Wijziging verplichtstelling tot deelneming in bedrijfstakpensioenfonds

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf

Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 mei 2007 is op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 maart 1951, nr. 498, Stcrt. 1951, nr. 63 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 november 1991, nr. 91/5976) zodanig gewijzigd, dat de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf zoals in dat besluit is bepaald onder I is verplicht gesteld voor de bedrijfsgenoten in het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf van 16 tot en met 64 jaar.

Hierbij wordt verstaan onder:

a. bedrijfsgenoten: alle personen die in de bedrijfstak als werknemer werkzaam zijn of als werkgever werkzaamheden doen verrichten of als zelfstandig werker dat bedrijf uitoefenen, zonder daartoe een of meer werknemers in dienst te hebben alsmede de rechtverkrijgenden van deze personen. Onder bedrijfsgenoten wordt niet begrepen de directeur-grootaandeelhouder, die niet verzekerd is op grond van de wettelijke werknemersverzekeringen sociale verzekering;

b. bedrijfstak: het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf omvat alle ondernemingen waarin en voor zover daarin het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf als hoofdbedrijf of als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt uitgeoefend met inbegrip van buitenlandse ondernemingen voor zover deze in Nederland arbeid (doen) verrichten en met inbegrip van buitenlandse uitzend-, detacherings-, en/of bemiddelingsbureaus voor zover zij in Nederland werknemers ter beschikking stellen voor het verrichten van werkzaamheden welke vallen onder het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf.

Onder hoofdbedrijf wordt ten deze verstaan het uitoefenen van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf, waarbij het aantal betrokken werknemers groter is dan het aantal werknemers dat werkzaamheden verricht op het gebied van een andere bedrijfstak. Als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt beschouwd uitoefening van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf door een afdeling van een onderneming, welke tevens werkzaamheden op het gebied van (een) andere bedrijfstak(ken) verricht, indien het personeel van die afdeling in de regel niet wordt uitgewisseld met (een) andere afdeling(en), die werkzaamheden verricht(en) op het gebied van (een) andere bedrijfstak(ken), of indien die afdeling administratief en/of organisatorisch als een afzonderlijke eenheid is te beschouwen.

Als ondernemingen worden ook beschouwd natuurlijke personen en rechtspersonen, die schilderwerk in eigen beheer uitoefenen, zoals in het kader van het beheer, respectievelijk de exploitatie van woningen, respectievelijk van gebouwen, dit voor zover deze ondernemingen of instellingen niet onder de werkingssfeer vallen van een ander bedrijfstakpensioenfonds;

c. uitoefening van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf: het bedrijfsmatig verrichten van een of meer van de volgende werkzaamheden:

- het aan of in roerende en onroerende zaken aanbrengen van verven of soortgelijke producten en het verrichten van werkzaamheden die met het aanbrengen van deze materialen samenhangen, als schoonmaken, egaliseren, repareren van ondergronden, et cetera;

- het aanbrengen van behangsel, respectievelijk van andere te plakken afwerkingsmaterialen en het verrichten van werkzaamheden die met het aanbrengen van deze materialen samenhangen, als schoonmaken, egaliseren, repareren van ondergronden, et cetera, uitgezonderd vloerbedekking, betimmeringen en gordijnen;

- het plaatsen van al of niet isolerende beglazing;

- het isoleren van spouwmuren, dakschotten en vloeren aan en in woningen en gebouwen en andere onroerende zaken;

- het plaatsen van steigers als dit in verband staat met het (doen) verrichten van bovenomschreven werkzaamheden;

- het direct geven van technische en/of organisatorische leiding aan werknemers bij de uitvoering van de hiervoor omschreven werkzaamheden.

Niet als uitoefening van het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf wordt beschouwd:

- het door industriële ondernemingen aanbrengen van verfproducten op de door die ondernemingen vervaardigde producten;

- het uitoefenen van een classificeerbedrijf waaronder verstaan wordt: het bedrijfsmatig ontdoen van ketelsteen of roest en schoonmaken (niet zijnde schilderwerk) en huidverven van vaartuigen en metalen oppervlakken en metalen constructies van schepen (of direct daarmee verband houdende). Onder schoonmaken dient mede verstaan te worden het aanbrengen van een eerste conserveringslaag in verband met de zojuist genoemde reinigingswerkzaamheden - tenzij de uitoefening van deze werkzaamheden geschiedt in een onderneming waarin het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf het hoofdbedrijf is;

- het spuiten van automobielen, tenzij dit geschiedt in een onderneming, waarin het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf het hoofdbedrijf is.”

Eerstgenoemd besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 mei 2007.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,
de directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
M.H.M. van der Goes.

Naar boven