Regeling landelijke doelstellingen regionale politiekorpsen

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 december 2007, nr. 2007-0000523299, houdende regels over de landelijke doelstellingen voor de regionale politiekorpsen (Regeling landelijke doelstellingen regionale politiekorpsen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie;

Gelet op artikel 43b, vijfde lid, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Ministers: de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie;

b. hoofdlijnen van beleid: de hoofdlijnen, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, van de Politiewet 1993;

c. landelijke doelstellingen op regionaal niveau: de doelstellingen, bedoeld in artikel 43b, eerste lid, van de Politiewet 1993;

d. beleidsplan: het beleidsplan, bedoeld in artikel 31 van de Politiewet 1993;

e. jaarverslag: het jaarverslag, bedoeld in artikel 31 van de Politiewet 1993;

f. indicator: aanduiding van de wijze waarop resultaten worden gemeten zoals aangegeven in de hoofdlijnen van beleid.

Artikel 2

Ontwerp van de landelijke doelstellingen op regionaal niveau

De Ministers stellen aan de korpsbeheerder een termijn waarbinnen deze gelegenheid heeft zijn advies over het ontwerp van de landelijke doelstellingen op regionaal niveau uit te brengen.

Artikel 3

Beleidsplan

Indien de Ministers de landelijke doelstellingen op regionaal niveau aanvullen of wijzigen, wordt deze aanvulling of wijziging verwerkt in het beleidsplan met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin de aanvulling of wijziging is vastgesteld.

Artikel 4

Jaarverslag

1. In het jaarverslag worden de resultaten die in het voorgaande jaar zijn behaald met de verwezenlijking van de landelijke doelstellingen op regionaal niveau opgenomen onder vermelding van:

a. de bron waaruit blijkt dat ze zijn behaald, voor zover zij kwantitatief van aard zijn en

b. de verrichte inspanningen, voor zover zij kwalitatief van aard zijn.

2. Indien aan de landelijke doelstellingen op regionaal niveau indicatoren zijn verbonden, wordt in het jaarverslag gerapporteerd over de ontwikkelingen en de behaalde resultaten per indicator.

3. Indien een aan een landelijke doelstelling op regionaal niveau verbonden resultaat niet is behaald of dreigt niet te worden behaald, wordt in het jaarverslag aangegeven wat daarvan de reden is en op welke wijze het regionale politiekorps beoogt dit resultaat alsnog te behalen.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling landelijke doelstellingen regionale politiekorpsen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

Op 15 september 2007 is, met uitzondering van de onderdelen A, B, C, S, onder 2, en W, van artikel I, in werking getreden de wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met, onder meer, het versterken van de bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie (Stb. 2007, 326). Hiermee is in de Politiewet 1993 (hierna: de wet) vastgelegd dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie ten minste eenmaal in de vier jaar de hoofdlijnen met betrekking tot het te voeren beleid ten aanzien van de taakuitvoering van de politie en het te voeren beheer van de politie vaststellen voor de eerstkomende vier jaar (artikel 43a van de wet). Deze hoofdlijnen van beleid, ook wel landelijke prioriteiten genoemd, komen in de plaats van het Landelijk Kader Nederlandse Politie.

De hoofdlijnen van beleid worden verwezenlijkt door de inspanningen van alle korpsen gezamenlijk. Zij worden, op grond van artikel 43b van de wet, uitgewerkt in landelijke doelstellingen per regio, waarmee de bijdrage van ieder regionaal politiekorps aan de verwezenlijking van de hoofdlijnen van beleid wordt bepaald. De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie stellen de landelijke doelstellingen voor iedere regio niet vast dan na voorlegging van een ontwerp aan de desbetreffende korpsbeheerder. Over dit ontwerp, opgesteld na voorafgaand advies van het College van procureurs-generaal waar het gaat om de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of de vervulling van taken ten dienste van de justitie, wordt de korpsbeheerder op grond van artikel 43b, tweede lid, van de wet, in de gelegenheid gesteld advies uit brengen, in overeenstemming met de hoofdofficier van justitie en na overleg met het regionale college. Artikel 43b, derde lid, van de wet bepaalt dat in het regionale beleidsplan wordt aangegeven op welke wijze het politiekorps beoogt de landelijke doelstellingen die de Ministers voor de desbetreffende regio hebben vastgesteld, te verwezenlijken. In aanvulling hierop bevat het vierde lid van artikel 43b van de wet de verplichting om in het regionale jaarverslag aan te geven welke resultaten in het voorafgaande jaar met de verwezenlijking van die doelstellingen zijn behaald.

Het vijfde lid van artikel 43b van de wet geeft aan dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de uitvoering van dat artikel. De onderhavige regeling strekt hiertoe.

Artikel 2 van de regeling geeft aan dat de Ministers aan de korpsbeheerder een termijn stellen waarbinnen deze gelegenheid heeft zijn advies over het ontwerp van de landelijke doelstellingen op regionaal niveau uit te brengen. Vanzelfsprekend zullen de Ministers hierbij een redelijke adviestermijn hanteren, mede omdat de korpsbeheerder zijn advies in overeenstemming met de hoofdofficier van justitie en na overleg met het regionale college dient uit te brengen.

Hoofdlijnen van beleid en landelijke doelstellingen per regio worden in beginsel voor een periode van vier jaar vastgesteld. Ingevolge de artikelen 43a en 43b van de wet gebeurt dit ten minste eenmaal in de vier jaar. Onder omstandigheden kunnen hoofdlijnen en doelstellingen tussentijds worden gewijzigd of aangevuld, bijvoorbeeld als tijdens de looptijd ervan een nieuw kabinet met andere beleidsprioriteiten aantreedt. Wederom voor een periode van vier jaar worden dan opnieuw hoofdlijnen en doelstellingen vastgesteld, waarin nieuwe beleidsprioriteiten worden geformuleerd en de tot dan toe geldende prioriteiten kunnen worden gewijzigd, aangevuld of geschrapt. Over de aldus tussentijds te wijzigen landelijke doelstellingen op regionaal niveau zal de korpsbeheerder uiteraard weer op grond van artikel 43b van de wet in de gelegenheid worden gesteld zijn advies over de ontwerpdoelstellingen uit te brengen en zal het College van procureurs-generaal – waar nodig – vooraf worden geraadpleegd.

Artikel 3 van de regeling geeft aan dat na een tussentijdse wijziging van de landelijke doelstellingen het regionale beleidsplan daarop moet zijn aangepast met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin de doelstellingen zijn gewijzigd. Artikel 43b, derde lid, van de wet bepaalt immers dat in het beleidsplan moet worden aangegeven op welke wijze het korps beoogt de landelijke doelstellingen te verwezenlijken. Op deze wijze hebben de korpsen voldoende tijd om de gewijzigde doelstellingen in het regionale beleidsplan te verwerken.

Artikel 4 van de regeling bevat tot slot enkele voorschriften voor het jaarverslag van de regionale politiekorpsen. Dit met het oog op een uniforme, transparante en onderling vergelijkbare verslaglegging door alle korpsen van de resultaten die met de verwezenlijking van de landelijke doelstellingen zijn behaald.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven