Bekendmaking mandaatverlening toezicht Wet Melding ongebruikelijke transacties en Wet identificatie dienstverlening

26 mei 2008

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 8a, eerste lid, onderdelen d en k, en 9, tweede lid, onderdelen d en l, van de Uitvoeringsregeling Wet identificatie bij dienstverlening en Wet melding ongebruikelijke transacties (hierna: Uitvoeringsregeling), artikel 5a, eerste lid, van het Koninklijk Besluit van 24 februari 2003 tot aanwijzing van instellingen en diensten in het kader van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Stb. 94) (hierna: Besluit);

Besluit:

Artikel 1

Met ingang van 24 november 2007 zijn de controlemedewerkers van de Belastingdienst/Holland-Midden Unit Mot belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 7 en 8 van de Wet identificatie bij dienstverlening en artikel 9 van de Wet melding ongebruikelijke transacties, als bedoeld in de artikelen 8a, eerste lid, onderdelen d en k, en 9, tweede lid, onderdelen d en l, van de Uitvoeringsregeling.

Artikel 2

De volgende functionarissen zijn gemandateerd om besluiten te nemen en gemachtigd om te handelen namens ‘Onze Minister’ ter uitvoering van artikel 5a, eerste lid, van het Besluit:

de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland-Midden.

De Minister van Financiën,
namens deze:
de plv. Thesaurier-Generaal, B. ter Haar.

Toelichting

Op basis van de Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) en Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) dienen de bij of krachtens deze wetgeving aangewezen instellingen hun klanten te identificeren en ongebruikelijke transacties te melden bij het verrichten van bepaalde diensten. In dit besluit wordt voor twee groepen van deze meldplichtige instellingen het toezicht nader geregeld.

De eerste groep instellingen betreft de zogenaamde handelaren in goederen van grote waarde1 . Deze worden in artikel 1, onderdeel a, onder 6°, van de Wid als meldplichtige instelling aangewezen.

De tweede groep instellingen betreft de makelaars, voor zover deze bemiddelen bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten inzake onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen2 . De makelaars zijn aangewezen in artikel 1, onderdeel a, onder 7°, van de Wid juncto artikel 1, onderdeel f, van het Besluit.

Artikel 8a van de Uitvoeringsregeling bepaalt dat het toezicht op de naleving van de Wet MOT en de Wid voor deze groepen wordt uitgeoefend door de ambtenaren die daarmee door de Minister van Financiën belast zijn. Het toezicht blijft zodoende onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën. Met dit besluit wordt deze bevoegdheid gemandateerd aan de conrolemedewerkers van de Belastingdienst/Holland-Midden Unit MOT.

De zinsnede ‘uitgeoefend door de ambtenaren die daarmee door de Minister van Financiën belast zijn’ is met de wijziging van 24 november 2007 in de Uitvoeringsregeling opgenomen. Deze wijziging hield verband met het feit dat in het vervolg de controleambtenaren van de Belastingdienst/Holland-Midden Unit MOT optreden als toezichthouder op de uitvoering van de identificatie- en meldplicht door handelaren in zaken van grote waarde en makelaars. Voorheen werd het toezicht op deze groepen uitgeoefend door de FIOD-ECD. De FIOD-ECD verricht echter, als bijzondere opsporingsdienst, ook strafrechtelijk opsporingsonderzoek naar overtreding van de identificatie- en meldplicht. De wijziging beëindigde de situatie dat één orgaan met zowel toezichtstaken als opsporingstaken is belast. De wijziging is in lijn met het kabinetsstandpunt inzake de scheiding van toezicht en opsporing (zie ook de memorie van toelichting bij de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, Kamerstukken II, 2004/05, 30 182, nr. 3).

De controleambtenaren van de Belastingdienst zijn belast met het toezicht aangezien deze al een relatie met, en kennis hebben van, de onder toezicht staande groepen. Naast de aanwijzing van de controlemedewerkers van de Belastingdienst/Holland Midden Unit MOT als toezichthouder voor de handelaren in goederen van grote waarde en de makelaars wordt in dit besluit de voorzitter van het managementteam van Belastingdienst/Holland-Midden gemandateerd om een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom op te leggen in het kader van het toezicht op de Wid en de Wet MOT. Deze bevoegdheid komt toe aan ‘Onze Minister’, maar wordt in artikel 5a van het Besluit overgedragen aan de rechtspersonen die belast zijn met het toezicht, zoals neergelegd in artikel 8a van de Regeling. Artikel 8a van de Regeling wijst voor de handelaren in goederen van grote waarde en de makelaars niet direct een toezichthouder aan, maar laat deze bevoegdheid bij de Minister van Financiën. Middels dit besluit is deze bevoegdheid gemandateerd aan de Belastingdienst/Holland-Midden Unit MOT. Om dit toezicht volledig uit te kunnen oefenen is het noodzakelijk dat ook de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom uitgevoerd kan worden door de Belastindienst/Holland-Midden Unit MOT. Dit besluit mandateert deze bevoegdheid aan de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland-Midden.

Naar boven