Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/40)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 december 2007, nr. 2007/40, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A1/6.2 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Het werken volgens het PIL geeft inhoud aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ketenpartners voor de kwaliteit van de persoonsgegevens.

Het PIL beschrijft een gestandaardiseerde werkwijze voor het identificeren, registreren, wijzigen en verifiëren van persoonsgegevens in de vreemdelingenketen. PIL is kaderstellend voor de interne administratieve organisatie van de ketenpartners en is te raadplegen op de website van de vreemdelingenketen, onder producten.

Verplichtingen

De ketenpartners, die het protocol onderschrijven, verplichten zich daarmee tot het werken volgens het PIL, overeenkomstig hun taken en bevoegdheden in de identificatie en registratie, zoals beschreven in het PIL. De organisaties:

– werken volgens de processpecifieke uitwerkingen van het PIL bij het identificeren en registreren;

– hanteren de gemeenschappelijke persoonsgegevens in de eigen primaire processen en systemen als de leidende persoonsgegevens;

– verifiëren de identiteit van de vreemdeling op de daartoe aangewezen momenten in de processen;

– handelen volgens de wijzigingsprocedure, indien zij met afwijkende persoonsgegevens in aanraking komen.

Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het protocol:

– De persoonsidentificatie en eerste registratie geschieden bij het eerste contact met de vreemdeling.

– Het gebruik van een biometrisch kenmerk biedt de beste mogelijkheid tot unieke identificatie en verificatie. Waar wet- en regelgeving dat toestaan wordt de identificatie en verificatie met behulp van biometrie uitgevoerd (zie A3/3.6.2, A3/7.4.2 en C11/1.2.

– De partijen in de vreemdelingenketen die als eerste met een vreemdeling in aanraking kunnen komen, zijn: het Ministerie van BuZa, de IND, de vreemdelingenpolitie, de KMar en de ZHP.

– De organisatie die de persoonsgegevens registreert of wijzigt, is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de set persoonsgegevens van de betreffende vreemdeling die hij op dat moment registreert.

– De vreemdeling beschikt over het unieke vreemdelingennummer waaronder zijn identificerende gegevens zijn geregistreerd.

– Een nieuw uniek vreemdelingennummer wordt pas uitgegeven als niet vast te stellen is dat de vreemdeling eerder is geregistreerd.

– De GBA-gegevens zijn leidend, dat wil zeggen dat in de communicatie de vreemdeling wordt aangeduid met de persoonsgegevens zoals deze in de GBA zijn geregistreerd. GBA-persoonsgegevens kunnen niet gewijzigd worden door de partners in de vreemdelingenketen. Van het gebruik van GBA-gegevens kan slechts onder zeer strikte voorwaarden worden afgeweken.

Uitwerking

In het PIL worden bovengenoemde uitgangspunten uitgewerkt in algemene aanwijzingen voor het identificeren en registreren, het verifiëren en het wijzigen van persoonsgegevens.

Deze aanwijzingen zijn vervolgens meer specifiek uitgewerkt in proces- en productbeschrijvingen voor het identificeren en registreren in de volgende processen:

– het asielproces;

– visaverlening en reguliere immigratie;

– grensbewaking en toezicht.

In het PIL worden de taken en verantwoordelijkheden van de ketenpartners beschreven en wordt beschreven aan welke eisen de producten moeten voldoen. Het is de verantwoordelijkheid van de organisaties zelf die deel uitmaken van de vreemdelingenketen om het PIL te vertalen naar interne werkinstructies.

B

Paragraaf A1/6.3 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Het systeem BVV is een centrale ketentoepassing waarin alle basisgegevens van vreemdelingen in Nederland zijn opgeslagen. De database wordt gevuld en gewijzigd vanuit de systemen van aangesloten partijen in de vreemdelingenketen. Verder kunnen aangesloten ketenpartners gegevens van vreemdelingen opzoeken in de BVV. De BVV is in principe continu beschikbaar voor raadpleging. Informatie over de BVV en documentatie van de BVV kan worden geraadpleegd op de website www.vreemdelingenketen.nl, onder producten.

Registers

De BVV bestaat uit de volgende registers:

– Personenregister: gegevens omtrent naam, adres en woonplaats, nationaliteiten, geslacht, geboorteland en -plaats, overlijden, verblijfsrecht.

– Verwijzingenregister: verwijzingen naar activiteiten met betrekking tot een bepaalde vreemdeling die door ketenpartners in een vreemdelingenproces worden of zijn uitgevoerd.

– Kaartregister: gegevens van in Nederland uitgegeven vreemdelingdocumenten.

– Documentregister: gegevens van in het buitenland uitgegeven identificerende documenten van de vreemdeling.

– Biometrieregister: vingerafdrukken, foto’s en handtekeningen van vreemdelingen.

De aangesloten organisaties dienen alle gegevens te registreren die voor de identificatie en verwijzingen naar activiteiten en de (verblijfs)⁠documentbestellingen noodzakelijk zijn.

De vreemdelingen die in de BVV zijn opgeslagen worden gekenmerkt door het 10-cijferige vreemdelingnummer. Sinds de invoering van de BVV (juni 2003) wordt dit nummer voor nieuw opgevoerde vreemdelingen uitgegeven door de BVV. De vreemdelingen die vóór juni 2003 bekend waren bij de vreemdelingenpolitie en de IND hebben hun toen reeds bestaande centraal vreemdelingenregisternummer behouden. Alle gegevens in de BVV zijn met elkaar verbonden via het vreemdelingennummer, dat ook in de systemen van de aangesloten organisaties wordt gehanteerd.

Leidende gegevens

De GBA is de basisregistratie voor persoonsgegevens. Voor persoonsgegevens van vreemdelingen in de BVV die bij de GBA zijn geregistreerd, is het gebruik van de authentieke GBA-gegevens verplicht. Dat houdt in dat persoonsgegevens van deze vreemdelingen in beginsel niet mogen worden gemuteerd door de aangesloten ketenpartners. Voor afnemers van de GBA-gegevens geldt een verplichting tot terugmelding bij gerede twijfel aan de juistheid van de gegevens. De terugmeldprocedure is beschreven in het PIL.

Voor de gegevens omtrent het rechtmatig verblijf van een vreemdeling is de IND leidend. Deze gegevens worden in de vorm van een zogeheten verblijfstitel doorgegeven aan de GBA en geregistreerd in de BVV.

Historische gegevens

De BVV is in juni 2003 in gebruik genomen. Het systeem bevat geen historische gegevens die ouder zijn dan deze datum. Vanaf juni 2003 bevat de BVV een volledige mutatiehistorie.

Regeling Wbp

De Regeling Wbp voor de BVV is bekend bij het College voor de Bescherming van Persoonsgegevens onder meldingsnummer m1145769 en is te raadplegen op www.vreemdelingenketen.nl en opvraagbaar bij de stafdirectie Coördinatie Vreemdelingenketen.

C

Paragraaf A2/4.2.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

In artikel 5, eerste lid, onder a, SGC is opgenomen dat men in het bezit moet zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument. Voor de nadere uitwerking van de voorwaarde om te beschikken over een geldig document van grensoverschrijding wordt verder verwezen naar artikel 2.3 Vb.

Het bezit van een geldig (nationaal) paspoort is een algemeen uitgangspunt. Het paspoortvereiste wordt onder meer gesteld als waarborg voor terugkeer.

Onder paspoort wordt verstaan: een mede in de Engelse of Franse taal gesteld document voor grensoverschrijding op grond waarvan het de houder is toegestaan zich naar het buitenland te begeven en terug te keren naar het land van afgifte.

Het grensoverschrijdingsdocument moet zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een door Nederland erkende staat. Een uitzondering op deze regel vormt Taiwan. Dit land wordt niet door Nederland erkend terwijl het reisdocument van Taiwan wel wordt erkend als geldig grensoverschrijdingsdocument. Het grensoverschrijdingsdocument moet zijn voorzien van een goedgelijkende pasfoto van en moet ondertekend zijn door de houder.

Voorts dient het grensoverschrijdingsdocument in het algemeen de familienaam, de voorna(a)m(en), de nationaliteit, de geboorteplaats en de geboortedatum van de houder te bevatten. De geldigheidsduur van het paspoort moet de duur van het voorgenomen verblijf overschrijden.

Voor de afgifte van een visum geldt als voorwaarde dat het paspoort een geldigheidsduur moet hebben die drie maanden langer is dan de geldigheidsduur van het visum (zie artikel 13 SUO en paragraaf 1.3 GVI, BNL-kader).

In bepaalde gevallen kan toegang worden verkregen met andere documenten voor grensoverschrijding. Deze staan vermeld in het overzicht van de door de Benelux-staten erkende reisdocumenten, welke recht geven op overschrijding van de buitengrenzen en waarin een visum kan worden aangebracht. Om te bepalen of een document van één van de Europese lidstaten recht geeft op visumvrije binnenkomst dient gekeken te worden naar bijlage IV GVI. Op grond van artikel 2.3, tweede lid, Vb is in voorkomende gevallen vereist dat de vreemdeling in het bezit is van een geldige mvv, een reisvisum of een transitvisum waarin wordt verwezen naar het document dat de vreemdeling bij zich heeft (zie voor visa A2/4.3).

Afgifte van bijzondere doorlaatbewijzen aan de grens

Aan niet-visumplichtige vreemdelingen (voor het visumvereiste zie A2/4.3.1) die bij binnenkomst niet beschikken over het vereiste document voor grensoverschrijding kan aan de grens, met het oog op kort verblijf, een bijzonder doorlaatbewijs worden afgegeven (zie Model M6) Een bijzonder doorlaatbewijs is na afgifte een geldig document voor grensoverschrijding.

Het afgeven van bijzondere doorlaatbewijzen aan de grens is een Benelux-aangelegenheid. Naar gelang het reisdoel en de plaats van bestemming kan het bijzondere doorlaatbewijs worden afgegeven voor alle drie de Benelux-landen of voor één of twee van deze landen.

De ambtenaar belast met de grensbewaking is bevoegd om zelfstandig een bijzonder doorlaatbewijs af te geven aan een niet-visumplichtige vreemdeling. Voor afgifte dient steeds aan elk van de volgende voorwaarden te worden voldaan:

– er is sprake van een situatie van overmacht. Bij situaties van overmacht kan bijvoorbeeld worden gedacht aan passagierende zeelieden van wie het schip onaangekondigd is uitgevaren, drenkelingen en personen die het slachtoffer zijn geworden van diefstal. In geval een vreemdeling zijn paspoort is vergeten, is geen sprake van een overmachtsituatie;

– de vreemdeling kan aantonen dat er een dringende en gegronde reden voor verlening van toegang bestaat;

– de vreemdeling kan aannemelijk maken dat de duur van het verblijf niet langer dan twee weken zal bedragen; en

– de vreemdeling is in het bezit van enig document waaruit zijn identiteit blijkt, bij voorkeur een van een pasfoto voorzien identiteitsbewijs afgegeven door enige officiële instelling (dit laatste vereiste geldt niet voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar die reizen in gezelschap van hun ouder(s), grootouder(s) of voogd). Indien de vreemdeling wel beschikt over enig document waaruit zijn identiteit blijkt, maar dat niet is voorzien van een foto, dient op het bijzonder doorlaatbewijs een foto van de vreemdeling te worden bevestigd.

Het verlenen van bijzondere doorlaatbewijzen geschiedt gratis.

D

Paragraaf A2/4.3.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Vreemdelingen die visumplichtig zijn en zich naar Nederland willen begeven voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden moeten in beginsel in het bezit zijn van een paspoort. Het paspoort dient te zijn voorzien van:

– hetzij een geldig luchthaventransitvisum (A-visum), indien tijdens een tussenlanding verblijf in de internationale transitzone van een luchthaven wordt beoogd. Dit behelst geen verdere toegang tot het nationale grondgebied;

– hetzij een geldig doorreisvisum (B-visum) indien doorreis door het Schengengebied of Nederland wordt beoogd, met een oponthoud van ten hoogste vijf dagen; of

– hetzij een geldig reisvisum (C-visum), indien kort verblijf in het Schengengebied of in Nederland wordt beoogd.

De strekking van het (Schengen)visum is om de vreemdeling reeds vóór zijn komst naar Nederland aan een onderzoek te onderwerpen naar reisdoel, reispapieren, antecedenten en bestaansmiddelen.

Bij artikel 10 SUO is een eenvormig visum vastgesteld dat geldig is voor het gehele Schengengebied. De Schengenstaten geven het Schengenvisum af in de vorm van een sticker. Bepalingen omtrent visa zijn verder opgenomen in de GVI.

Bijzondere regels ten aanzien van afgifte van visa kunnen gelden op grond van een visumfacilitatieovereenkomst, welke is afgesloten tussen de EU en een derde land. Een visumfacilitatieovereenkomst vergemakkelijkt de afgifte van visa voor kort verblijf aan onderdanen van derde landen, op basis van wederkerigheid. Per 1 juni 2007 is de visumfacilitatieovereenkomst tussen de EU en Rusland van kracht.

Zie voor modellen van visa, afgegeven in het buitenland of aan de grens, de website van de vreemdelingenketen en bijlage 13 en BNL bijlage VI, GVI.

In hoofdstuk VI GVI en bijlage 9, 10, 11 en 13 GVI is aangegeven op welke wijze een visumsticker moet worden ingevuld en aangebracht.

Indien de vreemdeling langer dan drie maanden in Nederland wenst te verblijven en mvv-plichtig is, dient hij een D-visum (een mvv) dan wel een combinatievisum (D+C) aan te vragen (zie B1/1).

Vrijstelling van de visumplicht

Op basis van overeenkomsten tot afschaffing van de visumplicht van de Benelux- of Schengenstaten met derde landen, bestaan uitzonderingen op de visumplicht. Vrijgesteld zijn:

– onderdanen van de EU, de EER, Zwitserland en Liechtenstein (zie bijlage 1, onderdeel 1, BNL-kader, GVI);

– onderdanen van de landen opgesomd in bijlage 1, II, onderdeel 1, GVI;

– onderdanen van speciale administratieve regio’s in China opgesomd in bijlage 1, II, onderdeel 2, GVI;

– houders van diplomatieke, officiële en dienstpaspoorten van de landen vermeld in bijlage 2, overzicht A, GVI;

– vreemdelingen die houder zijn van een geldig, door een Schengenstaat afgegeven (verblijfs)document opgesomd in bijlage 4 GVI (zie ook artikel 21 SUO);

– houders van een reisdocument dat is afgegeven door een lidstaat van de EU aan vluchtelingen, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die rechtmatig verblijf hebben in die lidstaat; en

– overige categorieën genoemd in GVI, bijlage 1, II, onderdeel 1, BNL-kader, zoals houders van een ‘crew member licence’ of een ‘crew member certificate’ (zie A2/6.2.5) en zeelieden (zie A2/6.2.7).

In aanvulling op bovenstaande kan een vreemdeling op grond van een visumfacilitatieovereenkomst worden vrijgesteld van de visumplicht. Ingevolge de visumfacilitatieovereenkomst tussen de EU en Rusland geldt vrijstelling van het visumvereiste ten aanzien van houders van een diplomatiek paspoort. In bepaalde gevallen kan bovendien op grond van een unilaterale regel van de visumplicht worden ontheven. Dit laatste geldt ook voor wat betreft het luchthaventransitvisum. Onderdanen van de landen opgesomd in bijlage 3 GVI zijn aan de transitvisumplicht onderworpen.

In artikel 2.4 Vb zijn bepalingen opgenomen over de omstandigheden waaronder (transit)passagiers van vliegtuigen, zonder in het bezit te zijn van het vereiste visum, toegang kan worden verleend (zie A2/6.2.6).

Tot slot, zoals is neergelegd in artikel 8.9 Vb, zijn personen die normaal gesproken visumplichtig zijn vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij een familielid zijn als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland die zijn recht inzake vrij verkeer uitoefent. Hierbij geldt als voorwaarde dat zij in het bezit moeten zijn van een geldige verblijfskaart afgegeven door één van de EU-/EER-landen of Zwitserland. (Hier wordt gedoeld op het document vermeld in artikel 10 van Richtlijn 2004/38 van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.)

E

Paragraaf A2/4.3.3.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Als invulling van het bepaalde in artikel 10 SUO is een eenvormig visum (in de vorm van een sticker) ingesteld dat in beginsel geldig is voor het grondgebied van alle Schengenstaten. Vreemdelingen die houder zijn van een geldig Schengenvisum en die het grondgebied van één van de Schengenstaten op rechtmatige wijze zijn binnengekomen, mogen zich in beginsel vrij verplaatsen op het grondgebied van alle Schengenstaten. Uitzondering hierop vormt het territoriaal beperkte visum, zie hieronder.

De volgende typen Schengenvisa worden onderscheiden:

– het luchthaventransitvisum (type A) (zie hoofdstuk I, § 2.1.1, GVI);

– het doorreisvisum (type B) (zie artikel 11, eerste lid, onder b, SUO en hoofdstuk I, § 2.1.2, en hoofdstuk V, § 2.1, GVI); en

– het reisvisum (type C) (zie artikel 11, eerste lid, onder a, SUO en hoofdstuk I, § 2.1.3 en hoofdstuk V, § 2.1, GVI).

Geldigheidsduur Schengenvisa

Een reisvisum kan worden afgegeven voor één of meerdere binnenkomsten. Voor houders van reisvisa geldt dat de duur van een ononderbroken verblijf, noch de totale duur van de achtereenvolgende verblijfsperioden meer dan drie maanden per zes maanden, te rekenen vanaf de datum van eerste binnenkomst, mag bedragen (zie artikel 11, eerste lid, onder a, SUO en hoofdstuk I, § 2.1.3 en hoofdstuk V, § 2.1, GVI). De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de eerste binnenkomst (zie artikel 11, eerste lid, onder a, SUO en hoofdstuk I, § 2.1.3 en hoofdstuk V, § 2.1, GVI).

Met betrekking tot het doorreisvisum bestaat voor transiterende zeelieden een separate regeling met een standaardformulier. Hiervoor wordt verwezen naar Verordening 415/2003, alsmede naar hoofdstuk V, § 4, BNL-kader, GVI.

De geldigheidsduur van een visum voor één reis bedraagt ten hoogste drie maanden. Een visum voor meerdere reizen kan worden afgegeven met een geldigheidsduur van één jaar. Voor bepaalde categorieën van personen kan de geldigheidsduur langer zijn, met een maximum van vijf jaar (zie hoofdstuk I, § 2.13 en hoofdstuk V, § 2.1, GVI).

Het visum wordt in beginsel niet voor langere duur verleend dan waarvoor het is aangevraagd.

Visum met territoriaal beperkte geldigheid

Het visum met territoriaal beperkte geldigheid is een visum waarbij verblijf uitsluitend is toegestaan op het grondgebied van één of meer Schengenstaten. Zie voor gevallen waarin dergelijke visa kunnen worden afgegeven artikel 10, derde lid, SUO, artikel 11, tweede lid, SUO, artikel 14, eerste lid SUO, en artikel 16 SUO alsmede hoofdstuk I, § 2.3 en hoofdstuk V, § 3, GVI. Voor wat betreft de afgifte van visa met territoriaal beperkte geldigheid aan de grens, wordt verwezen naar eerdergenoemde Verordening 415/2003, BNL-bijlage I GVI en hoofdstuk I, § 2.4, BNL-kader, GVI. Zie verder bijlage 14 GVI voor wat betreft de melding aan de overige Schengenstaten omtrent de afgifte van deze visa.

Visumverklaringen

In de regel wordt het visum in het paspoort gesteld. Artikel 14, eerste lid, SUO en bijlage 11 GVI bepalen wanneer een visum in een reisdocument kan worden aangebracht. In bepaalde gevallen worden het luchthaventransit-, reis- en doorreisvisum niet in het paspoort, maar op een afzonderlijk vel papier gesteld: een visumverklaring (zie voor het model BNL-bijlage VI GVI). Aan een visumverklaring wordt dezelfde betekenis toegekend als aan een visum, met dien verstande, dat de houder van een dergelijke visumverklaring te allen tijde in het bezit dient te zijn van het identiteitsdocument waarnaar in het visum wordt verwezen. Deze visumverklaringen kunnen geldig gemaakt worden voor één of meerdere Schengenstaten.

In de volgende gevallen moet het visum in de vorm van een visumverklaring worden afgegeven:

– collectief reizende vreemdelingen die overigens in het bezit zijn van de vereiste individuele documenten voor grensoverschrijding;

– vreemdelingen wier document voor grensoverschrijding door de betreffende Schengenstaat niet als ‘geldig document voor grensoverschrijding’ is erkend (zie artikel 14, tweede lid, SUO en hoofdstuk VI, § 5.4, GVI).

Voor een overzicht van reisdocumenten welke recht geven op overschrijding van de buitengrenzen en waarin een visum kan worden aangebracht, wordt verwezen naar het overzicht van reisdocumenten bij de GVI.

Collectief visum

Het kan hier een doorreisvisum of een reisvisum voor een verblijfsduur van ten hoogste dertig dagen betreffen, afgegeven aan vreemdelingen die:

– met gebruikmaking van een collectief document voor grensoverschrijding in groepsverband reizen (zie A2/6.2.4);

– een groep vormen van minimaal vijf en maximaal vijftig personen;

– in het bezit zijn van de vereiste individuele documenten voor grensoverschrijding, maar waarvan kan worden vastgesteld dat zij gezamenlijk reizen en een gezamenlijk reisdoel hebben. Het visum wordt in dit geval gesteld op een losse verklaring.

Zie ook hoofdstuk I, § 2.1.4, GVI. Voor wat betreft de afgifte van collectieve visa aan de grens zie verder Verordening 415/2003, BNL-bijlage I GVI en hoofdstuk V, § 4.5, BNL-kader, GVI.

Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de EU

Aan scholieren van derde landen die rechtmatig in Nederland verblijven, kan ter vereenvoudiging van schoolreizen binnen de EU een reizigerslijst voor scholieren worden afgegeven overeenkomstig het besluit van de Raad van de EU van 30 november 1994 (94/75/JBZ). Bij dit besluit is een standaard gemeenschappelijk formulier toegevoegd van een reizigerslijst. De reizigerslijst is opgenomen in model M7.

Met de reizigerslijst kunnen scholieren uit derde landen die rechtmatig verblijf hebben in een van de lidstaten in de eerste plaats visumvrij reizen tussen de lidstaten, maar zij moeten wel nog voldoen aan de overige voorwaarden voor toegang. Lidstaten kunnen dan ook scholieren, die niet aan de nationale voorwaarden voor toegang voldoen, de toegang weigeren.

Daarnaast hebben de lidstaten van de EU de lijst tevens erkend als geldig document voor grensoverschrijding, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

– de lijst is voorzien van recente foto’s van de op de lijst vermelde scholieren die niet in het bezit zijn van een identiteitsbewijs met foto;

– de verantwoordelijke instantie van de lidstaat moet de verblijfsstatus van de betrokken scholieren en hun recht om opnieuw tot het land te worden toegelaten hebben bevestigd en ervoor hebben gezorgd dat het document dienovereenkomstig gewaarmerkt is;

– de lidstaat van verblijf van de scholier in kwestie moet de andere lidstaten hebben meegedeeld dat hij de lijst als geldig document voor grensoverschrijding wenst te gebruiken.

De scholieren komen voor visumvrijstelling, door plaatsing op de reizigerslijst, in aanmerking indien:

– zij in het kader van een schoolexcursie deelnemen aan een groepsreis van leerlingen van een school voor algemeen vormend onderwijs (basisscholen, scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs);

– zij deel uitmaken van een groep die begeleid wordt door een leerkracht van de desbetreffende school;

– de leerlingenlijst volledig is ingevuld en gewaarmerkt door het schoolhoofd en is voorzien van recente foto’s van de op de lijst vermelde scholieren voor zover deze niet in het bezit zijn van een identiteitsbewijs met foto; en

– zij rechtmatig in een van de Schengenstaten verblijven.

Criteria voor visumverlening (kort verblijf)

De criteria voor visumverlening zijn in beginsel gelijk aan de algemene criteria die gelden voor toegang zoals opgenomen in artikel 5, eerste lid, SGC. De criteria voor visumverlening zijn nader uitgewerkt in de GVI en de daartoe behorende bijlagen.

Een van de basiscriteria bij visumverlening is het voorkomen van illegale immigratie (zie ook hoofdstuk V, § 1.4, GVI). Hierbij is het aan de visumaanvrager om aannemelijk te maken – zo nodig door middel van het overleggen van documenten – dat de tijdige terugkeer voldoende is gewaarborgd. Bij de beoordeling of de tijdige terugkeer voldoende gewaarborgd kan worden geacht, kunnen meerdere wegingsfactoren een rol spelen. De onderstaande factoren moeten in samenhang worden gezien, maar kunnen ook reeds op zichzelf leiden tot de conclusie dat de tijdige terugkeer onvoldoende is gewaarborgd:

– het ontbreken van een (sterke) sociale en economische band van de visumaanvrager met het land van herkomst;

– eerdere bezoeken van de visumaanvrager aan een of meer Schengenstaten, waarbij de regels omtrent de duur van het verblijf en aanmelding niet zijn gerespecteerd;

– ‘visumshoppen’: aanvrager die in een relatief korte tijd bij verschillende vertegenwoordigingen heeft getracht in het bezit gesteld te worden van een visum;

– het overleggen van valse dan wel vervalste documenten bij de visumaanvraag;

– het afleggen van valse of onjuiste verklaringen, ten einde de vertegenwoordiging ertoe te bewegen een visum te verstrekken;

– gebruik maken van een minder geloofwaardige referent of garantsteller. Dit wil zeggen een persoon waarvan vast staat dat deze eerder vreemdelingen heeft uitgenodigd dan wel hiervoor garant heeft gestaan die niet (tijdig) zijn teruggekeerd.

De hierboven weergegeven opsomming is niet limitatief.

Zoals reeds in A2/4.2.3 werd vermeld, is in artikel 5, eerste lid, onder c, SGC aangegeven dat een vreemdeling dient te beschikken over voldoende middelen van bestaan. In bijlage 7 GVI is voor Nederland aangegeven dat het uitgangspunt hierbij een bedrag is van € 34 per persoon per dag. Tevens dient de vreemdeling in het bezit te zijn van een medische reisverzekering voor de duur van zijn verblijf in het Schengengebied (zie hoofdstuk V, § 1.4, GVI, de Benelux-Bijlage V en deel I, punt 4.1.2. GVI).

In geval de vreemdeling zelf niet over voldoende middelen beschikt, kan desondanks aan het middelenvereiste worden voldaan, indien een in Nederland rechtmatig verblijvende solvabele derde zich garant stelt voor de kosten die voor de staat of voor andere openbare lichamen uit het verblijf van de vreemdeling kunnen voortvloeien, alsmede voor de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar de toelating van de vreemdeling is gewaarborgd (zie bijlage 6a VV tot en met bijlage 6c VV). Deze derde kan aangemerkt worden als solvabel indien hij zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. Onder voldoende wordt in dit kader verstaan een netto maandinkomen minimaal gelijk aan het bestaansminimum voor de categorie echtparen en gezinnen in de zin van de Wwb. De begrippen zelfstandig en duurzaam zijn nader uitgewerkt in artikel 3.73 Vb en artikel 3.75 Vb en zijn overeenkomstig van toepassing op de verlening van kort verblijf.

In geval een solvabele derde zich garant stelt voor meer dan één persoon, kunnen aanvullende voorwaarden gesteld worden. In die gevallen kan bijvoorbeeld verlangd worden dat een bankgarantie ter hoogte van het lijnvluchttarief KLM en/of meerdere separate garantverklaringen worden overlegd. Voor elke aanvullend aangedragen visumaanvrager voor wie de solvabele derde zich garant wil stellen geldt, dat de solvabele derde zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan dient te beschikken.

Indien een solvabele derde zich reeds eerder garant heeft gesteld voor een visumaanvrager en hij niet of onvoldoende aannemelijk kan maken dat deze visumaanvrager tijdig is teruggekeerd naar het land van herkomst of een land waar de toelating is gewaarborgd, kan dit mede aanleiding vormen de aanvraag voor een visum kort verblijf af te wijzen.

F

Paragraaf A2/4.3.5 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

De kosten voor een aanvraag tot het verlenen van een visum zijn vastgelegd in bijlage 12 GVI.

Dit is nader uitgewerkt in de Regeling van de Minister van BuZa van 12 december 2003, nr. DJZ/BR-1003/2003 tot vaststelling van de tarieven voor consulaire dienstverlening (Regeling op de consulaire tarieven), zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 mei 2007, nr. DJZ/BR/0201/2007, waarin nader is bepaald dat voor de aanvraag of wijziging van een visum dan wel verlenging van de geldigheidsduur van een visum kosten in rekening worden gebracht.

Indien aan de vreemdeling bij één gelegenheid verschillende visumfaciliteiten worden verleend, dan wordt éénmaal (het hoogste bedrag) geheven.

De ZHP maakt de geheven visumgelden in verband met het verlengen en wijzigen van visa voor in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden ten minste éénmaal per maand over op de rekening van de IND. Het totaalbedrag van elke storting of overschrijving wordt aan de IND gespecificeerd verantwoord.

De (overige) door de KMar en de ZHP aan de grens geheven visumgelden worden wekelijks, vergezeld van een gespecificeerde verantwoording, overgemaakt op de rekening van het ministerie van BuZa.

Vrijstelling van kosten

Visa worden op grond van artikel 3 Rijksbesluit op de consulaire tarieven kosteloos verleend aan de vreemdeling die houder is van een diplomatiek paspoort.

Daarnaast zijn vrijgesteld van kosten de in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vw bedoelde familieleden van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland die zijn recht op vrij verkeer uitoefent (zie hoofdstuk VII, § 4 en BNL-kader, GVI).

Voorts kan de Minister van BuZa in andere gevallen waarin overwegingen van internationale hoffelijkheid of reciprociteit besluiten om visa kosteloos te verstrekken (zie artikel 3 Rijksbesluit op de consulaire tarieven). In de visumfacilitatieovereenkomst tussen de EU en Rusland is op basis van reciprociteit vastgelegd dat bepaalde categorieën personen zijn vrijgesteld van de plicht om leges te betalen voor visa.

Indien het visum kosteloos is verstrekt, wordt een eventuele wijziging of verlenging van het visum eveneens kosteloos verleend.

Terugkeervisa worden op grond van artikel 3a, eerste lid, Regeling op de consulaire tarieven kosteloos afgegeven aan vreemdelingen op wie de Wet betreffende de positie van Molukkers van toepassing is, op grond waarvan zij voor terugkeer naar Nederland geen visum behoeven.

G

Paragraaf A2/4.4.7 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Verblijf in de vrije termijn is toegestaan voor een bij artikel 3.3 Vb bepaalde duur, indien en zolang aan de in artikel 12 Vw gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

a. vreemdelingen die een verblijf van ten hoogste drie maanden beogen; en

b. vreemdelingen die een verblijf van langer dan drie maanden beogen.

Het verblijf in de vrije termijn bedraagt ten hoogste drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden. Het tijdvak van zes maanden vangt aan op het moment van eerste binnenkomst van de vreemdeling in het Schengengebied (eventueel) met het op dat moment geldige visum.

Ad a Een beoogd verblijf van ten hoogste drie maanden

Categorieën van vreemdelingen: duur vrije termijn niet-visumplichtigen: drie maanden (zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef, onder c en d, Vb);

– visumplichtigen (C-visum): voor de duur aangegeven in het visum;

– houders van een luchthaventransitvisum (A-visum): geen;

– houders van een doorreisvisum met recht van oponthoud (B-visum): voor de duur aangegeven in het visum (ten hoogste vijf dagen. Zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder b, Vb);

– houders van een reisvisum: voor de duur aangegeven in het visum (ten hoogste drie maanden. Zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder b, Vb);

– houders van een reisvisum geldig voor meerdere reizen: voor de duur aangegeven in het visum waarbij voor elke binnenkomst geldt dat deze ten hoogste drie maanden per zes maanden bedraagt (zie artikel 11, eerste lid, onder a, SUO);

– houders van een bijzonder doorlaatbewijs: voor de duur aangegeven in het bewijs (zie model M6).

Zie voor de geldigheidsduur van visa A2/4.3.

Ad b Beoogd verblijf van langer dan drie maanden

Vreemdelingen die een verblijf in Nederland beogen van langer dan drie maanden moeten in beginsel in het bezit zijn van een geldige mvv. Bij ontbreken van de vereiste mvv komt de vreemdeling in beginsel niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking (zie artikel 16, eerste lid, onder a, Vw).

De vrije termijn van vreemdelingen die voor een verblijf van langer dan drie maanden naar Nederland zijn gekomen, bedraagt acht dagen (zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder e, Vb).

Voor niet-visumplichtige vreemdelingen en houders van een reisvisum die aanvankelijk naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, verstrijkt de vrije termijn uiterlijk op de achtste dag nadat zich omstandigheden hebben voorgedaan waaruit kan worden afgeleid dat zij het voornemen hebben langer dan drie maanden in Nederland te verblijven (zie artikel 3.3, tweede lid, Vb). Dit voornemen kan bijvoorbeeld blijken uit het indienen van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning, het huren van woonruimte of het aanvaarden van werk voor langer dan drie maanden.

H

Paragraaf A2/6.2.2.3 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Voor onderdanen van België en Luxemburg geldt in beginsel eveneens hetgeen in A2/6.2.2.2 is gesteld. Voorts geldt voor onderdanen van België en Luxemburg steeds dat ook sinds de inwerkingtreding van de SUO, de bepalingen van de Benelux-overeenkomst van kracht blijven voor zover zij voor de Benelux-onderdanen gunstiger voorwaarden bevatten voor wat betreft grenscontrole, toegang en (lang) verblijf dan het Schengenakkoord aangeeft.

Onderdanen van België en Luxemburg mogen Nederland voor kortere of langere duur binnenkomen, ongeacht het doel van hun verblijf, indien zij in het bezit zijn van een paspoort of identiteitsbewijs (zie bijlage 4 GVI).

Op onderdanen van België en Luxemburg die geen gebruik maken van het recht op vrij verkeer van personen geldt dat artikel 8.8, eerste en tweede lid, VV niet van toepassing zijn. Op deze vreemdelingen is artikel 8.5 Vb van toepassing. Uit dat artikel volgt dat aan deze onderdanen van België en Luxemburg, indien zij het vereiste document van grensoverschrijding bezitten, de toegang tot Nederland alleen kan worden geweigerd als zij een actuele bedreiging voor de openbare orde of nationale veiligheid vormen. Net als bij andere onderdanen van de EU/EER, dient voorafgaand aan toegangsweigering de IND te worden geraadpleegd (zie A2/5.5.1). Indien wordt overgegaan tot toegangsweigering moet een schriftelijke gemotiveerde beschikking worden uitgereikt. Hiervoor kan model M18 worden gebruikt.

I

Paragraaf A2/6.2.3.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

De vreemdelingen van de categorie waarop de bepalingen van dit onderdeel betrekking hebben, dienen te worden onderscheiden in drie groepen:

a. niet-duurzaam verblijf;

b. duurzaam verblijf;

c. doorreis.

Ad a Niet-duurzaam verblijf

Op vreemdelingen die in Nederland werkzaamheden verrichten als lid van een diplomatieke zending of consulaire post, hun gezinsleden en hun personeel, is de Vw niet van toepassing indien zij niet-duurzaam in Nederland verblijven. Op grond van de Weense Verdragen inzake het Diplomatiek Verkeer en de Consulaire Betrekkingen komt hen een bijzondere status toe. Zij zijn door de Minister van BuZa in het bezit gesteld van het geprivilegieerdendocument (zie model M81).

De bijzondere status houdt onder meer in dat de maatregelen van uitzetting krachtens de Vw op hen niet kunnen worden toegepast. Hun toegang, toelating en verblijf hier te lande richten zich naar de algemene regelen van volkenrecht.

Houders van diplomatieke, officiële en dienstpaspoorten van de landen vermeld in bijlage 2, overzicht A, GVI zijn vrijgesteld van de visumplicht.

Wel moeten zij bij grensoverschrijding beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5, eerste lid, onder a, artikel 19, eerste lid, onder d, en Bijlage VII SGC).

Zoals is aangegeven in A2/5.5.1, dient in het geval het voornemen bestaat om de toegang te weigeren aan een persoon die zich op een bijzondere status beroept, eerst contact op te worden genomen met de IND.

Ad b Duurzaam verblijf

Op vreemdelingen die reeds een jaar of meer op grond van artikel 8 Vw rechtmatig in Nederland verblijven, die gerechtigd zijn arbeid al dan niet in loondienst te verrichten en in dienst treden van een diplomatieke missie of consulaire post, blijft de Vw in volle omvang van toepassing. Het betreft met name vreemdelingen die door de diplomatieke zending of consulaire post lokaal zijn geworven.

Vreemdelingen van deze categorie ontvangen wel een geprivilegieerdendocument afgegeven door het ministerie van BuZa. Daarop komt echter een lettercode voor, met een verklaring waaruit bovengenoemde, niet-bijzondere status blijkt:

bij ambassades:

AD Het hoofd van de diplomatieke vertegenwoordiging, het diplomatiek personeel en hun gezinsleden;

BD Leden van het administratief en technisch personeel en hun gezinsleden;

ED Leden van het bedienend personeel en hun gezinsleden;

PD Particuliere bediendes.

bij Consulaten:

AC Consul, Generaal Consul, Vice Consul en Consulaire Agenten en hun gezinsleden;

BC Leden van het administratief en technisch personeel en hun gezinsleden;

EC Leden van het bedienend personeel en hun gezinsleden;

PC Particuliere bediendes.

bij internationale organisaties:

AO Personeelsleden met diplomatieke of vergelijkbare status en hun gezinsleden;

BO Leden van het administratief en technisch personeel en hun gezinsleden;

EO Leden van het bedienend personeel en hun gezinsleden;

PO Particuliere bediendes of huishoudelijke hulp (met de toevoeging ZF).

De afwijkende codering die kan voorkomen is ZF (=zelfstandige functie). Aan deze codering kunnen geen rechten worden ontleend aan privileges of immuniteiten. Nederlanders in dienst van genoemde instellingen worden onderscheiden door achter de bovengenoemde codering de aanduiding /NL te plaatsen. Duurzaam in Nederland verblijvende vreemdelingen krijgen de toevoeging /DV. Parttimers in dienst van genoemde instellingen krijgen de toevoeging /PT.

Lokaal geworven personeel dat vóór 1 augustus 1987, vanaf welke datum het onderscheid tussen duurzaam en niet-duurzaam verblijf wordt gemaakt, in het bezit was van een legitimatiebewijs afgegeven door de Minister van BuZa, behoudt de verworven bijzondere status tot beëindiging van het dienstverband.

Ad c Doorreis

Ten aanzien van diplomatieke en consulaire ambtenaren, hun gezinsleden en personeel, welke slechts op doorreis in Nederland zijn, is de Vw niet van toepassing voor zover het de doorreis naar of terugkeer van de diplomatieke zending of consulaire post in een derde land betreft. Hetgeen onder a is opgemerkt over de bijzondere status geldt ook hier.

J

Paragraaf A2/6.2.4.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Collectieve paspoorten voor jeugdige personen

In de Europese Overeenkomst betreffende het reizen van jeugdige personen op collectieve paspoorten tussen de landen die lid zijn van de Raad van Europa van 16 december 1961 is overeengekomen dat op basis van reciprociteit door de aangesloten landen afgegeven collectieve paspoorten worden erkend als geldig document voor grensoverschrijding. De bij de Overeenkomst aangesloten landen zijn: België, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Portugal, Turkije, Verenigd Koninkrijk, IJsland en Zweden. De overeenkomst verplicht overigens niet tot afgifte van collectieve paspoorten. Zo hebben Nederland en België de afgifte van collectieve paspoorten beëindigd.

Aan jeugdige personen beneden de leeftijd van 21 jaar die reizen op een door één van lidstaten van Europese Overeenkomst van 16 december 1961 afgegeven collectief paspoort of lijst kan toegang worden verleend voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, mits:

– op het collectieve paspoort of de lijst de naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, en de woonplaats van ten minste vijf en ten hoogste vijftig deelnemers aan de reis vermeld staan;

– uit een door de bevoegde buitenlandse autoriteit op het collectieve paspoort of de lijst gestelde of door deze gewaarmerkte verklaring blijkt dat de deelnemers aan de reis de nationaliteit bezitten van het land door wiens autoriteit het paspoort of de lijst is afgegeven;

– zich bij het reisgezelschap een reisleider bevindt die het collectieve paspoort of de lijst onder zijn berusting heeft en die in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding;

– de deelnemers aan de reis zo nodig in staat zijn hun identiteit op enigerlei wijze te bewijzen; en

– de deelnemers aan de reis voldoen aan alle overige voorwaarden voor toegang.

Wanneer in een collectief paspoort of lijst afgegeven door de autoriteiten van Frankrijk of Ierland ook in die landen gevestigde jeugdige vluchtelingen of staatlozen voorkomen, moet dit uit het document blijken. Deze deelnemers moeten wel beschikken over een individueel identiteitsbewijs voorzien van een foto. Deelnemers die reizen op een collectief paspoort of lijst afgegeven door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hoeven – behoudens bij grenspassage – niet in groepsverband te reizen, op voorwaarde dat zij zich kunnen legitimeren en de reisleider steeds beschikbaar blijft.

Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de EU

Zoals is aangegeven in A2/4.3.3.1, kan aan scholieren van derde landen die rechtmatig in Nederland verblijven, ter vereenvoudiging van schoolreizen binnen de EU, een reizigerslijst voor scholieren worden afgegeven overeenkomstig het besluit van de Raad van de EU van 30 november 1994. Dit besluit is nog steeds van kracht.

Visumplichtige vreemdelingen die staan vermeld op een reizigerslijst en in het bezit zijn van een individueel geldig document voor grensoverschrijding hoeven niet tevens in het bezit te zijn van een afzonderlijk visum. In A2/4.3.3.1 staat aangegeven aan welke voorwaarden in dit geval moet zijn voldaan.

Indien de deelnemers niet in het bezit zijn van een individueel document voor grensoverschrijding, kan de reizigerslijst bovendien als (collectief) document voor grensoverschrijding dienen. In A2/4.3.3.1 staat aangegeven aan welke voorwaarden in dit geval moet zijn voldaan.

De vorm van de reizigerslijst is vastgesteld (zie M7).

K

Paragraaf A2/6.2.6 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

In artikel 2.4 Vb zijn bepalingen opgenomen over vreemdelingen die als passagier van een vliegtuig een vliegveld aandoen (transiteren).

Voor wat betreft het luchthaventransitvisum staat in bijlage 3 GVI opgesomd voor de onderdanen van welke landen geldt dat zij zijn vrijgesteld van het visumvereiste.

Aan visumplichtige transitpassagiers van vliegtuigen die in het bezit zijn van een voor het Benelux-gebied geldig paspoort doch niet van het vereiste visum en die door omstandigheden buiten hun wil hun reis niet kunnen voortzetten, kan onder voorwaarden toegang tot het Benelux-gebied worden verleend.

Zie voor transitpassagiers van vliegtuigen tevens de Benelux Voorschriften Verzameling Deel IV, onder J.

In beginsel wordt toegang verleend tot het Benelux-gebied indien:

– de onderbreking plaatsvindt wegens van de wil van de vreemdeling onafhankelijke omstandigheden (bijvoorbeeld ongunstige weersomstandigheden, technische storingen enz.);

– hij van één van de daartoe aangewezen luchthavens zal vertrekken;

– hij in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding en reisbiljetten op grond waarvan zijn doorreis en toegang tot het land van bestemming vaststaat; en

– hij voldoet aan artikel 12, eerste lid, onder b en d, Vw.

De toegang wordt verleend voor de duur die noodzakelijk is om de doorreis per eerstvolgende gelegenheid te kunnen voortzetten. De toegang kan worden geweigerd aan personen ten aanzien van wie een gegrond vermoeden bestaat dat zij toegang vragen voor een ander doel dan waarvoor deze regeling bedoeld is.

Als blijk van de verleende toegang aan de transitpassagier, wordt in het reisdocument van de transitpassagier een aantekening gesteld. De tekst van deze aantekening luidt:

‘Toegang tot het Benelux-gebied verleend van ... geldig tot ..., (vermelding relevante artikel en lid).’ Voorts wordt een territoriaal beperkt visum verleend voor de duur die noodzakelijk is om de doorreis te kunnen voortzetten. Daarbij komt een inreisstempel en handtekening van de ambtenaar die toegang verleent.

In plaats van het stellen van een aantekening kan, in het geval van toegangverlening aan de transitpassagier van een vliegtuig, een afzonderlijke verklaring aan de vreemdeling worden verstrekt (zie bijlage 5 VV).

De territoriale geldigheid van de toegang wordt beperkt wanneer het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling niet geldig is voor België of Luxemburg. In dat geval wordt bij de aantekening aangegeven voor welk(e) Benelux-land(en) deze geldig is.

Indien de vreemdeling aan wie toegang is verleend niet op het voorgeschreven tijdstip is vertrokken, moet hiervan onmiddellijk kennis worden gegeven aan de ambtenaren der KMar belast met het toezicht op vreemdelingen, alsmede aan de vreemdelingenpolitie.

L

Paragraaf A2/6.2.9.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar kunnen, in afwijking van het vereiste dat zelfstandig moet worden beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, Nederland binnenkomen, wanneer zij reizen in gezelschap van een persoon wiens document voor grensoverschrijding mede voor hen geldig is, onder de volgende voorwaarden:

– zij reizen in gezelschap van een ouder, grootouder of voogd (Belgische, Luxemburgse en Franse kinderen mogen echter voor een kort verblijf ook binnenkomen in gezelschap van een andere persoon);

– zij bezitten dezelfde nationaliteit als hun begeleider; en

– zij staan bijgeschreven in het document voor grensoverschrijding van hun begeleider, dat (voor zover vereist) voorzien is van een geldig visum of een geldige mvv.

Degene onder wiens begeleiding minderjarige kinderen reizen, is verplicht om op verzoek het mede voor hen geldig document voor grensoverschrijding aan een grensbewakingsambtenaar te tonen en te overhandigen (zie artikel 4.5, eerste lid, onder a, Vb). De zelfstandige identificatieplicht van artikel 50 Vw juncto artikel 4.21 Vb geldt voor deze kinderen niet.

M

Paragraaf A2/6.2.10.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Voorwaarden voor binnenkomst

Toegang wordt steeds verleend aan:

– vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldig paspoort en een geldige verblijfsvergunning afgegeven door één der Schengenstaten;

– vreemdelingen die in het bezit zijn van een paspoort alsmede een geldig verblijfsdocument (zie bijlagen 7a, 7b, 7c, 7d en 7e VV).

Ten aanzien van de tweede voorwaarde geldt voorts dat aan een persoon met een door de Nederlandse autoriteiten afgegeven paspoort of identiteitskaart die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer van personen (zie B10) en (vervolgens) verwijderd is door een andere lidstaat om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, door de Nederlandse ambtenaar belast met de grensbewaking zonder formaliteiten toegang dient te worden verleend. Dit geldt ook wanneer het paspoort of de identiteitskaart is vervallen of de nationaliteit van de houder wordt betwist (zie artikel 8.10 Vb).

Inwonende kinderen beneden de twaalf jaar zijn meestal opgenomen in de vergunning van hun ouders. Deze kinderen worden ook feitelijk in het bezit gesteld van een verblijfsdocument (zie artikel 4.21, tweede lid, Vb).

Alle hierboven genoemde vreemdelingen zijn in geval van terugkeer naar Nederland vrijgesteld van de visumplicht (zie bijlage 4 GVI en bijlage 3 VV).

Wijze van grenscontrole

Vreemdelingen die kunnen aantonen dat hen lang verblijf in Nederland is toegestaan.

Vreemdelingen aan wie lang verblijf in Nederland is toegestaan zijn bij in- en uitreis verplicht om het in hun bezit zijnde document voor grensoverschrijding desgevraagd aan een grensbewakingsambtenaar te tonen en te overhandigen (zie artikel 4.5 Vb).

Ten aanzien van vreemdelingen die kunnen aantonen dat hen lang verblijf in Nederland is toegestaan blijft controle op bestaansmiddelen achterwege. Hen wordt niet gevraagd naar doel en duur van het verblijf. Wel kan controle aan de hand van het OPS plaatsvinden, met name met het oog op tenuitvoerlegging van signaleringen die verband houden met de Vw (zie A3/9).

Zoals is aangegeven in A2/5.5.1, dient in het geval het voornemen bestaat om de toegang te weigeren aan een persoon die zich er op beroept dat hem lang verblijf in Nederland is toegestaan, eerst contact op te worden genomen met de IND.

Vreemdelingen aan wie lang verblijf in Nederland niet meer is toegestaan / bij twijfel omtrent het verblijfsrecht

Uit een signalering in het OPS kan blijken dat de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd is ingetrokken dan wel de geldigheidsduur is verstreken. Aan de houder van een geldig paspoort en van een verblijfsvergunning waarvan de geldigheidsduur nog maar korte tijd is verstreken kan, wanneer hij een redelijke grond kan aanvoeren voor zijn verlate terugkeer, toegang worden verleend. In ieder geval dient de grensbewakingsambtenaar zo veel mogelijk direct de verblijfsrechtelijke status na te gaan. Indien de vreemdeling wordt doorgelaten dient met toepassing van artikel 4.26 Vb een meldplicht te worden opgelegd.

Wanneer de vreemdeling niet kan aantonen of aannemelijk kan maken dat hem lang verblijf in Nederland is toegestaan, kan voor vaststelling van zijn verblijfsrechtelijke positie contact worden opgenomen met de vreemdelingenpolitie van de politieregio in welke de gestelde woon- of verblijfplaats van de vreemdeling is gelegen, dan wel met de IND.

N

Paragraaf A2/6.2.10.3 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Vreemdelingen die houder zijn van een geldige, door een Schengenstaat afgegeven verblijfsdocument opgesomd in bijlage 4 GVI zijn vrijgesteld van de visumplicht (zie ook artikel 21 SUO).

De toegang wordt aan houders van een geldige Belgische of Luxemburgse verblijfsvergunning niet geweigerd op de enkele grond dat zij niet tevens in het bezit zijn van hun paspoort. Controle op bestaansmiddelen blijft bij deze vreemdelingen achterwege, wanneer zij in het bezit zijn van geldige reisbiljetten naar de landen waarvoor zij over een geldige verblijfstitel of terugkeervisum beschikken.

Toegang wordt geweigerd wanneer gevaar voor de Nederlandse openbare orde of nationale veiligheid daartoe aanleiding geeft, met name wanneer de vreemdeling is gesignaleerd als ongewenst vreemdeling of als ongewenstverklaard vreemdeling (ongewenstverklaard ex artikel 67 Vw).

Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op vreemdelingen die in het bezit zijn van het vereiste document voor grensoverschrijding en een geldige Belgische of Luxemburgse mvv (autorisation de séjour provisoire), mits in deze machtiging staat vermeld dat zij geldig is voor binnenkomst in het Beneluxgebied.

O

Paragraaf A2/6.2.11.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Vreemdelingen die houder zijn van een reisdocument voor vluchtelingen afgegeven door een staat die is aangesloten bij de Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen (Trb. 1959, nr. 153), en op wiens grondgebied zij regelmatig verblijven zijn vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij ook aan de overige voorwaarden voor binnenkomst voldoen. Het betreft hier een reisdocument voor vluchtelingen als bedoeld in artikel 28 Vluchtelingenverdrag.

Partij bij de Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen zijn, naast Nederland: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, IJsland, Ierland, Italië, Liechtenstein, Luxemburg, Malta, Noorwegen, Portugal, Spanje, Zweden, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Voor Frankrijk geldt de volgende uitzondering: de houder van een reisdocument voor vluchtelingen is voor Frankrijk niet vrijgesteld van de visumplicht, indien het document is afgegeven door een niet-Schengenstaat.

Het vorenstaande (inreizen zonder visum) geldt in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden eveneens voor zeelieden-vluchtelingen die houder zijn van een reisdocument voor vluchtelingen.

Indien het reisdocument voor vluchtelingen is verlopen maar is afgegeven door één van de staten die zijn aangesloten bij de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen, dient de betrokkene te worden overgedragen aan de staat die het verlopen reisdocument heeft afgegeven. Dit geschiedt op grond van artikel 4 van deze overeenkomst. Partij bij deze Overeenkomst zijn: Denemarken, Duitsland, Finland, Italië, Nederland, Noorwegen, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland.

Vreemdelingen die in het bezit zijn van een reisdocument dat is afgegeven door een lidstaat van de EU aan vluchtelingen en die rechtmatig verblijf hebben in die lidstaat zijn vrijgesteld van de visumplicht op grond van Verordening 539/2001.

Voor houders van elders afgegeven reisdocumenten voor vluchtelingen die niet vallen onder genoemde regelingen, gelden in beginsel geen afwijkingen van de normale voorwaarden voor binnenkomst en verblijf. Deze vreemdelingen mogen echter in geen geval naar hun land van herkomst worden verwijderd.

P

Paragraaf A2/6.2.12 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

Onder ‘staatloze’ wordt blijkens het op 28 september 1954 te New York gesloten Staatlozenverdrag verstaan: een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd. Deze personen worden in de regel door de autoriteiten van het land waar zij zijn toegelaten in het bezit gesteld van een vreemdelingenpaspoort.

Het reisdocument voor staatlozen, afgegeven krachtens voornoemd verdrag, wordt voor binnenkomst op het grondgebied van de Schengenstaten als document voor grensoverschrijding erkend.

Vreemdelingenpaspoorten worden door de autoriteiten van het land waar zij zijn toegelaten ook wel afgegeven aan personen die om één of andere reden van het land waarvan zij onderdaan zijn geen document voor grensoverschrijding kunnen verkrijgen of een reeds verkregen document voor grensoverschrijding niet kunnen laten verlengen.

Toegang wordt slechts aan houders van vreemdelingenpaspoorten verleend indien uit het vreemdelingenpaspoort of een ander document blijkt dat de wedertoelating van de vreemdeling tot het land van afgifte is gewaarborgd.

Houders van een dergelijk document voor grensoverschrijding zijn bij binnenkomst aan de visumplicht onderworpen. Echter, vreemdelingen die in het bezit zijn van een reisdocument dat is afgegeven door een lidstaat van de EU aan staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die rechtmatig verblijf hebben in die lidstaat zijn op grond van Verordening 539/2001 vrijgesteld van de visumplicht.

Voor de bepalingen met betrekking tot houders van een vreemdelingenpaspoort aan wie lang verblijf in Nederland is toegestaan wordt verwezen naar A2/6.2.10.1.

Aan personen die verklaren staatloos te zijn en die niet in het bezit zijn van een vreemdelingenpaspoort wordt de toegang geweigerd. Houders van vreemdelingenpaspoorten die niet beschikken over de vereiste visa wordt in beginsel eveneens de toegang geweigerd. In bijzondere gevallen en onder bepaalde voorwaarden kunnen echter aan de grens visumfaciliteiten worden verleend (zie A2/4.3.8).

Q

Het model M6 Vreemdelingencirculaire wordt toegevoegd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

R

Het model M7 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

S

Het model M119 komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

T

Het model M120 komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst

Den Haag, 12 december 2007.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Bijlage 1

stcrt-2008-1-p13-SC83782-1.gif

Bijlage 2

stcrt-2008-1-p13-SC83782-2.gif

Bijlage 3

stcrt-2008-1-p13-SC83782-3.gif

Bijlage 4

stcrt-2008-1-p13-SC83782-4.gifstcrt-2008-1-p13-SC83782-5.gifstcrt-2008-1-p13-SC83782-6.gif

Toelichting

Artikelsgewijs

A

De IND neemt gefaseerd de taken die de gemeente uitvoert in het kader van aanvragen om een verblijfsvergunning over. Het betreft onder meer het innemen van de aanvragen om verlening of wijziging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Met de overname van deze taken is de IND een van de partijen in de vreemdelingenketen die als eerste met vreemdelingen in aanraking kan komen.

B

Onderhavige wijziging brengt het belang van het gebruik van de authentieke GBA-gegevens bij de registratie van persoonsgegevens van vreemdelingen binnen de vreemdelingenketen tot uitdrukking.

C, H, I, M, N

Deze wijzigingen houden verband met de eerdere aanpassing van de bijlage 3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stct. 30 juli 2007, nr. 144) en repareren een foutieve verwijzing. Bijlage 3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 somt thans slechts nog de categorieën vreemdelingen op die de toegang tot Nederland, onverminderd de overige terzake gestelde vereisten, niet wordt geweigerd indien de vreemdeling verblijf langer dan drie maanden (migratie) beoogt en de vreemdeling niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopige verblijf. Toegang voor verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden wordt bepaald door onder meer Verordening (EG) 562/2006 (Schengengrenscode), Verordening (EG) 539/2001, de Gemeenschappelijke Visuminstructies en de Benelux-Visuminstructies.

D, F

Deze wijziging heeft betrekking op de uitvoering van de door de EU gesloten overeenkomst inzake de versoepeling van afgifte van visa kort verblijf. Visumversoepelingsovereenkomsten of visumfacilitatieovereenkomsten zijn een nieuw instrument in het kader van het beleid inzake visa voor kort verblijf.

De overeenkomst met Rusland is de eerste visumfacilitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 2 van de Beschikking (EG) (nr. 2006/440/EC) van de Raad van 1 juni 2006 visumaanvragen (PbEU L 129) die de EU heeft afgesloten. De overeenkomst heeft onder meer betrekking op vereenvoudiging van het aantonen van het reisdoel, vrijstelling en hoogte van de kosten die voor de behandeling van een visumaanvraag in rekening worden gebracht, beslistermijnen die gelden ten aanzien van de visumaanvraag en vrijstelling van de visumplicht.

Voor het overige betreft het een redactionele wijziging en houdt de wijziging verband met de eerdere aanpassing van de bijlage 3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stct. 30 juli 2007, nr. 144).

E, G

In verband met de eerdere aanpassing van de bijlage 3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stct. 30 juli 2007, nr. 144), het vervallen van de bijlagen 3a t/m 3c van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en het opnemen van die modellen in de Vreemdelingencirculaire wordt hier thans verwezen naar de modellen M6 en M7 voor respectievelijk het bijzondere doorlaatbewijs en de reizigerslijst voor schoolreizen binnen de EU.

J

Met de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 1965 en de Paspoortwet op 1 januari 1992 zijn de twee regelingen ingetrokken die het mogelijk maakten collectieve lijsten en collectieve paspoorten in Nederland uit te geven. Nederland heeft uitgifte van collectieve paspoorten dan ook beëindigd. Met onderhavige wijziging wordt echter benadrukt dat met de Europese Overeenkomst betreffende het reizen van jeugdige personen op collectieve paspoorten tussen de landen die lid zijn van de Raad van Europa van 16 december 1961 een collectief paspoort van jeugdige personen dat is afgegeven door één van andere bij de overeenkomst aangesloten landen blijft gelden als een erkend document voor grensoverschrijding. Het nalaten van afgeven van collectieve paspoorten is overigens niet in strijd met de Europese Overeenkomst.

Aan scholieren van derde landen die rechtmatig in Nederland verblijven, kan ter vereenvoudiging van schoolreizen binnen de EU een reizigerslijst voor scholieren worden afgegeven overeenkomstig het besluit van de Raad van de EU van 30 november 1994 (94/75/JBZ). Dit besluit is in tegenstelling tot de hiervoor genoemde regelingen nog steeds van kracht. Het model ten aanzien van de reizigerslijst voor schoolreizen binnen de EU is thans opgenomen in de Vreemdelingencirculaire onder model M7.

K

De wijziging betreft het repareren van een kennelijke verschrijving.

L

Sinds 1995 worden geen British Visitors passports meer uitgegeven en gebruikt. Gelet daarop bestaat niet langer aanleiding om Britse kinderen die reizen in gezelschap van een ouder, grootouder of voogd die houder is van een dergelijk paspoort als een aparte categorie te vermelden. Voorts betreft het een reparatie van een met de wijziging van bijlage 3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stct. 30 juli 2007, nr. 144) foutief geworden verwijzing naar die bijlage.

O, P

Met Verordening nr 1932/2006 van de Raad van Europa van 21 december 2006 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 zijn personen met een vluchtelingenstatus, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die in een lidstaat verblijven en in het bezit zijn van een reisdocument dat is afgegeven door die lidstaat vrijgesteld van de visumplicht. Met de wijziging van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 539/2001 per 19 januari 2007 blijft het visumvrij reizen voor erkend vluchtelingen en erkend staatlozen niet langer beperkt tot het Schengengebied maar strekt zich uit tot de landen van de EU.

Q, R, S

Met de wijziging van bijlage 3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stct. 30 juli 2007, nr. 144) is de grondslag voor de modellen in bijlagen 3b en 3c van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 komen te vervallen. Bijlage 3b van het Voorschrift Vreemdelingen wordt als model M7 opgenomen en bijlage 3c van het Voorschrift Vreemdelingen wordt als model M6 in de Vreemdelingencirculaire opgenomen.

T

Met de komst en opgedane ervaringen van de Dienst Terugkeer en Vertrek is de behoefte onstaan aan meer en andere gegevens met betrekking tot het dossier van de inbewaringstelling (M119).

U

Deze wijziging in het model M120 betreft het repareren van het abusievelijk nog noemen van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in plaats van de Staatssecretaris van Justitie.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven