediend. Indien de wijziging dermate gering is dat redelijkerwijs niet meer van een wijziging kan worden gesproken, hoeft geen nieuwe aanvraag te worden ingediend. In een dergelijk geval kan de beperking dus wel anders luiden dan hetgeen is aangevraagd.

Gelet op hetgeen in B1/2.1 is vermeld (er moet op de aanvraag worden beslist zoals deze is ingediend en er mag niet iets anders worden toegewezen of afgewezen dan waarom is gevraagd), is in gevallen waarin de vreemdeling een ander verblijfsdoel nastreeft dan waarvoor hij verblijf heeft gevraagd, geen ruimte om ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen voor een ander doel dan waarom is gevraagd. Een uitzondering hierop geldt voor de verblijfsvergunningen als bedoeld in artikel 3.6 Vb en artikel 3.17a VV, die zonder daartoe strekkende aanvraag kunnen worden verleend.

Indien aan de vreemdeling reeds een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend, maar er sprake is van veranderde omstandigheden, dient de vreemdeling een aanvraag tot wijziging van de vergunning in te dienen onder een beperking verband houdend met het nieuwe verblijfsdoel.

Op grond van artikel 3.81 Vb wordt een aanvraag tot het wijzigen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 Vw, beoordeeld als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, met dien verstande dat de artikelen 3.71, 3.77, 3.78 en 3.79 Vb niet van toepassing zijn en de artikelen 3.86 en 3.87 Vb van overeenkomstige toepassing zijn, indien de aanvraag tijdig is ingediend.

E

Paragraaf B1/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.3 Arbeidsmarktaantekening

Ingevolge artikel 4.21, derde lid, Vb wordt op het document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, aangetekend of het de vreemdeling is toegestaan arbeid te verrichten en of voor deze arbeid ingevolge de Wav een TWV is vereist.

Tussen de Wav en de Vw bestaat een nauwe samenhang. Toetreding tot de arbeidsmarkt wordt gereguleerd met de Wav. Het algemene uitgangspunt in de Wav is dat het een werkgever verboden is een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder TWV (zie artikel 2 Wav).

Het verbod is niet van toepassing ten aanzien van vreemdelingen die behoren tot:

– de categorie als genoemd in artikel 3 Wav (onder andere gemeenschapsonderdanen); en

– vreemdelingen die beschikken over een krachtens de Vw afgegeven vergunning die is voorzien van een aantekening van de Minister waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid (zie artikel 4 Wav).

Zie in dit verband ook B5.

Samenhang documenten en schriftelijke verklaringen als bedoeld in artikel 9 Vw en de arbeidsmarktaantekening

Ingevolge artikel 9, eerste lid, Vw verschaft de Minister aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder a tot en met h, en j tot en met l, Vw, een document of schriftelijke verklaring waaruit het rechtmatig verblijf blijkt. De vreemdeling met rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder i, Vw, wordt desgevraagd een dergelijk document of verklaring verschaft (zie ook artikel 3.9 VV).

Het document of de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 Vw, bevat tevens informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

Afgifte van documenten en schriftelijke verklaringen als bedoeld in artikel 9 Vw

a. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, dan wel in de situatie dat aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend. Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de IND. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer.

b. In de situatie dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld aangifte te doen van overtreding van artikel 273f WvSr (mensenhandel). In afwijking van de hoofdregel vermeld onder ‘a’, wordt het document of de schriftelijke verklaring in deze situatie door de korpschef verstrekt, ook indien de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingewilligd. Deze wijst de vreemdeling op de rechten die voortvloeien uit de daarop vermelde informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling. Zie ook B9/7.3.

c. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 20 Vw. Het document of de schriftelijke verklaring wordt in deze situatie door de IND verstrekt. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt de IND het verzoek om verkrijging van het bescheid af.

d. In de situatie dat aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd is verleend, als bedoeld in artikel 20 Vw. Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de IND. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt de IND het verzoek om verkrijging van het bescheid af.

e. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het wijzigen van de verblijfsvergunning, dan wel in de situatie dat de aanvraag tot het wijzigen van de verblijfsvergunning is ingewilligd. Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de IND. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt de IND het verzoek om verkrijging van het bescheid af.

f. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Het document of de schriftelijke verklaring wordt in deze situatie door de IND verstrekt. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt de IND het verzoek om verkrijging van het bescheid rechtmatig verblijf af.

g. In de situatie dat de geldigheidsduur van de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier wordt verlengd. Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de IND. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt de IND het verzoek om verkrijging van het bescheid af.

h. In de situatie dat de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift én uitzetting gedurende deze periode achterwege dient te blijven. In afwijking van de hoofdregel vermeld onder ‘a’ wordt het document of de schriftelijke verklaring in deze situatie door de IND verstrekt. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt een ambtenaar van de IND het verzoek om verkrijging van het bescheid af.

i. In de situatie dat de vreemdeling in de vrije termijn als bedoeld in artikel 12 Vw hier te lande verblijft. Het document of de schriftelijke verklaring wordt verstrekt door de IND. Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt de IND het verzoek om verkrijging van het bescheid af.

j. In de situatie dat uitzetting van de vreemdeling ingevolge artikel 64 Vw gelet op zijn gezondheidstoestand of die van één van zijn gezinsleden achterwege dient te blijven zie A4/7.3.

De vreemdeling dient op zijn uit de aantekening voortvloeiende rechten te worden gewezen.

F

Paragraaf B1/4.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.1.1 Vrijstellingen

Vrijstelling op grond van de Vw

Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt ingevolge artikel 17, eerste lid, Vw niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, indien het betreft:

a. de vreemdeling die de nationaliteit bezit van één der door de Minister van BuZa aan te wijzen landen;

Toelichting

Deze landen zijn: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Monaco, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Vaticaanstad, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.

Voor vreemdelingen uit deze landen staat echter wel de mogelijkheid open om bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland onverplicht een mvv aan te vragen ten einde hun verblijfsaanspraken vooraf te laten toetsen, zodat ook zij vroegtijdig weten of hun verblijfsrecht toekomt.

b. de gemeenschapsonderdaan, voorzover niet reeds vrijgesteld op grond van een aanwijzing, als bedoeld onder a;

Toelichting

Een gemeenschapsonderdaan heeft geen verblijfsvergunning nodig om rechtmatig in Nederland te verblijven. Een gemeenschapsonderdaan ontleent zijn verblijfsrecht immers rechtstreeks aan het gemeenschapsrecht. Ook van belang is dat de vreemdeling die niet zelf onderdaan is van een lidstaat van de EU, EER of Zwitserland, maar die wel rechtstreeks verblijfsrecht aan het gemeenschapsrecht ontleent, bijvoorbeeld als echtgeno(o)t(e), kind, partner of (schoon)ouder van een gemeenschapsonderdaan, vrijgesteld is van het mvv-vereiste (zie de definitiebepaling van gemeenschapsonderdaan in artikel 1 Vw).

c. de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen;

Toelichting

Voor deze vrijstelling dient beoordeeld te worden of de vreemdeling in staat is te reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verblijf en in staat kan worden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mvv-aanvraag. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling. Hierbij wordt aangesloten bij B8/4.4. Voor de procedurele aspecten wordt in dit kader verwezen naar B8/4.

d. de vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van vrouwenhandel;

Toelichting

Het Nederlandse beleid is er op gericht de opsporing en vervolging van hen die zich aan mensenhandel schuldig maken, zoveel mogelijk te bevorderen. In dat opzicht is van groot belang dat slachtoffers en getuigen van mensenhandel aangifte doen van mensenhandel. Met de verblijfsregeling zoals neergelegd n artikel 3.48 Vb wordt beoogd te voorkomen dat het slachtoffer of de getuige van mensenhandel afziet van het doen van aangifte uit vrees Nederland te worden uitgezet als illegale vreemdeling. In dat verband wordt er op gewezen dat het slachtoffer of de getuige ingevolge artikel 8, onder k, Vw gedurende een bedenktijd van maximaal drie maanden rechtmatig verblijf in Nederland kan verkrijgen. In dat geval wordt nog geen verblijfsvergunning verleend.

Ingeval het noodzakelijk is dat de vreemdeling in Nederland verblijft nadat de aangifte is gedaan, kan de in artikel 3.48 Vb bedoelde verblijfsvergunning worden verleend zolang dat in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel noodzakelijk is. Het mvv-vereiste wordt hierbij niet tegengeworpen. Er dient wel een proces-verbaal van de aangifte opgemaakt te zijn.

In het geval van de getuige-aangever kan de verblijfsvergunning eerst worden verleend, indien het OM de aanwezigheid van de getuige-aangever in Nederland gewenst acht voor het opsporings- en vervolgingsonderzoek. Ook in die situatie wordt het mvv-vereiste niet tegengeworpen. Er dient wel proces verbaal van de aangifte opgemaakt te zijn.

e. de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw dan wel van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 Vw;

f. de vreemdeling die tijdig een aanvraag heeft ingediend tot wijziging van een verblijfsvergunning;

Toelichting e en f

Het mvv-vereiste is niet van toepassing op de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier in het bezit was van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.

Het ontbreken van een mvv wordt evenmin tegengeworpen aan de vreemdeling die een aanvraag indient om wijziging van het verblijfsdoel. Hierbij is van belang dat er geen onderscheid wordt gemaakt naar het soort verblijfsdoel. De vrijstelling geldt bijvoorbeeld ook indien een vreemdeling twee maanden in het bezit geweest is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw en vervolgens in aanmerking wenst te komen voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Voor de beoordeling of er sprake is van voortzetting van verblijf is dan niet van belang of de eerdere vergunning verlengd zou zijn of dat de vergunning na twee maanden is ingetrokken in verband met een wijziging in de situatie in het land van herkomst. Van belang is wel dat de aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel tijdig, dat wil zeggen in ieder geval niet later dan zes maanden na afloop van de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning, ontvangen is (zie artikel 3.82 Vb en B1/5.1).

g. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie;

h. de vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is afgegeven door een andere staat die partij is bij het EG-verdrag, dan wel de echtgenoot of het minderjarig kind is van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat;

De geregistreerde partner dan wel ongehuwde partner van de langdurig ingezetene en het kind van die partner worden daarbij gelijk gesteld met de echtgeno(o)t(e) dan wel het kind van die echtgeno(o)t(e).

Vrijstellingen op grond van het Vb

Ingevolge artikel 3.71, tweede lid, Vb kan van het vereiste van een geldige mvv vrijgesteld worden, de vreemdeling:

i. die voor het bereiken van het negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, Vw of als Nederlander en in die periode niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst;

Toelichting

De vreemdeling die voor diens negentiende levensjaar ten minste vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw kan in aanmerking komen voor wedertoelating tot Nederland. Indien de vreemdeling minderjarig is kan een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend. Indien de vreemdeling meerderjarig is kan een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend. Hiermee verhoudt zich niet dat het mvv-vereiste wordt tegengeworpen. Dit onderdeel komt grotendeels overeen met artikel 52a, onderdeel g, van het voormalige Vb, met dien verstande dat toegevoegd is de categorie vreemdelingen die in diezelfde periode geheel of gedeeltelijk als Nederlander in Nederland hebben verbleven. Het is redelijk laatstgenoemde vreemdelingen niet anders te behandelen om de enkele reden dat het rechtmatig verblijf geheel of gedeeltelijk als Nederlander in Nederland is doorgebracht.

j. van twaalf jaar of jonger, die in Nederland is geboren en naar het oordeel van de Minister feitelijk is blijven behoren tot het gezin van een ouder die:

• sedert het moment van geboorte van de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland heeft op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw of als Nederlander; of

• op het moment van de geboorte van de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland had op grond van artikel 8, onder f tot en met k, Vw en die sedertdien aansluitend rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw heeft, voor zover geen van beiden het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst;

Toelichting

Kinderen van twaalf jaar of jonger die in Nederland zijn geboren, vanaf dat moment onafgebroken in Nederland woonachtig zijn en naar het oordeel van de Minister feitelijk zijn blijven behoren tot het gezin van een van de ouders die sinds de geboorte van het kind in Nederland verblijft op grond van een verblijfsvergunning, komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning indien zij feitelijk (zijn blijven) behoren tot het gezin van die ouder. Als hoofdregel geldt dat één van de ouders binnen drie dagen na de geboorte van het kind een aanvraag ten behoeve van het kind moet indienen om het verblijfsrecht mede geldig te maken voor het kind.

Is het kind evenwel niet direct na de geboorte aangemeld dan kan tot en met de leeftijd van twaalf jaar alsnog een aanvraag worden ingediend. In dat geval kan de verblijfsvergunning worden verleend indien naar het oordeel van de Minister genoegzaam is aangetoond dat het kind vanaf de geboorte onafgebroken in Nederland heeft verbleven en feitelijk is blijven behoren tot het gezin van de ouder die houder is van een verblijfsvergunning. Gelet op het feit dat deze kinderen in Nederland zijn geboren, is het niet rechtvaardig om de aanvraag af te wijzen omdat het kind niet in het bezit is van een geldige mvv. Hetzelfde geldt ten aanzien van kinderen die in Nederland zijn geboren uit een ouder die op het moment van die geboorte rechtmatig in Nederland verbleef, al dan niet in afwachting van een (nadere) beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, en die aansluitend op dat rechtmatige verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. Van dat kind wordt evenmin verlangd dat het met die ouder vertrekt naar het land van herkomst om daar de beslissing op de mvv-aanvraag af te wachten. Tot de hier bedoelde categorie behoren onder meer de kinderen die tijdens de procedure in Nederland worden geboren uit een ouder die aansluitend op die procedure in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning. Tevens zijn vrijgesteld andere kinderen die in Nederland zijn geboren op een moment waarop de ouder op een der andere in artikel 8 Vw genoemde gronden rechtmatig in Nederland verbleef, bijvoorbeeld in verband met de aangifte van mensenhandel, of tijdens de vrije termijn, en die aansluitend op dat rechtmatige verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning.

k. die in Nederland verblijft op grond van een geprivilegieerde status als gezinslid van een in Nederland geaccrediteerd personeelslid van een buitenlandse diplomatieke of consulaire post die zelf in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 21a Vw;

Toelichting

Onderdeel k ziet op feitelijk in Nederland verblijvende afhankelijke gezinsleden van geaccrediteerde personeelsleden van een buitenlandse diplomatieke of consulaire missie in Nederland.

Geaccrediteerde personeelsleden van een buitenlandse diplomatieke of consulaire missie en hun afhankelijke gezinsleden bezitten een bijzondere status op grond van het Diplomatenverdrag of het Consulaire verdrag. De verblijfsstatus van de hoofdpersoon is bepalend voor de status van afhankelijke gezinsleden. Indien de uitgezonden status van de hoofdpersoon komt te vervallen, vervalt daarmee tevens de uitgezonden status van de afhankelijke gezinsleden. De afhankelijke gezinsleden die tien jaar of langer bij de hoofdpersoon in Nederland verblijven komen – evenals de hoofdpersoon – onder omstandigheden in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie B12).

Na beëindiging van de bijzondere geprivilegieerde status van de hoofdpersoon kan het voorkomen dat de geprivilegieerde hoofdpersoon wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet. Dit kan het geval zijn indien één of meer van de afhankelijke gezinsleden nog minderjarig is of als één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet minimaal tien aaneengesloten jaren in Nederland heeft verbleven op basis van een bijzondere geprivilegieerde status. Indien deze afhankelijke gezinsleden op grond van het nationale vreemdelingenrecht in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw met als doel gezinshereniging, geldt vrijstelling van het mvv-vereiste. Deze vrijstelling houdt verband met het feit dat sprake is van eerder (langdurig) verblijfsrecht op grond van een bijzondere geprivilegieerde status, het feit dat tijdig om verblijfsrecht op grond van de Vw is verzocht en het feit dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel gezinshereniging bij de hoofdpersoon. Gelet hierop is het niet redelijk van deze afhankelijke gezinsleden een mvv te verlangen.

Personeelsleden van internationale organisaties en hun afhankelijke gezinsleden bezitten een bijzondere status (de uitgezonden status) op grond van de Zetelovereenkomsten, waarin onder andere bepalingen zijn opgenomen omtrent hun verblijfsrechtelijke positie. Deze personeelsleden en hun meerderjarige afhankelijke gezinsleden kunnen onder omstandigheden in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie B12). Het kan voorkomen dat de hoofdpersoon wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet. Indien deze afhankelijke gezinsleden op grond van het nationale vreemdelingenrecht in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw met als doel gezinshereniging, geldt vrijstelling van het mvv-vereiste. Onderdeel c ziet niet op de afhankelijke gezinsleden van geaccrediteerde personeelsleden van een internationale organisatie. Echter, ten aanzien van hen geldt evenzeer dat sprake is van eerder (langdurig) verblijfsrecht op grond van een bijzondere geprivilegieerde status, dat tijdig om verblijfsrecht op grond van de Vw is verzocht en dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel gezinshereniging bij de hoofdpersoon. Daarom is evenmin redelijk van hen een mvv te verlangen. Daarmee wordt voor deze categorie toepassing gegeven aan artikel 3.71, vierde lid, Vb.

l. die ten minste zeven jaren werkzaam is of is geweest op een Nederlands zeeschip of een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat;

Toelichting

Onderdeel l ziet op bepaalde categorieën buitenlandse werknemers in de internationale sector van de arbeidsmarkt. De Vw is niet van toepassing op buitenlandse werknemers aan boord van Nederlandse zeeschepen of mijnbouwinstallaties op het Nederlandse deel van het continentaal plat, omdat werknemers in deze sectoren van de internationale arbeidsmarkt niet werkzaam zijn op Nederlands grondgebied. Deze vreemdelingen komen derhalve in beginsel niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Er zijn echter enkele specifieke regelingen met betrekking tot de vergunningverlening met het oog op verlof, gezinshereniging en gezinsvorming, werkloosheid en werk op het Nederlandse grondgebied voor vreemdelingen die een arbeidsverleden van zeven jaren of langer in deze sectoren van de internationale arbeidsmarkt hebben (zie artikel 3.34 tot en met 3.38 Vb en B5). Gelet op het feit dat deze vreemdelingen veelal niet beschikken over een vaste woon- of verblijfplaats in het buitenland, geacht worden verblijf te houden aan boord van het Nederlandse zeeschip of de mijnbouwinstallatie op het Nederlandse deel van het continentaal plat, en reeds zeven jaren in deze positie verkeren, is het redelijk van hen niet te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar een mvv aan te vragen. Omdat op vreemdelingen die werkzaam zijn in de internationale luchtvaart, het internationale wegtransport of de internationale binnenscheepvaart onder bepaalde voorwaarden de Wav en de Vw wel van toepassing zijn, zijn die vreemdelingen niet vrijgesteld van het mvv-vereiste.

m. die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het Associatiebesluit 1/80;

Toelichting

Dit onderdeel heeft betrekking op vreemdelingen die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van het Associatiebesluit 1/80. Deze zijn vrijgesteld van het mvv-vereiste. Het Associatiebesluit 1/80 geeft rechten aan Turkse werknemers die behoren tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat. Ingevolge de jurisprudentie van het Hof van Justitie houdt het recht zoals neergelegd in het Associatiebesluit 1/80 om na een bepaalde periode van legale arbeid de arbeid voort te kunnen zetten, noodzakelijkerwijs in dat de betrokken vreemdeling een recht van verblijf heeft. Volgens het Hof wordt aan de erkenning van die rechten door artikel 6 van het Associatiebesluit 1/80 niet de voorwaarde gesteld dat het legale karakter van de arbeid door de Turkse werknemer wordt gestaafd door het bezit van een specifiek administratief document, zoals een verblijfsvergunning. Als wordt vastgesteld dat een Turkse werknemer behoort tot de legale arbeidsmarkt en uit dien hoofde recht heeft op een verblijfsvergunning kan het ontbreken van een geldige mvv hem niet worden tegengeworpen. In de meeste gevallen zal de desbetreffende werknemer echter verkeren in een situatie van voortzetting van verblijf of reeds op grond van enige andere vrijstelling van het mvv-vereiste zijn vrijgesteld. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat verblijfsrechten niet slechts uit artikel 6, maar ook uit enkele andere artikelen van het Associatiebesluit 1/80 kunnen voortvloeien

n. die in aanmerking komt voor terugkeer naar Nederland op grond van artikel 8 van de Remigratiewet;

Toelichting

Dit onderdeel heeft betrekking op de vreemdeling die met gebruikmaking van de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet een verblijfsvergunning aanvraagt. Hierbij gaat het zowel om de ouder als het (meerderjarige) kind die eerder in Nederland hebben verbleven. Door de verwijzing naar artikel 8 van de Remigratiewet (en daarmee tevens naar het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet) is verzekerd dat de vrijstelling alleen van toepassing is op de vreemdeling die voor de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet in aanmerking komt. Deze bepaling ziet derhalve niet op de vreemdeling die op grond van eerdere of andere remigratieregelingen is teruggekeerd naar zijn land van herkomst en die wil terugkeren naar Nederland. De vreemdeling die binnen één jaar na remigratie uit Nederland op grond van de Remigratiewet een aanvraag om verblijf in Nederland indient en die direct voorafgaande aan de remigratie uit Nederland gedurende ten minste drie achtereenvolgende jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning, komt op grond van de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Uit artikel 10, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet volgt dat alleen voor de terugkeeroptie in aanmerking komt, de vreemdeling die drie jaar in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning onder een beperking van niet-tijdelijke aard. De beperkingen van tijdelijke aard zijn voor het bepaalde bij en krachtens de Remigratiewet geregeld in de Regeling Aanwijzing vreemdelingen wegens verblijf voor een tijdelijk doel (Stcrt. 2000, 62). Uiteraard is de verwijzing naar artikel 8 van de Remigratiewet alleen van belang voorzover daaruit het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voortvloeit. In andere gevallen kan de vreemdeling op grond van deze terugkeeroptie een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend. In het laatste geval kan de desbetreffende aanvraag niet worden afgewezen wegens het ontbreken van een mvv. Overigens verdient het de voorkeur dat deze vreemdelingen vóór hun terugkeer naar Nederland een mvv aanvragen. Artikel 8 van de Remigratiewet heeft ook betrekking op kinderen van vreemdelingen. Ook deze kinderen kunnen van de terugkeeroptie gebruikmaken en zijn daarmee vrijgesteld van het mvv-vereiste. Concreet betekent dit, dat vrijgesteld is de vreemdeling die direct voorafgaande aan de remigratie als minderjarig kind van de ouder in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning of als Nederlander en binnen een jaar na de remigratie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet met de ouder naar Nederland terugkeert. Tevens is vrijgesteld de vreemdeling die binnen een jaar na de remigratie meerderjarig is geworden en vervolgens zelfstandig naar Nederland terugkeert.

o. die in Nederland verblijft, bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een verzoek heeft ingediend tot vaststelling van zijn Nederlanderschap dat naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is;

Toelichting

De persoon die feitelijk in Nederland verblijft en bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een verzoek ingevolge artikel 17, eerste lid, Rwn heeft ingediend tot vaststelling van zijn vermeende Nederlanderschap, wordt in het algemeen niet uitgezet indien dat verzoek naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is. In dat geval kan de betrokkene, onder omstandigheden, in aanmerking komen voor een reguliere verblijfsvergunning, in afwachting van de beslissing op het verzoek. Gelet op het feit dat de verzoeken van deze personen niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot zijn en zij veelal lange tijd in Nederland verblijven voordat twijfels over de Nederlandse nationaliteit ontstonden, is het niet redelijk van hen te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar een mvv aan te vragen en kunnen zij in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning.

p. die tijdelijke bescherming heeft en in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 Vw, onder een beperking als bedoeld in artikel 3.30 of 3.31 Vb.

Toelichting

Dit onderdeel p is het gevolg van de implementatie per 15 februari 2005 van de Richtlijn 2001/55. Ingevolge artikel 12 van deze richtlijn staan de lidstaten personen die tijdelijke bescherming genieten toe om, voor een periode die niet langer is dan die van hun tijdelijke bescherming, werkzaam te zijn in loondienst of als zelfstandige. Daarbij mogen de lidstaten om redenen van arbeidsmarktbeleid voorrang geven aan EU-burgers en onderdanen van staten die gebonden zijn aan de EER overeenkomst, en aan de onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven en een werkloosheidsuitkering ontvangen. Het op grond van het ontbreken van een mvv afwijzen van de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid van de tijdelijk beschermde vreemdeling is niet verenigbaar met het geclausuleerde recht op arbeid in de richtlijn. Om die reden krijgt de tijdelijk beschermde die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder een beperking die verband houdt met het verrichten van arbeid in loondienst of als zelfstandige, vrijstelling van het mvv-vereiste. Dit laat onverlet dat er een wezenlijk Nederlands belang moet zijn gediend met het verrichten van die arbeid. De vrijstelling is derhalve niet van toepassing indien voor de desbetreffende soort arbeid voorrang kan worden gegeven aan EU- en EER-burgers of legaal verblijvende derdelanders met een werkloosheidsuitkering. Zie tenslotte het derde lid van artikel 3.71 Vb: de tijdelijk beschermde vreemdeling die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel het verrichten van arbeid in loondienst als geestelijk voorganger of godsdienstleraar is (in afwijking van artikel 3.71, derde lid, Vb) eveneens vrijgesteld van het mvv-vereiste.

q. die houder is van een verblijfsvergunning voor onderzoekers in de zin van Richtlijn 2005/71 afgegeven door een andere staat die Partij is bij het EG-verdrag dan wel de echtgenoot, partner of het minderjarig kind is van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat.

Toelichting

Deze vrijstelling strekt ertoe de mobiliteit voor wetenschappelijk onderzoekers tussen lidstaten te vergemakkelijken. Deze uitzondering geldt enkel voor onderzoekers die reeds in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor het verrichten van onderzoek in de zin van de richtlijn die is afgegeven door een ander lidstaat. Deze uitzondering geldt ook voor gezinsleden (echtgenoot, partner, minderjarig kind) van de onderzoeker, met dien verstande dat het gezin reeds dient te zijn gevormd in de ander lidstaat.

Mvv-vereiste godsdienstleraren en geestelijk voorgangers

De vreemdeling is echter niet vrijgesteld indien hij in Nederland wil verblijven voor het verrichten van arbeid als godsdienstleraar of geestelijk voorganger (zie artikel 3.71, derde lid, Vb en B5). Deze uitzondering voor de vreemdeling die als godsdienstleraar of geestelijke voorganger wil verblijven, dient er mede toe om vooraf te onderzoeken of er vanuit het oogpunt van openbare orde bedenkingen bestaan tegen het verblijf van de vreemdeling en of de groepering op wier verzoek de desbetreffende vreemdeling zijn werkzaamheden zal uitoefenen, haar wens tot het aanstellen van de vreemdeling handhaaft. De aanwezigheid en het functioneren van godsdienstleraren en geestelijk voorgangers hier te lande, in verband met de bijzondere positie die zij innemen binnen de alhier gevestigde gemeenschappen, kan van zodanige invloed zijn op de openbare orde en nationale veiligheid, dat onderzoek vooraf gewenst is. In deze gevallen wordt niet voorbijgegaan aan het mvv-vereiste; ook niet indien de vreemdeling behoort tot de in artikel 3.71, tweede lid, Vb genoemde vrijgestelde categorieën. De enige uitzondering hierop vormt artikel 3.71, tweede lid, onder h, Vb (zie hiervoor de toelichting van onderdeel h).

Vanzelfsprekend kan het ontbreken van een geldige mvv niet leiden tot afwijzing van de aanvraag, indien een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zich daartegen verzet, waarbij in dit verband met name kan worden gedacht aan het Associatiebesluit 1/80.

Indien een vreemdeling een beroep doet op een van de hierboven genoemde vrijstellingscategorieën dient hij aan te tonen dat hij behoort tot één van de vrijstellingscategorieën.

Toetsing van de vrijstellingscategorie

De vreemdeling dient, indien hij zich beroept op een van de vrijstellingscategorieën, aanstonds aan te tonen dat hij behoort tot een vrijstellingscategorie. Dit dient direct aan het IND-loket te gebeuren. Op het aanvraagformulier staan de vrijstellingscategorieën ingevolge de Vw en het Vb vermeld voorzien van een korte toelichting per vrijstellingsgrond. De vreemdeling wordt hier ook op gewezen in de schriftelijke afspraakbevestiging naar aanleiding van de telefonische afspraak.

Indien geen (afdoende) bewijs kan worden overgelegd ter staving van het beroep op één der vrijstellingscategorieën, terwijl vaststaat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk op is gewezen, wordt de verblijfsvergunning conform artikel 16 Vw in samenhang met artikel 3.71, eerste lid, Vb afgewezen wegens het ontbreken van een mvv.

De vreemdeling die zich erop beroept dat het stellen van het vereiste bezit van een geldige mvv ten aanzien van hem getuigt van een onbillijkheid van overwegende aard (zie artikel 3.71, vierde lid, Vb) dient bij het indienen van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd een onderbouwing voor het beroep op deze vrijstellingscategorie te overleggen. Het aanvraagformulier vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij een aanvraag tot afgifte van een mvv in het land van herkomst indient. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen.

Ten aanzien van de beoordeling van een beroep op een van de vrijstellingscategorieën van het mvv-vereiste geldt dat hierbij uitsluitend dient te worden getoetst aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie. Hierbij wordt dus nog niet ten volle aan de inhoudelijke verblijfsvoorwaarden van het gevraagde verblijfsdoel getoetst, ook al zal een toets aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie veelal voor een deel overeenkomen met een inhoudelijke toets aan de verblijfsvoorwaarden. Zo wordt bijvoorbeeld voor een beroep op de vrijstelling genoemd onder artikel 3.71, tweede lid, onder a, Vb getoetst of de vreemdeling vóór zijn negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw en in die periode niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst. Dit valt voor een deel samen met de toetsing aan de voorwaarden van artikel 3.54, eerste lid, onder b, Vb. Eerst nadat is vastgesteld dat de vreemdeling zich met succes kan beroepen op een van de vrijstellingscategorieën, dient ten behoeve van de verblijfsvergunning ten volle aan de inhoudelijke voorwaarden voor de verlening hiervan getoetst te worden. In het bovengenoemde voorbeeld wordt de verblijfsaanvraag dan ook aan de overige verblijfsvoorwaarden van artikel 3.54 Vb getoetst.

Hardheidsclausule

In het vierde lid van artikel 3.71 Vb is voorzien in een zogenoemde hardheidsclausule. Ook indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv en niet behoort tot een van de vrijgestelde categorieën is het mogelijk dat de aanvraag niet wordt afgewezen op het enkele feit dat de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv, indien de toepassing van het mvv-vereiste naar het oordeel van de Minister zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (zie B1/4.1.1).

De vreemdeling die zich erop beroept dat het toepassen van het mvv-vereiste ten aanzien van hem leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, zal dit beroep op de zogeheten hardheidsclausule reeds bij het indienen van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier moeten motiveren en zo veel als mogelijk met bewijsstukken onderbouwen. Het aanvraagformulier (zie bijlage 13 VV) vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij een aanvraag tot afgifte van een mvv in het land van herkomst indient. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen. De vreemdeling wordt hier ook op gewezen in de schriftelijke afspraakbevestiging naar aanleiding van een telefonische afspraak.

Indien geen (afdoende) bewijs kan worden overgelegd ter staving van het beroep op de hardheidsclausule, terwijl vaststaat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk op is gewezen, wordt de verblijfsvergunning conform artikel 16 Vw in samenhang met artikel 3.71, eerste lid, Vb, afgewezen wegens het ontbreken van een mvv.

Bijzondere groepen in het kader van de hardheidsclausule

Het is, net als onder de werking van artikel 16 a Vw (oud), de bedoeling dat van de bevoegdheid tot toepassing van de hardheidsclausule over te gaan alleen gebruik wordt gemaakt in zeer bijzondere gevallen. Onder de Vw is het wel mogelijk om categorieën vreemdelingen onder de werking van de hardheidsclausule te brengen.

Een van de categorieën waarvoor vrijstelling van het mvv-vereiste in ieder geval geldt op grond van artikel 3.71 vierde lid, Vb, is de groep vreemdelingen die valt onder de toezegging van de Minister gedaan tijdens het terugkeerdebat van 9 februari 2004 dat het mvv-vereiste niet zal worden tegengeworpen aan de vreemdelingen die voldoen aan de onderstaande criteria:

– de vreemdeling heeft voor 1 april 2001 een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling;

– de vreemdeling beoogt gezinshereniging (geen gezinsvorming) met een vreemdeling die hier te lande verblijft op grond van een verblijfsvergunning regulier dan wel asiel of met een Nederlander;

– de vreemdeling voldoet, behoudens het mvv-vereiste, aan alle voorwaarden en voorschriften voor de verlening van een verblijfsvergunning, zoals vermeld in B2.

In het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 27 oktober 2004 heeft de Minister deze toezegging uitgebreid en bepaalt dat indien er sprake is van een gezin waarvan de gezinsleden deels wel en deels niet onder de bovengenoemde toezegging vallen en die allen verblijf beogen in het kader van gezinshereniging (geen gezinsvorming) bij hetzelfde gezinslid met een verblijfsvergunning of met de Nederlandse nationaliteit, alle gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Onverkort blijft staan dat, behoudens het mvv-vereiste, zij voorts aan alle overige voorwaarden en voorschriften voor de verlening van een verblijfsvergunning zoals vermeld in B2 moeten voldoen. Dit is bijvoorbeeld het geval in de situatie dat de vader een verblijfsvergunning heeft, de moeder en twee kinderen aan de drie hierboven genoemde voorwaarden voldoen, en er nog een derde kind is dat na 1 april 2001 is ingereisd. Het derde kind kan onder deze omstandigheden worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.

Naar aanleiding van een door de Tweede Kamer op 26 april 2005 aangenomen motie geldt voorts op grond van artikel 3.71, vierde lid, Vb vrijstelling van het mvv-vereiste voor de vreemdeling:

– die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en

– in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen.

Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan de volgende drie kenmerken:

– het verzoek is rechtstreeks ingediend bij de Minister (dan wel de IND); en

– het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en

– het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 Vw. Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning vallen hier niet onder.

Niet-bijzondere gevallen in het kader van de hardheidsclausule

Er is in ieder geval geen sprake van een zeer bijzonder geval, indien betrokkene:

– stelt dat aan een of meer vrijstellingsvereisten slechts op een onderdeel niet is voldaan;

– stelt dat aan alle voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning voor het gestelde verblijfsdoel is voldaan, afgezien van het mvv-vereiste (mits betrokkene niet valt onder de hierboven beschreven toezeggingen van de Minister);

– het beroep niet heeft gemotiveerd;

– het gemotiveerde beroep – hoewel mogelijk – niet met relevante stukken heeft onderbouwd binnen een daartoe gestelde termijn;

– asielgerelateerde gronden aanvoert (dergelijke gronden worden alleen in het kader van een asielaanvraag beoordeeld);

– als asielzoeker is uitgeprocedeerd;

– stelt dat terugkeer naar het land van herkomst redelijkerwijs niet kan worden verlangd en dat –hoewel mogelijk – niet binnen een daartoe gestelde termijn met stukken heeft onderbouwd;

– aangeeft dat noodzakelijke, medische behandeling aan terugkeer – teneinde een mvv te verkrijgen – naar het land van herkomst in de weg staat, maar niet heeft aangetoond dat sprake is van een medische noodsituatie;

– niet ontoerekenbaar, niet-tijdig en na afloop van een redelijke termijn – meer dan zes maanden na afloop van een eerder verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd – om verlenging of wijziging ervan of om verlening van een verblijfsvergunning heeft gevraagd.

In deze gevallen kan geen recht op vrijstelling van het mvv-vereiste worden ontleend aan de hardheidsclausule.

Vertrektermijn

Indien de aanvraag wordt ingediend door een vreemdeling die de afgelopen vijf jaren geen verblijf heeft gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met e, of onder l, Vw en die geen gemotiveerd beroep op de hardheidsclausule heeft gedaan, wordt de uitzetting op voorhand niet achterwege gelaten. Ingevolge artikel 62, eerste lid, Vw dient de vreemdeling nadat het rechtmatig verblijf is beëindigd Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten. Indien een eerste verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingediend, mag de beslissing hierop uitsluitend worden afgewacht als het binnen twee weken na bekendmaking van het besluit is ingediend. In bepaalde gevallen kan evenwel een kortere vertrektermijn geïndiceerd zijn. Artikel 62, vierde lid, Vw biedt de mogelijkheid om in het belang van de uitzetting een kortere vertrektermijn te hanteren. Hierbij kan blijkens de memorie van toelichting bij dit artikel gedacht worden aan de situatie dat de vreemdeling Nederland binnen vier weken dient te verlaten, echter de eerste reismogelijkheid dient zich ofwel direct, ofwel na zes weken aan. In die situatie kan beslist worden om een kortere vertrektermijn te geven.

Vrijstelling mvv-vereiste en onverplichte mvv

Dat een aantal categorieën vreemdelingen is vrijgesteld van het vereiste van het bezit van een mvv, betekent niet dat vreemdelingen die tot deze categorie behoren, geen mvv kunnen aanvragen. Indien een vreemdeling die behoort tot een van de van het mvv-vereiste vrijgestelde categorieën een aanvraag tot afgifte van een mvv indient, wordt die aanvraag uiteraard in behandeling genomen. Vreemdelingen die op grond van artikel 3A Regeling op de consulaire tarieven zijn vrijgesteld van het legesvereiste van een mvv zijn dat ook bij de aanvraag van een onverplichte mvv. De onder artikel 3a, derde lid, genoemde uitzonderingen zijn de uitzonderingen als opgenomen in de GVI, hoofdstuk VII, paragraaf 4 in BNL-kader, namelijk familieleden van EU-onderdanen die gebruik maken van het vrij verkeer van personen en onderdanen van Israël en San Marino (zie ook A2/4.3.5).

G

Paragraaf B1/4.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.2 Geldig document voor grensoverschrijding

Als hoofdregel geldt dat iedere vreemdeling in het bezit dient te zijn van een geldig document voor grensoverschrijding. Uit het document blijken de identiteit van de vreemdeling en diens relatie tot het land van afgifte van dat document. Veelal blijkt uit het document ook de nationaliteit van de vreemdeling. Voorts kan het document inzicht geven in de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling in het land van afgifte, dat verplicht is tot terugname van de houder van het document.

Algemeen

Zie voor de algemene bepalingen inzake een geldig document voor grensoverschrijding artikel 3, eerste lid, Vw, artikel 2.3 Vb en A2/4.2.1. In de meeste gevallen geldt als geldig document voor grensoverschrijding een geldig nationaal paspoort dat door Nederland wordt erkend.

Er zijn gevallen bekend waarin op (al dan niet schriftelijk) verzoek van de vreemdeling of van een familielid een paspoort wordt toegezonden zonder dat de beoogde houder zich in persoon voor de autoriteiten heeft moeten melden. Aangezien in deze gevallen geen deugdelijke toetsing van de identiteit van de betrokken vreemdeling heeft plaatsgevonden, worden deze zogenoemde blanco paspoorten niet aangemerkt als geldig document voor grensoverschrijding.

Zelfstandige voorwaarde

Het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding is een zelfstandige voorwaarde (zie artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, Vw). Van de bevoegdheid om een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd af te wijzen wegens het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding zal steeds gebruik worden gemaakt, behalve in gevallen ten aanzien waarvan in het Vb anders is bepaald (zie de artikelen 3.19, 3.72 en 3.83 Vb) en met inachtneming van hetgeen hierna is vermeld inzake het geven van een termijn om het verzuim te herstellen.

Herstel verzuim

Bij de aanvraag tot het verlenen van de reguliere verblijfsvergunning legt de vreemdeling in persoon in ieder geval een geldig document voor grensoverschrijding over (zie artikel 3.102, eerste lid, Vb). Indien de vreemdeling bij de aanvraag geen geldig document voor grensoverschrijding overlegt, wordt hij in de gelegenheid gesteld gedurende een redelijke termijn de aanvraag aan te vullen voordat daarop wordt beslist.

De redelijke termijn bedraagt in beginsel vier weken. Een kortere termijn kan echter worden gesteld, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld indien de vreemdeling binnen een kortere periode een geldig document kan overleggen, ter fine van uitzetting in bewaring is gesteld, of het een herhaalde aanvraag betreft.

In deze periode wordt de beslistermijn met toepassing van artikel 4:15 Awb opgeschort. Als de vreemdeling na die redelijke termijn geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd, wordt de aanvraag afgewezen, tenzij artikel 3.72 of 3.83 Vb van toepassing is.

Vrijstelling

Ingevolge artikel 3.72 Vb wordt de aanvraag afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, tenzij de vreemdeling aantoont dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld.

De vreemdeling, die zich er op beroept dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding, toont dat, voorzover redelijkerwijs mogelijk, aan. Tevens verschaft hij (op andere wijze) voldoende inzicht in zijn identiteit en nationaliteit (zie artikel 3.102, derde lid, Vb).

Het feit dat de vreemdeling vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding, wordt aangetoond aan de hand van een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van dat land, waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding. Indien een dergelijke verklaring niet door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in Nederland wordt afgegeven en de vreemdeling ook overigens geen genoegzaam bewijs kan leveren, dient de vreemdeling in beginsel naar zijn land van herkomst terug te reizen om daar de afgifte van een geldig document voor grensoverschrijding te bewerkstelligen. Aan het vereiste bezit van een geldig document voor grensoverschrijding wordt niet voorbijgegaan om de enkele reden dat de vreemdeling daarvoor zijn militaire dienstplicht moet vervullen in het land waarvan hij onderdaan is of de reis naar dat land bezwaarlijk vindt. Het ondergaan van een medische behandeling in Nederland is op zichzelf evenmin doorslaggevend.

Bijzondere categorieën

De aanvraag wordt niet afgewezen wegens het enkele ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding, indien de aanvraag strekt tot het verlenen van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met verblijf ter adoptie of verblijf hangende het onderzoek naar de geschiktheid van de aspirant adoptiefouders (zie artikel 3.26, tweede lid, en 3.27, tweede lid, Vb). Voor gemeenschapsonderdanen, EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen wordt verwezen naar B10. Voor asielzoekers wordt verwezen naar deel C.

Het paspoortvereiste geldt niet voor de verlening van de reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking die verband houdt met:

– verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten (zie B14);

– verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling (zie B14);

– het feit dat na drie jaren niet onherroepelijk is beslist op een asielaanvraag (zie B14).

Deze verblijfsvergunningen worden niet op een daartoe strekkende aanvraag verleend. Het vereiste bezit van een geldig document voor grensoverschrijding is voor de ambtshalve verlening van die vergunningen niet van overeenkomstige toepassing verklaard.

Het paspoortvereiste is eveneens niet van toepassing op hier te lande geboren kinderen, ten behoeve van wie een aanvraag voor verblijf bij ouder is gedaan en waarvan de ouders zijn vrijgesteld van het paspoortvereiste aangezien zij in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel, een verblijfsvergunning regulier wegens tijdsverloop in de asielprocedure of een verblijfsvergunning als Amv of een vergunning buitenschuld.

Onderdanen van Somalië

Er is in Somalië geen internationaal erkend centraal gezag. Op die grond worden Somalische autoriteiten en door hen uitgegeven documenten, waaronder documenten voor grensoverschrijding, door Nederland niet erkend.

Ten aanzien van onderdanen van Somalië wordt in het algemeen gesteld dat zij geacht worden te hebben aangetoond dat zij vanwege de regering van het land waarvan zij onderdaan zijn niet of niet meer in het bezit kunnen worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding, één en ander in de zin van de artikelen 3.19, 3.72 en 3.83 Vb.

Indien de situatie in Somalië zich wijzigt met betrekking tot een internationaal erkend centraal gezag, zal opnieuw worden bezien of er nog steeds aanleiding bestaat om ten aanzien van onderdanen van Somalië in het algemeen te stellen dat zij hebben aangetoond dat zij vanwege de regering van het land waarvan zij onderdaan zijn niet of niet meer in het bezit kunnen worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding.

Niettemin zal van vreemdelingen die stellen Somalisch onderdaan te zijn, worden verlangd dat zij op andere wijze aantonen dat zij de gestelde identiteit en nationaliteit bezitten.

De vreemdeling die stelt Somalisch onderdaan te zijn dient daartoe de documenten waarover hij of zij wel de beschikking heeft, waaronder ook niet voor erkenning in aanmerking komende documenten (Somalisch paspoort, identiteitsbewijs, geboortebewijs e.d.), dadelijk bij de aanvraag tot het verlenen van de mvv over te leggen aan de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland, opdat daarvan een kopie kan worden gemaakt met het oog op een eventuele terugkeer. De Nederlandse vertegenwoordiging zendt van bedoelde kopie een exemplaar naar de IND. Bij het indienen van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier dient de vreemdeling de originele documenten te tonen aan de ambtenaar van de IND.

De vreemdeling afkomstig uit Somalië wordt daarmee derhalve niet ontheven van de verplichting zijn identiteit en nationaliteit door middel van documenten aan te tonen.

Voorts worden identificerende vragen gesteld. In daarvoor in aanmerking komende gevallen vindt DNA-onderzoek plaats om een gestelde afstammingsrelatie vast te stellen, een en ander overeenkomstig B2/8.5 en B2/8.6. Tevens wordt als voorwaarde gesteld dat door betrokkene een verklaring wordt ondertekend in de eigen taal en het Nederlands waarin deze verklaart dat hij of zij de gestelde identiteit en nationaliteit bezit.

Deze voorwaarden worden gesteld om een succesvolle intrekking van de verleende verblijfsvergunning wegens onjuiste gegevens te bevorderen (fraudebestrijding), in gevallen waarin later mocht blijken dat de betrokkene een andere identiteit of nationaliteit bezit.

Indien de vreemdeling met inachtneming van het vorenstaande wordt vrijgesteld van de verplichting te beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding, wordt deze in verband met de afgifte van de mvv door de betreffende Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland in het bezit gesteld van een laissez-passer.

H

Paragraaf B1/4.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.5 Medisch onderzoek

Op dit moment is TBC de enige infectieziekte waaraan het vreemdelingenrecht gevolgen verbindt, zowel op het gebied van toezicht (zie artikel 54, eerste lid, onder e, Vw, artikel 4.46 Vb en A3/7.5 Vc) als ook bij de verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De bereidheid om het onderzoek (en zonodig de behandeling) te ondergaan en daaraan mee te werken, is een algemene voorwaarde voor de verlening (zowel op aanvraag als ambtshalve) van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Indien TBC wordt vastgesteld, vormt dat op zichzelf nog geen grond om de aanvraag af te wijzen.

Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder e, Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw worden afgewezen indien de vreemdeling niet bereid is om medewerking te verlenen aan een medisch onderzoek naar een ziekte aangewezen bij of krachtens de Infectieziektewet, ter bescherming van de volksgezondheid of een medische behandeling tegen een dergelijke ziekte te ondergaan. Op grond van artikel 16, tweede lid, Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van deze grond. Dergelijke regels zijn neergelegd in artikel 3.79 Vb.

Keuring en behandeling

De aanvraag wordt afgewezen indien de vreemdeling niet bereid is een onderzoek naar of behandeling van TBC aan de ademhalingsorganen te ondergaan of indien hij niet meewerkt aan dat onderzoek of die behandeling, tenzij hij de nationaliteit bezit van een van de bij ministeriële regeling vast te stellen landen. Ontbreken van bedoelde bereidheid of medewerking staat ook in de weg aan ambtshalve verlening van verblijfsvergunningen.

Vrijstellingen

In artikel 3.18 VV zijn de landen vermeld, waarvan de onderdanen van dit vereiste zijn vrijgesteld. Het betreft onderdanen van de EU, de lidstaten van de EER, Australië, Canada, Israël, Japan, Monaco, Nieuw-Zeeland, Suriname, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland. In deze landen komt verhoudingsgewijs weinig TBC voor.

Ingevolge artikel 3.79, tweede lid, Vb is van het vereiste eveneens vrijgesteld de vreemdeling die langdurig ingezetene is, dan wel als gezinslid van een langdurig ingezetene in een andere staat die partij is bij het EG-verdrag is toegelaten.

Omdat het vereiste alleen geldt voor de eerste verblijfsaanvaarding kunnen aanvragen om voortzetting van verblijf niet op deze grond worden afgewezen. Indien de vreemdeling houder van een verblijfsvergunning (asiel of regulier, voor bepaalde of onbepaalde tijd) of Nederlander is geweest, en een aanvraag heeft ingediend, geldt het vereiste niet, indien wordt geoordeeld dat redelijkerwijs sprake is van voortzetting van verblijf.

Dat betekent dat, indien wordt geoordeeld dat niet redelijkerwijs kan worden of behoort te worden gesproken van voortzetting van verblijf, het vereiste wel geldt, met name gelet op het tweede lid van artikel 3.82 Vb.

Met een redelijke termijn wordt blijkens de toelichting op dit artikel gedoeld op een termijn van zes maanden na het einde van het rechtmatig verblijf of als Nederlander.

Procedure

Idealiter heeft de vreemdeling die zich bij de IND meldt om aldaar fysiek een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier in te dienen, reeds bij de GG&GD een onderzoek naar TBC aan de ademhalingsorganen ondergaan. Veelal zal de vreemdeling dat onderzoek nog niet hebben ondergaan. In die situatie verwijst de IND de vreemdeling door naar de meest nabij gelegen GG&GD. Voor deze verwijzing maakt hij gebruik van het TBC formulier (zie bijlage 13 VV).

Op het formulier vult de ambtenaar van de IND alle persoonsgegevens in die uit het document voor grensoverschrijding en eventuele andere bescheiden kenbaar zijn. Het formulier wordt vervolgens als verwijzingsformulier aan de te onderzoeken vreemdeling gegeven.

De te onderzoeken vreemdeling vervoegt zich bij de aangewezen GG&GD. Naast het document voor grensoverschrijding dat bij de IND is overgelegd, wordt het verwijzingsformulier aan de onderzoeksarts overgelegd. De arts belast met het onderzoek vergelijkt de gegevens in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling met de gegevens op het formulier. De onderzoeksarts vult na het onderzoek het formulier in en zendt het naar het juiste kantoor van de IND, dat de aanvraag in behandeling heeft.

In het kader van het medisch onderzoek zoals bedoeld in de onderhavige paragraaf is het van belang twee situaties van elkaar te scheiden; de bereidheid tot medisch onderzoek en de bereidheid tot het ondergaan van een medische behandeling.

Door ondertekening van een daartoe strekkende verklaring op het formulier verklaart de vreemdeling zich in beginsel bereid zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek naar TBC aan de ademhalingsorganen alsmede zijn medewerking te verlenen aan behandeling van eventuele TBC. Indien de vreemdeling niet tot ondertekening is overgegaan wordt hem een termijn van twee weken gegund om dat alsnog te doen, dan wel gemotiveerd aan te geven waarom hij daartoe niet bereid is. In beginsel wordt de aanvraag afgewezen indien de vreemdeling niet bereid is gebleken bedoelde verklaring op het TBC formulier te ondertekenen.

De bereidheid tot medisch onderzoek

Uit het feit dat de vreemdeling zich inderdaad bij de onderzoeker heeft gemeld en het onderzoek naar TBC aan de ademhalingsorganen daadwerkelijk heeft ondergaan, wordt de bereidheid van de vreemdeling om een medisch onderzoek te ondergaan vastgesteld. De bereidheid om een onderzoek naar TBC te ondergaan blijkt uit het feit dat het originele verwijzingsformulier (zie bijlage 13 VV) aan de IND is teruggezonden. Met de ontvangst van dat originele formulier door de IND wordt de bereidheid van de vreemdeling om een onderzoek naar TBC aan de ademhalingsorganen te ondergaan, geacht reeds ten tijde van de aanvraag aanwezig te zijn geweest. Eerst nadat de vreemdeling het onderzoek heeft ondergaan en het originele formulier door de IND is ontvangen, kan de vergunning worden verleend, indien ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan.

Bereidheid medische behandeling

De bereidheid van de vreemdeling om een medische behandeling te ondergaan en daaraan medewerking te verlenen, blijkt uit de ondertekening van de daartoe strekkende verklaring op het TBC-formulier.

Het enkele feit dat bij de vreemdeling TBC aan de ademhalingsorganen is geconstateerd, leidt er overigens niet toe dat de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning wordt afgewezen. Indien de verklaring is ondertekend, wordt de vergunning verleend. Gelet op de duur van de TBC-behandeling is het immers niet opportuun om de bereidheid om mee te werken aan die behandeling eerst na voltooiing van de behandeling vast te stellen. Indien na verlening van de vergunning blijkt dat de vreemdeling ondanks bedoelde ondertekening niet daadwerkelijk bereid is gebleken de behandeling te ondergaan of daaraan mee te werken, wordt de vergunning ingetrokken op grond van het feit dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt.

Achterwege laten van uitzetting

Indien de vreemdeling bij wie TBC is geconstateerd, niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, kan dat een reden vormen om de uitzetting van die vreemdeling en diens eventuele gezinsleden achterwege te laten, omdat het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling niet verantwoord is om te reizen (zie artikel 64 Vw). Voor de specifieke uitwerking hiervan wordt verwezen naar A4/7.7. Voor het recht op opvang en RvA verstrekkingen wordt verwezen naar C23/2.3.3.

I

Paragraaf B1/5.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.1 Voortzetting van verblijf en mvv-vereiste

Met voortzetting van verblijf wordt hier gedoeld op het continueren van verblijf door middel van (tijdige) verlenging of wijziging beperking. De bepalingen voor het verlenen van verblijf onder de beperking ‘voortgezet verblijf’ zijn in hoofdstuk B16 opgenomen. Het mvv-vereiste is niet van toepassing op aanvragen om voortzetting van het verblijf. Zie omtrent voortzetting van verblijf tevens B1/2.2, B1/2.3.2 en B1/3.

Tijdige indiening

De aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 Vw, is in ieder geval tijdig ingediend, indien deze is ontvangen uiterlijk op de dag vóór de dag waarop de geldigheidsduur verstrijkt. De tijdig ingediende aanvraag tot het verlenen, het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning, wordt getoetst aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf (zie artikel 3.80 Vb). Het mvv- vereiste blijft buiten toepassing. De verblijfsvergunning wordt verleend met ingang van de dag waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan de datum waarop de geldigheidsduur van de eerder verleende verblijfsvergunning afloopt (zie artikel 26, tweede lid, Vw). Als de vreemdeling niet-toerekenbaar buiten staat was de gegevens waaruit blijkt dat aan alle voorwaarden wordt voldaan tijdig te overleggen, kan aansluitend verblijfsrecht worden verleend (zie artikel 26, derde lid, Vw).

Artikel 3.82, tweede lid, Vb is niet van toepassing op tijdig ingediende aanvragen tot het verlenen, het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning.

Niet-toerekenbaar te laat

Indien de aanvraag wordt ingediend nadat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning is verstreken, is toch sprake van een tijdig ingediende aanvraag als de te late ontvangst van de aanvraag niet aan de vreemdeling is toe te rekenen (zie artikel 3.80, eerste lid, Vb). In deze gevallen wordt getoetst aan voortzetting van verblijf, zodat het mvv-vereiste niet van toepassing is.

De vraag of de te late ontvangst van de aanvraag aan de vreemdeling is toe te rekenen, wordt van geval tot geval beoordeeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de vreemdeling zelf de volledige verantwoordelijkheid draagt voor tijdige indiening van de verlengingsaanvraag, desnoods door tussenkomst van derden. Om die reden zal niet snel sprake zijn van een situatie waardoor te late indiening te wijten is aan omstandigheden die de vreemdeling niet zijn toe te rekenen. Aan de omstandigheid dat de vreemdeling door de overheid niet is gewezen op de omstandigheid dat zijn verblijfsvergunning binnenkort afloopt en dat verlenging moet worden gevraagd, komt in dit verband geen betekenis toe. Bij omstandigheden waardoor de te late indiening van de aanvraag niet aan de vreemdeling toe te rekenen zou kunnen zijn, kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie van vrouwen en hun eventuele kinderen, die tegen hun wil en zonder identiteit- en verblijfsdocumenten in het land van herkomst zijn achtergelaten. Omdat de omstandigheden van deze vrouwen sterk uiteenlopen, kan geen algemene regel worden gegeven over de termijn waarbinnen de achtergelaten vrouw een aanvraag moet hebben ingediend. Als de achtergelaten vrouw zich zonder dralen tot de Nederlandse overheid (gemeente, ambassade, consulaat, IND of Vreemdelingenpolitie) heeft gewend om naar Nederland te kunnen terugkeren, wordt haar een te late indiening van de aanvraag niet toegerekend. Wat ‘zonder dralen’ is, wordt van geval tot geval bezien; hierbij wordt rekening gehouden met de moeilijkheden die de positie van de achtergelaten vrouw met zich mee heeft gebracht. Het is nadrukkelijk de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdelinge om bij het indienen van de aanvraag om voortzetting van verblijf aan te geven dat er sprake is van achterlating, en de omstandigheden waar een beroep op wordt gedaan met ter zake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Indien het beroep op achterlating niet of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortzetting van verblijf, stelt de IND de vreemdelinge in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt hiertoe een termijn van vier weken gegund. Zie ten aanzien van achtergelaten vrouwen tevens B1/5.3.2, B1/7 en B16/7.

Aangezien het merendeel van de achtergelaten vreemdelingen vrouw is, wordt in de voorgaande passage gerept van achtergelaten vrouwen. Vanzelfsprekend kunnen ook mannen en minderjarigen een beroep doen op de omstandigheid dat zij zijn achtergelaten. Bij omstandigheden waardoor de te late indiening van de aanvraag niet aan de vreemdeling toe te rekenen zou kunnen zijn, kan tevens worden gedacht aan de situatie waarbij de vreemdeling met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning wordt verleend, waarbij de geldigheidsduur van de vergunning op het moment dat de inwilligende beschikking bekend wordt gemaakt reeds is geëindigd, omdat geen gebruik gemaakt kon worden van de met artikel 3.67, tweede lid, Vb gegeven bevoegdheid. Indien de vreemdeling in dit geval de aanvraag indient binnen zes maanden nadat de inwilligende beschikking bekend is gemaakt, kan de vreemdeling niet worden toegerekend dat hij de aanvraag niet heeft ingediend voordat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning eindigde. Uiteraard zijn de twee hiervoor genoemde voorbeelden niet de enige situaties waarin sprake is van omstandigheden waardoor de te late indiening van de aanvraag niet aan de vreemdeling toe te rekenen zou kunnen zijn. De aanvraag tot het verlenen, het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning die is ontvangen nadat de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning is afgelopen dan wel nadat de eerdere verblijfsvergunning is ingetrokken dan wel nadat het verblijf als Nederlander is geëindigd, maar waarbij sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de te late indiening van de aanvraag niet aan de vreemdeling is toe te rekenen, wordt getoetst aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf (zie artikel 3.80, eerste lid, Vb). De vergunning kan met terugwerkende kracht worden verleend (zie artikel 26, derde lid, Vw).

Niet-tijdig, maar binnen de redelijke termijn

De aanvraag tot het verlenen, het verlengen of het wijzigen van een verblijfsvergunning die is ontvangen nadat de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning is afgelopen dan wel nadat de eerdere verblijfsvergunning is ingetrokken dan wel nadat het verblijf als Nederlander is geëindigd, maar die nog wel is ontvangen binnen de redelijke termijn van zes maanden, wordt getoetst aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf (zie artikel 3.82, eerste lid, Vb). De redelijke termijn van zes maanden vangt aan op de dag waarop het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, of als Nederlander is geëindigd. De vergunning wordt in dit geval niet met terugwerkende kracht verleend. De vergunning zal worden verleend met als ingangsdatum de datum van aanvraag, of zo veel later als de vreemdeling heeft aangetoond dat aan alle voorwaarden wordt voldaan (zie artikel 26 Vw). Er ontstaat derhalve een onderbreking in het verblijfsrecht van de vreemdeling, hetgeen gevolgen heeft voor de opbouw van verdere verblijfsrechten (een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, optie of naturalisatie). Dit is slechts anders als sprake is van feiten en omstandigheden die de vreemdeling niet toe te rekenen zijn.

Niet-tijdig en niet binnen een redelijke termijn

Een aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van het verblijfsdoel van een verblijfsvergunning die meer dan zes maanden na afloop van de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning is ontvangen, wordt in beginsel aangemerkt als een aanvraag om eerste toelating (zie artikel 3.80, tweede lid, Vb). Het mvv-vereiste is in deze gevallen onverkort van toepassing.

Uitzonderingen

Ten aanzien van aanvragen om verlenging dan wel wijziging van het verblijfsdoel van de verblijfsvergunning, die zijn ingediend na afloop van de eerder verleende vergunning, zijn uitzonderingen opgenomen in artikel 3.82, tweede lid, Vb. Als de vreemdeling onder deze uitzonderingen valt, is artikel 3.81, eerste lid, Vb niet van toepassing. Dit betekent dat – indien de vreemdeling niet vóór het einde van de geldigheidsduur van de eerder verleende verblijfsvergunning de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur of wijziging van de vergunning indient – het mvv-vereiste onverkort van toepassing is, ook al is de aanvraag ingediend binnen een redelijke termijn. In artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder c, Vb is een specifieke bepaling opgenomen voor de vreemdeling die in Nederland wil verblijven als geestelijk voorganger of godsdienstleraar. Deze uitzondering wordt gemaakt in het belang van het toezicht op vreemdelingen en de openbare orde. Ten aanzien van deze groep wordt vooraf een onderzoek ingesteld of er vanuit het oogpunt van de openbare orde en openbare rust bedenkingen bestaan tegen het verblijf van de desbetreffende vreemdeling, en of de groepering op wier verzoek de desbetreffende vreemdeling als godsdienstig functionaris zijn werkzaamheden zal uitoefenen, haar wens tot het aanstellen van de vreemdeling handhaaft. Dat geldt zowel indien de vreemdeling niet tijdig heeft verzocht om verlenging, als ook indien hij voor een andere groepering wil werken. Echter, indien de vreemdeling, die aanvankelijk een verblijfsvergunning had onder de beperking verblijf als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, wijziging naar een geheel ander verblijfsdoel (niet zijnde als geestelijk voorganger of godsdienstleraar) wenst, geldt het reguliere beleid ten aanzien van aanvragen om wijziging van het verblijfsdoel. Ten overvloede zij er hierbij op gewezen dat een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zich tegen (al dan niet tijdelijke) verblijfsbeëindiging kan verzetten, waarbij in dit verband met name kan worden gedacht aan het Associatiebesluit 1/80. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat de vreemdeling aantoonbaar zijn hoofdverblijf in Nederland heeft gehouden, geldt het mvv-vereiste onverkort.

Op het punt van het beleid ten aanzien van de openbare orde of de nationale veiligheid wordt uitgegaan van voortzetting van verblijf, omdat er sprake is van ononderbroken hoofdverblijf in Nederland.

Voortzetting van verblijf en verlies Nederlanderschap

In de artikelen 14, 15 en 15a Rwn is een aantal verliesgronden opgenomen voor het Nederlanderschap van meerderjarigen. De aanvraag van de vreemdeling die het Nederlanderschap heeft verloren op grond van de artikelen 14, 15 en 15a Rwn wordt ingevolge artikel 3.82, eerste lid, Vb gelijkgesteld met de niet-tijdig ingediende aanvraag en is daarmee vrijgesteld van het mvv-vereiste, indien de aanvraag binnen een redelijke termijn van zes maanden is ontvangen (zie B4/2.2.3). De uitzonderingsgronden van artikel 3.82, tweede lid, Vb zijn onverkort van toepassing.

De termijn van zes maanden vangt aan:

– op de dag waarop de beschikking, strekkende tot intrekking van het Nederlanderschap, bekend wordt gemaakt (zie artikel 14 Rwn);

– op de dag waarop van rechtswege het verlies van het Nederlanderschap intreedt vanwege de vrijwillige verkrijging van de andere nationaliteit (zie artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, Rwn);

– op de dag van het afleggen van de verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit (zie artikel 15, eerste lid, onder b, Rwn);

– op de dag waarop het verlies wegens langdurig verblijf in het buitenland van rechtswege is ingetreden (zie artikel 15, eerste lid, onder c, Rwn);

– op de dag waarop de beschikking, strekkende tot intrekking van het Nederlanderschap, bekend wordt gemaakt (zie artikel 15, eerste lid, onder d, Rwn);

– op de dag waarop van rechtswege het verlies van het Nederlanderschap intreedt wegens vrijwillige krijgsdienst bij een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is (zie artikel 15, eerste lid, aanhef en onder e, Rwn);

– op de dag waarop van rechtswege het verlies van het Nederlanderschap intreedt doordat de meerderjarige de nationaliteit verkrijgt van een Staat die partij is bij het Nationaliteitenverdrag (zie artikel 15a, aanhef en onder a, Rwn);

– op de dag waarop van rechtswege het verlies van het Nederlanderschap intreedt doordat de meerderjarige ingevolge de Toescheidingsovereenkomst Nederland-Suriname de Surinaamse nationaliteit verkrijgt (zie artikel 15a, aanhef en onder b, Rwn).

Indien de vreemdeling niet aantoont wanneer de redelijke termijn van zes maanden is aangevangen, dan wordt aangenomen dat deze termijn reeds verstreken is. Indien het Nederlanderschap is ingetrokken op grond van artikel 14 Rwn, dan is het volgende van belang. Er is sprake van de situatie bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder b, Vb, indien:

– het geven van een valse verklaring of het bedrog, dan wel het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap relevant feit, voorafgaand aan de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap heeft plaatsgevonden in een aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning; en

– de betreffende gegevens of feiten tot afwijzing van de oorspronkelijke verblijfsaanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.

In deze situaties wordt de aanvraag niet op grond van artikel 3.82, eerste lid, Vb vrijgesteld van het mvv-vereiste. Artikel 3.71 Vb is onverkort van toepassing.

Voortzetting verblijf na intrekking verblijfsvergunning

De aanvraag van de vreemdeling wiens verblijfsvergunning is ingetrokken (al dan niet met terugwerkende kracht), maar waarbij de aanvraag nog wel is ontvangen binnen de redelijke termijn van zes maanden na de datum waarop de intrekkingsbeschikking is bekendgemaakt, wordt getoetst aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf. De aanvraag is dan namelijk ingediend binnen een redelijke termijn nadat de eerdere verblijfsvergunning is ingetrokken (zie hierboven bij ‘Niet-tijdig maar binnen de redelijke termijn’ ). Dit geldt uiteraard niet indien sprake is van de uitzonderingssituaties bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, Vb:

– als de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht is ingetrokken en sprake is van omstandigheden bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, Vb, dan geldt dat de aanvraag slechts tijdig is ingediend indien deze is ingediend vóór het tijdstip tot wanneer de verblijfsvergunning is ingetrokken. Alleen in die gevallen is betrokkene immers in het bezit van een geldige verblijfsvergunning op het moment dat de verlengingsaanvraag wordt ingediend.

– als de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht is ingetrokken en sprake is van omstandigheden bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, Vb, en betrokkene de aanvraag heeft ingediend ná het tijdstip tot wanneer de verblijfsvergunning is ingetrokken, is geen sprake van een tijdig ingediende aanvraag. Betrokkene was immers formeel niet meer in het bezit van een geldige verblijfsvergunning op het moment dat de verlengingsaanvraag werd ingediend; dat betrokkene nog wel in het bezit was van een verblijfsdocument, doet daaraan niet af. Als betrokkene formeel nimmer in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning, omdat deze is ingetrokken tot en met de datum waarop zij verleend werd, kan betrokkene gelet op het voorgaande per definitie niet tijdig een verlengingsaanvraag indienen. De verlengingsaanvraag wordt in deze gevallen aangemerkt als een aanvraag om eerste toelating (zie artikel 3.80, tweede lid, Vb). Het mvv-vereiste is dan onverkort van toepassing.

Opschortende werking

Ingevolge artikel 73 Vw wordt de werking van het besluit tot afwijzing van de aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning opgeschort totdat de termijn voor het maken van bezwaar of het instellen van administratief beroep is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, totdat op het bezwaar of administratief beroep is beslist. Afwijking van deze hoofdregel geldt evenwel indien de aanvraag is afgewezen wegens onder andere het ontbreken van een mvv (zie artikel 73, tweede lid, onder a, Vw). De rechtsgevolgen zoals neergelegd in artikel 27 Vw treden onverkort in werking.

Voortzetting verblijf: niet toerekenbare termijnoverschrijding

Indien voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning niet zowel de verlengingsaanvraag als de gegevens en bescheiden waarmee is aangetoond dat aan de voorwaarden wordt voldaan, zijn ontvangen, zal het verblijfsrecht van de vreemdeling niet aaneengesloten zijn. Dat heeft gevolgen voor de opbouw van rechten (bijvoorbeeld voor de latere verlening van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of naturalisatie). Het is derhalve van belang dat de vreemdeling de aanvraag en de gegevens tijdig indient.

Ingevolge artikel 26, derde lid, Vw kan de verblijfsvergunning echter worden verlengd met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning waarvoor verlenging is gevraagd afloopt, indien de vreemdeling de aanvraag tot verlenging dan wel de gegevens waaruit blijkt dat aan de voorwaarden wordt voldaan niet tijdig heeft ingediend en hem dit niet is toe te rekenen.

Indien de te late indiening van de aanvraag of de te late verstrekking van de noodzakelijke gegevens of bescheiden de vreemdeling niet is toe te rekenen, wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlengen in aansluiting op de verlopen vergunning.

Omstandigheden die een te late indiening niet verschonen, zijn in ieder geval vakantie, detentie, nonchalance of het niet hebben ontvangen of gelezen van de rappelbrief. In deze gevallen ontstaat er een gat in het verblijfsrecht (zie artikel 3.80 en 3.81 Vb). In gevallen waarin de vreemdeling een aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning heeft ingediend, maar blijkt dat niet langer aan de daaraan verbonden beperking wordt voldaan, althans een ander verblijfsdoel wordt nagestreefd, wordt daarom niet (alsnog) ambtshalve aan de voorwaarden voor het nieuwe doel getoetst.

In die gevallen wordt de vreemdeling er bij de beschikking op de voorliggende aanvraag op gewezen dat het nieuwe verblijfsdoel niet is meegewogen bij de beslissing op de aanvraag, althans dat ter zake van dat nieuwe verblijfsdoel een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning kan worden ingediend. Uiteraard geldt dit niet indien de wijziging dermate gering is dat redelijkerwijs niet meer van een wijziging kan worden gesproken, met name in het geval de vreemdeling verlenging heeft gevraagd van de verblijfsvergunning die hem is verleend voor verblijf bij partner en hij inmiddels met die partner is gehuwd.

Van de bevoegdheid om een verblijfsvergunning ambtshalve te wijzigen wordt echter wel gebruik gemaakt indien intrekking van een verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aan de orde is wegens het verstrekken van onjuiste gegevens, maar internationale verplichtingen aan verblijfsbeëindiging in de weg staan, als bedoeld in B1/5.3.3.

Gelijktijdige aanvragen om verlenging en wijziging

Er wordt geen toepassing gegeven aan de bevoegdheid neergelegd in artikel 3.67, eerste lid, aanhef en onder a, Vb wanneer er sprake is van een aanvraag tot wijziging van de beperking waaronder de vergunning is verleend. Deze aanvragen worden immers beoordeeld op de voet van de regelgeving ten aanzien van aanvragen om verlening van een vergunning. De verlenging met een duur van vijf jaren is aan de orde wanneer reeds verblijf was toegestaan in het kader van hetzelfde verblijfsdoel gedurende minimaal een jaar. Wanneer het verblijfsdoel gewijzigd wordt, dient de vreemdeling eerst gedurende een periode van minimaal een jaar in het bezit te zijn geweest van een verblijfsvergunning op grond van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of een relatie, voordat verlenging met een duur van vijf jaren aan de orde kan zijn.

Alleen als de aanvraag om wijziging van de vergunning wordt afgewezen, maar de tegelijkertijd ingediende aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning wel wordt ingewilligd, kan toepassing worden gegeven aan artikel 3.67, eerste lid, aanhef en onder a, Vb.

J

Paragraaf B1/5.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.3.2 Verplaatsing hoofdverblijf

Ingevolge artikel 18, eerste lid, onder a, Vw kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw worden afgewezen indien de houder daarvan zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd. De hieronder gegeven regels zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw (zie artikel 19 Vw). Enkele bijzondere voorwaarden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd houden in dat de aanvrager zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd. Zie in dit verband artikel 3.23, 3.71 en 3.82 Vb. De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 Vw, wordt op grond van artikel 18, eerste lid, onder a, Vw afgewezen, indien de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd. Hoofdverblijf en verplaatsing van hoofdverblijf zijn feitelijke begrippen. Een vreemdeling heeft zijn hoofdverblijf buiten Nederland, wanneer hij niet duurzaam in Nederland verblijft. Dit kan onder meer blijken uit het feit dat de vreemdeling is uitgeschreven uit de GBA van een Nederlandse gemeente of in Nederland geen adres heeft waar hij geregeld kan worden aangetroffen. Beoordeling van de vraag of er sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf vindt plaats aan de hand van factoren van feitelijke aard. Met de wil van de vreemdeling wordt slechts rekening gehouden voorzover deze blijkt uit zijn gedragingen. Aanwijzingen voor verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland zijn onder meer:

– uitschrijving uit de GBA;

– de afmelding bij de belastingdienst wegens vertrek naar het buitenland;

– mededeling aan de vreemdelingenpolitie van vertrek naar het buitenland (zie artikel 4.37, eerste lid, onder d, in samenhang met 4.37, vijfde lid, Vb);

– het nemen van ontslag bij de werkgever of bedrijfsbeëindiging;

– het opzeggen van een bank- of girorekening;

– het laten overmaken van periodieke uitkeringen naar een adres buiten Nederland;

– de afkoop van pensioenrechten;

– de ontruiming van de woning in Nederland en het over de grens brengen van de inboedel; en

– het (onder)verhuren aan derden van de woning in Nederland.

Deze factoren zijn niet limitatief. Ook op andere feitelijke gronden kan worden geconcludeerd dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Indien daarentegen de vreemdeling de vreemdelingenpolitie er tevoren van in kennis heeft gesteld dat hij tijdelijk, maar niet langer dan negen maanden, in het buitenland beoogt te verblijven, dan is dit een aanwijzing dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland wenst te vestigen.

Vestiging van het hoofdverblijf buiten Nederland wordt in ieder geval aangenomen, indien de vreemdeling:

– bij zijn vertrek uit Nederland gebruik heeft gemaakt van een remigratieregeling, waaronder een regeling op grond van de Remigratiewet;

– meer dan negen achtereenvolgende maanden buiten Nederland heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat de overschrijding van de termijn van negen maanden het gevolg is van buiten zijn schuld gelegen omstandigheden; of

– voor het derde achtereenvolgende jaar meer dan zes achtereenvolgende maanden buiten Nederland heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat het centrum van zijn activiteiten niet naar het buitenland is verlegd.

Vestiging van het hoofdverblijf buiten Nederland wordt niet aangenomen op de enkele grond dat de vreemdeling:

– Nederland heeft verlaten voor de vervulling van de militaire dienstplicht en binnen zes maanden na beëindiging van de dienstplicht naar Nederland is teruggekeerd; of

– buiten Nederland is gedetineerd dan wel buiten Nederland gedetineerd is geweest en binnen zes maanden na beëindiging van de detentie naar Nederland is teruggekeerd.

De vreemdeling wordt niet geacht zijn hoofdverblijf buiten Nederland te hebben gevestigd:

– indien hij beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland plaatsvindt; of

– indien en zo lang hij feitelijk de echtgenoot/partner is van een ambtenaar, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 8, derde of vierde lid, van het reglement van dienst BuZa die uitgezonden is (geweest) naar een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland.

Verplaatsing hoofdverblijf heeft overigens tot gevolg dat de vreemdeling niet voldoet aan de beperking die verband houdt met het verblijf waarvoor de verblijfsvergunning is gevraagd, zodat de aanvraag met toepassing van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder g, Vw kan worden afgewezen.

Bij de beoordeling van de vraag of de vreemdeling het hoofdverblijf heeft verplaatst, wordt rekening gehouden met de situatie van vrouwen en hun eventuele kinderen, die tegen hun wil en zonder identiteits- en verblijfsdocumenten in het land van herkomst zijn achtergelaten. Omdat de omstandigheden van deze vrouwen sterk uiteenlopen, geldt dat als de achtergelaten vrouw zich zonder dralen tot de Nederlandse overheid (gemeente, ambassade, consulaat, IND of Vreemdelingenpolitie) heeft gewend om naar Nederland te kunnen terugkeren, verplaatsing van het hoofdverblijf niet wordt aangenomen. Wat ‘zonder dralen’ is, wordt van geval tot geval bezien; hierbij wordt rekening gehouden met de moeilijkheden die de positie van de achtergelaten vrouw met zich mee heeft gebracht. Als een beroep wordt gedaan op achterlating, kan van de vreemdelinge worden gevergd om de omstandigheden waar een beroep op wordt gedaan met ter zake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Indien het beroep op achterlating niet of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortzetting van verblijf, stelt de IND de vreemdelinge in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt hiertoe een termijn van vier weken gegund. Zie ten aanzien van achtergelaten vrouwen tevens B1/5.1, B1/5.3.2 en B16/7. Aangezien het merendeel van de achtergelaten vreemdelingen vrouw is, wordt in de voorgaande passage gerept van achtergelaten vrouwen. Vanzelfsprekend kunnen ook mannen en minderjarigen een beroep doen op de omstandigheid dat zij zijn achtergelaten.

In artikel 4.52 Vb is opgenomen in welke gevallen de vreemdeling zijn verblijfsdocument dient in te leveren. Het ingenomen verblijfsdocument wordt door de vreemdelingenpolitie voorzien van een begeleidend schrijven, waarin de reden van inname alsmede ten minste het adres van de vreemdeling in het buitenland staan vermeld, gezonden naar het Bureau Documenten van de IND.

In de situatie waarin de vreemdeling zich in persoon meldt bij de burgemeester van de gemeente waar hij woon- of verblijfplaats heeft met de mededeling dat hij zijn hoofdverblijf naar buiten Nederland wenst te verplaatsen, attendeert de burgemeester de vreemdeling erop dat het verblijfsdocument bij de vreemdelingenpolitie moet worden ingeleverd. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op de vreemdeling die het Nederlanderschap heeft verkregen. Indien de vreemdeling daarentegen schriftelijk melding maakt van het voornemen van de verplaatsing van zijn hoofdverblijf naar het buitenland, zendt de burgemeester dit bericht door aan de vreemdelingenpolitie.

K

Paragraaf B1/9.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.1 De aanvraag

De verblijfsvergunning regulier (zowel voor bepaalde tijd als ook voor onbepaalde tijd) wordt op aanvraag verleend. Daarop bestaan ingevolge artikel 3.6 Vb slechts drie uitzonderingen, waarin de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (zie artikel 14 Vw) ambtshalve kan worden verleend. De verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, ook van de hierboven genoemde verblijfsvergunningen (beperkingen), geschiedt op aanvraag. Deze verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan wel ambtshalve worden gewijzigd. Tenslotte wordt een verzoek om heroverweging van een eerdere afwijzende beschikking aangemerkt als een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 1, onder f, Vw en leidt evenmin tot de ambtshalve verlening van een verblijfsvergunning.

Intrekking van aanvragen

Een vreemdeling kan hetzij middels een model M53, hetzij middels een brief een aanvraag en eventuele vervolgprocedures intrekken.

Intrekking van de aanvraag indien de vreemdeling niet in bewaring is

Een vreemdeling, zijn wettelijk vertegenwoordiger of gevolmachtigde kan een aanvraag en eventuele vervolgprocedures schriftelijk intrekken. Het op schrift gestelde dient wel ondertekend te zijn door de vreemdeling, zijn wettelijk vertegenwoordiger of gevolmachtigde.

Uit de inhoud van de brief dient duidelijk naar voren te komen welke aanvraag of vervolgprocedure wordt ingetrokken. In geval van twijfel dient de IND zich ervan te vergewissen welke aanvraag of vervolgprocedure wordt ingetrokken. Hiertoe zal de IND zich schriftelijk tot de vreemdeling, zijn wettelijke vertegenwoordiger of gevolmachtigde wenden. Indien de vreemdeling een raadsman heeft, neemt de IND na ontvangst van de brief contact op met de raadsman voor het beëindigen van de procedure(s).

De IND draagt er zorg voor dat de politie van het beëindigen van de procedure(s) wordt geïnformeerd.

Intrekking van de aanvraag indien de vreemdeling zich in bewaring bevindt bij de politie dan wel bij de KMar

Indien een vreemdeling zich in bewaring bevindt, dient de intrekking te allen tijde te geschieden middels het model M53.

Herhaalde aanvraag

Een herhaalde aanvraag is een aanvraag, die op grond van artikel 4:6 Awb kan worden afgewezen (zie artikel 1, onder f, Vw). Het gaat dus om een aanvraag die is ingediend overeenkomstig de formele vereisten van artikel 3.26 tot en met 3.28 of artikel 3.30 tot en met 3.32 VV.

Op grond van artikel 4:6 Awb is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan.

Er is enkel sprake van nieuwe feiten en omstandigheden indien die:

– op het moment waarop de eerste aanvraag werd afgewezen niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en

– aanleiding geven tot heroverweging van de afwijzing van de eerste aanvraag.

Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking. De aanvrager behoeft niet in de gelegenheid te worden gesteld de aanvraag inhoudelijk dan wel procedureel aan te vullen; van het toepassen van artikel 4:5 Awb kan immers worden afgezien.

Artikel 3.1, eerste lid, Vb bepaalt dat tijdens de behandeling van een aanvraag uitzetting niet achterwege blijft indien naar het voorlopig oordeel van de Minister sprake is van een herhaalde aanvraag. Gelet op de strekking van dit artikel is het noodzakelijk om een herhaalde aanvraag met grote voortvarendheid te behandelen.

Worden wel nieuw gebleken feiten en omstandigheden vermeld, dan is er geen sprake van een herhaalde aanvraag, maar van een tweede of volgende aanvraag.

NB.: In een bezwaarschrift, gericht tegen de afwijzing van de herhaalde aanvraag, aangevoerde nieuwe feiten of omstandigheden zijn geen reden voor gegrondverklaring van het bezwaarschrift, aangezien zij niet aangevoerd zijn bij de aanvraag en daarom niet afdoen aan de juistheid van de verkorte afdoening van de aanvraag. Deze nieuwe feiten en omstandigheden kunnen aanleiding zijn om een nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning of een mvv in te dienen.

Verzoek om heroverweging

Een verzoek om heroverweging van een in rechte onaantastbaar geworden beschikking, dat veelal per brief wordt gedaan, is - voor zover hier van belang - niet ingediend overeenkomstig de vereisten van artikel 3.26 tot en met 3.28 of artikel 3.30 tot en met 3.32 VV.

De vreemdeling wordt eerst in de gelegenheid gesteld aan de formele vereisten te voldoen. Daartoe zal een termijn worden gesteld, waarbinnen de vreemdeling het verzuim kan herstellen. Doet de vreemdeling dit niet of niet binnen de gestelde termijn, dan kan op grond van artikel 4:5 Awb de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Als de vreemdeling wel een volgens de vereisten geldige aanvraag indient, dan is hetgeen onder het kopje ‘herhaalde aanvraag’ is opgenomen van toepassing.

L

Paragraaf B1/9.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.1.1 Vereisten voor het indienen van de aanvraag

Schriftelijke aanvraag

De aanvraag wordt altijd schriftelijk ingediend. Indien de vreemdeling mondeling aangeeft een aanvraag in te willen dienen, wordt hij er op gewezen dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend.

Indiening in persoon

Als hoofdregel wordt de aanvraag, in het belang van de behandeling van die aanvraag en in het belang van het toezicht op vreemdelingen, door de vreemdeling in persoon bij de IND ingediend. Indien de vreemdeling het aanvraagformulier niet in persoon inlevert, doch het schriftelijk retourneert, zal hij worden verzocht in persoon te verschijnen teneinde alsnog een aantal gegevens in persoon te verstrekken. De ambtenaar van de IND tekent op het aanvraagformulier aan op welke datum de aanvraag door hem is ontvangen.

Plaats van indiening van de aanvraag

In artikel 3.101 Vb zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de plaats waar de aanvraag dient te worden ingediend.

De aanvraag tot het verlenen, verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

Hoofdregel: De aanvraag tot het verlenen, verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingediend bij de IND (zie artikel 4:1 Awb, in samenhang met artikel 3.33a VV).

Dat niet aan deze hoofdregel wordt voldaan, wordt niet tegengeworpen aan de vreemdeling:

– die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en

– in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen.

Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan alle volgende drie kenmerken:

– het verzoek is ingediend rechtstreeks bij de Minister (dan wel de IND); en

– het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en

– het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 Vw. Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning vallen hier niet onder.

Specifiek geldt voor de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van een vreemdeling die niet in het bezit is van de vereiste mvv en die woonachtig is in de gemeente die vermeld is in kolom A van bijlage 18, behorend bij artikel 3.33a VV, dat de aanvraag wordt ingediend bij het met die gemeente corresponderende in kolom B van deze bijlage vermelde kantoor van de IND.

Deze verplichting geldt niet voor de vreemdeling die de nationaliteit bezit van één van de door de Minister van BuZa aangewezen landen dan wel de vreemdeling die een gemeenschapsonderdaan of burger van de EU is. Het gaat hier om de nationaliteiten van de volgende landen: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus, Duitsland, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Monaco, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Vaticaanstad, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.

Alvorens de aanvraag in persoon te kunnen indienen, zal de vreemdeling daartoe eerst telefonisch een afspraak dienen te maken: 0900 – 1234561.

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van B9 (mensenhandel).

In afwijking van de hoofdregel wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel ingediend bij de politie van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

De politie stuurt de aanvraag na ontvangst per omgaande rechtstreeks door naar de IND, zodat op deze aanvraag binnen 24 uur kan worden beslist.

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van B6/2 en B6/4 (studie hoger onderwijs).

De betreffende instelling voor hoger onderwijs kan de aanvraag indienen namens de vreemdeling die onderwijs aan die onderwijsinstelling beoogt.

De aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

De aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd wordt eveneens schriftelijk ingediend bij de IND (zie artikel 3.33b VV).

Aanvraag van een vreemdeling wiens vrijheid rechtens is ontnomen

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.101, tweede lid, Vb wordt, indien de vreemdeling rechtens de vrijheid is ontnomen, de aanvraag ingediend op de plaats waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd. Dat kan een politiecel, een cel van de KMar, een Huis van Bewaring of een uitzetcentrum zijn. Indien de vreemdeling zich in een politiecel of een Huis van Bewaring bevindt, neemt de politie de aanvraag in ontvangst en zendt haar onverwijld door naar de IND. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van het model M56. De terzake relevante bescheiden en gegevens worden met de aanvraag meegezonden. De IND beslist onverwijld op de aanvraag en stelt de politie onverwijld in kennis van de inhoud van de beslissing.

Indien de vreemdeling zich in een cel van de KMar of een uitzetcentrum bevindt, neemt de KMar de aanvraag in ontvangst en zendt haar onverwijld door naar de IND. De terzake relevante gegevens en bescheiden worden met de aanvraag meegezonden. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van het model M56. De IND beslist onverwijld op de aanvraag en stelt de KMar onverwijld in kennis van de inhoud van de beslissing.

Voor de specifieke bepalingen ten aanzien van slachtoffers van mensenhandel in bewaring wordt verwezen naar B9/3.1.

Aanvraag van vreemdelingen van Australische, Canadese of Nieuw-Zeelandse nationaliteit

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan ingevolge artikel 3.101, derde lid, Vb worden ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Australië, Canada of Nieuw Zeeland, indien de Australische, Canadese of Nieuw-Zeelandse vreemdeling in het kader van een uitwisselingsprogramma tussen Nederland en een van die landen in Nederland wil verblijven. De aanvraag kan ook in Nederland worden ingediend bij de IND.

De aanvraag tot vervanging of vernieuwing van een verblijfsdocument

Aanvragen met betrekking tot het vervangen of het vernieuwen van verblijfsdocumenten om redenen als genoemd in artikel 4.22 Vb kunnen worden toegezonden aan de IND. De aanvrager kan daartoe via het landelijk nummer van de IND telefonisch een aanvraagformulier, aanvragen. Dit aanvraagformulier wordt door Hoofd IND vast gesteld en wordt alleen via de website van de IND ter beschikking gesteld. Dit aanvraagformulier kan vervolgens, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bescheiden, worden geretourneerd aan de IND.

Vastgesteld formulier

De aanvraag tot verlening dan wel verlenging van een verblijfsvergunning regulier wordt schriftelijk ingediend door middel van een formulier, waarvan het model bij ministeriële regeling is vastgesteld. De modellen zijn:

– model conform bijlage 13 VV voor de indiening van een aanvraag tot verlening of wijziging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de situatie dat de vreemdeling niet in het bezit is van een geldige mvv;

– model conform bijlage 13a, sub 2, VV voor de indiening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de situatie dat de vreemdeling in het bezit is van een geldige mvv;

– model f bijlage 13 VV voor de indiening van een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

– model h bijlage 13 VV voor de aanvraag tot verlening of wijziging van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd;

– model e bijlage 13 VV voor de indiening van een verzoek om toetsing aan het recht van de Europese gemeenschappen.

Het verkrijgen van het aanvraagformulier

Een formulier kan worden verkregen via de website en de infolijn van de IND. Het formulier kan tevens worden afgehaald bij het IND-loket van de desbetreffende IND-locatie.

Indien de aanvraag wordt ingediend door middel van een brief die de bewoordingen van het toepasselijke formulier volgt en die alle daarbij gevraagde gegevens omvat, wordt deze – met inachtneming van de overige vereisten – in behandeling genomen

Bij een aanvraag om eerste toelating zal het aanvraagformulier tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd na inreis op een geldige mvv, hetzij het aanvraagformulier tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor paalde tijd na inreis zonder geldige mvv, hetzij het aanvraagformulier tot afgifte van een bewijs waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, aan de vreemdeling worden verstrekt. Indien de aanvraag wordt ingediend door middel van een brief die de bewoordingen van het toepasselijke formulier volgt en die alle daarbij gevraagde gegevens omvat, wordt deze – met inachtneming van de overige vereisten – in behandeling genomen.

Bijzondere categorieën

Indiening van een aanvraag, anders dan met het voorgeschreven formulier wordt niet tegengeworpen aan de vreemdeling:

– die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en

– in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen.

Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan alle volgende drie kenmerken:

– het verzoek is ingediend rechtstreeks bij de Minister (dan wel de IND); en

– het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en

– het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 Vw.

Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning vallen hier niet onder.

Ondertekening van de aanvraag

De aanvraag wordt ondertekend door de vreemdeling zelf of door diens wettelijk vertegenwoordiger. Als zodanig gelden uitsluitend een ouder, voogd of curator (dus niet een advocaat of zaakwaarnemer). Degene die een aanvraag namens een minderjarig kind wenst in te dienen, toont aan diens wettelijk vertegenwoordiger te zijn. Indien dat niet is aangetoond, geeft de IND een termijn van drie maanden om dat gebrek te herstellen. Dat laatste geschiedt hetzij door een voogdijvoorziening in Nederland, hetzij door de ondertekening van de aanvraag namens het kind door de wettelijk vertegenwoordiger van het kind in het land van herkomst. Indien na afloop van de termijn van drie maanden de wettelijke vertegenwoordiging niet is geregeld en het kind jonger is dan twaalf jaar, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Indien het kind twaalf jaar of ouder is, kan genoegen worden genomen met ondertekening door het kind zelf.

Vermelding van naam en adres van de aanvrager en dagtekening

De aanvraag bevat in ieder geval de naam en het adres van de vreemdeling, en de dagtekening van de aanvraag (zie artikel 4:2, eerste lid, Awb). Bij ontvangst van de aanvraag wordt aangetekend op welke datum de aanvraag is ontvangen.

M

Paragraaf B1/9.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.2 Aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd

De vreemdeling geeft onder meer aan welke verblijfsvergunning regulier hij wenst te verkrijgen en voor welk verblijfsdoel hij in Nederland wenst te verblijven (zie artikel 4:2, eerste lid, Awb).

Verblijfsvergunning zonder beperking

Indien de vreemdeling aangeeft op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd zonder beperking in Nederland te willen verblijven, wordt hij door de IND in de gelegenheid gesteld de aanvraag nader aan te vullen met een concreet verblijfsdoel en dat doel nader met gegevens en bescheiden te onderbouwen. De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt immers niet zonder beperking verleend, maar altijd onder een beperking die verband houdt met het verblijfsdoel (zie artikel 14, tweede lid, Vw).

Indien de vreemdeling aangeeft in Nederland te willen verblijven voor een ander regulier doel dan de verblijfsdoelen die in het Vb en de Vc (en eventueel de (voorheen) Tussentijdse Berichten Vc, thans Wijzigingsbesluiten Vc) zijn genoemd, verschaft hij alle benodigde gegevens en bescheiden op grond waarvan hij meent dat aan hem op grond van hetzij een wezenlijk Nederlands belang, hetzij klemmende redenen van humanitaire aard, hetzij internationale verplichtingen, een verblijfsvergunning behoort te worden verleend.

Meer verblijfsdoelen

Per aanvraag wordt één verblijfsdoel aangegeven. De verblijfsdoelen zijn genoemd in het Vb (zie artikel 3.4 en 3.14 tot en met 3.56 Vb) en nader uitgewerkt in B2 en verder van de Vc. Deze opsomming is echter niet limitatief.

Indien de vreemdeling aangeeft voor meerdere verblijfsdoelen – bijvoorbeeld voor verblijf in het kader van gezinshereniging en voor het verrichten van arbeid als zelfstandige – in Nederland te willen verblijven, dient hij evenzoveel aanvragen in te dienen. Per aanvraag worden leges geheven.

Wijziging verblijfsdoel

Indien de vreemdeling na de indiening van de aanvraag aangeeft, verblijf in Nederland voor een ander doel te wensen, dient hij ingevolge artikel 3.100 Vb een nieuwe aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in te dienen bij IND (zie artikel 3.33a VV en B1/9.1.1). In dat geval worden opnieuw leges geheven. De vreemdeling kan desgewenst de eerder ingediende aanvraag schriftelijk intrekken. Intrekking van de aanvraag leidt niet tot restitutie van de leges.

Slechts indien redelijkerwijs niet van wijziging van het verblijfsdoel kan worden gesproken, hoeft geen nieuwe aanvraag te worden ingediend.

Asielgerelateerd verblijfsdoel

In het aanvraagformulier (voor de aanvraag verblijfsvergunning regulier zonder mvv of aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning) wordt de vreemdeling die verblijf beoogt op asielgerelateerde gronden verwezen naar één van de AC’s in Nederland ter indiening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.

Van asielgerelateerde gronden is in ieder geval sprake, indien de vreemdeling zich erop beroept dat hij:

a. (verdrags)vluchteling is;

b. gegronde redenen heeft bij uitzetting een reëel risico te lopen om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;

c. niet kan terugkeren naar het land van herkomst op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit dat land van herkomst; of

d. niet kan terugkeren naar het land van herkomst, omdat dat van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.

Indien de vreemdeling desondanks de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier onderbouwt met asielgerelateerde gronden, wijst de IND hem er schriftelijk op dat deze bij de beoordeling van de reguliere aanvraag buiten beschouwing worden gelaten. De vreemdeling wordt er tevens op gewezen dat hij zich ter indiening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel kan melden bij één van de AC’s in Nederland. Persisteert de vreemdeling ook na deze schriftelijke mededeling nog bij het indienen van een reguliere aanvraag onderbouwd met asielgerelateerde gronden, dan wordt de aanvraag als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier behandeld. Als gevolg hiervan worden onder meer leges geheven en wordt getoetst aan het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding en een geldige mvv. Bij de beoordeling van de aanvraag blijven de asielgerelateerde gronden buiten beschouwing.

De ‘afgeleide asielstatus’

De vreemdeling die als gezinslid van een houder van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder e of f, Vw dient een daartoe strekkende aanvraag in te dienen bij één van de AC’s in Nederland

(zie C10/4).

Het gaat hierbij om:

a. de vreemdeling die als echtgenoot of echtgenote of minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin, die dezelfde nationaliteit heeft en gelijktijdig met de hoofdpersoon Nederland is ingereisd of is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de hoofdpersoon de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend (zie artikel 29, eerste lid, onder e, Vw); en

b. de vreemdeling die als partner of als meerderjarig kind zodanig afhankelijk is van de hoofdpersoon, dat hij om die reden behoort tot het gezin, die dezelfde nationaliteit heeft en gelijktijdig met de hoofdpersoon Nederland is ingereisd of is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de hoofdpersoon de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend (zie artikel 29, eerste lid, onder f, Vw).

Op deze aanvraag is de gebruikelijke asielprocedure van toepassing. Zo wordt onder meer een eerste en (zonodig) een nader gehoor gehouden.

N

Paragraaf B1/9.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.3 Onderbouwende gegevens en bescheiden

Bij de indiening van de aanvraag legt de vreemdeling een geldig document voor grensoverschrijding over en verstrekt hij, voorzover redelijkerwijs mogelijk, de gegevens en bescheiden waarmee wordt aangetoond dat aan de voorwaarden wordt voldaan (zie artikel 4:2, tweede lid, Awb, artikel 3.102, eerste lid, Vb). Uitgangspunt is dat de vreemdeling een volledig onderbouwde aanvraag indient. De vreemdeling kan zich voor het indienen van de aanvraag op de hoogte stellen welke gegevens benodigd zijn, door telefonisch of schriftelijk informatie op te vragen, of de vreemdelingenregelgeving dan wel een van de voorlichtingsbrochures te raadplegen. Ook kan hij zich in Nederland met de IND in verbinding stellen. In het buitenland kan hij informatie vragen bij de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in zijn land van domicilie.

Indien de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, legt hij, voor zover redelijkerwijs mogelijk, gegevens en bescheiden over, waarmee wordt aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld.

In dat geval legt hij tevens gegevens of bescheiden over omtrent zijn identiteit en nationaliteit.

Indien de gegevens of bescheiden in een vreemde taal, anders dan de Franse, Duitse of Engelse taal, zijn gesteld, dient tevens een vertaling (in het Nederlands, Frans, Duits of Engels) te worden verschaft.

De vertaling dient te zijn opgesteld door een bij een Nederlandse rechtbank beëdigde tolk/vertaler.

Antecedentenverklaring

Aan vreemdelingen van twaalf jaar en ouder die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aanvragen wordt een antecedentenverklaring ter ondertekening voorgelegd (zie bijlage 12 VV). Burgers van de EU en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, mag geen antecedentenverklaring ter ondertekening worden voorgelegd. Hetzelfde geldt voor onderdanen van de EER en Zwitserland en hun familieleden. Voor specifieke bepalingen ten aanzien van de vreemdeling die de Belgische of Luxemburgse nationaliteit bezit wordt verder verwezen naar B10/6.1.2.

De originele door de vreemdeling ondertekende antecedentenverklaring(en) wordt/worden zorgvuldig bewaard in de administratie van de IND.

De vreemdeling die de antecedentenverklaring niet naar waarheid kan ondertekenen, verschaft gegevens en bescheiden met betrekking tot zijn antecedenten.

Gelegaliseerde bescheiden

De vreemdeling draagt zorg voor de legalisatie van buitenlandse stukken betreffende de staat van personen (zie B2).

Gelegaliseerde bescheiden uit Somalië

Er is in Somalië geen internationaal erkend gezag. Op die grond worden Somalische autoriteiten en door hen uitgegeven documenten, waaronder bewijsstukken betreffende de staat van personen, door Nederland niet erkend. Zie voor wat betreft documenten voor grensoverschrijding B1/4.2.

Legalisatie van documenten betreffende de burgerlijke staat van een persoon geschiedt in het geval van Somalische onderdanen als regel door dezelfde niet erkende autoriteiten en daarom worden ook die documenten door Nederland niet erkend.

De circulaire inzake ‘de Legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen’ van 12 januari 2000, laatstelijk gewijzigd op 15 mei 2006, houdt onder meer in dat houders van een verblijfsvergunning asiel of van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die is verleend met vrijstelling van het paspoortvereiste, zijn vrijgesteld van het legalisatievereiste. In aanvulling daarop geldt het volgende.

Van vreemdelingen, die op een wijze, als uitgewerkt in B1/4.2 hebben aangetoond dat zij de door hen gestelde identiteit bezitten, alsmede de Somalische nationaliteit, wordt niet geëist dat zij bij de aanvraag van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (daarom ook niet bij de aanvraag van een mvv) gelegaliseerde documenten betreffende hun burgerlijke staat overleggen.

Dit geldt echter alleen voorzover die documenten door Somalische autoriteiten zijn afgegeven.

In daarvoor in aanmerking komende gevallen vindt DNA-onderzoek plaats om een gestelde afstammingsrelatie vast te stellen, een en ander overeenkomstig B2/8.5 en B2/8.6 (toepassing DNA-onderzoek).

Zie voor wat betreft documenten voor grensoverschrijding B1/4.2 slot.

O

Paragraaf B1/9.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.4 Specifieke bepalingen procedure verblijfsvergunning bepaalde tijd

Inleiding

Voor zover in de onderhavige paragraaf niet anders is bepaald, is het bepaalde in B1 onverkort van toepassing.

Enkele handelingen (in hoofdlijnen) inzake de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier of een aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning regulier

De IND heeft negen loketten verspreid over het hele land (zie B1/9.1.1). Op de website van de IND is te vernemen in welke plaats de vreemdeling zich bij een IND-loket kan melden. Alvorens de aanvraag in persoon te kunnen indienen zal de vreemdeling daartoe eerst telefonisch (0900 – 1234561) een afspraak dienen te maken.

Identificeren van de vreemdeling

De vreemdeling kan bij de burgemeester van de gemeente waar hij zijn woon- of verblijfsplaats heeft een Bewijs van Bekendmaking verkrijgen. Het Bewijs van Bekendmaking kan door de burgemeester worden afgegeven in het kader van de inschrijving in de GBA. Ook zonder in het bezit te zijn van een Bewijs van Bekendmaking kan de vreemdeling bij het IND-loket een aanvraag indienen.

Door de IND-ambtenaar dient de identiteit van de vreemdeling te worden vastgesteld aan de hand van de vereiste brondocumenten zoals aangegeven in de GBA-wetgeving en, indien voorhanden, het Bewijs van Bekendmaking. De vreemdeling legt hiertoe gegevens of bescheiden over omtrent zijn identiteit en nationaliteit en, indien voorhanden, het Bewijs van Bekendmaking. Indien er een Bewijs van Bekendmaking door de burgermeester waar de vreemdeling zijn woon- of verblijfplaats heeft is afgegeven zijn de hierop vermelde persoonsgegevens leidend.

Het innen van de voor de aanvraag verschuldigde leges

De procedure inzake de leges staat beschreven in B1/9.6.1.

Aankruisen checklist

De IND-ambtenaar kruist op de per verblijfsdoel gespecificeerde checklist aan welke bescheiden bij het indienen van de aanvraag door de vreemdeling zijn overgelegd. De IND-ambtenaar kan de vreemdeling wijzen op de mogelijkheid de ontbrekende bescheiden bij de aanvraag per ommegaande (dezelfde dag nog) over te leggen (bijvoorbeeld een ontbrekende pasfoto, of een salarisstrookje dat de vreemdeling thuis of elders heeft laten liggen en waarvan kan worden verwacht dat de vreemdeling het per ommegaande (alsnog) kan overleggen). Met nadruk zij vermeld dat vorenstaande situatie dient te worden onderscheiden van het bieden van een herstelverzuim en dat het géén inhoudelijke toets met zich meebrengt. Indien de vreemdeling aangeeft de ontbrekende bescheiden niet per ommegaande alsnog te willen overleggen en kenbaar maakt dat hij zijn aanvraag in behandeling wenst te laten nemen, neemt de IND-ambtenaar de aanvraag onverkort in ontvangst.

Verstrekken sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’

De IND-ambtenaar verstrekt de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ (zie bijlage 7g VV) aan de vreemdeling ten bewijze van het feit dat de vreemdeling een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of een aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft ingediend. De sticker wordt afgegeven voor een duur die één maand korter is dan de geldigheidsduur van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling, met in beginsel een maximumduur van zes maanden.

De sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ bevat naast de aantekening omtrent het rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder f, g, h en i Vw, tevens informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt.

Met nadruk zij vermeld dat de aantekening omtrent de aanmeldingsplicht alsmede de aantekening omtrent de periodieke meldplicht onverkort door de Korpschef dan wel de ambtenaar belast met het toezicht worden geplaatst. Hiertoe wordt op de sticker ‘Aantekeningen Toezicht’ (zie bijlage 7j VV) door de Korpschef de datum van de aanmelding en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘aangemeld op (datum)’.

Verstrekken sticker ‘Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdaan’

Voor het familielid van de onderdaan van de EU/EER of van Zwitserland dat zelf niet ook afkomstig is uit één van deze lidstaten (met andere woorden het familielid-derdelander van de unieburger) plaatst de IND-ambtenaar de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdaan’ in het geldige document voor grensoverschrijding van de vreemdeling, of voorziet het reisdocument van een zogeheten inlegvel. De sticker of het inlegvel bevat naast de aantekening omtrent het rechtmatig verblijf, tevens informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt.

Maken kopieën van originele stukken die aanvrager toont, inclusief geldig document voor grensoverschrijding en brondocumenten

De IND-ambtenaar maakt een kopie van het door de vreemdeling overgelegde geldige document voor grensoverschrijding alsmede een kopie van de door de vreemdeling overgelegde originele brondocumenten (zoals geboorteakte en de huwelijksakte).

Uitreiken van het verblijfsdocument

De IND-ambtenaar roept de vreemdeling op voor het in ontvangst nemen van het verblijfsdocument.

Het verblijfsdocument wordt alleen in persoon aan de vreemdeling uitgereikt en – voor zover sprake is van een aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning – tegen inlevering van het oude verblijfsdocument of tegen overlegging van (een kopie van) een proces-verbaal van aangifte van vermissing van het oude verblijfsdocument. De IND-ambtenaar ziet erop toe dat de vreemdeling in persoon, en bij minderjarigheid in bijzijn van zijn wettelijk vertegenwoordiger, het verblijfsdocument in ontvangst neemt.

Ook indien het verblijfsdocument waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, nog niet is verstrekt, is er vanaf de bekendmaking van de beschikking sprake van rechtmatig verblijf.

Indien ingevolge artikel 3.33a, vierde lid, VV de aanvraag wordt ingediend bij de IND

Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingevolge artikel 3.33a, vierde lid, VV bij een kantoor van de IND wordt ingediend, is het bepaalde in B1 onverkort van toepassing voor zover in deze paragraaf niet anders is bepaald.

Bij het in ontvangst nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bepaalt de IND-ambtenaar de voor de aanvraag geldende leges. De vreemdeling wordt in de gelegenheid gesteld de verschuldigde leges per kas of per pin ter plekke aan de kas te voldoen. De vreemdeling dient het bedrag in één keer te voldoen. Betaling in termijnen is niet mogelijk. Na betaling van het verschuldigde bedrag ontvangt de vreemdeling een betalingsbewijs. Indien de vreemdeling het verschuldigde legesbedrag niet ter plekke per kas of per pin heeft voldaan, stelt de IND-ambtenaar de vreemdeling ingevolge het bepaalde in artikel 4:5 van de Awb mondeling in de gelegenheid om het verzuim te herstellen en alsnog ter plekke de verschuldigde leges per kas of pinbetaling te voldoen. In dat geval is er geen reden om langer herstel verzuim te verlenen dan het tijdsverloop dat in de regel gemoeid is met de handeling van kas- of pinbetaling. Als betrokkene geen gebruik maakt van de hem geboden gelegenheid om het verschuldigde legesbedrag alsnog te voldoen, wordt de aanvraag direct ter plaatse door de IND-ambtenaar buiten behandeling gesteld.

De aanzegging tot legesbetaling valt niet onder het beschikkingsbegrip. Tegen de beschikking tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag, die volgt als geen leges worden voldaan, kan een bezwaarschrift worden ingediend.

Na betaling van de verschuldigde leges vraagt de IND-ambtenaar aan de vreemdeling – voor zover zulks niet reeds blijkt uit het ingevulde aanvraagformulier – op welke mvv-vrijstellingsgrond hij zich beroept dan wel op welke gronden betrokkene meent dat sprake is van een zodanig bijzonder geval dat vasthouden aan het mvv-vereiste zou getuigen van een bijzondere hardheid (de hardheidsclausule ex artikel 3.71, vierde lid, Vb) indien en voor zover betrokkene zich daarop beroept. Conform het bepaalde in B1/4.1.1 dient betrokkene reeds bij het indienen van de aanvraag het verzoek om mvv- vrijstelling met feiten en omstandigheden te onderbouwen en van die feiten en omstandigheden tenminste een begin van bewijs te leveren. Indien de aangevoerde feiten en omstandigheden reeds op voorhand niet kunnen leiden tot vrijstelling van het mvv-vereiste, zal de IND-ambtenaar direct ter plaatse een afwijzende beschikking uitreiken aan betrokkene. Indien de aangevoerde feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, zal de vreemdeling in de gelegenheid worden gesteld het beroep op de mvv-vrijstelling (alsnog) nader te onderbouwen met bescheiden of anderszins.

Indien de aanvraag niet meteen ter plaatse kan worden afgedaan omdat nader onderzoek aangewezen is, zal de IND-ambtenaar de vreemdeling de Sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ (zie bijlage 7g VV) verstrekken ten bewijze van het feit dat de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft gedurende de behandeling van de aanvraag.

De IND-ambtenaar maakt tevens ten behoeve van de aanvrager een kopie van de pagina van het aanvraagformulier waarop de persoonsgegevens van de aanvrager alsmede diens handtekening staan vermeld. Deze kopie wordt gewaarmerkt en vervolgens overhandigd aan de vreemdeling. Voor zover de vreemdeling nog geen onderzoek naar TBC aan de ademhalingsorganen heeft ondergaan en hij daarvan evenmin is vrijgesteld, verwijst de IND-ambtenaar de vreemdeling door naar de meest nabij gelegen GG&GD met gebruikmaking van het TBC-formulier (zie bijlage 13 VV).

Indiening van de aanvraag door tussenkomst van een instelling voor hoger onderwijs bij de IND

Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking verband houdend met studie aan het hoger onderwijs of voorbereidend jaar door tussenkomst van een instelling voor hoger onderwijs bij een kantoor van de IND wordt ingediend, is het bepaalde in B1 onverkort van toepassing voor zover in deze paragraaf niet anders is bepaald.

De aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking studie aan het hoger onderwijs of een voorbereidend jaar kan door de vreemdeling schriftelijk, door tussenkomst van de instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 3.18a VV, worden ingediend bij de IND. De vreemdeling vult met hulp van de onderwijsinstelling het aanvraagformulier in en ondertekent de aanvraag. De onderwijsinstelling stuurt het aanvraagformulier door naar de IND. Als voorwaarde hiervoor geldt dat de instelling voor hoger onderwijs een convenant heeft afgesloten met de IND.

Na ontvangst van het aanvraagformulier ontvangt de onderwijsinstelling namens de vreemdeling een ontvangstbevestiging van de IND. Deze ontvangstbevestiging geldt voor de vreemdeling als een bewijs van rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 9 Vw. Indien de vreemdeling gedurende de behandeltijd van de aanvraag toch een verblijfssticker nodig heeft kan hij hiertoe een afspraak maken via de afsprakenlijn van de IND. Op vertoon van de ontvangstbevestiging ontvangt de vreemdeling, op voorwaarde dat de leges zijn voldaan, een verblijfssticker in het paspoort.

Indiening van de aanvraag voor hoger onderwijs door de vreemdeling zelf bij de IND

Tot en met 31 juli 2008 zal de vreemdeling de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking verband houdend met studie aan het hoger onderwijs of voorbereidend jaar rechtstreeks bij de IND kunnen indienen. In afwijking van de hoofdregel kan de vreemdeling in dat geval de aanvraag indienen zonder in persoon het aanvraagformulier in te leveren. Het door de vreemdeling ondertekende aanvraagformulier wordt dan met de te overleggen bescheiden toegezonden aan de IND. Nadat de leges zijn voldaan (zie B1/9.6.1) zal de aanvraag door de IND in behandeling worden genomen.

Langdurig ingezetenen

Ingevolge artikel 3.103a Vb doet de Minister, indien een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 Vw (niet) wordt verleend aan of verlengd dan wel wordt ingetrokken, van een vreemdeling die houder is van een door een andere EU-lidstaat, afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, mededeling aan de autoriteiten van die staat (zie B17/6).

Het koppelingsbureau van de IND fungeert in dergelijke gevallen als contactpunt voor het verstrekken en ontvangen van informatie (zie B17/6).

P

Paragraaf B1/9.4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.4.1 Verlenging verblijfsvergunning regulier (on)bepaalde tijd

Voor zover in de onderhavige paragraaf niet anders is bepaald, is het bepaalde in hoofdstuk B1 onverkort van toepassing.

Schriftelijke aanvraag

Zie B1/9.1.1.

Het verkrijgen van het aanvraagformulier verlenging geldigheidsduur verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

De IND zendt de vreemdeling drie maanden vóór de expiratie van de verblijfsvergunning een aanvraagformulier toe, waarmee de vreemdeling kan verzoeken om verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.

Met nadruk zij vermeld dat het voorgaande niet af doet aan de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling voor de tijdige indiening van de aanvraag. Bij een niet-tijdige indiening van de verlengingsaanvraag komt dan ook geen betekenis toe aan de omstandigheid dat de vreemdeling onverhoopt niet door de IND is gewezen op het feit dat zijn vergunning afloopt.

Het aanvraagformulier tot verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd kan worden verkregen via het landelijk telefoonnummer van de IND.

Plaats van indienen van een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

Het aanvraagformulier tot verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd wordt volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bescheiden rechtstreeks aan de IND verzonden (zie artikelen 3.33 b en 3.33 c VV).

Samenloop aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning regulier

Indien sprake is van een gelijktijdig met de verlengingsaanvraag ingediende aanvraag tot wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend, wordt de vreemdeling door de IND zonodig verzocht om nadere informatie te verstrekken.

Het gaat hier immers in wezen om een nieuwe aanvraag en niet zozeer om verlenging van de op grond van een andere beperking verleende verblijfsvergunning. Doorgaans zal ten behoeve van deze nieuwe aanvraag andere informatie nodig zijn dan waarover de IND al beschikt en die zonodig in het kader van de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan worden aangevuld.

Overleggen van originele bescheiden

De procedure ter zake van de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, alsmede de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, betreft in beginsel een geheel en al schriftelijke procedure. De aanvraag wordt in beginsel niet in persoon ingediend, doch voorzien van alle relevante gegevens en bescheiden rechtstreeks naar de IND gezonden.

Ingeval van een niet in persoon ingediende aanvraag zal de vreemdeling veelal gegevens en bescheiden in kopie overleggen en niet in origineel. Ingevolge het bepaalde in artikel 3.102, tweede lid, Vb toont de vreemdeling op verzoek van de Minister de originele gegevens en bescheiden.

Leges

De leges die verschuldigd zijn voor de afdoening van een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd alsmede voor de afdoening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd worden namens de Minister door de IND geïnd. De procedure terzake van het innen van de leges is in B1/9.6.1 meer uitgebreid beschreven.

Verstrekken van de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’

De vreemdeling aan wie het is toegestaan na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in Nederland te verblijven, hangende de beslissing op een door hem ingediende aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning, kan ten bewijze van dit rechtmatig verblijf een sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ (bijlage 7g VV) verkrijgen. Op de sticker worden de datum en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘verlenging aangevraagd voor de geldigheidsduur op’ of na de tekst ‘aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning’. Ter verkrijging van deze sticker dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens bepaalt een ambtenaar van de IND de tijd en locatie waar de sticker kan worden verkregen. Het vorenstaande is tevens van toepassing op de vreemdeling die in afwachting is van een beslissing op een door hem ingediende aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.

De sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ (bijlage 7g VV) bevat tevens informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt. Het is van belang dat de IND de vreemdeling wijst op de rechten die voortvloeien uit deze informatie omtrent de toegang tot de arbeidsmarkt van de vreemdeling.

Het uitreiken van het verblijfsdocument

De IND roept de vreemdeling op voor het in ontvangst nemen van het verblijfsdocument.

Het verblijfsdocument wordt alleen in persoon aan de vreemdeling uitgereikt en tegen inlevering van het oude verblijfsdocument of tegen overlegging van (een kopie van) een proces-verbaal van aangifte van vermissing van het oude verblijfsdocument. De IND ziet er op toe dat de vreemdeling in persoon, en bij minderjarigheid in bijzijn van zijn wettelijk vertegenwoordiger, het verblijfsdocument in ontvangst neemt. Indien de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier wordt afgewezen, wordt het verblijfsdocument door de Korpschef ingenomen zodra deze beslissing in rechte onaantastbaar is geworden.

Q

Paragraaf B1/9.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.5 De aanvraag vervanging of vernieuwing verblijfsdocument

Inleiding

De houder van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd waarvan de geldigheidsduur van het verblijfsdocument afloopt, wordt analoog aan de procedure zoals omschreven in B1/9.4.1 door de IND gewezen op de mogelijkheid om dit document te vernieuwen door middel van het indienen van het aanvraagformulier. In welke gevallen tot vervanging van het document wordt overgegaan is opgenomen in artikel 4.22 Vb.

Schriftelijke aanvraag

De aanvraag tot vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument wordt schriftelijk ingediend door middel van het daartoe bestemde formulier. Indien de vreemdeling mondeling aangeeft een aanvraag in te willen dienen, wordt hij door de IND in de gelegenheid gesteld alsnog een schriftelijke aanvraag in te dienen.

Verkrijgen van het aanvraagformulier tot vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument

Een formulier voor een aanvraag tot vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument kan telefonisch via het landelijke telefoonnummer van de IND worden verkregen.

Plaats van indienen van de aanvraag tot vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument

De aanvraag tot vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument wordt rechtstreeks naar de IND gezonden. Het aanvraagformulier, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bescheiden, dient naar de IND te Zwolle te worden gezonden.

Het uitreiken van het verblijfsdocument

De IND roept de vreemdeling op voor het in ontvangst nemen van het verblijfsdocument.

Het verblijfsdocument wordt alleen in persoon aan de vreemdeling uitgereikt en tegen inlevering van het oude verblijfsdocument of tegen overlegging van (een kopie van) een proces-verbaal van aangifte van vermissing van het oude verblijfsdocument. De IND ziet er op toe dat de vreemdeling in persoon, en bij minderjarigheid in bijzijn van zijn wettelijk vertegenwoordiger, het verblijfsdocument in ontvangst neemt.

R

Paragraaf B1/9.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.6 Leges

Ingevolge artikel 24, tweede lid, Vw is de vreemdeling leges verschuldigd voor de afdoening van een aanvraag in door de Minister te bepalen gevallen en volgens door die Minister te geven regels. Tevens kan de Minister bepalen dat de vreemdeling voor de afgifte van documenten waaruit het rechtmatig verblijf blijkt leges verschuldigd is. De Minister heeft van deze bevoegdheden gebruik gemaakt bij de artikelen 3.34 en verder VV.

Ter zake van de afdoening van een aanvraag worden leges geheven:

• tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

• tot het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

• tot het verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

• tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.

De vreemdeling is leges verschuldigd per aanvraag. Indien de vreemdeling tegelijkertijd twee of meer aanvragen indient, worden daarom evenzo vaak leges geheven. De leges zijn verschuldigd ongeacht de beslissing op de aanvraag. Indien de leges niet worden voldaan, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld (zie artikel 24, tweede lid, Vw).

Indien een ouder, althans wettelijk vertegenwoordiger, één aanvraag indient (mede) ten behoeve van een of meer minderjarige vreemdelingen, wordt het totaal van de per vreemdeling verschuldigde leges ineens geheven.

Het legestarief ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van vreemdelingen die in het bezit zijn van een mvv voor hetzelfde verblijfsdoel als waarvoor de verblijfsvergunning wordt aangevraagd, is vastgelegd in artikel 3.34, eerste lid, Vw.

De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van vreemdelingen die niet over een mvv beschikken, van vreemdelingen die een mvv hebben voor een ander verblijfsdoel dan waarvoor de reguliere verblijfsvergunning wordt aangevraagd

en van vreemdelingen die om wijziging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd vragen, zijn afhankelijk van het beoogde verblijfsdoel. De leges bedragen zijn vastgelegd in het VV. Voor een overzicht van de verschillende legesbedragen zie ook de IND website.

De toepasselijke legestarieven zijn voor:

– gezinshereniging en gezinsvorming en familiebezoek vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, onder b, VV;

– arbeid, studie, verblijf in het kader van uitwisseling en au pair vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, onder a, VV;

– kennismigrant vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, VV;

– een gezinslid en een in Nederland geboren kind en de overige verblijfsdoelen vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid onder d, VV;

– de overige verblijfsdoelen, vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, VV;

– artikel 8 Remigratiewet en verblijf in het kader van Working Holiday Scheme, Working Holiday Programme en Young Workers Exchange Programme vastgelegd in artikel 3.34a VV;

– EU en EER vastgelegd in artikel 3.34h VV.

Gezinshereniging of gezinsvorming

Voor het afdoen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming kunnen twee legestarieven van toepassing zijn: een standaardtarief conform artikel 3.34, tweede lid, onder b, VV en een gezinstarief conform artikel 3.34, tweede lid, onder c of d, VV. Het gezinstarief is van toepassing indien meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor gezinshereniging of gezinsvorming voor verblijf bij dezelfde hoofdpersoon, gelijktijdig worden ingediend. Zo is in het geval dat twee of meer vreemdelingen gelijktijdig een aanvraag indienen tot het verlenen van een verblijfsvergunning met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming met een in Nederland verblijvende persoon, één van de aanvragers het standaardtarief verschuldigd en betalen de andere aanvragers het gezinstarief (artikel 3.34, tweede lid, onder d, VV). In het geval dat één of meer vreemdelingen gelijktijdig met de vreemdeling, bij wie zij in Nederland in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming willen verblijven, een aanvraag indienen tot het verlenen van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming, betalen zij het gezinstarief. De vreemdeling, bij wie deze gezinsleden verblijf beogen, betaalt het tarief conform het door hem beoogde verblijfsdoel (artikel 3.34, tweede lid, onder c, VV). Voor het afdoen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan in Nederland uit een ouder, die in het bezit is van een verblijfsvergunning, geboren kinderen is het tarief van artikel 3.34, tweede lid, onder e, VV van toepassing.

Artikel 8 EVRM

Een vreemdeling die een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming, kan desgevraagd ontheven worden van de verplichting om de voor het afdoen van de aanvraag verschuldigde leges te betalen. Voorwaarde om voor vrijstelling in aanmerking te komen, is dat hij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM. Ten behoeve van ontheffing van het legesvereiste wordt een beroep op artikel 8 EVRM gerechtvaardigd geacht indien verblijf in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming wordt beoogd. De hoofdpersoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, dient door middel van het overleggen van bewijsstukken omtrent zijn financiële situatie aan te tonen dat hij niet over middelen kan beschikken om de leges te voldoen en dat hij de afgelopen drie jaren alles in het werk heeft gesteld om over de vereiste middelen te kunnen beschikken. Tevens dient hij aannemelijk te maken dat hij op korte termijn noch zelf zal kunnen beschikken over de middelen om de leges te voldoen, noch deze kan verwerven bij personen in zijn naaste omgeving waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze de vergoeding voor de belanghebbende betalen, zoals de partner, familieleden of andere in aanmerking komende derden.

Het onvermogen met betrekking tot legesbetaling dient bij de indiening van de aanvraag te worden aangetoond aan de hand van bewijsstukken. De vreemdeling dient te overleggen een inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand op grond van artikel 7, tweede lid, onder d, Wet op de rechtsbijstand, ten behoeve van de hoofdpersoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt. Daarnaast dient de vreemdeling bewijsstukken te overleggen met betrekking tot de inspanningen van zichzelf en van de hoofdpersoon die de afgelopen drie jaar zijn verricht om financiële middelen te verwerven. Ook dient de vreemdeling aannemelijk te maken dat noch hij noch de hoofdpersoon op korte termijn in het bezit zullen raken van financiële middelen waarmee de verschuldigde leges kunnen worden voldaan, waarbij ook aannemelijk moet worden gemaakt dat daartoe evenmin een beroep gedaan kan worden op familieleden of in aanmerking komende derden.

Indien de vreemdeling bij het doen van de aanvraag om een verblijfsvergunning voor gezinshereniging of gezinsvorming een beroep op vrijstelling van de leges doet maar niet heeft aangetoond niet te (kunnen) beschikken over financiële middelen om de verschuldigde leges te betalen, wordt hem herstel verzuim geboden zodat hij dat alsnog kan aantonen en wordt hem tegelijkertijd de gelegenheid geboden om de verschuldigde leges te voldoen. Indien de vreemdeling niet alsnog heeft aangetoond dat hij de verschuldigde leges niet kan betalen en evenmin leges heeft betaald, krijgt hij nog éénmaal de gelegenheid om de leges te voldoen. Indien de vreemdeling vervolgens niet de verschuldigde leges betaalt, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.

Indien voornoemde stukken zijn overgelegd en de beoordeling ervan tot het oordeel leidt dat de vreemdeling, ook niet met behulp van derden, in staat is, noch op korte termijn in staat zal zijn, om de verschuldigde leges te voldoen, wordt de aanvraag in behandeling genomen zonder dat de vreemdeling leges is verschuldigd. Ook geldt de mogelijkheid van vrijstelling van leges in het geval van een aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning van de vreemdeling die verblijf heeft onder de beperking ‘uitoefenen van het gezinsleven conform artikel 8 EVRM’ en die bij de aanvraag om het verlengen van de verblijfsvergunning aantoont dat hij vanaf de datum van het verlenen van de verblijfsvergunning alles in het werk heeft gesteld om over voldoende middelen te beschikken.

Vrijstellingen

De volgende categorieën vreemdelingen zijn vrijgesteld van de verplichting om leges te voldoen ter afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Het betreft niet-geprivilegieerd militair en niet-geprivilegieerd burgerpersoneel, alsmede slachtoffers van mensenhandel en hun minderjarige kinderen die feitelijk tot het gezin behoren en daartoe reeds in het land van herkomst feitelijk behoorden en die onder het gezag van de hoofdpersoon staan. Tevens zijn vrijgesteld vreemdelingen die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in het kader van het buiten de schuld van de vreemdeling niet kunnen vertrekken uit Nederland, dan wel voor een verblijfsvergunning voor een ander verblijfsdoel dan genoemd artikel 3.4, eerste lid, Vb. Daarnaast zijn vreemdelingen die op grond van Richtlijn 2001/55 de status van tijdelijk beschermde hebben ontheven van de legesplicht in het geval deze vreemdeling een aanvraag doet tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst of arbeid als zelfstandige.

Naar aanleiding van een door de Tweede Kamer op 26 april 2005 aangenomen motie geldt eveneens vrijstelling van de verplichting om leges te voldoen voor de vreemdeling:

– die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en

– in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen.

Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan alle volgende drie kenmerken:

– het verzoek is ingediend rechtstreeks bij de Minister (dan wel de IND); en

– het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en

– het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 Vw.

Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning vallen hier niet onder.

Verlenging

Het legestarief ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is vastgelegd in de aanhef van artikel 3.34d VV, ongeacht de gevraagde duur van de verlenging en ongeacht de leeftijd van de vreemdeling. De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor studie is vastgelegd in artikel 3.34d, onder a, VV. Artikel 3.34d, onder b, VV bepaalt de leges in het geval van aanvragen tot het verlengen van de verblijfsvergunning voor gezinshereniging met de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’.

De toepassing van het gezinstarief bij verlengingsaanvragen is niet afhankelijk van de vraag of er sprake is van meerdere gelijktijdig ingediende aanvragen. Alle – individueel ingediende – verlengingsaanvragen voor het verblijfsdoel gezinshereniging, met de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’, komen voor het gezinstarief in aanmerking.

De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor het doorbrengen van verlof, van werknemers op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat, is vastgelegd in artikel 3.34d, onder a, VV.

Cumulatie van legesheffingen

Indien gelijktijdig aanvragen worden gedaan tot het verlengen en het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, zijn ter afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de vergunning geen leges verschuldigd, zodat dan slechts ter afdoening van de aanvraag tot het wijzigen van de vergunning leges zijn verschuldigd.

Daarbij wordt gedacht aan gevallen waarin de wijziging zinloos zou zijn als niet tevens tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zou worden overgegaan, met name aan het einde van de looptijd van de vergunning. In die gevallen wordt een cumulatieve legesheffing ter afdoening van twee aanvragen die met hetzelfde verband houden, namelijk voortzetting van het verblijf, maar voor een gewijzigd doel, onwenselijk geacht.

Deze regeling is vooral getroffen met het oog op vreemdelingen die behoren tot de groep van al dan niet mishandelde vrouwen dan wel slachtoffers van mensenhandel, die vragen om verlenging van hun verblijfsvergunning en gelijktijdig tevens om wijziging in ‘voortgezet verblijf’. Deze regeling is echter niet tot die beide groepen beperkt.

Tevens kan worden gedacht aan bijvoorbeeld studenten, die wijziging vragen van ‘de voorbereiding op studie’ in ‘het volgen van studie’ of in ‘arbeid in loondienst’, voor verblijf in het kader van gezinsvorming of ‘voortgezet verblijf’.

Indien gelijktijdig aanvragen worden gedaan tot het verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier, zijn ter afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de vergunning geen leges verschuldigd, zodat dan slechts ter afdoening van de aanvraag voor het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd leges zijn verschuldigd.

Indien echter op de datum van ontvangst van de gelijktijdige aanvragen de vergunning, waarvan verlenging wordt gevraagd, nog een jaar of meer geldig is, geldt deze regeling niet. De termijn waartegen verlenging dient plaats te vinden bedraagt immers als hoofdregel een jaar. Op een dergelijke termijn kan bezwaarlijk worden gesproken van cumulatie van legesheffingen.

In de situatie dat een vreemdeling, aan wie verblijf is toegestaan voor verblijf bij partner, met die partner in het huwelijk is getreden, kan redelijkerwijs niet van een wijziging (van het verblijfsdoel) worden gesproken en behoeft geen aanvraag om wijziging te worden gedaan, ter afdoening waarvan leges zouden zijn verschuldigd. Daarom is deze regeling evenmin in die situatie van toepassing. In dergelijke gevallen wordt het huwelijk uiteraard wel geregistreerd in het informatiesysteem van de IND en wordt bij de afgifte van het nieuwe verblijfsdocument wel als beperking verblijf bij echtgenoot vermeld.

S

Paragraaf B1/9.6.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.6.1 Procedure leges

Procedure bij de aanvraag bij de IND tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of tot het wijzigen van de verblijfsvergunning.

Bij het in ontvangst nemen van de aanvraag tot het verlenen of het wijzigen van een verblijfsvergunning bepaalt de IND-ambtenaar de voor de aanvraag geldende leges. De vreemdeling wordt in de gelegenheid gesteld de verschuldigde leges per kas of per pin ter plekke aan de kas te voldoen. De vreemdeling dient het verschuldigde bedrag in één keer te voldoen. Betaling in termijnen is niet mogelijk. Na betaling van het verschuldigde bedrag ontvangt de vreemdeling een betalingsbewijs.

Indien de vreemdeling het verschuldigde legesbedrag niet ter plekke per kas of per pin heeft voldaan, stelt de IND-ambtenaar de vreemdeling ingevolge het bepaalde in artikel 4:5 van de Awb mondeling in de gelegenheid om het verzuim te herstellen en alsnog ter plekke de verschuldigde leges per kas of pinbetaling te voldoen. In dat geval is er geen reden om langer herstel verzuim te verlenen dan het tijdsverloop dat in de regel gemoeid is met de handeling van kas- of pinbetaling. Als betrokkene geen gebruik maakt van de hem geboden gelegenheid om het verschuldigde legesbedrag alsnog te voldoen, en de vreemdeling persisteert om zijn aanvraag in te dienen, wordt de aanvraag direct ter plaatse door de IND-ambtenaar buiten behandeling gesteld.

De aanzegging tot legesbetaling valt niet onder het beschikkingsbegrip. Tegen de beschikking tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag, die volgt als geen leges worden voldaan, kan een bezwaarschrift worden ingediend.

Indien de vreemdeling in bewaring is gesteld en een aanvraag indient, worden met het oog op de efficiënte afdoening van de aanvraag geen leges geheven. Zie voor de procedure ter zake van het indienen van een aanvraag in de situatie waarin de vreemdeling in bewaring is gesteld A6/5.3.4.4 en B1/9.1.1. Op de aanvraag wordt onverwijld beslist, opdat – indien de aanvraag niet wordt ingewilligd – de feitelijke uitzetting doorgang kan vinden.

In gevallen waarin – na een voor de vreemdeling onaantastbaar geworden (ongunstige) beschikking – een aanvraag wordt gedaan om alsnog een voor de vreemdeling gunstige beschikking te verkrijgen, is sprake van een nieuwe aanvraag in de zin van artikel 4:6 Awb, ter zake waarvan (wederom) leges zijn verschuldigd.

Ten aanzien van de procedure die gevolgd wordt indien ingevolge artikel 3.33a, vierde lid, VV de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingediend bij een kantoor van de IND, zij verwezen naar het bepaalde in B1/9.4.

Ten aanzien van de procedure die gevolgd wordt indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van studie aan een instelling voor hoger onderwijs of voorbereidend jaar door tussenkomst van de onderwijsinstelling wordt ingediend bij de IND, geldt het volgende.

Betaling van de door de betrokken vreemdeling verschuldigde leges vindt plaats door de instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 3.18a VV door middel van een automatisch incasso. Een machtiging tot automatisch incasso wordt door de instelling voor hoger onderwijs bij elke individuele aanvraag afgegeven. Ten behoeve van het automatisch incasso geeft de onderwijsinstelling een Nederlands bankrekeningnummer op.

Ten aanzien van de procedure die gevolgd wordt indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van studie aan een instelling voor hoger onderwijs of voorbereidend jaar schriftelijk en rechtstreeks wordt ingediend door de vreemdeling bij de IND, geldt het volgende.

Vreemdelingen kunnen de verschuldigde leges op twee manieren voldoen:

1. door met de ontvangstbevestiging naar het IND-loket te gaan en daar aan de kas te betalen, nadat een afspraak is gemaakt via de afsprakenlijn;

2. middels een storting per acceptgiro, na ontvangst van deze acceptgiro.

Procedure legesinning mvv

Over de legesinning in het geval van aanvragen tot het verlenen van een mvv zijn door de IND afspraken gemaakt met het ministerie van BuZa. De leges voor het behandelen van een mvv-aanvraag worden geheven namens de Minister van BuZa en zijn opgenomen in de Regeling op de Consulaire Tarieven. De afspraken houden in dat de voor het behandelen van een mvv-aanvraag verschuldigde leges door de vreemdeling gestort of overgeboekt worden op een rekeningnummer van de IND in Nederland. De IND verrekent de ontvangen legesbedragen met het ministerie van BuZa. Tevens wordt in het kader van een verzoek om advies aan de referent van de vreemdeling, ten behoeve van wie een positief advies is afgegeven, de mogelijkheid geboden om de leges die verschuldigd zijn voor de door de vreemdeling in te dienen mvv-aanvraag, te voldoen. Als de referent niet bereid is de leges te voldoen, dient de vreemdeling in het kader van de aanvraagprocedure voor het verlenen van een mvv de verschuldigde leges op de bovenomschreven wijze te voldoen.

In het kader van verblijf als kennismigrant alsmede in het kader van de verkorte mvv-procedure voor studie wordt, in het kader van een verzoek om advies ten behoeve van het verlenen van een mvv aan een vreemdeling die verblijf als kennismigrant dan wel student beoogt, met het oog op een snelle procedure aan referenten de mogelijkheid van betaling door middel van automatische incasso geboden. De referent is niet gehouden om in het kader van een adviesprocedure de leges voor de mvv-aanvraag te voldoen ten behoeve van een vreemdeling, nu de mvv-aanvraag formeel nog niet is ingediend en deze leges door de vreemdeling zelf verschuldigd zijn.

Procedure bij aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier en bij aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier wordt rechtstreeks naar de IND gezonden. De aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd wordt eveneens rechtstreeks naar de IND gezonden.

Het innen van de leges geschiedt door KPMG, welke organisatie ten behoeve van de Minister administratieve ondersteuning verleent bij de inning van de legesgelden. Op grond van de door de IND verstrekte gegevens wordt vervolgens door KPMG binnen drie werkdagen een factuur met een acceptgiro vervaardigd die aan de vreemdeling wordt toegezonden.

Deze factuur betreft tevens de ontvangstbevestiging van de aanvraag.

De aanvrager wordt daarbij een termijn gesteld van vier weken om het legesbedrag te voldoen. Indien hij de leges na ommekomst van deze periode niet heeft betaald, dan wordt door KPMG een aanmaning gestuurd om binnen twee weken alsnog te betalen. Deze aanmaning geldt als het bieden van gelegenheid tot herstel van verzuim.

Nadat KPMG aan de IND heeft bericht dat voor de betreffende aanvraag de volledige leges zijn ontvangen, wordt de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier of tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ter hand genomen, mits aan de overige voorwaarden voor het in behandeling nemen van de aanvraag wordt voldaan.

Indien de verschuldigde leges ter afdoening van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet of niet volledig zijn betaald, meldt KPMG dit aan de IND na het verstrijken van de betalingstermijn.

Geen leges verschuldigd door de vreemdeling die in bewaring is gesteld

Indien de vreemdeling in bewaring is gesteld en een aanvraag indient, worden met het oog op de efficiënte afdoening van de aanvraag geen leges geheven. Zie A6/5.3.4.4 en B1/9.6.1 voor de procedure ter zake van het indienen van een aanvraag in de situatie waarin de vreemdeling in bewaring is gesteld. Op de aanvraag wordt onverwijld beslist, opdat – indien de aanvraag niet wordt ingewilligd – de feitelijke uitzetting doorgang kan vinden.

In gevallen waarin – na een voor de vreemdeling onaantastbaar geworden (ongunstige) beschikking – een aanvraag wordt gedaan om alsnog een voor de vreemdeling gunstige beschikking te verkrijgen, is sprake van een nieuwe aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb, ter zake waarvan (wederom) leges zijn verschuldigd. De aanzegging tot legesbetaling valt niet onder het beschikkingsbegrip. Tegen de beschikking tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag, die volgt als geen leges worden voldaan, kan een bezwaarschrift worden ingediend.

T

Paragraaf B1/9.6.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.6.4 Restitutie van leges

Restitutie is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk, zoals in het geval van een te hoog legesbedrag, een formele vrijstellingsgrond, een aanvraag tijdens vreemdelingenbewaring, een buiten behandelingstelling op grond van het mvv-vereiste, of een anderszins onverschuldigde betaling (bijvoorbeeld een tweede betaling voor dezelfde aanvraag).

Financiële draagkracht speelt bij de legesverplichting geen rol. Ontwikkelingen na de indiening van de aanvraag (waaronder dus een negatieve beslissing, een buiten behandelingstelling, of een intrekking van de aanvraag) leiden niet tot restitutie.

Het naast elkaar indienen van twee aanvragen (zoals tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en om naturalisatie) leidt ook niet tot recht op restitutie van leges bij het eerste zodra het tweede wordt verleend.

Een verzoek om restitutie moet worden ingediend bij (een vast aanspreekpunt van) het betreffende kantoor van de IND. Het verzoek dient gemotiveerd te zijn en bevat de volledige personalia en het bank- of gironummer van de vreemdeling.

Indien wordt besloten niet te restitueren, bestaat de mogelijkheid om tegen die beslissing een bezwaarschrift in te dienen.

Overigens zal, gelet op het strikte karakter van de legesbepalingen, in veel gevallen het bezwaarschrift met toepassing van artikel 7:3 onder b Awb zonder horen kunnen worden afgedaan.

Indien tot restitutie is besloten, worden de relevante stukken (restitutieverzoek plus volledig ingevuld informatieformulier met bijlagen) met een bijbehorend betalingsverzoek doorgezonden naar het hoofdkantoor van de IND.

U

Paragraaf B1/9.7.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.7.5 Rechtmatig verblijf hangende besluitvorming

De vreemdeling heeft rechtmatig verblijf en hij mag de behandeling van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8, onder f en g, Vw in beginsel in Nederland afwachten.

Ingevolge artikel 3.1 Vb geldt hierop een uitzondering voor de aanvraag die naar het voorlopig oordeel van de Minister een herhaalde aanvraag is, dus een aanvraag zonder nieuw gebleken feiten of gewijzigde omstandigheden.

Voorts blijft uitzetting niet achterwege (en leidt de indiening van de aanvraag niet tot rechtmatig verblijf) indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 Vw, naar het voorlopig oordeel van de Minister kan worden afgewezen wegens gevaar voor of inbreuk op de openbare orde of de nationale veiligheid.

De hoofdregel (uitzetting blijft achterwege) blijft gelden totdat beslist is dat een van de uitzonderingen zich voordoet. Deze beslissing heeft het karakter van een beschikking. Deze beschikking zal met name samen kunnen vallen met de afwijzing van de herhaalde aanvraag. Bij de tweede uitzondering is denkbaar dat er een afzonderlijke beschikking wordt gegeven, inhoudende dat de uitzetting niet achterwege blijft.

Overigens kan tegen de beschikking, inhoudende dat de uitzetting niet achterwege wordt gelaten, bezwaar worden gemaakt op grond van hoofdstuk 7, afdeling 2, Vw. Zo nodig kan de vreemdeling om een voorlopige voorziening verzoeken op grond van artikel 8:81 van de Awb. Indien het de vreemdeling is toegestaan om de beslissing op de aanvraag in Nederland af te wachten, wordt in zijn document voor grensoverschrijding of op een afzonderlijk inlegblad de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ (zie bijlage 7g VV) geplaatst.

Op deze sticker wordt de datum van de aanvraag en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning op [datum]’.

Ingevolge artikel 3.9 VV geschiedt de afgifte van documenten en verklaringen, waaruit het rechtmatig verblijf gedurende de besluitvorming blijkt, door de IND.

Op deze hoofdregel bestaat de volgende uitzondering: de vreemdeling die in de gelegenheid wordt gesteld aangifte te doen van overtreding van artikel 273 f van het WvSr (mensenhandel). In afwijking van de hoofdregel wordt het bescheid rechtmatig verblijf in deze situatie verstrekt door de Korpschef.

Betreft het een vreemdeling aan wie het wordt toegestaan na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning in Nederland te verblijven hangende de beslissing op een door hem ingediende aanvraag, dan worden op de sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ (bijlage 7g VV) de datum en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘verlenging aangevraagd van de geldigheidsduur op’.

Ter verkrijging van dit bescheid rechtmatig verblijf dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt een ambtenaar van de IND het verzoek af.

V

Paragraaf B1/9.7.7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.7.7.1 Algemene regels

In dit onderdeel worden de algemene regels behandeld voor de kennisgeving van beschikkingen, met name betreffende de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en die voor onbepaalde tijd (zie artikel 24, eerst lid, aanhef en onder c, Vw juncto artikel 3.104 Vb). De termijn voor het indienen van een beroep- of bezwaarschrift vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voor geschreven wijze is bekendgemaakt. De beslissing wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht.

Kennisgeving van de beschikking

De hoofdregel is dat een beschikking in reguliere zaken aan de belanghebbende wordt toegezonden; zulks is in overeenstemming met het gestelde in artikel 3:41 Awb. Voor de uitzonderingen zie hierna onder 2.

1. Bij de toezending dienen de volgende situaties te worden onderscheiden:

a. er is een raadsman of gemachtigde, die de belangen van de vreemdeling behartigt. Aan de gemachtigde van de vreemdeling wordt een schriftelijke, gemotiveerde beschikking toegezonden. In deze beschikking is een clausule opgenomen omtrent de mogelijkheid om daartegen bezwaar of administratief beroep bij de Minister – indien het een beschikking in eerste aanleg betreft – dan wel beroep bij de rechtbank ’s-Gravenhage in te stellen. De Korpschef ontvangt eerst bericht van de IND terzake van een afwijzende beslissing, wanneer deze beslissing in rechte onaantastbaar is geworden. Dit in verband met het regelen van het vertrek van de vreemdeling. Daarnaast wordt een afschrift gezonden aan degene die uitgenodigd was om ter zitting van een hoorcommissie zijn zienswijze naar voren te brengen.

b. er is géén raadsman of gemachtigde bekend. In deze gevallen geldt verzending van de schriftelijke, gemotiveerde beschikking naar het adres – zoals blijkt uit de GBA op het moment van verzending – van de vreemdeling als bekendmaking van de beschikking. In deze beschikking is een (Nederlandstalige) clausule opgenomen omtrent de mogelijkheid om daartegen bezwaar of administratief beroep bij de Minister – indien het een beschikking in eerste aanleg betreft – dan wel beroep bij de rechtbank ’s-Gravenhage in te stellen. Bij minderjarige vreemdelingen geldt het adres van de wettelijk vertegenwoordiger. Blijkt de vreemdeling niet of niet meer op het in de GBA vermelde adres te wonen en heeft hij verzuimd een ander adres door te geven, dan geldt de verzending aan het laatst bekende GBA- adres als rechtsgeldige bekendmaking. Indien de vreemdeling een adres in het buitenland heeft, kan de beschikking, via het ministerie van Justitie, door tussenkomst van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aldaar worden toegezonden of uitgereikt.

2. Gevallen waarin de – originele – beschikking wordt uitgereikt.

Uitzonderingen op de hoofdregel dat een beschikking wordt toegezonden, worden gemaakt in de volgende gevallen:

a. de vreemdeling zit in vreemdelingenbewaring. In dit geval dient overeenkomstig het bepaalde in A6/5.3.4.4 de grondslag van de inbewaringstelling bij beschikking te worden gewijzigd. Derhalve moeten beide beschikkingen tegelijkertijd aan betrokkene worden uitgereikt;

b. de vreemdeling wordt ongewenst verklaard. Ongewenstverklaring heeft een ingrijpend karakter, gelet op de onmiddellijk intredende strafbaarheid (zie artikel 197 WvSr); derhalve zal uitreiking in persoon in die gevallen plaatsvinden (zie voor die gevallen dat uitreiking niet in persoon kan plaatsvinden hierna);

c. de aanvraag wordt in eerste aanleg afgewezen (volledige afwijzing) en de beslissing op het in te dienen bezwaarschrift mag niet in Nederland worden afgewacht (bij de beschikking is dan aangegeven dat de betrokken vreemdeling Nederland onmiddellijk dient te verlaten) en er wordt een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel opgelegd.

In alle voornoemde gevallen wordt na uitreiking in persoon op dezelfde dag een afschrift van de beschikking door de politie, onder vermelding van de datum van uitreiking, ter informatie aan de gemachtigde of raadsman toegezonden. Van toezending van een afschrift wordt afgezien indien geen raadsman of bijzonder gemachtigde bekend is. In de situatie waarin de aanvraag in eerste aanleg wordt afgewezen (volledige afwijzing) en de beslissing op het in te dienen bezwaarschrift niet in Nederland mag worden afgewacht (bij de beschikking is dan aangegeven dat de betrokken vreemdeling Nederland onmiddellijk dient te verlaten) en er is géén vrijheidsbeperkende of ontnemende maatregel opgelegd, wordt de beschikking niet langer meer in persoon uitgereikt, doch door de IND aangetekend verzonden naar het laatst bekende adres van de vreemdeling.

In de situaties waarin de beschikking in persoon behoort te worden uitgereikt, zendt de Minister van een door hem gegeven beschikking alle drie exemplaren aan de politie met het verzoek de originele beschikking zo mogelijk in persoon uit te reiken.

De politie verzendt, terstond na uitreiking, een kopie van de beschikking aan de gemachtigde onder vermelding van de datum van uitreiking van het origineel.

De politie zendt de bijlage van de originele beschikking retour onder vermelding van de datum en de wijze van uitreiking en de datum van toezending van de informatiekopie (het tweede exemplaar) aan de gemachtigde van betrokkene.

Het derde exemplaar van de beschikking is bestemd voor de administratie van de politie.

Een beschikking die niet aan de vreemdeling in persoon kan worden uitgereikt, wordt door de politie bij aangetekende brief verzonden aan het laatst bekende (GBA)adres van de vreemdeling. In dit geval worden de Minister en de gemachtigde van de aangetekende verzending op de hoogte gesteld (zie ook C2 indien de beschikking niet aan de wettelijk vertegenwoordiger kan worden uitgereikt).

Indien de bekendmaking van de beschikking, waarbij de vreemdeling ongewenst wordt verklaard, geschiedt door toezending, wordt van de beschikking ingevolge artikel 67, tweede lid, Vw mededeling gedaan in de Stcrt.

De termijn voor het indienen van een bezwaar- of administratief beroepschrift vangt aan met ingang van de dag na uitreiking van de beschikking aan de betrokken vreemdeling.

Wanneer geen sprake is van uitreiking vangt die termijn aan de dag na verzending van de beschikking aan bedoelde laatst bekende adres.

Beschikkingen geheel of gedeeltelijk in overeenstemming met een aanvraag

Wordt een beschikking gegeven, waarbij aan de vreemdeling (voortzetting van) verblijf wordt toegestaan, geheel of gedeeltelijk in overeenstemming met een door hem ingediende aanvraag, dan wordt de vreemdeling opgeroepen voor het uitreiken van het verblijfsdocument, nadat de IND het verblijfsdocument heeft ontvangen.

Op deze wijze wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een identiteitsbewijs dat hij verplicht is desgevraagd te tonen aan een ambtenaar belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen (zie artikel 4.21 Vb).

De vreemdeling is op daartoe strekkende vordering verplicht een goed gelijkende pasfoto ter beschikking te stellen (zie artikel 4.45 Vb).

Verblijfsdocument in persoon uitreiken

Verblijfsdocumenten worden alleen in persoon aan de vreemdeling uitgereikt.

De IND ziet er op toe dat de vreemdeling in persoon, en bij minderjarigheid in bijzijn van zijn wettelijk vertegenwoordiger, het verblijfsdocument in ontvangst neemt.

Verblijfsdocument voor een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar

In de situatie waarin:

a. aan een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend;

b. aan een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd is verleend;

c. aan een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend;

d. aan een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is verleend; of

e. aan een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar verblijf wordt toegestaan op grond van het gemeenschapsrecht

wordt het kind zelf in het bezit gesteld van een verblijfsdocument.

In andere situaties wordt het verblijfsdocument slechts aan het kind beneden de leeftijd van twaalf jaar verstrekt, voor zover het kind er naar het oordeel van de Minister een redelijk belang bij heeft in het bezit van zulk een document te worden gesteld (zie artikel 4.21, tweede lid, Vb). Bij voorbeeld voor het maken van reizen naar het buitenland (mits op aanvraag of met instemming van de wettelijk vertegenwoordiger van het kind).

Beschikkingen niet in overeenstemming met een door de vreemdeling ingediende aanvraag

Van een beschikking niet gegeven in overeenstemming met een door de vreemdeling ingediende aanvraag is sprake, indien:

1. aan de vreemdeling wel (voortzetting van) verblijf wordt toegestaan, maar gedeeltelijk van zijn aanvraag wordt afgeweken (de vergunning tot verblijf wordt bijvoorbeeld verleend voor een kortere duur dan gevraagd);

2. een door de vreemdeling ingediende aanvraag wordt afgewezen;

3. een aan de vreemdeling verleende verblijfstitel wordt ingetrokken.

Voor wat betreft de wijze van kennisgeving van de mededeling dat uitzetting niet achterwege zal blijven, zie ook A4.

Uitreiking van een identiteitspapier

Indien bij de beschikking (voortzetting van) verblijf wordt toegestaan, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een verblijfsdocument. Het verblijfsdocument wordt uitgereikt door de IND.

Inhouding van het verblijfsdocument; aantekening op de sticker voor verblijfsaantekeningen

Bij afwijzing van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, wordt op een in het document voor grensoverschrijding gestelde aantekening omtrent indiening van de aanvraag (sticker, bijlage 7g VV) de aantekening ‘vervallen’ geplaatst op het gedeelte van de sticker zonder laminaat.

De aantekening ‘vervallen’ op de sticker moet worden gedateerd en geparafeerd.

Maakt de vreemdeling bezwaar bij de Minister tegen een beschikking waarbij hem verder verblijf wordt ontzegd, dan wordt het verblijfsdocument niet ingehouden indien de uitzetting achterwege blijft. In dat geval wordt in het document voor grensoverschrijding een sticker ‘Verblijfsaantekeningen Vervolgprocedures’ (zie bijlage 7i VV) geplaatst. Op deze sticker wordt de datum en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘bezwaar ingediend ...’. Ter verkrijging van deze sticker dient de vreemdeling zich uitsluitend vooraf telefonisch aan te melden bij de IND via het landelijk telefoonnummer. Vervolgens handelt een ambtenaar van de IND dit verzoek af.

Indien geen bezwaar is gemaakt, wordt het verblijfsdocument ingehouden door de Korpschef dan wel op de sticker in het document voor grensoverschrijding door de ambtenaar belast met het toezicht de aantekening ‘vervallen’ geplaatst.

Beschikkingen in overeenstemming met de aanvraag

Uitgangspunt

Houders van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden in het bezit gesteld van een verblijfsdocument volgens artikel 3.1 VV. Op het verblijfsdocument staat de beperking aangegeven welke aan de verblijfsvergunning is gesteld. In de desbetreffende hoofdstukken van deel B van deze circulaire wordt voor de daar behandelde categorieën vreemdelingen aangegeven onder welke beperking de vergunning tot verblijf wordt verleend.

Uitzonderingen

In de volgende gevallen wordt geen rekening gehouden met de geldigheidsduur van het document voor grensoverschrijding:

a. bij de houder van een buitenlands vreemdelingen- of vluchtelingenpaspoort, indien de geldigheidsduur van de vergunning tot verblijf langer is dan de termijn waarbinnen hij op grond van dat paspoort kan terugkeren naar het land waar hem voordien verblijf was toegestaan;

b. bij de in Nederland gevestigde houder van een Nederlands vreemdelingen- of vluchtelingenpaspoort, ongeacht de geldigheidsduur van het reispapier.

Deze vreemdelingen mogen niet worden verplicht om een Nederlands vreemdelingen- of vluchtelingenpaspoort aan te vragen dan wel de geldigheidsduur daarvan te doen verlengen. Met het oog op het maken van reizen naar het buitenland zullen vreemdelingen als hier bedoeld er echter wel belang bij kunnen hebben om er voor zorg te dragen dat zij in het bezit zijn van een geldig vreemdelingen- of vluchtelingenpaspoort. In voorkomende gevallen moet de vreemdeling hierop worden gewezen.

Voor onderdanen van lidstaten van de EU of van de EER: zie B10.

Verblijfsvergunning voor bepaalde tijd geldig voor de inwonende kinderen beneden de twaalf jaar

Kinderen beneden de twaalf jaar worden begrepen in de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd van één van de ouders bij wie zij inwonen. Deze kinderen worden feitelijk in het bezit gesteld van een verblijfsdocument waaruit het verblijfsrecht blijkt (zie artikel 4.21, tweede lid, Vb). Zie hiervoor onder ‘Verblijfsdocument voor een kind beneden de leeftijd van twaalf jaar’.

W

Paragraaf B1/9.7.7.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.7.7.2 Weigering verlenging en wijziging beperking

Wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend

Bij wijziging van de vergunning (beperking) overeenkomstig een door de vreemdeling ingediende aanvraag wordt een nieuw verblijfsdocument uitgereikt. Het oude document wordt ingenomen door de IND.

Weigering van wijziging van de beperking

Van deze beschikking wordt niet afzonderlijk kennis gegeven indien tevens verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning wordt geweigerd of de vergunning wordt ingetrokken. In dat geval wordt bij beschikking tot weigering van de verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning of tot intrekking daarvan tevens uitdrukkelijk de aanvraag om wijziging van de vergunning (beperking) afgewezen.

Wijziging of opheffing van een voorschrift tot het stellen van zekerheid of weigering daarvan

De vreemdeling wordt schriftelijk kennisgegeven van de inwilliging van de aanvraag om wijziging of opheffing van het voorschrift tot het stellen van zekerheid. Zie voor de bij afwijzing van de aanvraag toepasselijke regels.

X

Paragraaf B1/9.7.7.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.7.7.4 Beschikking verlening verblijfsvergunning onbepaalde tijd

Zie voor de toepasselijke algemene regels B1/5.3. Ingevolge artikel 3.104, vijfde lid, Vb dient de vreemdeling bij de bekendmaking van de beschikking, waarbij wordt beslist op de aanvraag, bedoeld in artikel 20 Vw, te worden meegedeeld welke rechten en plichten hij heeft krachtens Richtlijn 2003/109.

Deze rechten en plichten zijn opgenomen op de website van de IND.

Aan de vreemdeling wordt door de IND een verblijfsdocument (bijlage 7b VV) uitgereikt.

Ingevolge artikel 3.103a Vb doet de Minister, indien een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt verleend aan een vreemdeling die tevens houder is van een door een andere EU-lidstaat, afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, hiervan mededeling aan de autoriteiten van die staat (zie B17/6).

Het koppelingsbureau van de IND fungeert in dergelijke gevallen als contactpunt voor het verstrekken en ontvangen van informatie (zie B17/6).

Zie B10 voor de specifieke bepalingen ten aanzien van ‘duurzaam verblijf’ van onderdanen van de EU/EER en onderdanen van Zwitserland zie B10).

Weigering van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd

Zie voor de toepasselijke algemene regels de regels bij afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.

Intrekking van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd

Zie voor de toepasselijke algemene regels de regels bij afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (zie B1/9.7.7).

Y

Paragraaf B2/1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

1.2 Artikel 29, eerste lid, onder e en f, Vw

Artikel 29, eerste lid, onder e en f, Vw geeft regels met betrekking tot gezinshereniging (niet: gezinsvorming) met een vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 29, eerste lid, onder e en f, Vw kan aan de daar genoemde gezinsleden een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel worden verleend.Verwezen wordt naar C1/4.6 en C5/23. In de overige gevallen zijn de regels over de verlening van de verblijfsvergunning regulier van toepassing op gezinshereniging en gezinsvorming met een houder van een verblijfsvergunning asiel.

Ingevolge artikel 29, eerste lid, onder e, Vw komen de echtgeno(o)t(e) en minderjarige kinderen van vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning voor bepaalde tijd eveneens in aanmerking voor een zodanige vergunning indien zij gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden na verlening van de verblijfsvergunning aan de hoofdpersoon.

Tot 1 april 2001 bestond een dergelijke mogelijkheid van gezinshereniging bij vreemdelingen die hier te lande waren toegelaten als vluchteling eveneens. Deze mogelijkheid was als beleidsregel neergelegd in de Vc (oud). In de beleidsregel werd een zogenoemde redelijke termijn voor nareis gehanteerd die in de praktijk is ingevuld met zes maanden.

Het materiële recht van de Vw heeft als regel onmiddellijke werking. Zie in dit verband ook A7. Ten aanzien van de aanscherping van het nareiscriterium (van zes naar drie maanden) is geen overgangsregeling in de Vw opgenomen.

Voor vreemdelingen die zich met deze aanscherping geconfronteerd zien, is besloten alsnog een voorziening te treffen, gebaseerd op artikel 3.13, tweede lid, Vb.

In het kader van de hieronder uitgewerkte regeling kan een vreemdeling in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met gezinshereniging, indien:

– het betreft de echtgeno(o)t(e) en/of de minderjarige kinderen;

– de hoofdpersoon vóór 1 april 2001 in het bezit is gesteld van een A-status (die inmiddels is omge

– zet in een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd);

– de aanvraag om gezinshereniging (aanvraag mvv of aanvraag verblijfsvergunning dan wel de asielaanvraag) is ingediend tussen de drie en zes maanden nadat de hoofdpersoon in het bezit is gesteld van een A-status en uiterlijk vóór 1 juli 2001.

Vreemdelingen die in aanmerking komen voor verblijf op basis van de onderhavige regeling worden derhalve niet in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder e, Vw.

Beoordeling

Aanvragen van vreemdelingen die onder deze regeling vallen, worden getoetst aan de voorwaarden zoals omschreven in C1/4.6 en C5/23, afgezien van de nareistermijn van drie maanden.

Bij inwilliging van de aanvraag om afgifte van een mvv dient de vreemdeling erop te worden gewezen dat hij zich binnen drie dagen na aankomst in Nederland in het kader van het vreemdelingentoezicht dient aan te melden bij de Korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar hij zijn woon- of verblijfplaats heeft (zie artikel 4.47 Vb). Ter indiening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdende met gezinshereniging dient de vreemdeling zich vervolgens te vervoegen bij de IND.

Tevens geldt voor deze categorie vreemdelingen dat de aanvraag tot het verlenen van deze verblijfsvergunning niet wordt afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, voorzover nodig, met toepassing van artikel 3.71, vierde lid, Vb. Ook in die gevallen geldt het legesvereiste onverkort.

Nadat in dit kader een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend is het gestelde in B1 en B2 onverkort van toepassing.

Z

Paragraaf B3/2.5.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.5.2 Plaats van indiening van de aanvraag

Ter indiening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd dient het kind zich te vervoegen bij de IND. Deze stelt de aspirant-adoptiefouder in de gelegenheid ten behoeve van het kind een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in te dienen. De aspirant-adoptiefouder toont de originele beginseltoestemming van de Minister van Justitie voor opneming bij de burgemeester. Dit lijdt slechts uitzondering indien het originele document door de daarvoor bevoegde autoriteiten in het land van herkomst van het kind is ingenomen. In deze gevallen kan genoegen worden genomen met een kopie van de beginseltoestemming. In geval van twijfel kan contact worden opgenomen met de Centrale Autoriteit interlandelijke adoptie van het Ministerie van Justitie. De IND retourneert de beginseltoestemming – voor zover deze in origineel is overgelegd – aan de vreemdeling.

AA

Paragraaf B3/2.5.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.5.3 De controletaak van de politie ingevolge de Wobka

Ingevolge artikel 25, tweede lid van de Wobka zijn met de controle op de naleving van het bepaalde bij de artikelen 2 en 8, belast:

– de directeur van de Raad voor de Kinderbescherming alsmede de door hem aangewezen ambtenaren;

– de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen en de grensbewaking.

De politie controleert derhalve of aan de voorwaarden als bedoeld onder de artikelen 2 en 8 Wobka is voldaan. De inhoud van de artikelen 2 en 8 Wobka komt overeen met de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als vermeld onder B3/2.2.2. Het kind zal zich hiertoe na het indienen van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier met zijn aspirant-adoptiefouder(s) opnieuw dienen te vervoegen bij het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar hij woon- of verblijfplaats heeft.

De beginseltoestemming

Het originele document, waaruit de beginseltoestemming van de Minister van Justitie voor de opneming blijkt, wordt bij de politie getoond. Dit lijdt slechts uitzondering indien het originele document door de daarvoor bevoegde autoriteiten in het land van herkomst van het kind is ingenomen. In deze gevallen kan genoegen worden genomen met een kopie van de beginseltoestemming. In geval van twijfel kan contact worden opgenomen met de Centrale Autoriteit interlandelijke adoptie van het Ministerie van Justitie

Het model M67

De politie vult tezamen met de aspirant-adoptiefouder(s) en in aanwezigheid van het kind het formulier model M67 in. Voor zover de politie ter invulling van het model M67 gegevens nodig heeft waar zij zelf niet over beschikt, maar de IND wel, worden deze gegevens haar op haar verzoek verstrekt door de IND. De aspirant-adoptiefouder(s) zendt/zenden vervolgens zelf het ingevulde model M67 naar de IND, zodat de inhoud daarvan bij de besluitvorming van de aanvraag kan worden betrokken.

Proces-verbaal

Indien de politie een gegrond vermoeden heeft dat in strijd met het gestelde onder B3/2.2.2 wordt gehandeld, legt zij dit vast in een proces-verbaal, en doet hiervan onverwijld mededeling aan de IND. Zij stelt eveneens de Officier van Justitie en de betrokken Raad voor de Kinderbescherming op de hoogte. Indien de opneming van een buitenlands kind is geschied zonder dat vooraf een beginseltoestemming is verkregen, kan de Officier van Justitie de minderjarige voorlopig aan de Raad voor de Kinderbescherming toevertrouwen, tenzij dit niet verenigbaar is met het belang van de minderjarige.

AB

Paragraaf B5/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2 Samenhang beslissing aanvraag TWV en verblijfsvergunning

Voor verblijf in Nederland verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst dient de werkgever van de vreemdeling te beschikken over een TWV en de vreemdeling over een verblijfsvergunning. De beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd enerzijds en de beslissing op de aanvraag om een TWV anderzijds beïnvloeden elkaar. De hoofdregel is dat met de beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd gewacht wordt totdat op de aanvraag om een TWV is beslist. Wordt de TWV verleend dan zal als regel ook de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend, mits ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan. Hierbij kunnen zich evenwel de volgende bijzondere situaties voordoen:

– Een weigeringsgrond of het niet voldoen aan een voorwaarde leidt tot afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd vormt ingevolge artikel 8, eerste lid onder c, Wav een dwingende weigeringsgrond voor een TWV. Door zo mogelijk direct op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te beslissen kan de ongewenste situatie worden voorkomen dat aan een vreemdeling die inmiddels op grond van een aan de werkgever op diens aanvraag verleende TWV arbeid in loondienst is gaan verrichten, nadien het verblijf moet worden ontzegd. Het gaat daarbij om aanvragen die worden afgewezen op grond van weigeringsgronden van artikel 16 Vw, zoals gevaar voor de openbare orde (zie artikelen 3.77 en 3.78 Vb) en onvoldoende middelen van bestaan. Als voorwaarde voor verlening van de verblijfsvergunning geldt ingevolge artikel 3.31, tweede lid, onder d, Vb de verplichting mee te werken aan onderzoek naar of behandeling van TBC van de ademhalingsorganen, tenzij dat wegens de nationaliteit van de vreemdeling niet is toegestaan. Indien de vereiste medewerking niet wordt gegeven, wordt de vergunning niet verleend (zie B1). In afwachting van de beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst plaatst de IND een verblijfssticker (zie bijlage 7g VV) in het paspoort of identiteitsbewijs van de vreemdeling.

– De TWV wordt geweigerd.

– Indien de aanvraag om een TWV wordt geweigerd voordat op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is beslist, zal als regel ook een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst worden geweigerd.

– Een vreemdeling, die naar Nederland komt om arbeid in loondienst te verrichten, vraagt een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst aan bij de IND. In de periode, gelegen tussen verlening van een TWV en de beslissing op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning, is het de vreemdeling toegestaan de arbeid te verrichten waarvoor de TWV is afgegeven. Zolang geen beslissing op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning is genomen, mag hij derhalve niet uit Nederland worden verwijderd. Hij verblijft dan immers rechtmatig in Nederland in de zin van artikel 8, aanhef en onder f, Vw.

– Een weigering de geldigheidsduur te verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of de intrekking ervan en ook intrekking van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd vormt op grond van artikel 12, eerste lid, onder b, Wav een dwingende grond tot intrekking van de TWV. Hiervan kan op grond van artikel 12, tweede lid, Wav door de Minister van SZW na overleg met de IND worden afgeweken ten aanzien van een vreemdeling als bedoeld in artikel 8, onder h, Vw. Het betreft vreemdelingen die in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift rechtmatig verblijf hebben indien ingevolge de Vw of een rechterlijke beslissing uitzetting achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist.

AC

Paragraaf B5/4.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.3 Internationale luchtvaart, wegtransport en binnenscheepvaart

Het algemene vreemdelingenbeleid is niet van toepassing op buitenlandse werknemers in enkele specifieke sectoren (internationale luchtvaart, het internationale wegtransport en de internationale binnenscheepvaart) van de internationale arbeidsmarkt, omdat zij niet dan wel het grootste deel van de tijd niet werkzaam zijn op Nederlands grondgebied. Deze vreemdelingen komen daarom in beginsel niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.

Een TWV is vereist indien een vreemdeling zijn hoofdverblijf binnen Nederland heeft óf een arbeidsovereenkomst met een in Nederland gevestigde werkgever óf arbeid op een binnen Nederland geregistreerd vervoermiddel verricht. In dat geval dient er ook een aanvraag voor een verblijfsvergunning/mvv te worden ingediend. Indien de TWV wordt verleend, kan een verblijfsvergunning worden afgegeven onder de beperking ‘arbeid in loondienst’, met arbeidsmarktaantekening ‘Arbeid uitsluitend toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’ (zie verder B5/2). Voor de verlening van de TWV moet de vreemdeling in het bezit zijn van een bewijs van rechtmatig verblijf. De vreemdeling kan zich daartoe melden bij de IND. De IND plaatst vervolgens een Verblijfssticker in het paspoort of identiteitsbewijs van de vreemdeling (zie bijlage 7g VV).

De verbodsbepaling van de Wav is niet van toepassing op een vreemdeling die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft én geen arbeidsovereenkomst heeft met een in Nederland gevestigde werkgever én uitsluitend arbeid verricht op buiten Nederland geregistreerde vervoermiddelen in het internationale verkeer (zie artikel 1 Besluit uitvoering Wav).

AD

Paragraaf B5/4.7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.7.1 Inleiding

Het volgende heeft betrekking op vreemdelingen die verblijf binnen de zogeheten vrije termijn beogen. Te denken valt aan:

– toeristen en studenten die, eventueel door bemiddeling van een uitzendbureau, in de vakantie willen werken; en

– vreemdelingen die hier te lande een korte stage, van maximaal drie maanden of binnen de geldigheidsduur van het hun verleende visum, willen lopen.

Voor hen geldt hetgeen in artikel 4.42 en 4.48 Vb omtrent het voldoen aan een meldingsplicht is bepaald.

Kunnen zij aannemelijk maken dat zij naar Nederland zijn gekomen voor een tijdvak van maximaal drie maanden, te rekenen van het tijdstip van hun binnenkomst, dan hoeven zij de korpschef van het regionale politiekorps waaronder de gemeente waar zij verblijven ressorteert, niet te melden dat ze werk gaan zoeken of verrichten.

Zij genieten rechtmatig verblijf ingevolge artikel 12, tweede lid, Vw en artikel 3.3, eerste lid, onder c, Vb, zodat zij geen verblijfsvergunning behoeven.

De werkgever dient echter wel in het bezit te zijn van een TWV (behoudens uitzonderingen genoemd in 3). Voor de verlening van de TWV voor arbeid voor maximaal 12 weken moet de vreemdeling in het bezit zijn van een bewijs van rechtmatig verblijf.

Met het oog daarop kan de vreemdeling zich melden bij de IND, die hem daartoe een verblijfssticker (zie bijlage 7g VV) verstrekt.

Voor arbeid van langer dan 12 weken kan er pas een TWV worden afgegeven indien er een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd geldig voor het verrichten van arbeid in loondienst is aangevraagd.

AE

Paragraaf B5/4.7.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.7.2 Grensarbeiders

Het in B5/4.7.1 gestelde is van overeenkomstige toepassing op grensarbeiders, waaronder hier wordt verstaan in Nederland tewerkgestelde vreemdelingen die hun woonplaats hebben in België of in Duitsland waarheen zij in beginsel dagelijks, of ten minste eenmaal per week terugkeren. Het gaat daarbij met name om vreemdelingen die in België verblijf houden en in het bezit zijn van een geldige Belgische of Luxemburgse identiteitskaart voor vreemdelingen, dan wel van een Belgisch bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister.

Door het feit dat zij grensarbeid verrichten komen zij niet toe aan het tijdstip waarop zij, ingevolge het bepaalde in artikel 3.3 Vb, een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd zouden moeten hebben. Ook is het gestelde in artikel 4.47 en 4.48 Vb over de aanmeldingsplicht niet van toepassing.

Voor de tewerkstelling van vreemdelingen die als grensarbeider werkzaamheden in loondienst komen verrichten dient de werkgever echter (behoudens voor de in artikel 1, aanhef en onder e, Vw bedoelde gemeenschapsonderdanen) in het bezit te zijn van een TWV.

Met het oog op de verlening van een TWV aan hun werkgever is het ook voor grensarbeiders van belang dat zij in het bezit zijn van een bewijs van rechtmatig verblijf. Zie hiervoor het gestelde onder B5/4.7.1.

Ter verkrijging van de verblijfssticker (zie bijlage 7g VV) is het in dit geval voldoende dat de vreemdeling zich éénmaal, en wel bij de aanvang van zijn werkzaamheden als grensarbeider, bij de IND vervoegt.

AF

Paragraaf B7/4.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.8 Onverplichte mvv

Hoewel het bij het Working Holiday Program en het Working Holiday Scheme om nationaliteiten gaat, waar geen verplichting geldt te beschikken over een geldige mvv, is in het belang van de jongeren de afspraak gemaakt dat de jongeren die op basis van deze uitwisselingsafspraken in Nederland willen verblijven een mvv kunnen aanvragen. De jongere heeft aldus eerder duidelijkheid of hem verblijf kan worden verleend.

Om zoveel mogelijk jongeren de gelegenheid te bieden van het programma gebruik te maken (onder wie dus ook de jongeren bij wie pas tijdens een rondreis door Europa de wens hiertoe ontstaat) is de afspraak gemaakt dat aanvragen tot het verlenen van een mvv door jongeren die aan deze uitwisselingsprogramma’s wensen deel te nemen bij iedere Nederlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging kunnen worden ingediend.

Visa (zoals een onverplichte mvv) worden op grond van artikel 3 Rijksbesluit op de consulaire tarieven, bezien in samenhang met artikel 3a, tweede lid, onder b en c, Regeling op de consulaire tarieven, kosteloos verleend aan de jongeren die op basis van deze uitwisselingsafspraken naar Nederland komen.

Indien ten behoeve van de jongere een mvv in het kader van het Working Holiday Program of het Working Holiday Scheme is afgegeven, meldt deze zich ingevolge artikel 4.47 dan wel 4.49 Vb binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland bij de Korpschef. Ingevolge het bepaalde in artikel 3.33a, eerste lid, VV, dient de jongere vervolgens bij IND een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in. De IND verstrekt in deze situatie het bescheid rechtmatig verblijf aan de jongere (zie bijlage 7g VV). Op het bescheid rechtmatig verblijf wordt vermeld dat het verrichten van arbeid is toegestaan en dat een TWV niet is vereist.

AG

Paragraaf B7/4.9 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.9 Indiening aanvraag verblijfsvergunning in land van herkomst

In artikel 3.33a VV is de plaats van indiening van de aanvraag, als bedoeld in artikel 14 Vw, nader uitgewerkt.

Voor Australische, Canadese en Nieuw-Zeelandse jongeren is een uitzondering gemaakt op de hoofdregel dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd moet worden ingediend op een bij ministeriële regeling aan te wijzen plaats.

Zij kunnen ingevolge het bepaalde in het derde lid van artikel 3.101 Vb de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd tevens indienen bij de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen van Nederland in het land waarvan zij de nationaliteit bezitten.

Indien de Minister van BuZa (het hoofd van de Visadienst) oordeelt dat aan de voorwaarden voor verlening van een mvv is voldaan, geven de diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen een mvv af. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, in dit kader, voorzien van alle relevante stukken en informatie, wordt door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging direct doorgezonden naar de IND, ter bespoediging van de procedure in Nederland. De vreemdeling meldt zich binnen drie dagen na aankomst in Nederland bij de Korpschef van het regionale politiekorps, waarin de gemeente is gelegen waar hij woon- of verblijfplaats wenst te houden (zie artikel 4.47 Vb dan wel artikel 4.49 Vb). Vervolgens vervoegt de vreemdeling zich bij de IND ter voldoening van de verschuldigde leges.

Voor de leges voor de verblijfsvergunning voor betaalde werkvakanties geldt een bijzonder, verlaagd tarief ( zie artikel 3.34a, onder b, VV).

De IND verschaft de vreemdeling die in afwachting is van de beslissing op de aanvraag het bescheid rechtmatig verblijf, met daarop de aantekening dat het de vreemdeling is toegestaan arbeid te verrichten.

AH

Paragraaf B10/2.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.6 Bewijs van rechtmatig verblijf

Op grond van Richtlijn 2004/38 wordt aan EU- en EER-onderdanen en onderdanen van Zwitserland geen document of schriftelijke verklaring (sticker voor verblijfsaantekeningen), waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, afgegeven.

Voor familieleden van EU- en EER-onderdanen en onderdanen van Zwitserland, die niet de nationaliteit bezitten van een EU- of EER-lidstaat of Zwitserland, blijkt het rechtmatig verblijf uit een document of verklaring dat een aanvraag is ingediend (sticker voor verblijfsaantekeningen). Op grond van artikel 9 Vw wordt zo’n document of verklaring dat een aanvraag is ingediend afgegeven door de Minister. Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, VV is de IND, bevoegd dit document of deze verklaring af te geven.

Slechts het duurzame verblijfsrecht van EU- en EER-onderdanen en onderdanen van Zwitserland en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, blijkt uit een op aanvraag te verstrekken document ‘Duurzaam verblijf burgers van de Unie’.

AI

Paragraaf B12/2.2.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2.2.3 Inleveren geprivilegieerdendocument

Bij de afgifte van de gevraagde verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of verblijfsvergunning voor bepaalde tijd dient de vreemdeling het door het Ministerie van BuZa afgegeven identiteitsbewijs geprivilegieerden in te leveren bij de IND.

AJ

Paragraaf B12/3.3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.3.3 Inleveren identiteitsbewijs geprivilegieerden

Bij de afgifte van de gevraagde verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of verblijfsvergunning voor bepaalde tijd dient de vreemdeling het door het Ministerie van BuZa afgegeven identiteitsbewijs geprivilegieerden in te leveren bij de IND.

AK

Paragraaf B14/3.4.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.4.3 De aanvraag

Indien de vreemdeling is uitgeprocedeerd, bijvoorbeeld omdat hij ten tijde van de asielprocedure niet kon aantonen dat hij in aanmerking kwam voor verblijf op grond van het beleid inzake vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken, maar inmiddels meent dat hij aan de voorwaarden voldoet, kan hij de verblijfsvergunning regulier aanvragen bij de IND (zie artikel 3.33a VV en B1).

AL

Paragraaf B15/4.3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.3.3 Sticker verblijfsaantekeningen algemeen

De werkgever neemt contact op met het Loket kennis- en arbeidsmigratie van de IND voor een afspraak om ter plaatse van voornoemd loket de sticker ‘verblijfsaantekening algemeen’(zie bijlage 7g VV) in het reisdocument van de kennismigrant(en) en eventuele gezinsleden te laten plaatsen. Daartoe meldt de vreemdeling dan wel de werkgever zich met het paspoort van de vreemdeling die verblijf als kennismigrant beoogt, en eventuele gezinsleden, bij het Loket kennis- en arbeidsmigratie van de IND (zie artikel 3.9, derde lid, VV).

Indien de kennismigrant in het bezit is van een mvv wordt op de sticker aangetekend: ‘Arbeid toegestaan; TWV niet vereist’. Dit geldt ook voor diens echtgeno(o)t(e) of partner.

Indien de kennismigrant niet over een mvv beschikt wordt de volgende arbeidsmarktaantekening geplaatst: ‘Arbeid niet toegestaan; TWV vereist’. Dit geldt ook voor diens echtgeno(o)t(e) of partner.

Daarna dient de vreemdeling zich bij de gemeente, waarin hij woonachtig is, te vervoegen met het oog op inschrijving in de GBA. Afgifte van het verblijfsdocument geschiedt door de IND na de inwilliging van de aanvraag.

Voor de kennismigrant die op grond van artikel 17, eerste lid, onder a, Vw is vrijgesteld van het mvv- vereiste, staat de mogelijkheid open om bij de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland onverplicht een mvv aan te vragen teneinde zijn verblijfsaanspraak vooraf te laten toetsen (zie B1/4.1.1). De werkgever in Nederland kan voorafgaande aan de indiening van de aanvraag om een mvv middels het formulier ‘Verzoek om advies in verband met afgifte mvv kennismigrant’ verzoeken om een advies omtrent de afgifte van een mvv (zie B15/4.2).

AM

Paragraaf B18/2.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.7 Sticker verblijfsaantekeningen algemeen

De onderzoeksinstelling neemt contact op met het Loket kennis- en arbeidsmigratie van de IND voor een afspraak om ter plaatse van voornoemd loket de sticker ‘verblijfsaantekening algemeen’ (zie bijlage 7g VV) in het reisdocument van de onderzoeker(s) en eventuele gezinsleden te laten plaatsen. Daartoe meldt de vreemdeling dan wel de onderzoeksinstelling zich met het paspoort van de vreemdeling die verblijf als onderzoeker beoogt, en eventuele gezinsleden, bij het Loket kennis- en arbeidsmigratie van de IND (zie artikel 3.9, derde lid, VV).

Op de sticker wordt aangetekend: ‘Arbeid toegestaan; TWV niet vereist’. Dit geldt ook voor de sticker verblijfsaantekening van de echtgeno(o)t(e) of partner en de minderjarige kinderen van de onderzoeker.

Daarna dient de vreemdeling zich bij de gemeente, waarin hij woonachtig is, te vervoegen met het oog op inschrijving in de GBA. Afgifte van het verblijfsdocument geschiedt door de IND na de inwilliging van de aanvraag.

Voor de onderzoeker die op grond van artikel 17, eerste lid, onder a, Vw is vrijgesteld van het mvv-vereiste, staat de mogelijkheid open om bij de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland onverplicht een mvv aan te vragen teneinde zijn verblijfsaanspraak vooraf te laten toetsen (zie B1/4.1.1). De onderzoeksinstelling in Nederland kan voorafgaande aan de indiening van de aanvraag om een mvv middels het formulier ‘Verzoek om advies in verband met afgifte mvv kennismigrant’ verzoeken om een advies omtrent de afgifte van een mvv aan of bij de onderzoeker in zin van Richtlijn 2005/71.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 mei 2008.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting

Algemeen

In oktober 2005 heeft het kabinet naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer van 15 september 2005 over het functioneren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (TK 2004-2005, 3 240, nr 4H) besloten dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst de taken die de gemeente uitvoert in het kader van aanvragen om een verblijfsvergunning dient over te nemen. De taken zijn sinds 28 november 2007 van alle gemeenten overgenomen. Het betreft de volgende taken: het innemen van de aanvragen om verlening of wijziging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, het innemen en uitreiken van verblijfsdocumenten en het uitvoeren van de informatiefunctie aan de vreemdeling.

Deze wijzigingen zijn een vervolg op WBV 2007/29 (Stcrt. 12 oktober 2007, nr. 198) waarin de gefaseerde overname van taken van de gemeente door de IND geregeld is. In onderhavige regeling is het Voorschrift Vreemdelingen 2000 aan de nieuw ontstane situatie aangepast.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft op negen locaties in het land loketten. Op de website van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (www.ind.nl) is te vernemen bij welke IND-locatie de vreemdeling zich kan melden. Alvorens de aanvraag voor het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet in persoon te kunnen indienen zal de vreemdeling daartoe eerst telefonisch een afspraak dienen te maken. Voor het in persoon vragen van informatie is geen afspraak nodig. Het uitreiken van verblijfsdocumenten gebeurt op basis van een schriftelijke uitnodiging. Voor vragen over de vreemdelingrechtelijke procedure kan men terecht bij de afdeling Voorlichting van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (0900 – 1234561; € 0,10 per minuut) of het informatieloket van de IND-lokatie.

Artikelsgewijs

P

Bij een beroep op artikel 3.34f van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (vrijstelling van de legesheffing op grond van artikel 8 EVRM) kan de aanvraag pas buiten behandeling worden gesteld nadat de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn beroep op vrijstelling te onderbouwen én zo nodig daarvoor herstel verzuim heeft gekregen. Recente rechterlijke uitspraken hebben tot bovenstaande werkwijze geleid.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven