Erkenningsregeling permanente educatie Wft

26 mei 2008

Nr. FM 2008-00913 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 8, tweede lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit: Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

b. PE-onderwijsprogramma: onderwijsprogramma voor permanente educatie;

c. PE-toets: toets voor permanente educatie;

d. PE-instituut: instituut dat als zodanig is erkend tot het afnemen van PE-onderwijsprogramma’s waarmee de vakbekwaamheid wordt aangetoond;

e. PE-toetstermen: criteria waaraan de vakbekwaamheid van een persoon wordt getoetst om te kunnen vaststellen of deze voldoet aan de toetstermen voor permanente educatie;

f. CDFD: College Deskundigheid Financiële Dienstverlening, zoals ingesteld bij Instellingsbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening.

Artikel 2

1. Een kandidaat die een PE-onderwijsprogramma met goed gevolg heeft afgelegd en beschikt over een certificaat afgegeven door een door Onze Minister erkend PE-instituut, voldoet aan artikel 7, eerste en tweede lid, van het besluit.

2. Een kandidaat die een PE-toets met goed gevolg heeft afgelegd en beschikt over een certificaat afgegeven door een door Onze Minister erkend exameninstituut als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het besluit, voldoet aan artikel 7, eerste en tweede lid, van het besluit.

Artikel 3

1.

Onze Minister besluit tot erkenning tot PE-instituut op schriftelijke aanvraag, indien de aanvrager heeft aangetoond te kunnen voldoen aan al de gestelde voorwaarden genoemd in artikel 4, voorzover het in die leden bepaalde op de aanvrager van toepassing is.

2. Onze Minister kan aan een erkenning voorschriften en voorwaarden verbinden.

3. Onze Minister kan een erkenning intrekken:

a. op verzoek van het erkende PE-instituut;

b. indien het PE-instituut niet voldoet aan een voorschrift of voorwaarde verbonden aan de erkenning; of

c. indien het PE-instituut niet langer voldoet aan artikel 4 of niet voldoet aan artikel 5.

Artikel 4

1. Het PE-instituut beschikt over:

a. aantoonbare en actuele ervaring met het op zorgvuldige en betrouwbare wijze vervaardigen en verzorgen van cursussen en het beoordelen van individuele kandidaten;

b. gekwalificeerde docenten in inhoudelijk, onderwijskundig en toetstechnisch opzicht en maakt daar bij de uitvoering van PE-onderwijsprogramma’s ook uitsluitend gebruik van;

c. een registratie waaruit de vakbekwaamheid van de docenten voor een PE-onderwijsprogramma blijkt;

d. een evaluatiesysteem voor het afgenomen PE-onderwijsprogramma;

e. een adequaat kwaliteitsborgingssysteem.

2. Het PE-instituut biedt een PE-onderwijsprogramma meerdere malen in Nederland aan waarbij kandidaten die beschikken over het betreffende diploma, bedoeld in artikel 6 van het besluit, worden toegelaten.

3. Het PE-instituut stemt in met een door het CDFD te organiseren controle.

4. Het PE-instituut verzorgt het PE-onderwijsprogramma met een toetsend element dat alle PE-toetstermen voor de betreffende module afdekt en levert daarbij tevens cursusmateriaal dat als naslagwerk kan dienen voor kandidaten.

5. Het PE-instituut legt een nieuw ontwikkeld PE-onderwijsprogramma ter beoordeling voor aan Onze Minister.

6. Het PE-instituut draagt zorg voor een vakinhoudelijk juiste en objectieve beoordeling van de afgenomen PE-onderwijsprogramma’s.

7. Het PE-instituut neemt de maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om te bevorderen dat PE-onderwijsprogramma’s op een correcte en eerlijke wijze worden afgelegd en draagt zorg voor een vakinhoudelijke juiste en objectieve beoordeling van kandidaten.

8. Het aantal kandidaten per PE-onderwijsprogramma bedraagt maximaal 25 personen.

9. Een PE-instituut beschikt over en handelt in overeenstemming met een PE-reglement waarin ten minste de volgende onderwerpen met betrekking tot het PE-onderwijsprogramma adequaat zijn geregeld:

a. wijze van aanmelding van de kandidaten;

b. aantal malen per jaar dat gelegenheid wordt gegeven tot het volgen van een PE-onderwijsprogramma;

c. wijze van kennisgeving van plaats, datum en tijdstip van de start- en eindtijden van het PE-onderwijsprogramma;

d. opbouw, verschillende interactieve onderwijsvormen en uitvoering van PE-onderwijsprogramma’s gericht op actieve participatie van de kandidaten en de wijze van beoordelen van kandidaten ten aanzien van hun inhoudelijke vakbekwaamheid betreffende de PE-toetstermen;

e. vaststelling van de identiteit van kandidaten en docenten;

f. vaststelling van de presentie van de kandidaten;

g. vaststelling van de rechten en plichten van de kandidaten;

h. maatregelen om fraude te voorkomen;

i. bewaartermijnen voor de gegevens van afgelegde PE-onderwijsprogramma’s wat betreft inhoud en de evaluatie, gegevens van docenten en gegevens van kandidaten;

j. interne klachtenprocedure.

Artikel 5

1. Een PE-instituut verstrekt aan Onze Minister twee maanden na de periode, bedoeld in artikel 7 van het besluit, een opgave van het aantal afgenomen PE-onderwijsprogramma’s, de geanonimiseerde klachten over de PE-onderwijsprogramma’s, de slagingspercentages die zijn geregistreerd door het PE-instituut en een analyse daarvan.

2. Een PE-instituut verstrekt aan Onze Minister op diens verzoek de gegevens die Onze Minister nodig acht om te bepalen of wordt voldaan aan artikel 4.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2008.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Erkenningsregeling permanente educatie Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.J. Bos.

Toelichting

Wettelijk kader

Op grond van artikel 4:9, tweede lid, van de Wft moet een financiële dienstverlener zorg dragen voor de vakbekwaamheid van zijn medewerkers. Een diploma verliest haar geldigheid als niet binnen 18 maanden na openbaarmaking wordt voldaan aan de relevante toetstermen voor permanente educatie. Bij permanente educatie is het niet nodig dat de desbetreffende personen opnieuw een diploma behalen. Het betreft een aantal nieuwe onderwerpen (vastgelegd in toetstermen) dat moet worden beheerst. Indien er in het kader van permanente educatie nieuwe toetstermen worden vastgesteld, zullen gelijktijdig de daarbij aansluitende toetstermen voor examens openbaar worden gemaakt. Een door een erkend exameninstituut af te nemen examen voldoet binnen zes maanden na openbaarmaking van de toetstermen voor examens op grond van artikel 10, vierde lid, Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (hierna: BGfo).

Vaststelling PE-vormen

De minister stelt, op grond van artikel 8, tweede lid, BGfo, vast op welke wijze aan de toetstermen voor permanente educatie kan worden voldaan. In juni 2007 heeft het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) aan het Ministerie van Financiën advies uitgebracht over permanente educatie.

PE-programma’s

Een kandidaat kan, op grond van artikel 2, eerste en tweede lid, op twee manieren de geldigheid van zijn diploma behouden en op deze wijze voldoen aan de verplichting tot permanente educatie. Ten eerste ontvangt een kandidaat een certificaat als deze een PE-toets heeft afgelegd bij een erkend exameninstituut als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het BGfo.Ten tweede ontvangt een kandidaat een certificaat als deze met goed gevolg een PE-onderwijsprogramma heeft gevolgd bij een PE-instituut.

Erkenning PE-instituten

In artikel 3 zijn de regels neergelegd voor de erkenning van een PE-instituut en de intrekking van een dergelijke erkenning door de Minister van Financiën.

Het CDFD beslist namens de Minister van Financiën op de aanvraag om erkenning.

In artikel 3, tweede lid, wordt de mogelijkheid vastgelegd voorschriften en voorwaarden te verbinden aan de erkenning.

Op grond van het artikel 3, derde lid, kan de erkenning op een beperkt aantal gronden worden ingetrokken. Ten eerste is dat op verzoek van een exameninstituut zelf. Daarnaast kan de erkenning worden ingetrokken indien het PE-instituut niet langer voldoen aan artikel 3 of aan een voorschrift of voorwaarde, verbonden aan de erkenning; of indien het PE-instituut het PE-reglement, bedoeld in artikel 4, negende lid niet naleeft.

De voorwaarden waaraan een PE-instituut moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen zijn opgenomen in artikel 4. Deze regels zien met name op de inhoud van de af te nemen PE-programma’s en de beoordeling van de vakbekwaamheid van de kandidaten.

Kwaliteitsborgingssysteem

Het PE-instituut moet, op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel e, beschikken over een kwaliteitsborgingssysteem. In beginsel zal het hierbij gaan om een functioneel en door een derde partij bewaakt of gecertificeerd kwaliteitsborgingssysteem. Voorbeelden hiervan zijn: CEDEO-erkenning, NVAO accreditatie, ISO-certificering, QANU toezicht, MI accreditatie via Q4-Process.

Algemeen toegankelijk

PE-onderwijsprogramma’s dienen op grond van artikel 4, tweede lid, open te staan voor alle kandidaten die beschikken over een diploma van de module waarop dat programma betrekking heeft.

Toetsend element

Het PE-instituut verzorgt, op grond van artikel 4, vierde lid, PE-onderwijsprogramma’s die een toetsend element bevatten dat alle PE-toetstermen voor de betreffende module afdekt. Het toetsend element ziet op de wijze waarop docenten ervoor kunnen zorgen dat de kandidaat aan het eind van het onderwijsprogramma voor permanente educatie vakbekwaam is met betrekking tot de toetstermen voor permanente educatie.

Het toetsend element ziet op het hanteren van actieve onderwijsvormen in samenhang met een controle op de participatie van de deelnemer. Gedurende het onderwijsprogramma voor permanente dient iedere kandidaat gedurende die dag actief bezig te zijn met het leerproces. Als actieve onderwijsvormen kunnen worden aangewezen: het voeren van plenaire discussies, het werken in groepen, het behandelen van casusposities, het opstellen van een essay, het maken van gerichte opdrachten, het geven van presentaties, het inleveren en bespreken van huiswerk, het maken van formatieve toetsen, of andere tussenvormen.

Administratieve lasten

De kosten die verbonden zijn aan het onderhouden van de deskundigheid van personen die zich onder verantwoordelijkheid van een financiële dienstverlener rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening zijn al meegenomen in de berekening van de administratieve lasten van de Wet financiële dienstverlening van 12 mei 2005 (zie TK 2003–2004, 29 507, nr. 3).

Deze regeling introduceert daarnaast verplichtingen voor PE-instituten die verbonden zijn aan de indiening van de aanvraag om voor erkenning in aanmerking te komen. Naar verwachting zullen 25 PE-instituten een erkenning aanvragen. Het voorbereiden van een erkenningsaanvraag (opstellen aanvraag en aanpassen/opstellen reglement) zal gemiddeld één persoon met een uurtarief van gemiddeld ongeveer € 65 ongeveer 20 uur werk kosten. De totale éénmalige administratieve lasten komen daarmee uit op € 32.500.

Daarnaast moet na het verstrijken van de 18 maanden waarbinnen aan PE-toetstermen moet worden voldaan, op grond van artikel 5, eerste lid, de in dat lid genoemde informatie aan de minister worden verschaft. Uitgaande van vaststelling van nieuwe PE-toetstermen per 2 jaar een tijdsbelasting van 8 uur om de betreffende informatie te verzamelen, eveneens een uurtarief van €  65 en 25 PE-instituten, leidt dat tot structurele administratieve lasten van €  6500 op jaarbasis.

Tot slot kan de minister een PE-instituut verzoeken bepaalde informatie te verschaffen. Dit zal geschieden in bijzondere gevallen als daarvoor aanleiding bestaat, met name als er twijfels zijn over de kwaliteit. Gezien het incidentele karakter van deze verplichting worden de daaruit voortvloeiende administratieve lasten als verwaarloosbaar beschouwd.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos

Naar boven