Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000 (eenentachtigste wijziging)

Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 29 mei 2008, nr. 5546138/08, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (eenentachtigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 24, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000;

Besluit:

Artikel I

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, wordt aan artikel 3.34b, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. op grond van de tijdelijke regeling nareis gezinsleden (WBV 2008/17, Stcrt. 2008, 102), voor gezinshereniging bij een hoofdpersoon die op of na 1 april 2001 doch uiterlijk op 1 oktober 2006 in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28 van de Wet, voorzover de vreemdeling voor 30 mei 2008 schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven met dezelfde hoofdpersoon te worden herenigd.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 2 juni 2008, en vervalt op 2 september 2008.

Artikel III

Met ingang van 2 september 2008 luidt artikel 3.34, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze regeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 mei 2008.
De Staatssecretaris van Justitie, N. Albayrak.

Toelichting

Algemeen

Bij de totstandkoming van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die op 1 april 2001 in werking is getreden is er nadrukkelijk voor gekozen om de nareistermijn die vóór de invoering van deze wet gesteld was op 6 maanden, terug te brengen tot 3 maanden. Belangrijke redenen hiervoor waren de wenselijkheid van snelle gezinshereniging, mede ook omdat een snelle overkomst van de gezinsleden de integratie kan bevorderen1 . Bovendien is toelating op grond van artikel 29, eerste lid, onder e en f, Vw 2000 binnen de nareistermijn expliciet bedoeld voor gezinnen die tijdelijk door de vlucht van één of meer gezinsleden gescheiden zijn. Om te voldoen aan de nareistermijn als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder e en f Vw 2000, is overigens niet vereist dat het gezinslid ook daadwerkelijk binnen de gestelde periode van drie maanden na inreis van de hoofdpersoon zijn aanvraag indient. De termijn gaat lopen vanaf het moment van statusverlening van de hoofdpersoon. Bovendien kan de nareistermijn ten behoeve van gezinsleden ook veilig gesteld worden door het tijdig indienen van een verzoek om advies door de referent (hoofdstuk C2/6.1 Vc2000). Dit stelt de termijn veilig in het geval (bijvoorbeeld) één of meerdere gezinsleden nog niet getraceerd zijn.

Buiten de nareistermijn van drie maanden gelden in beginsel onverkort de algemene reguliere toelatingsvereisten op grond van artikel 16 Vw 2000 (zoals mvv, paspoort, middelen).

Sinds 1 oktober 2006 is er op grond van artikel 22 van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004, inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, PbEU L304/12, een verplichting tot actieve informatieverstrekking over de rechten en plichten van de houder van de verblijfsvergunning asiel die verband houden met de verlening van deze status. Op grond hiervan wordt er aan vreemdelingen die in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning asiel gericht informatie verstrekt over het belang van het tijdig indienen van een aanvraag ten behoeve van de gezinsleden, ongeacht of aan de toelatingsvereisten is voldaan. Ook wordt bij deze informatie aangegeven dat na de periode van drie maanden het reguliere gezinsherenigingsbeleid van toepassing is, op grond waarvan aan reguliere toelatingsvereisten, zoals bijvoorbeeld het middelenvereiste, moet worden voldaan.

De praktijk heeft uitgewezen dat het eerdere ontbreken van deze gerichte informatie voor een beperkte groep houders van de verblijfsvergunning asiel er toe heeft geleid dat hun uiteindelijke verzoek om advies ten behoeve van de nareizende gezinsleden te laat is ingediend om nog voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder e en f, Vw 2000 in aanmerking te kunnen komen. Deze gezinsleden, bleken bovendien, met name vanwege het middelenvereiste, evenmin in aanmerking te komen voor een reguliere verblijfsvergunning. Om recht te doen aan de omstandigheden waarin deze categorie vreemdelingen verkeert, is besloten om voor deze specifieke groep gezinsherenigers een tijdelijke regeling te treffen op grond van artikel 3.13, tweede lid, Vb 2000. Deze tijdelijke regeling (B2/2.1 Vc 2000) geldt voor de duur van drie maanden (van 2 juni 2008 tot 2 september 2008). Deze regeling is gepubliceerd in de Staatscourant nr. 102 van 30 mei 2008 en is opgenomen in hoofdstuk B2/1.2 van de Vc 2000.

Voor aanvragen om gezinshereniging in het kader van het reguliere gezinsherenigingbeleid, geldt voor deze categorie vreemdelingen dat, gelet op B2/10.2.3.2 Vc 2000 een sterk vermoeden bestaat van een objectieve belemmering om het gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, buiten Nederland uit te oefenen. Gelet hierop is, voor wat betreft het middelenvereiste, aansluiting gezocht bij het in B2/10.2.3.2 Vc 2000 geformuleerde uitgangspunt dat de hoofdpersoon bij wie verblijf wordt beoogd, in beginsel zijn of haar eigen verantwoordelijkheden draagt, ook voor wat betreft de kosten van zijn of haar levensonderhoud en dat van de gezinsleden die hij of zij wenst te laten overkomen. In dit kader wordt van de hoofdpersoon gedurende een redelijke termijn verwacht dat hij een bepaalde mate van inspanningen heeft geleverd om werk te krijgen en zodoende duurzaam te gaan beschikken over voldoende zelfstandige bestaansmiddelen.

In het kader van de tijdelijke regeling nareis gezinsleden is echter de redelijke wachttermijn zoals neergelegd in B2/10.2.3.2 Vc 2000, bekort tot één jaar na verlening van de verblijfsvergunning asiel aan de hoofdpersoon

In het verlengde van de afwijking van de hoofdregels over het middelenvereiste voor deze specifieke categorie vreemdelingen is – mede ook in het licht van de verplichtingen op grond van artikel 8 EVRM – een vrijstelling van het legesvereiste opgenomen. Voor de afdoening van verlengingsaanvragen zijn wel leges verschuldigd.

Gelet hierop is aan artikel 3.34b, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000, een onderdeel i toegevoegd dat voorziet in vrijstelling van leges voor het afdoen van een aanvraag op grond van de tijdelijke regeling nareis gezinsleden. Het gaat hierbij om gezinsleden van een persoon die op of na 1 april 2001, maar uiterlijk op 1 oktober 2006, in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, en die reeds eerder – voor 30 mei 2008 – schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven met die hoofdpersoon te worden herenigd.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven