Samenwerkingsprotocol NMa-DTe en SodM

De Gaswet bepaalt in artikel 59, eerste lid, dat de NMa/DTe toezicht houdt op de veiligheid (artikel 8). Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft hiervoor de expertise. EZ heeft daarom SodM, naast de NMa/DTe, als toezichthouder aangewezen voor het toezicht artikel 8 Gaswet en op de bepalingen uit de Ministeriële regeling Kwaliteitsaspecten die zien op veiligheidsaspecten. Er is nu sprake van een samenloop van toezichtbevoegdheden. Om het toezicht zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen is een samenwerkingsprotocol opgesteld waarin is aangegeven hoe NMa/DTe en SodM de taken en verantwoordelijkheden bij dit toezicht verdelen.

Samenwerkingsprotocol NMa Directie Toezicht energie en Staatstoezicht op de Mijnen

1 Aanleiding

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de Inspecteur-generaal der Mijnen van het ministerie van Economische Zaken;

Overwegende:

- dat de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit bevoegd is het bij of krachtens artikel 8 en artikel 35a van de Gaswet bepaalde te handhaven en dat zijn daarvoor aangewezen ambtenaren bevoegd zijn op genoemde bepalingen toezicht te houden;

- dat Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) beschikt over expertise voor het houden van toezicht op het aspect veiligheid bij pijpleidingsystemen;

- dat op grond van artikel 59, eerste lid, van de Gaswet alleen ambtenaren van de NMa kunnen worden belast met het toezicht op artikel 35a van de Gaswet;

- dat het wenselijk is dat ook sommige functionarissen van het SodM toezicht kunnen houden op artikel 35a van de Gaswet;

- dat zij met het oog daarop tevens zullen worden benoemd als ambtenaar bij de NMa;

- dat SodM is aangewezen als toezichthouder op de naleving van artikel 10, lid 2, artikel 11, onderdelen e t/m 1 en de artikelen 15 t/m 19 van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas (veiligheidsaspecten)1 die zijn gebaseerd op artikel 8 van de Gaswet;

- dat nu er sprake is van samenloop van toezichtbevoegdheden van SodM en NMa-DTe, door SodM en de NMa-DTe grote waarde wordt gehecht aan een goede onderlinge samenwerking;

- dat deze samenwerking mede is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van dubbel toezicht bij de netbeheerders;

- dat het noodzakelijk is dat de NMa-DTe en SodM onderling afspraken maken over te volgen werkwijze en samenwerking en deze afspraken vastleggen in dit samenwerkingsprotocol;

komen het volgende overeen:

2 Uitgangspunten

Partijen maken in dit samenwerkingsprotocol afspraken ter verwezenlijking van de taakstelling die voortvloeit uit de aanwijzing van SodM als medetoezichthouder op de veiligheidsaspecten uit de Gaswet met de volgende uitgangspunten als basis:

- de ambtenaren van NMa-DTe en SodM zijn beide belast met het toezicht op artikel 10, lid 2, artikel 11, onderdelen e t/m 1 en de artikelen 15 t/m 19 uit de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas, echter SodM zal bij het toezicht op de veiligheidsaspecten het voortouw nemen;

- ambtenaren van de NMa-DTe zijn belast met het toezicht op artikel 35a van de Gaswet. Medewerkers van SodM zullen als ambtenaar van NMa-DTe het toezicht op het betreffende artikel uitvoeren;

- SodM en NMa-DTe wisselen ten behoeve van een gestructureerd en professioneel toezicht, binnen hun wettelijke bevoegdheden, informatie uit.

3 Activiteiten

3.1 In onderling overleg tussen de NMa-DTe en SodM wordt de toezichtstrategie voor handhaving van de onder 2 genoemde artikelen vastgesteld. Hierbij zal SodM zich richten op de ‘veiligheidsaspecten’ en NMa-DTe op de ‘niet-veiligheidsaspecten’. Onder de ‘niet-veiligheidsaspecten’ worden de marktaspecten verstaan, zoals de netcapaciteit en kwaliteitsaspecten die geen veiligheidsaspecten zijn. Daaruit voortvloeiende projecten in het veld (kantoren van de netbeheerders of elders) worden in onderling overleg uitgevoerd.

3.2 Bij het toezicht op locatie bij de netbeheerder voor de beoordeling van de op grond van artikel 8 van de Gaswet door netbeheerders ingediende kwaliteit- en capaciteitsdocumenten, wordt zo mogelijk door SodM en NMa/DTe één team geformeerd voor het toezicht op zowel de veiligheidsaspecten als de marktaspecten. Contact met de netbeheerders omtrent de beoordeling van de ingediende documenten geschiedt in gezamenlijk overleg.

3.3 Het SodM zal in onderling overleg met NMa-DTe, waar nodig, een monitorfunctie verrichten op basis van het uit te voeren toezicht in het veld.

3.4 SodM en NMa-DTe zullen elkaar op basis van hun eigen deskundigheid op verzoek met raad en daad bijstaan en informeren elkaar over zaken en ontwikkelingen die voor optimaal functioneren van belang zijn.

3.5 NMa-DTe en SodM kunnen in elkaars onderzoeken over en weer als deskundige in de zin van artikel 5:15, derde lid, Awb optreden. Daartoe stellen zij elkaar op verzoek en voor zover mogelijk mensen en middelen ter beschikking.

4 Coördinatie en overleg

4.1 Zowel NMa-DTe als SodM wijzen een contactpersoon aan voor onderlinge afstemming van de werkzaamheden.

4.2 Ieder halfjaar, of zoveel vaker als nodig is, vindt overleg plaats tussen de directeur van de directie toezicht energie van de NMa en de Inspecteur-generaal der Mijnen.

5 Aanpassingen en wijzigingen

5.1 Het samenwerkingsprotocol kan in onderling overleg tussentijds worden aangepast of aangevuld en zal in overeenstemming worden gebracht met eventuele wetswijzigingen.

5.2 Jaarlijks wordt door SodM en NMa-DTe gezamenlijk bekeken of een aanpassing van dit protocol noodzakelijk is. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de realisatie van gestelde doelen en naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het protocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit protocol aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken en beleidsregels.

6 Slotbepalingen

6.1 Dit protocol treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

6.2 Dit protocol wordt aangehaald als: Samenwerkingsprotocol NMaDTe en SodM.

6.3 Dit protocol zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 april 2007.
Staatstoezicht op de Mijnen.
De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit,
namens deze
Raad van Bestuur.

Het samenwerkingprotocol is gezonden aan de Minister van Economische Zaken.

1 Stcrt. 2006, 212.

Naar boven