Instellingsbesluit visitatiecommissie dans- en operagezelschappen

Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 21 december 2007, nr. DK/I&I/2007/53972, houdende de instelling van de visitatiecommissie dans- en operagezelschappen (Instellingsbesluit visitatiecommissie dans- en operagezelschappen)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een visitatiecommissie dans- en operagezelschappen.

2. De commissie heeft tot taak het uitvoeren van een visitatie bij de volgende instellingen op basis van het door de Minister goedgekeurde protocol:

a. stichting het Nationale Ballet,

b. stichting Nederlands Dans Theater,

c. stichting Nationale Reisopera,

d. stichting de Nederlandse Opera.

Artikel 3

Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 januari 2008 en wordt opgeheven per 31 maart 2008.

Artikel 4

Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 5

Leden

1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

a. de heer B.J. McMaster te Edinburgh, Verenigd Koninkrijk, tevens voorzitter van de commissie;

b. de heer drs P. Bouw te Amstelveen, algemeen lid van de commissie;

c. de heer drs J.Th. Hoekema te Wassenaar, algemeen lid van de commissie;

d. mevrouw K. Bennetts te Antwerpen, België, lid van de commissie voor de visitaties bij de stichting het Nationale Ballet en stichting Nederlands Dans Theater;

e. de heer J.W.A. van Beers te Amsterdam, lid van de commissie voor de visitaties bij de stichting Nationale Reisopera en stichting de Nederlandse Opera.

2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris. De secretaris is geen lid van de commissie.

3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

Artikel 6

Werkwijze

1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, onder wie, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 7

Eindrapport

De commissie brengt vóór 15 maart 2008 schriftelijk (eind)rapport uit aan de Minister van haar bevindingen.

Artikel 8

Vergoeding

De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover geen ambtenaar, ontvangen per vergadering een beloning op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de commissie als algemene commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt. De vergoeding bedraagt het maximum dat geldt voor een algemene commissie.

Artikel 9

Kosten van de commissie

1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

b. de kosten voor publicatie van rapportages.

2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de Minister aan.

Artikel 10

Geheimhouding

Een ieder die betrokken is geweest bij de werkzaamheden van de commissie en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 11

Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Informatisering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 12

Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2008.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 april 2008.

Artikel 13

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit visitatiecommissie dans- en operagezelschappen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

Op 17 oktober 2007 is een wijziging van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen in werking getreden. Daarbij is ook een artikel ingevoegd dat ziet op de mogelijkheid tot instelling van visitatiecommissies.

Pas in de subsidieperiode 2009–2012 zullen voor het eerst visitatiecommissies worden ingesteld met toepassing van dit artikel. Vooruitlopend daarop wordt nu een pilot uitgevoerd bij een viertal gezelschappen op het terrein van opera en dans. De pilot is bedoeld om ervaring op te doen met dit nieuwe instrument. Op basis van de resultaten zal worden bezien of de regeling in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen voldoet.

De visitatiecommissie wordt door mij benoemd en heeft als taak een visitatie uit te voeren aan de hand van het door de betrokken instellingen opgestelde protocol. Dit protocol is eerder bij brief van 19 juli 2007, DK/AZ/2007/30546, door mij goedgekeurd. Doel is te komen tot een onafhankelijke beoordeling van de taakuitoefening van deze instellingen. Het protocol bevat de aspecten waarover de beoordeling van de visitatiecommissie zich uitstrekt. De beoordeling omvat de missie en doelstellingen van de organisatie, de kwaliteit, de productiviteit en het publieksbereik en de condities voor continuïteit. De commissie vormt zich onafhankelijk en zonder last of ruggespraak een oordeel over de betrokken instelling en rapporteert over haar bevindingen.

De visitaties dragen bij aan de kwaliteitszorg bij instellingen. De uitkomsten van de visitaties zijn openbaar en dragen daarmee bij aan de publieke verantwoording over de inzet van de subsidiemiddelen. Tevens kunnen de resultaten van de visitatie gebruikt worden voor het beleid op het terrein van cultuur.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven