Wijziging Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 mei 2008, nr. WJZ/8061223, tot wijziging van de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling Innowator-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. kaderregeling: de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten;

b. innoWATOR-project: een innovatieproject, bestaande uit industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan, dat is gericht op de ontwikkeling van een product, proces of dienst en dat past binnen bijlage 1 van deze regeling;

c. internationaal innoWATOR-project: een innovatieproject dat industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan omvat en dat, voor zover het industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan betreft, hetzij is voorzien van een EUREKA-label, hetzij een samenwerkingsverband betreft met Canada, Japan, Singapore of de Verenigde Staten van Amerika, en dat is gericht op de ontwikkeling van een product, proces of dienst en dat past binnen bijlage 1 van deze regeling;

d. industrieel onderzoek: industrieel onderzoek in de zin van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2006/C 323/01 (PbEU C 323);

e. experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling in de zin van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2006/C 323/01 (PbEU C 323);

f. onderzoeksorganisatie: een onderzoeksorganisatie in de zin van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2006/C 323/01 (PbEU 323);

g. publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie: een geheel of gedeeltelijk van overheidswege gefinancierde onderzoeksorganisatie;

h. innoWATOR-samenwerkingsverband: een innovatie-samenwerkingsverband dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een innoWATOR-project en waaraan ten minste één in Nederland gevestigde ondernemer deelneemt;

i. internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband: een innovatie-samenwerkingsverband dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een internationaal innoWATOR-project en waaraan voor eigen rekening en risico ten minste deelneemt één in Nederland gevestigde ondernemer en één andere partij die is gevestigd in een staat die deelneemt aan het Eureka-programma of die is gevestigd in Canada, Japan, Singapore of de Verenigde Staten van Amerika.

2. Voor de definitie van Minister, innovatieproject, ondernemer, MKB-ondernemer, groep en innovatie-samenwerkingsverband zijn artikel 1, onderdelen a, b, c, d, f en g van de kaderregeling van toepassing.

B

In artikel 2 worden het tweede en derde lid vervangen door de volgende leden, luidende:

2. Voor het verstrekken van subsidies op grond van het eerste lid zijn de artikelen 3, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede tot en met vierde lid, 4, derde lid, 7, 12 tot en met 23 en 28 tot en met 32, 33, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 34 van de kaderregeling van toepassing.

3. Artikel 4, eerste, tweede en vierde lid, van de kaderregeling zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in het tweede lid van artikel 4 bedoelde verhoging met 25 procentpunten niet van toepassing is.

4. Artikel 33, vierde lid, van de kaderregeling is alleen van toepassing op de overdracht van kennis en andere resultaten aan anderen dan aan deelnemers van het innoWATOR-samenwerkingsverband.

C

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt in onderdeel a, onder 7°, ‘publiek gefinancierde kennisinstellingen’ vervangen door: onderzoeksorganisaties.

2. Het vierde en zesde lid komen te vervallen.

3. Onder vernummering van het vijfde tot vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Op verzoek van de subsidieontvanger blijven het eerste tot en met het vierde lid buiten toepassing en wordt artikel 5 van de kaderregeling toegepast.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. Als periode, bedoeld in artikel 12 van de kaderregeling wordt voor subsidies op grond van artikel 2, eerste lid, vastgesteld 31 mei tot en met 29 augustus 2008, 18.00 uur.

2. Het subsidieplafond voor het in 2008 verlenen van subsidies op grond van artikel 2, eerste lid, op de in het eerste lid bedoelde periode ontvangen aanvragen is € 5.000.000,–.

E

Artikel 8, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt de zinsnede ‘en uit de betrokkenheid van een MKB-ondernemer bij het project’ vervangen door: , de betrokkenheid van een MKB-ondernemer en van een onderzoeksorganisatie bij het project.

2. In onderdeel b wordt ‘kennisinstelling’ vervangen door: onderzoeksorganisatie.

3. In onderdeel c wordt na ‘duurzaam’ ingevoegd: Nederlands.

F

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Behoudens in het geval van toepassing van artikel 5 van de kaderregeling overeenkomstig artikel 4, vijfde lid, voert de subsidie-ontvanger, in afwijking van artikel 29, eerste lid, van de kaderregeling, een administratie, gerelateerd aan de kostensoorten, genoemd in artikel 4, eerste lid, waaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze de gemaakte en betaalde kosten zijn af te leiden.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Wanneer een publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie deel uitmaakt van een innoWATOR-samenwerkingsverband, draagt het slechts kennis of andere resultaten uit een innoWATOR-project over aan een ondernemer die deelneemt aan het innoWATOR-samenwerkingsverband, indien aan ten minste één van de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de deelnemende ondernemingen dragen de volledige kosten van het project;

b. de resultaten waaraan geen intellectuele eigendomsrechten kunnen worden ontleend, mogen ruim worden verspreid en eventuele intellectuele eigendomsrechten op de resultaten die uit de activiteiten van de publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties voortvloeien, worden volledig aan de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie toegekend;

c. de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie ontvangt van de deelnemende ondernemingen een vergoeding die overeenstemt met de marktprijs voor de intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit de door de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie in het kader van het innoWATOR-project uitgevoerde activiteit en die worden overgedragen aan de deelnemende ondernemingen. Eventuele bijdragen van de deelnemende ondernemingen in de kosten van de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie worden op deze compensatie in mindering gebracht.

4. Indien niet is voldaan aan het derde lid, onderdelen a, b of c, kan de Minister op verzoek van de penvoerder ontheffing verlenen van het verbod tot het overdragen van kennis of andere resultaten uit een innoWATOR-project van een publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie die deel uitmaakt van een innoWATOR-samenwerkingsverband aan een ondernemer die deelneemt aan hetzelfde samenwerkingsverband, indien geen sprake is van staatssteun aan die ondernemer. Aan die ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

G

Artikel 10a komt te luiden:

Artikel 10a

1. De Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een in Nederland gevestigde deelnemer aan een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband die voor eigen rekening en risico een deel van een internationaal innoWATOR-project uitvoert.

2. Voor het verstrekken van subsidies op grond van het eerste lid zijn de artikelen 3, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede tot en met vierde lid, 7, 12 tot en met 20 en 28 tot en met 32, 33, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 34 van de kaderregeling van toepassing.

3. Artikel 4, eerste, tweede en vierde lid, van de kaderregeling zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in het tweede lid van artikel 4 bedoelde verhoging met 25 procentpunten niet van toepassing is.

4. In afwijking van de eerste volzin van artikel 30, eerste lid, van de kaderregeling brengt de in het eerste lid bedoelde deelnemer aan het internationale innovatie-samenwerkingsverband steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de Minister een tussenrapportage uit omtrent de uitvoering van het internationale innoWATOR project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de subsidiabele kosten.

5. Van de verplichting tot het uitbrengen van tussenrapportages als bedoeld in het vierde lid kan de Minister op verzoek van de in het eerste lid bedoelde deelnemer aan het internationale innoWATOR-samenwerkingsverband voorafgaand schriftelijke ontheffing verlenen.

H

Artikel 10d komt te luiden:

Artikel 10d

1. Als periode, bedoeld in artikel 12 van de kaderregeling wordt voor subsidies op grond van artikel 10a, eerste lid, vastgesteld 31 mei tot en met 29 augustus 2008, 18.00 uur.

2. Het subsidieplafond voor het in 2008 verlenen van subsidies op grond van artikel 10a eerste lid, op de in het eerste lid bedoelde periode ontvangen aanvragen is € 1.000.000,–.

I

In artikel 10e wordt ‘2 jaar’ vervangen door: ‘drie jaar’.

J

In artikel 10f, eerste lid, wordt in onderdeel a de zinsnede ‘en de deelname van een MKB-ondernemer aan het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband’ vervangen door: , de deelname van een MKB-ondernemer en van een onderzoeksorganisatie aan het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband.

K

Artikel 10g vervalt.

L

De bijlagen 2 tot en met 5 bij de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten worden vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlagen 2A, 2B, 2C, 3 en 4.

Artikel II

De Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten zoals die luidde voor het tijdstip waarop deze regeling in werking is getreden, blijft van toepassing op subsidies voor innoWATOR-projecten en internationale innoWATOR-projecten die voor dat tijdstip zijn verstrekt of aangevraagd.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2A, 2B, 2C, 3 en 4 die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Den Haag, 22 mei 2008.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

I

Algemeen

1. Doel en aanleiding

Deze wijzigingsregeling bevat in hoofdlijnen de volgende wijzigingen van de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten (verder: Subsidieregeling innoWATOR). Ten eerste worden voor het jaar 2008 de subsidieplafonds en de periodes voor de indiening van aanvragen voor subsidies voor innoWATOR-projecten en internationale innoWATOR-projecten vastgesteld. Ten tweede wordt aanpassingen doorgevoerd die verband houden met de totstandkoming van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2006/C 323/01 (PbEU C 323) en de daarop gebaseerde goedkeuringsbeschikking van de Commissie inzake de omnibusregeling. Zo worden voorwaarden gesteld voor de overdracht van kennis en andere resultaten uit een innoWATOR-project voor zover deze door een deelnemende onderzoeksorganisatie worden overgedragen aan een deelnemende ondernemer. Verder is niet langer vereist dat een kennisinstelling deel uitmaakt van een innoWATOR-samenwerkingsverband. Ten derde bevat de wijzigingsregeling enkele wijzigingen naar aanleiding van ervaringen in de uitvoeringspraktijk. Voor internationale innoWATOR-projecten wordt aangesloten bij de Eureka-systematiek. Verder wordt de subsidie-ontvanger de mogelijkheid geboden om te kiezen voor een alternatieve berekeningsmethode van de subsidiabele kosten.

2. Aansluiting bij Eureka

De internationale component van een een internationaal innoWATOR-project was tot nu toe geborgd door een koppeling met de zogenaamde Susprise Call for proposals te eisen. Naast Nederland nemen hieraan Oostenrijk, Denemarken en Vlaanderen deel. Thans worden de mogelijkheden voor buitenlandse deelname vergroot omdat gebleken is er behoefte is aan samenwerking met partijen uit een tal van andere landen. Hiertoe wordt primair een koppeling met Eureka gelegd: voor verkrijging van subsidie voor het internationale innoWATOR-project is vereist dat men beschikt over een zogenaamd Eureka-label.

Eureka is een Europees netwerk dat internationale samenwerking op het gebied van marktgerichte activiteiten inzake onderzoek en ontwikkeling ondersteunt. Begonnen in 1985 met zeventien landen, waaronder Nederland, telt het Eureka-netwerk inmiddels 37 landen en de Europese Commissie. De deelnemende landen kunnen voorstellen doen voor in beginsel alle technologie-gebieden. Eureka-projecten worden financieel ondersteund uit nationale regelingen. In beginsel ondersteunt ieder land de eigen deelnemers en heeft daarvoor één of meer regelingen opengesteld voor samenwerking in Eureka-verband.

De projectleider van het internationale project kan het Eureka-label aanvragen bij zijn nationale Eureka-kantoor (in Nederland is dit een onderdeel van SenterNovem). Dit Eureka-kantoor zorgt voor de internationale afstemming met de andere Eureka-kantoren, waarbij wordt beoordeeld of de deelnemende partijen in staat kunnen worden geacht het project tot een goed einde te brengen. Bij een positieve uitkomst wordt voor het project het Eureka-label afgegeven. Het beschikken over dit label vormt veelal een voorwaarde voor overheidsfinanciering op basis van een aan Eureka gerelateerde regeling.

3. Administratieve lasten

Het totaal van de verkrijgingskosten voor (niet-internationale) innoWATOR-projecten waarvoor in 2008 subsidie kan worden verkregen, kan worden geraamd op € 219.000,– op een subsidieplafond van € 5.000.000,–. Dit komt neer op een percentage van 4,4%. Er is uitgegaan van 28 ingediende aanvragen waarvan er veertien kunnen worden gehonoreerd. Deze inschatting is in lijn met de realisatie in vorige jaren.

Het totaal van de verkrijgingskosten voor internationale innoWATOR-projecten waarvoor in 2008 subsidie kan worden verkregen, is € 38.000,– euro op een subsidieplafond van € 1.000.000,–. Dit komt neer op een percentage van 3,8%. Er is uitgegaan van tien ingediende aanvragen waarvan er drie kunnen worden gehonoreerd.

Evenals de Subsidieregeling innoWATOR past deze wijzigingsregeling binnen de programmatische aanpak van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten. Een belangrijke doelstelling daarvan is het verminderen van administratieve lasten door eenduidige bepalingen en beperking van het aantal en de zwaarte van de administratieve voorschriften. Deze wijzigingsregeling creëert in het bijzonder een keuzemogelijkheid voor aanvragers van subsidie ten aanzien van de subsidiabele kosten. Zij kunnen in plaats van de berekeningsmethode van artikel 4 van de Subsidieregeling innoWATOR kiezen voor die van artikel 5 van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten. Dit laatste artikel geeft de mogelijkheid voor personeelskosten een integraal tarief per uur per medewerker toe te passen. Daarnaast komen voor subsidiëring de kosten in aanmerking die buiten het integrale uurtarief vallen. Het gaat hierbij om de directe ten behoeve van het project gemaakte kosten die niet in het tarief zijn voorzien, zoals kosten voor huur of koop van specifieke apparatuur. Op verzoek kan het integrale uurtarief vervangen worden door een vast bedrag van € 35,– per uur. Het gebruik van een integraal uurtarief voor personeelskosten betekent doorgaans lagere administratieve lasten voor de subsidie-ontvanger dan bij toepassing van de subsidiegrondslag van artikel 4 van de Subsidieregeling innoWATOR, onder meer omdat niet langer wordt vereist dat alle kosten worden geadmini⁠streerd.

4. Staatsteun

Op 1 januari 2007 is de Europese kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in werking getreden (2006/C 323/01). De subsidiëring op grond van de Subsidieregeling innoWATOR valt binnen de grenzen van dit Europese steunkader. Dit kader bevat specifieke voorschriften voor het voorkomen van indirecte steun die kan ontstaan door overdracht van kennis, die is ontstaan uit activiteiten die gefinancierd zijn met publieke middelen, naar ondernemingen. Deze regeling tot wijziging van de Subsidieregeling innoWATOR hoeft niet bij de Europese Commissie gemeld te worden, aangezien de reikwijdte ervan ligt binnen de grenzen van de goedkeurende beschikking van 16 mei 2007 van de Europese Commissie (N 56/2007).

II

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Op 1 januari 2007 is het eerdergenoemde staatssteunkader voor Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie van de Europese Commissie in werking getreden. Ingevolge onderdeel A worden in artikel 1 van de Subsidieregeling innoWATOR begrippen aangepast aan de begrippen die in dat staatssteunkader worden gehanteerd en wordt voor de begripsomschrijving naar dat kader verwezen. Dit geldt voor de begrippen industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en onderzoeksorganisatie. In het steunkader worden daarvoor de volgende definities gehanteerd:

– industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes als hieronder beschreven in de omschrijving van experimentele ontwikkeling;

– experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema’s of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te worden gebruikt. Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procedés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

– onderzoeksorganisatie: een entiteit, zoals een universiteit of onderzoeksorganisatie, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht; alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs. Ondernemingen die invloed over een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek.

Voorts is de definitie van een internationaal innoWATOR-project gewijzigd in de zin dat primair wordt aangesloten bij het hiervoor reeds toegelichte Eureka-regime. Bovendien kan een project worden aangemerkt als internationaal innoWATOR-project in geval van deelname van één of meer partijen uit enkele andere geïndustrialiseerde landen, te weten Canada, Japan, Singapore en de Verenigde Staten van Amerika.

Tenslotte is in de definities van een innoWATOR-samenwerkingsverband en van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband het vereiste dat een kennisinstelling of, overeenkomstig het nieuwe staatssteunkader, een onderzoeksorganisatie deelneemt komen te vervallen. Dit houdt verband met de eerder genoemde goedkeuringsbeschikking inzake de omnibusregeling.

Onderdeel B

Op grond van de goedkeurende beschikking van de Europese Commissie van 16 mei 2007 zijn er geen beperkingen meer voor de subsidieverstrekking voor sectoren zoals de scheepsbouw. De in artikel 2, tweede lid, van de regeling opgenomen uitzonderingsbepaling kan derhalve vervallen.

Voorts bevat dit onderdeel een wijziging ten aanzien van het derde lid van artikel 2, dat enkele bepalingen van de kaderregeling van toepassing verklaart. Bij nader inzien verdient het de voorkeur artikel 4, eerste, tweede en vierde lid, van de kaderregeling van overeenkomstige toepassing te verklaren omdat in deze bepalingen wordt verwezen naar artikel 3, eerste lid, van de kaderregeling waarin in onderdeel b is geregeld dat de subsidie (steeds) 50 procent bedraagt van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek. In het kader van de Subsidieregeling innoWATOR wordt echter voor ondernemers een ander percentage gehanteerd, namelijk 35 procent (artikel 3, tweede lid). Voor zover de subsidieverstrekking op grond van de Subsidieregeling innoWATOR samengaat met subsidieverstrekking door de Commissie kan – gelet op het nieuwe staatssteunkader – niet langer geen sprake zijn van de in de kaderregeling genoemde verhoging met 25%.

Artikel 33, vierde lid, van de kaderregeling dat betrekking heeft op de overdracht van kennis en resultaten aan derden, is niet langer relevant voor deelnemers aan het samenwerkingsverband omdat hiervoor in artikel 10 een specifieke regeling is opgenomen (onderdeel F van deze wijzigingsregeling).

Onderdeel C

Artikel 4, vierde lid van de Subsidieregeling innoWATOR bood publiek gefinancierde kennisinstellingen de mogelijkheid van een alternatieve methode voor de bepaling van de subsidiabele kosten. Hierbij werd uitgegaan van de bij de instelling gebruikelijke kostenberekeningsmethodiek. Zoals vermeld in het algemeen deel van de toelichting, is niet langer vereist dat een kennisinstelling deel uitmaakt van een innoWATOR-samenwerkingsverband. Mede in verband hiermee is de bestaande mogelijkheid voor een alternatieve berekening van de subsidiabele kosten verruimd. Dit is gebeurd door verwijzing naar artikel 5 van de kaderregeling, op grond waarvan de subsidiabele kosten primair worden bepaald aan de hand van een integraal tarief per uur per medewerker. Hiernaast komen voor subsidiëring kosten in aanmerking die niet in dat tarief zijn opgenomen. Het betreft specifiek ten behoeve van het project gemaakte kosten, zoals kosten van huur of koop van specifieke apparatuur. Op verzoek kan het integrale uurtarief vervangen worden door een vast bedrag van € 35,– per uur. Op grond van het nieuwe vijfde lid van artikel 4 van de Subsidieregeling innoWATOR heeft elke deelnemer van het samenwerkingsverband de mogelijkheid gebruik te maken van de in de kaderregeling beschreven methodiek.

Onderdeel E

Niet langer is vereist dat een kennisinstelling deel uitmaakt van een innoWATOR-samenwerkingsverband. Dat neemt niet weg dat deelname van een onderzoeksorganisatie een indicatie biedt voor de kwaliteit van de samenwerking. Om die reden is dit element toegevoegd aan de rangschikkingscriteria.

Voorts is verduidelijkt dat het criterium inzake een duurzaam economisch perspectief betrekking heeft op de Nederlandse economie. De Subsidieregeling innoWATOR is immers gericht op een versterking van de Nederlandse economie.

Onderdeel F

Het eerste lid van artikel 10 van de Subsidieregeling innoWATOR is aangepast in verband met de in onderdeel D opgenomen wijziging.

Het nieuwe staatssteunkader voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie bevat specifieke voorschriften voor het voorkomen van indirecte steun die kan ontstaan door overdracht van kennis die is voortgekomen uit activiteiten van onderzoeksorganisaties die gefinancierd zijn met publieke middelen, naar ondernemingen. In dit artikel worden overeenkomstig het steunkader drie situaties genoemd waarin die overdracht is toegestaan. Ten eerste is er de situatie dat de kennis die overgedragen wordt door een publieke onderzoeksorganisatie is ontstaan door activiteiten die volledig zijn betaald door de ondernemer of ondernemers die deelnemen aan het samenwerkingsverband. Een overdracht is ook zonder meer toegestaan als daarbij geen sprake is van bescherming door intellectuele eigendomsrechten. Er is dan geen sprake van ongelijk voordeel. Iedere ondernemer kan op gelijke wijze profiteren van kennis die door publieke financiering tot stand is gekomen. De derde situatie is die waarbij wel overdracht naar één ondernemer of een beperkte groep van ondernemers binnen het samenwerkingsverband plaats vindt. In dat geval moet het voordeel van het publieke geld waarmee de kennis tot stand is gekomen gecompenseerd worden. Er is sprake van een dergelijke compensatie als de kopende ondernemers een vergoeding betalen die overeenstemt met de marktprijs. Als door de koper is meebetaald aan de totstandkoming van de betreffende kennis, mogen die kosten in mindering worden gebracht, dat wil zeggen van het feitelijk bijgedragen deel. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding gelden geen vaste regels. Dat er sprake is van een vergoeding die overeenkomt met een marktprijs kan blijken uit gevoerde onderhandelingen, advies van deskundigen of bijvoorbeeld vergoedingen die in andere situaties betaald zijn voor vergelijkbare kennis.

Indien niet is voldaan aan één van de voorwaarden genoemd in het derde lid, kan de penvoerder, namens de deelnemers van het innoWATOR-samenwerkingsverband, aan de Minister ontheffing vragen van het verbod tot het overdragen van kennis of andere resultaten uit het innoWATOR-project. In dat geval dient te worden aangetoond dat de eventuele intellectuele eigendomsrechten op de O&O&I-resultaten en de toegangsrechten tot de resultaten aan de verschillende partners in het samenwerkingsverband zijn toegewezen en dat daarbij op passende wijze rekening is gehouden met hun respectievelijke belangen, werkpakketten, financiële en andere bijdragen aan het project. Indien daaraan wordt voldaan, is er naar het oordeel van de Europese Commissie geen sprake van (indirecte) staatssteun. Dit volgt uit het Europese steunkader voor Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (paragraaf 3.2.2). Men kan bijvoorbeeld denken aan een geval waarin de relatieve bijdrage van de ondernemers aan de kosten van de onderzoeksinstellingen in mindering wordt gebracht van de prijs van de IPR’s. Dit betekent dat een percentage van de afgesproken prijs voor de IPR’s wordt betaald als IPR-compensatie. Het toe te passen percentage wordt vastgesteld door de bijdrage van de onderzoekinstelling te delen door de totale projectkosten minus de projectsteun. Ter illustratie wordt verder verwezen naar de beschikking van de Commissie N405/2007 Bioterials. Als voorbeeld van een voorschrift dat aan de ontheffing kan worden verbonden, kan worden gedacht aan een voorschrift over de termijn waarbinnen de samenwerkingsovereenkomst moet worden overgelegd of waarbinnen wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst moeten zijn gemeld.

Onderdeel G

Artikel 10a van de Subsidieregeling innoWATOR is aangepast omdat niet langer is vereist dat een kennisinstelling deel uitmaakt van het internationale innoWATOR-samenwerkingsverband.

Voorts heeft een wijziging plaatsgevonden ten aanzien van de van toepassing verklaring van bepalingen van de kaderregeling. Omdat deze wijziging overeenkomt met die van onderdeel B wordt voor de toelichting verwezen naar de toelichting bij dat onderdeel.

Ten slotte is een nieuw vierde lid aan artikel 10a toegevoegd dat verband houdt met de afspraak in Eureka-verband dat de deelnemende landen iedere zes maanden voor ieder lopend project op hoofdlijnen rapporteren over de voortgang. Daartoe is via de Eureka website een aantal elektronische hulpmiddelen beschikbaar gesteld, waarvan de ‘Early Progress Check’ (EPC) de belangrijkste is. De EPC dient zes maanden nadat het Eureka-label is verstrekt, te worden ingevuld en moet iedere zes maanden daarna worden geactualiseerd. De vraagstelling van de EPC is of het project nog volgens het oorspronkelijk plan loopt, of problemen worden voorzien bij de uitvoering en, zo ja, welke acties dienen te worden genomen om die problemen op te lossen. De EPC wordt ingevuld door het Nederlandse Eureka kantoor. Ook voor de nationale subsidieverstrekker is het noodzakelijk de voortgang van het project te kunnen volgen. Om de rapportageverplichtingen van de subsidie-ontvanger te beperken is er in de onderhavige regeling voor gekozen beide rapportageverplichtingen te combineren. Om die reden geldt voor de subsidie-ontvanger een vaste rapportageperiode van zes maanden. In afwijking van de eerste volzin van artikel 30 van de kaderregeling wordt deze verplichting in deze regeling opgelegd en niet bij de verleningsbeschikking en geldt de verplichting ook voor internationale innovatieprojecten met een duur van minder dan achttien maanden.

Onderdeel H

Anders dan in 2007 is de termijn voor aanvragen inzake internationale innoWATOR-projecten gelijk aan die inzake andere innoWATOR-projecten. Gebleken is dat het de voorkeur verdient de tender gedurende een dergelijke, ruime termijn open te stellen.

Onderdeel I

Eerder was de ingevolge artikel 15, onderdeel c, bepaalde maximumtermijn voor internationale innoWATOR-projecten op twee jaar bepaald in verband met de samenhang met de Susprise Call. Nu is gekozen voor een koppeling met het Eureka-netwerk is dezelfde termijn bepaald als voor andere innoWATOR-projecten, mede gelet op het feit dat in de praktijk is gebleken dat deze projecten veelal een looptijd van meer dan twee jaar hebben.

Onderdeel J

Deze wijziging van de rangschikkingscriteria voor internationale innoWATOR-projecten is vergelijkbaar met de wijziging van artikel 8, tweede lid, voor innoWATOR-projecten. Voor de toelichting van dit onderdeel wordt daarom verwezen naar de toelichting bij onderdeel E.

Onderdeel L

De gewijzigde bijlagen omvatten aparte aanvraagformulieren voor innoWATOR-projecten (bijlage 2A), voor internationale innoWATOR-projecten met een EUREKA-label (bijlage 2B) en voor internationale innoWATOR-projecten in een samenwerkingsverband met Canada, Japan, Singapore of de Verenigde Staten van Amerika (bijlage 2C). De in de bijlagen opgenomen formulieren zijn verkrijgbaar bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Postbus 93144, 2509 AC te Den Haag. Zie eveneens http://www.senternovem.nl/watertechnologie.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

  • 1

    Stcrt. 2006, 184; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van april 2007 (Stcrt. 80).

Naar boven