Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer)

21 mei 2007

Wettelijke grondslag: Arbeidstijdenwet, artikelen 10:5 en 10:7

Status: bekendmaking van het Beleid van de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de wijze van berekenen en opleggen van de bestuurlijke boete in het kader van de Arbeidstijdenwet en de daarop berustende bepalingen inzake het Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer)

Doelgroep: werkgevers, zelfstandig werkenden en werknemers

Ingangsdatum: 23 mei 2007

Met de inwerkingtreding van onderhavige Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) vervallen de Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) van 19 mei 2005 (Stcrt. 100), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 maart 2006 (Stcrt. 43).

De nieuwe beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit treedt met ingang van 23 mei 2007 in werking en wordt toegepast op overtredingen die vanaf de ingangsdatum plaatsvinden. Ten aanzien van overtredingen die zijn geconstateerd vóór 23 mei 2007 zullen boetes worden opgelegd met inachtneming van de oude beleidsregels.

Belangrijke wijzigingen:

– Aanpassing aan gewijzigde EG regelgeving (richtlijn 561/2006)

– Toevoegen boeteoplegging inzake bediening schakelorgaan

– Enige verduidelijkingen van de terminologie vanuit de praktijk

• Begrip dubbele norm is vervangen door begrip ernstige overtreding.

• Relateren begrip werknemer aan art. 1.1 ATW.

• Regelmatig gehanteerde matigingsgrond beschreven, zodat ook niet-ingezetenen op een gelijke wijze tegemoet worden getreden als de ingezeten.

Artikel 1

1. Bij de berekening van een boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet worden voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer’ die als bijlage 1 bij deze beleidsregels is gevoegd.

2. Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:

a. direct beboetbare feiten die worden genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel;

b. niet direct beboetbare feiten waarvoor tijdens een bedrijfsinspectie eerst een waarschuwing wordt gegeven (preventief handhavingstraject) en pas in tweede instantie, nadat nogmaals is geconstateerd dat het betreffende wettelijke voorschrift niet is nageleefd of de betreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot boeteoplegging;

3. Bij de toepassing van bijlage 2 wordt een onderscheid gemaakt tussen:

a. feiten welke tijdens een transportinspectie worden geconstateerd;

b. feiten welke tijdens een bedrijfsinspectie worden geconstateerd.

4. Deze beleidsregel is van toepassing op alle beboetbare feiten die als zodanig in de Arbeidstijdenwet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet.

Artikel 2

Bij een transportinspectie wordt bij vaststelling van een of meer beboetbare feiten ter zake van iedere persoon als bedoeld in artikel 10:3, tweede lid, sub e, van de Arbeidstijdenwet een boeterapport opgemaakt.

Artikel 3

Bij een bedrijfsinspectie bedraagt het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal personen ter zake waarvan een of meer beboetbare feiten is vastgesteld over een periode van 4 weken, 16 weken, 26 weken, 52 weken onderscheidenlijk 104 weken voor de werkgever met:

a. minder dan 25 werknemers als bedoeld in artikel 1:1 van de Arbeidstijdenwet: 3,

b. 25 of meer, maar minder dan 50 werknemers als bedoeld in artikel 1:1 van de Arbeidstijdenwet: 6,

c. 50 of meer, maar minder dan 100 werknemers als bedoeld in artikel 1:1 van de Arbeidstijdenwet: 9,

d. 100 of meer werknemers als bedoeld in artikel 1:1 van de Arbeidstijdenwet: 12.

Artikel 4

1. De totale bij een boetebeschikking op te leggen boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere beboetbare feiten, uit de som van de per beboetbaar feit berekende boetebedragen.

2. De boete die per boetebeschikking aan een werkgever, een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn, een persoon die een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten of een werknemer kan worden opgelegd, bedraagt minimaal € 50,–.

3. Indien bij een transportinspectie geconstateerd wordt dat de bestuurder de registratiebladen en of print-outs van de voorgaande dagen niet bij zich heeft, maar de originele registratiebladen en of print-outs ter plaatse worden gebracht binnen de duur van het bevel tot staken van de arbeid, zal de boete worden gematigd naar € 110,–.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.P.H. Donner.

Toelichting

Algemeen

Met het tot stand komen van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet kent de Arbeidstijdenwet de bestuurlijke boete als sanctiemogelijkheid bij het niet naleven van de voorschiften die in de Arbeidstijdenwet zijn neergelegd. De bevoegdheid om een dergelijke boete op te leggen komt toe aan een door de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen aangewezen ambtenaar. Deze neemt daarbij de daarvoor uitgevaardigde beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer in acht waar het gaat om het wegvervoer.

Bij de besluitvorming in het kader van de boeteoplegging spelen uiteraard de in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde beginselen van zorgvuldigheid bij de besluitvorming, van de belangenafweging en van de evenredigheid een rol.

Als de toepassing van onderhavige beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, dan geeft artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht aan dat van deze beleidsregel moet worden afgeweken. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om individuele omstandigheden met een zeer uitzonderlijk karakter (CRvB 5 september 2002, JB 2002, 338).

Artikel 1

Eerste lid, tweede lid en derde lid

Het niet naleven van daartoe aangemerkte voorschriften van de Arbeidstijdenwet en de daarop gebaseerde besluiten levert een beboetbaar feit op. Bij het wegvervoer kan wat betreft de controles een onderscheid worden gemaakt tussen transport- en bedrijfsinspecties. In het derde lid van dit artikel is aangegeven dat in bijlage 2, die betrekking heeft op de zogenoemde direct beboetbare feiten, een onderscheid wordt gemaakt tussen feiten die tijdens een transportinspectie en tijdens een bedrijfsinspectie worden geconstateerd.

Bij de transportinspectie is daarbij het uitgangspunt dat nagenoeg alle overtredingen die langs de weg worden en kunnen worden geconstateerd een direct beboetbaar feit opleveren.

Bij de bedrijfsinspectie is de benadering in beginsel dat er, behoud ens de in bijlage 2 beschreven uitzonderingen bij eerste constatering van een beboetbaar feit niet direct sprake zal zijn van een boeteoplegging, maar dat er eerst een waarschuwing wordt gegeven( preventief handhavingstraject).

De beleidsregel boeteoplegging bevat nadere regels over de wijze waarop de boete wordt berekend.

Bij deze beleidsregel behoren de volgende bijlagen:

Bijlage 1. tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer,

Bijlage 2. lijst direct beboetbare feiten bestuurlijke boete wegvervoer.

Derde lid

Doordat in het derde lid alleen wordt gesproken van bijlage 2 wordt daarmee impliciet aangegeven dat voor de berekening van de hoogte van de boete geen onderscheid tussen transport- en bedrijfsinspecties gemaakt wordt.

Vierde lid

Deze beleidsregel boeteoplegging geldt uitsluitend daar waar het gaat om de berekening van een boete voor beboetbare feiten die betrekking hebben op het wegvervoer. Daarbij is aangesloten bij de formulering die in artikel 5:12 van de Arbeidstijdenwet wordt gehanteerd. Voor andere sectoren dan het wegvervoer zullen wanneer voor deze sectoren het instrument bestuurlijke boete aan de orde is aparte beleidsregels van toepassing zijn. Een en ander brengt met zich mee dat de aard van de arbeid van doorslaggevende betekenis is voor de toepasselijkheid van de verschillende beleidsregels boeteoplegging.

Artikel 2

Dit artikel is gericht op transportinspecties. Bij een transportinspectie kunnen een of meer beboetbare feiten worden vastgesteld die zijn gepleegd door de werkgever, werknemer en/of zelfstandige.

Dit artikel geeft aan dat, als er beboetbare feiten worden geconstateerd, er per natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichting rust tot naleving van het beboetbare voorschrift een boeterapport wordt opgemaakt. Dit betekent dat wanneer er bij een transportinspectie zowel aan de werknemer als aan de werkgever gerelateerde overtredingen worden geconstateerd, voor ieder afzonderlijk een boeterapport wordt opgemaakt. Oftewel: ten aanzien van werkgever gerelateerde overtredingen wordt een boeterapport opgemaakt; dit kan dus ook overtredingen bevatten van meerdere bestuurders bij meerbemande ritten. Ten aanzien van de aan de werknemer gerelateerde overtredingen wordt een apart boeterapport opgemaakt.

Artikel 3

Dit artikel is gericht op bedrijfsinspecties. Voor de invoering van de bestuurlijke boete werd in het handhavingsbeleid een beperking gehanteerd ten aanzien van het aantal werknemers dat in het proces-verbaal werd opgenomen. Die beperking was afhankelijk van het totaal aantal werknemers dat bij de betreffende werkgever in dienst is. Vanwege de continuïteit van het handhavingsbeleid is het nodig om voor de uitvoering van de bestuurlijke boete een dergelijke beperking van het aantal op te nemen werknemers in het boete rapport op te nemen. Dit heeft zijn weerslag gevonden in artikel 3

Het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal werknemers is afhankelijk van het totaal aantal werknemers dat bij de werkgever in dienst is. De volgende staffel is in artikel 3 opgenomen en ziet er schematisch als volgt uit:

aantal werknemers in dienst van de werkgever/naar bedrijfsgrootte

Maximum aantal werknemers in het boeterapport

Minder dan 25 werknemers

3

25-49 werknemers

6

50-99 werknemers

9

100 werknemers of meer

12

Met de in artikel 3 aangegeven perioden van weken wordt het volgende bedoeld.

Voor een standaard bedrijfsinspectie wordt een periode van vier weken onderzocht.

Om de wekelijkse rust en/of nachtdienst te kunnen inspecteren wordt een periode van 16 weken gecontroleerd en om arbeidstijd te kunnen controleren wordt een periode van 26 weken gecontroleerd. Controle van nachtdiensten en/of deugdelijke administratie wordt over een periode van 52 of 104 weken gedaan.

Artikel 4 eerste lid

Het eerste lid van dit artikel geeft aan dat de op te leggen boete is samengesteld uit de som van de per beboetbaar feit berekende boetebedragen. Dat hangt samen met artikel 10:5, derde lid, Arbeidstijdenwet, dat wel het cumulatieartikel wordt genoemd. Het uitgangspunt van dit artikellid is dat de beboetbaar gestelde feiten gelden ten opzichte van elk persoon met of ten aanzien van wie het beboetbare feit is begaan en met betrekking tot elke dag in de loop waarvan dat beboetbare feit is begaan. Voor de berekening van de hoogte van de totale boete in de boetebeschikking geldt derhalve het beginsel per persoon, per dag, per beboetbaar feit.

Verder wordt in de toelichting op dit artikel aangegeven dat in artikel 10.5 derde lid Arbeidstijdenwet een maximum bedrag (per feit, per dag) en in artikel 3 van deze beleidsregel een maximum aantal werknemers is opgenomen.

Derhalve wordt er aan het bedrag per boetebeschikking geen maximum gesteld.

Tweede lid

In het tweede lid van dit artikel wordt aangegeven dat de minimale boete per boetebeschikking € 50,- bedraagt. Op het beginsel dat in het eerste lid van dit artikel is neergelegd en dat inhoudt dat voor de berekening van de totale boete in de boetebeschikking wordt uitgegaan van het beginsel per persoon, per dag, en per beboetbaar feit, wordt, buiten hetgeen in het tweede lid is gesteld, geen uitzondering gemaakt of nuancering aangebracht.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner

Bijlage 1 Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer

Onderwerp

Boetenormbedrag

Algemene verplichtingen

 

Registratie van arbeids-, rij- en rusttijden

 

er is geen registratie

€ 4400,–

de registratie wordt niet tenminste 52 of 104 weken bewaard

€ 4400,–

een dienstrooster is niet opgesteld

€ 4400,–

Zorg voor gegevens en bescheiden

 

niet bewaren tot het tijdstip van overdracht aan de werkgever

€ 220,–

niet downloaden bestuurderskaart

€ 1100,–

niet / oneigenlijk gebruiken van registratiemiddel

€ 1100,–

niet downloaden controleapparaat

€ 550,–

Dienstrooster

 

administratieve voorschriften niet naleven

€ 220,–

Werkmap

 

niet afgegeven

€ 1100,–

vergeten

€ 550,–

niet geldig / onjuist model / meerdere bij 1 werkgever / administratieve voorschriften niet naleven

€ 220,–

Controleapparaat

 

Is niet aangebracht

€ 2200,–

uitrusting met / vervanging door digitale tachograaf

€ 2200,–

niet voorzien van verzegelingen

€ 2200,–

onvoldoende toezicht op juiste gebruik

€ 2200,–

het niet tijdig herstellen bij defect

€ 2200,–

periodiek keuring

€ 220,–

onderzoek na verbreken verzegelingen

€ 220,–

niet voorzien van een installatieplaatje

€ 220,–

niet of onjuist gebruiken schakelorganen tachograaf

€ 50,– 1

Registratiebladen / printouts/ bestuurderskaart

 

niet bij zich hebben van voorgaande dagen

€ 550,–

bij slechte werking / diefstal niet kunnen afdrukken gegevens

€ 550,–

bestuurder gebruikt de registratiemiddelen onjuist

€ 220,–

onvoldoende registratiebladen verstrekken

€ 220,–

ontbreken handmatige registratie indien nodig

€ 220,–

Erkenninghouder

 

wijziging(en) aangebracht in de gegevens

€ 1320,–

overdracht van kalibrerings gegevens naar computer

€ 1100,–

gegevens 52 weken bewaren

€ 1100,–

geen / niet alle gegevens verstrekken

€ 1100,–

register geen 3 jaar bewaren

€ 550,–

Misbruik controlemiddelen

 

werkgever en bestuurder niet zijnde werknemer

€ 1320,–

werknemer

€ 440,–

Arbeids-, rij- en rusttijden

 

dagelijkse rusttijd enkel bemand < 11 uur

€ 110,–

dagelijkse rusttijd enkel bemand < 8 uur

€ 220,–

+ € 220,– per uur te kort

dagelijkse rusttijd enkel bemand bij < 4,5 uur

€ 1100,–

+ € 220,– per uur

dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 9 uur

€ 110,–

dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 7 uur

€ 220,–

+ € 220,– per uur te kort

dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 4,5 uur

€ 880,–

+ € 220,– per uur te kort

wekelijkse rust (diverse normen van toepassing)

€ 110,– per uur te kort met max € 1100,–

Dienst niet afgewisseld met een pauze

€ 110,– per doorgewerkt uur met max van € 1100,–

dagelijkse rijtijd bij > 9 uur

€ 110,–

dagelijkse rijtijd bij > 10 uur

€ 110,–

+ € 110,– per uur te lang

dagelijkse rijtijd bij > 20 uur

€ 1320,–

Wekelijkse rijtijd

€ 110,– per uur te lang met max van €  1100,–

twee wekelijkse rijtijd

€ 110,– per uur te lang met max van € 1100,–

ononderbroken rijtijd bij > 4,5 uur

€ 110,–

+ € 110,– per uur te lang

ononderbroken rijtijd bij > 9 uur

€ 1100,–

+ € 220,– per uur te lang met een max van € 1980,–

nachtdiensten per dienst teveel

€ 100,– met max van € 1100,–

nachtdiensten per uur teveel

€ 100,– met max van € 1100,–

niet naleven voorschriften vrijstelling

€ 220,–

Diversen

 

- niet hebben maatwerkregister

€ 220,–

- jaagpremieverbod

€ 1100,–

- chauffeursvakbekwaamheid diploma vergeten

€ 110,–

- chauffeursvakbekwaamheid diploma niet afgegeven

€ 220,–

- jeugdige bijrijder, buiten Nederland of geen inschrijving

€ 220,–

- niet hebben bewijzen van vorige sanctie

€ 110,–

samenloop

 

– dagelijkse rusttijd enkel bemand < 11 uur

€ 110,–

– dagelijkse rusttijd enkel bemand < 8 uur

€ 220,–

– dagelijkse rusttijd enkel bemand < 4.5 uur

+ € 220,– per uur te kort

€ 1100,–

– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 9 uur

+ € 220,– per uur

€ 110,–

– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 7 uur

€ 220,–

+ € 220,– per uur te kort

– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 4,5 uur

€ 880,–

+ € 220,– per uur te kort

1 Met de komst van de digitale tachograaf is het juist schakelen tussen de typen tijdregistratie van de tachograaf van evident belang voor een adequate controle geworden. Aangezien hier de afgelopen jaren minimaal op is gecontroleerd en er geen sanctiebeleid was gedefinieerd, zal er in het kalenderjaar 2007 worden volstaan met waarschuwen en zal er geen boete worden opgelegd.

De in deze bijlage benoemde boetenormbedragen zijn per feit nader gespecificeerd in de zogenoemde boetecatalogus.

Deze boetecatalogus is in te zien via de website van de Inspectie Verkeer en Waterstaat: www.ivw.nl

Bijlage 2 Lijst direct beboetbare feiten bestuurlijke boete wegvervoer

Transportinspectie

– alle overtredingen terzake van arbeids-, rij- en rusttijden behalve de tweewekelijkse rijtijd

– de overtredingen ten aanzien van registratiemiddelen:

• het niet aanwezig zijn van registratie- en controlemiddelen1 ,

• het onjuist gebruik van registratie- en controle middelen*

• het misbruik van registratie- en controlemiddelen,

• het niet aangeven van ‘belangrijke gegevens’ op een registratiemiddel, waarmee wordt bedoeld die gegevens die achteraf eenvoudig kunnen worden gewijzigd*

– vormvoorschriften bekwaamheidseisen in het wegvervoer die tijdens wegcontroles worden en kunnen worden geconstateerd:

• met uitzondering van het niet door de bestuurder bij zich hebben van het getuigschrift vakbekwaamheid;

Bedrijfsinspectie

– alle overtredingen terzake van rij- en rusttijden waarbij sprake is van een zogenoemde ernstige overtreding, te weten:

• een dagelijkse rusttijd van minder dan 4½ uur;

• wekelijkse rusttijd van minder dan 12 uur;

• een ononderbroken rijtijd van meer dan 9 uur;

• een dagelijkse rijtijd van meer dan 20 uur die een gevolg is een dagelijkse rusttijd van minder dan 4½ uur;

• een wekelijkse rijtijd van meer dan 72 uur;

• een twee wekelijkse rijtijd van meer dan 120 uur.

– het niet aanwezig zijn van registratie- en controlemiddelen

– het onjuist gebruik van registratie- en controlemiddelen

– het misbruik van registratie- en controlemiddelen

– het niet aangeven van ‘belangrijke gegevens’ op een registratiemiddel, met ‘belangrijke gegevens’ worden bedoeld die gegevens die achteraf zonder problemen kunnen worden gewijzigd*

– het onvoldoende toezicht houden op het juiste gebruik van registratie- en controle middelen*

– onvoldoende toezicht op het hebben van de vereiste bewijzen van vakbekwaamheid

– het vaststellen van structurele overtredingen op 10% of meer van de door de bestuurder gebruikte registratiemiddelen terzake in tenminste 11 gecontroleerde zogenoemde chauffeurswerkdagen.

1

Indien de belanghebbende met betrekking tot deze punten aannemelijk maakt dat het vervoer niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is en er geen overtreding van de arbeids-, rij- en rusttijden zijn begaan is de overtreding niet direct beboetbaar.

Naar boven