Convenant Olie en (petro-)chemische industrie vitaal security

1) Van de zijde van de overheid

a. de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, hierna te noemen VROM, mevrouw dr. J.M. Cramer, en

b. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, hierna te noemen BZK, voor haar de Staatssecretaris van BZK, mevrouw drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten,

c. de Minister van Economische Zaken, hierna te noemen EZ, mevrouw M.J.A. van der Hoeven,

allen handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden hierna te noemen de Ministers,

en

2) van de zijde van het bedrijfsleven

a. de vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar voorzitter, de heer ir. J. Zuidam en haar algemeen directeur, mevrouw dr. ir. N.C.M. Alma-Zeestraten, hierna te noemen de VNCI,

b. de vereniging van de Nederlandse Petroleum Industrie te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, de heer drs. J.C.D. Boot, hierna te noemen de VNPI,

c. de vereniging van de Nederlandse Aersol Vereniging te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar voorzitter, de heer ir. E.H. Kool, hierna te noemen de NAV,

hierna te noemen de Partijen,

en

d. de afzonderlijke bedrijven die het convenant hebben ondertekend, hierna te noemen de Ondernemingen.

In aanmerking nemende dat:

1. De Nederlandse overheid een beleid voert ten aanzien van het voorkomen van moedwillige verstoring;

2. in Europees verband de havenbeveiligingsrichtlijn (RL 2005/65/EG, PB L 310 van 25 oktober 2006) is ontwikkeld;

3. de regering in de Beleidsbrief Bescherming Vitale Infrastructuur van 16 september 2005 aan de Tweede Kamer voorgenomen maatregelen noemt om de kwaliteit van de bescherming van deze vitale infrastructuur zoveel mogelijk te verzekeren;

4. de sector olie en de sector (petro-)chemische industrie in deze beleidsbrief als vitale sectoren zijn aangemerkt;

5. Partijen en Ondernemingen onderkennen dat de locaties waar olie en (petro-)chemische bedrijven gevestigd zijn mogelijk doelwit voor moedwillige verstoring kunnen zijn;

6. VROM samen met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en een aantal ondernemingen het project ‘Security in de Chemiesector’ heeft uitgevoerd om inzicht te krijgen in de wijze waarop en de mate waarin olie en (petro-)chemische bedrijven ‘security’ hebben vormgeven;

7. Partijen en Ondernemingen op grond van dit project van oordeel zijn, dat een securitymanagementsysteem (SMS) het instrument is om zorg te dragen dat olie en (petro-)chemische bedrijven een adequaat weerstandsvermogen hebben;

8. Partijen en Ondernemingen het wenselijk vinden dat dergelijke securitymanagementsystemen door de Ondernemingen worden geïmplementeerd en onderhouden en de afspraken die daarmee verband houden in dit convenant wensen vast te leggen.

Artikel 1 Definities

1.1 Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb): Waarschuwingssysteem voor overheid en bedrijfsleven. Het systeem waarschuwt de aangesloten Ondernemingen, de VNCI en de VNPI in geval van een wijziging in het dreigingsniveau zoals vastgesteld door de Minister van Justitie. Op die manier kunnen snel maatregelen worden genomen die de kans op een aanslag kunnen verkleinen of de gevolgen ervan kunnen beperken.

1.2 Lijst ‘bedrijfslocaties vitaal security’: Een lijst met bedrijfslocaties waarbij uitgaande van de veiligheidsrapportages ingevolge het BRZO, tien of meer doden buiten het object ten gevolge van een calamiteit, niet valt uit te sluiten.

1.3 Moedwillige verstoring: Bewust menselijk handelen gericht op het verstoren van het bedrijfsproces met gevolgen voor de directe omgeving. Dit kan bijvoorbeeld vanuit terroristische motieven gebeuren.

1.4 Standaard scenario’s: Een set reëel voorstelbare scenario’s, vastgesteld door de Beheergroep als genoemd in Artikel 10 van dit convenant. De scenario’s zijn een aannemelijke en vaak vereenvoudigde beschrijving van wat mogelijk zou kunnen gebeuren, gebaseerd op een samenhangend en onderling verenigbare reeks veronderstellingen over belangrijke sturende krachten op het terrein van security en relaties.

1.5 Vitale Infrastructuur zoals beschreven in de beleidsbrief (TK 2004-2005, 26643, nr. 75): Producten, diensten en de onderliggende processen die, als zij uitvallen, maatschappelijke ontwrichting kunnen veroorzaken. Dat kan zijn omdat er sprake is van veel slachtoffers en/of grote economische schade, dan wel omdat de uitval van lange duur is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn, terwijl de betreffende producten en diensten maatschappelijk niet kunnen worden gemist; voor de chemische bedrijven gaat het vooral om het voorkomen en/of beperken van het aantal slachtoffers buiten het bedrijfsterrein. Voor de bedrijven van de oliesector gaat het tevens om de gewenste mate van voorzieningszekerheid van olie en olieproducten.

Artikel 2 Doel en reikwijdte

2.1 Dit convenant is erop gericht zorg te dragen voor een adequaat weerstandsvermogen voor die bedrijven binnen de olie en (petro-)chemische industrie waar zich bij moedwillige verstoring significante effecten buiten het bedrijfsterrein voor kunnen doen. Het gaat hierbij in elk geval om bedrijven op de Lijst ‘bedrijfslocaties vitaal security’.

2.2 Dit convenant is er tevens op gericht zorg te dragen voor een adequaat weerstandsvermogen voor die bedrijven binnen de oliesector waar zich bij moedwillige verstoring, significante effecten voor de voorzieningszekerheid van olie en olieproducten voor kunnen doen.

2.3 Dit convenant beperkt zich tot objectgebonden beveiliging bij de Ondernemingen.

Artikel 3 Scenario’s

Partijen zullen in nauw overleg Standaard scenario’s ontwikkelen die - voor zover nodig - worden aangevuld, aangepast en jaarlijks geëvalueerd door Partijen. Deze scenario’s worden opgesteld met het oog op een moedwillige verstoring en op basis van de actuele dreiging. Ze zijn richtinggevend voor de voor te bereiden respectievelijk te nemen beveiligingsmaatregelen en -voorzieningen door de Ondernemingen. De Beheergroep, bedoelt in artikel 10, stelt de Standaard scenario’s vast.

Artikel 4 Verplichtingen van de Ondernemingen

4.1 De Ondernemingen zorgen dat zij binnen 12 maanden na inwerkingtreding van dit convenant een securitymanagementsysteem hebben ontwikkeld en geïmplementeerd. Het securitymanagementsysteem bevat tenminste de volgende elementen: een vastgesteld securitybeleid, risico-identificatie en -analyse, beveiligingsmaatregelen en -voorzieningen en afspraken over de interne en externe beveiligingsorganisatie.

4.2 De Ondernemingen onderhouden en verbeteren continu het securitymanagementsysteem. Zij passen de beveiligingsmaatregelen en -voorzieningen zo nodig aan als actualisatie van de Standaard scenario’s, zoals vermeld in artikel 3 heeft plaatsgevonden. Zij voeren tenminste één maal per jaar een interne operationele audit op het securitymanagementsysteem uit. Integraal onderdeel van deze audit is het nagaan of actualisatie heeft plaatsgevonden van de risico’s op basis van de Standaard scenario’s genoemd in artikel 3.

4.3 De Ondernemingen kunnen zich aansluiten bij het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding.

Artikel 5 Verplichtingen van de VNCI

5.1 VNCI stimuleert en ondersteunt de Ondernemingen die bij haar zijn aangesloten bij de uitvoering van de afspraken in dit convenant.

5.2 VNCI stimuleert de Ondernemingen die bij haar zijn aangesloten om zich bij het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding aan te sluiten.

Artikel 6 Verplichtingen van de VNPI

6.1 VNPI stimuleert en ondersteunt de Ondernemingen die bij haar zijn aangesloten bij de uitvoering van de afspraken in dit convenant.

6.2 VNPI stimuleert de Ondernemingen die bij haar zijn aangesloten om zich bij het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding aan te sluiten.

Artikel 7 Verplichtingen van de NAV

7.1 NAV stimuleert en ondersteunt de Ondernemingen die bij haar zijn aangesloten bij de uitvoering van de afspraken in dit convenant.

7.2 NAV stimuleert de Ondernemingen die bij haar zijn aangesloten om zich bij het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding aan te sluiten.

Artikel 8 Verplichtingen van Ministers

8.1 De Ministers bevorderen de openbare orde en veiligheid, waaronder terrorismebestrijding, door de onderlinge afstemming en uitwisseling van informatie te stimuleren tussen het bevoegd gezag en de interne beveiligingsorganisaties van de Ondernemingen.

8.2 De Ministers spannen zich in dat er, voor onderwerpen die in dit convenant zijn afgedekt, met name het invoeren van een securitymanagementsysteem, voor de Onderneming geen additionele verplichtingen ontstaan op basis van nationale wet- en / of regelgeving.

8.3 De Ministers bevorderen dat als de Europese Unie wet- en regelgeving op het terrein van security ontwikkelt, mogelijke verplichtingen voor de Onderneming in overeenstemming zijn met dit convenant, met name het invoeren van een securitymanagementsysteem.

8.4 De Ministers stellen, in samenwerking met de Beheergroep, als genoemd in Artikel 10, een handreiking ‘Securitymanagementsysteem’op. De Minister van VROM is hierbij de trekker.

8.5 De Ministers hebben een Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI) opgericht dat mede de olie en (petro-)chemische industrie adviseert en ondersteunt in haar verantwoordelijkheid voor de bescherming van de eigen infrastructuur tegen moedwillige verstoring.

8.6 De Ministers, daartoe geïnformeerd door de VROM-Inspectie en het NAVI, zullen de ‘best practices’ op het gebied van security en securitymanagementsystemen communiceren met de VNCI, de VNPI, de NAV en de Ondernemingen.

8.7 De Ministers brengen jaarlijks de Tweede Kamer op de hoogte van de voortgang van de uitvoering van de afspraken uit dit convenant op basis van de in Artikel 10.6 genoemde rapportage van de Beheergroep.

Artikel 9 Monitoring

De Minister van VROM zal de VROM-Inspectie belasten met de monitoring van de naleving van dit convenant door de Ondernemingen. Deze activiteit bevat nadrukkelijk geen wettelijke handhavende taak. De bevindingen van de VROM-Inspectie zullen in de Beheergroep, als bedoeld in Artikel 10, worden ingebracht. De activiteiten van de VROM-Inspectie in dit kader zijn uitgewerkt in bijlage 1 van dit convenant.

Artikel 10 Beheer

10.1 Partijen richten een Beheergroep op.

10.2 De Beheergroep bestaat uit een vertegenwoordiging aangewezen door VROM, BZK, EZ, VNCI, VNPI en de NAV.

10.3 De Beheergroep bewaakt de voortgang, begeleidt de uitvoering van de afspraken gemaakt in dit convenant en streeft er naar knelpunten in gezamenlijk overleg op te lossen.

10.4 De Beheergroep benoemt uit haar midden een voorzitter. Het secretariaat van de Beheergroep wordt gevoerd door een ambtenaar van VROM, Directie externe veiligheid.

10.5 Tenminste eenmaal per jaar komt de Beheergroep bijeen om de uitvoering en werking van dit convenant te bezien.

10.6 Voor 1 april van een lopend jaar brengt de Beheergroep de bevindingen van de VROM-Inspectie in haar functie als monitor in een geanonimiseerde rapportage ter kennis van de Partijen. De rapportage betreft de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorgaande jaar.

10.7 De Beheergroep stelt een ‘Monitoringsprotocol’ op en onderhoudt deze.

Artikel 11 Toetreding

11.1 Teneinde ondernemingen of organisaties, bedoeld in sector 1 (olie) en sector 12 (chemie) van het project Vitaal (34485/CM13, BZK, september 2005), in zo ruim mogelijke mate te laten participeren in dit convenant, bestaat voor bedrijven de mogelijkheid om gedurende de looptijd van het convenant als Onderneming toe te treden. Voor organisaties bestaat de mogelijkheid om als Partij toe te treden. Een aansluitende onderneming of organisatie dient de verplichtingen die voor haar uit het convenant voortvloeien schriftelijk en zonder voorbehoud te aanvaarden.

11.2 De onderneming die wil aansluiten, maakt haar verzoek daartoe schriftelijk bekend aan de Beheergroep onder toelichting op welke wijze de in Artikel 4 genoemde verplichtingen binnen een jaar zullen worden geïmplementeerd.

11.3 De organisatie die wil aansluiten, maakt haar verzoek daartoe schriftelijk bekend aan de Beheergroep onder toelichting op welke wijze de in de Artikelen 5, 6 en 7 genoemde verplichtingen zullen worden uitgevoerd.

11.4 De onderneming of organisatie treedt toe tot dit convenant na indiening van een door haar rechtsgeldig ondertekende verklaring tot aansluiting bij dit convenant bij de Beheergroep.

Artikel 12 Geschillen

12.1 Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar.

12.2 Van een geschil is sprake indien een van de Partijen dat schriftelijk aan een van de andere Partijen en aan de secretaris van de Beheergroep meedeelt.

12.3 Geschillen ingebracht in de Beheergroep in verband met het convenant of afspraken die daarmee samenhangen worden zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen zes maanden afgehandeld. Geschillen met betrekking tot een individuele Onderneming worden slechts na toestemming van die Onderneming behandeld.

Artikel 13 Wijziging en Opzegging

13.1 Indien er zich tussentijds omstandigheden voordoen die van dien aard zijn, dat een wijziging van dit convenant noodzakelijk is, zal de Beheergroep noodzaak en wijziging zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 (drie) maanden nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partij (Partijen) schriftelijk heeft meegedeeld, behandelen.

13.2 Partijen kunnen alleen schriftelijk onder unanimiteit met een wijziging van het convenant instemmen.

13.3 Elke Partij of Onderneming kan dit convenant met inachtneming van een opzegtermijn van 1 (één) maand schriftelijk opzeggen met opgave van reden.

13.4 Van elke wijziging, rekeninghoudend met de wettelijke eisen met betrekking tot vertrouwelijkheid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 14 Duur en Inwerkingtreding

14.1 Dit convenant treedt in werking één dag na publicatie in de Staatscourant voor een periode van vijf jaar.

14.2 Partijen overleggen aan het begin van het vijfde jaar na evaluatie over de eventuele voortzetting en wijzingen van het convenant.

14.3 Partijen kunnen besluiten tot verlenging van de looptijd van het convenant.

Artikel 15 Publicatie

Binnen één maand na ondertekening van dit convenant wordt dit convenant gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en ondertekend te Den Haag, 27 mei 2008.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.M. Cramer.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.namens
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,A.Th.B. Bijleveld-Schouten.
De Minister van Economische Zaken,M.J.A. van der Hoeven.
Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI),
J. Zuidam (voorzitter).
N.C.M. Alma-Zeestraten (algemeen directeur).
Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI),
namens de directeur,
G. Ruitinga (voorzitter).
Nederlandse Aerosol Vereniging,
E.H. Kool (voorzitter).

Bijlage 1 Elementen van het Monitoringsprotocol

Monitoren door de VROM-Inspectie in het kader van het Convenant olie en (petro-) chemische industrie vitaal security bestaat in ieder geval uit de volgende activiteiten:

• monitoring van de afspraak om binnen de gestelde termijn te voldoen aan het gestelde in Artikel 4,

• onderzoeken of de Standaard scenario’s zijn meegenomen in het securitymanagementsysteem,

• onderzoeken of de Standaard scenario’s tot securitymaatregelen ter voorkoming van de scenario’s hebben geleid,

• globale inschatting of maatregelen passend zijn ten opzichte van de Standaard scenario’s,

• opstellen van geleerde lessen over de toegepaste maatregelen bij de Standaard scenario’s.

In de Beheergroep van dit convenant wordt het Monitoringsprotocol vastgesteld.

Naar boven