Vertoningsregeling Nederlandse artistieke film

Het Nederlands Fonds voor de Film publiceert: Vertoningsregeling Nederlandse Artistieke Film in opdracht van het ministerie van OCW.

4 april 2007

Ter uitvoering van de Filmbrief van voorjaar 2006 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldt het volgende.

1

Algemeen

Artikel 1

Deze regeling is van toepassing onverminderd en in aanvulling op het bepaalde in de Algemene subsidieregeling.

Artikel 2

2.1 Het doel van deze regeling is om, door middel van verlening van prolongatiebonussen en publiciteitsbijdragen, de vertoningsmogelijkheden en daarmee het publieksbereik van de Nederlandse artistieke film met een lengte van ten minste 70 minuten te bevorderen.

2.2 Een aanvraag op grond van deze regeling staat open voor arthouses, filmtheaters en bioscopen zoals gedefinieerd door de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten.

2.3 Gemeenten in de zin van artikel 5, eerste lid, zijn opgenomen in een aan deze regeling gehechte bijlage.

Artikel 3

De selectie van de films wordt bepaald door een ter zake deskundige die wordt benoemd door het bestuur voor een periode van twee jaar.

Artikel 4

4.1 Een film komt voor subsidie in aanmerking indien deze in première gaat op ten minste vijf en ten hoogste twintig schermen.

4.2 Een vertoner zoals bedoeld in artikel 2 heeft het recht ten minste één en ten hoogste 25% van de geselecteerde films te weigeren.

Artikel 5

5.1 Het eerste roulement betreft een periode van 28 dagen vanaf de premièredatum en wordt vertoond in een zaal met ten minste zeventig zitplaatsen.

5.2 Het tweede roulement betreft een periode van 21 dagen aansluitend op het eerste roulement en wordt vertoond in een zaal van ten minste vijftig zitplaatsen.

Artikel 6

Subsidie wordt verleend indien de aanvrager aan alle voorwaarden en verplichtingen heeft voldaan.

2

Verplichtingen

Artikel 7

Een aanvrager aan wie subsidie is verleend, in de zin van artikel 5, eerste lid, is verplicht de film gedurende het eerste roulement ten minste vijf maal per zeven dagen te vertonen op een tijdstip gelegen tussen 19.00 uur en 0.00 uur dan wel op zaterdagmiddag en/of zondagmiddag na 14.00 uur.

Artikel 8

Een aanvrager aan wie subsidie is verleend, in de zin van artikel 5, tweede lid, is verplicht de film gedurende het tweede roulement ten minste vijf maal per zeven dagen te vertonen op een tijdstip gelegen tussen 19.00 uur en 0.00 uur dan wel op zaterdagmiddag en/of zondagmiddag na 14.00 uur.

Artikel 9

Een aanvrager aan wie subsidie is verleend, is verplicht om ten behoeve van de film een lokale publiciteitscampagne te ontwikkelen en toe te passen.

Artikel 10

Een aanvrager aan wie subsidie is verleend, is verplicht om tezamen met distributeur en producent mee te werken aan de landelijke promotie en marketing van de film.

Artikel 11

Een aanvrager van wie de subsidie wordt vastgesteld, is verplicht, onder overlegging van alle relevante stukken, een actueel bestedingsoverzicht te verstrekken en inzage te verschaffen in de jaarrekening.

3

Verdeling van de middelen

Artikel 12

12.1 De vertoner zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, ontvangt een prolongatiebonus van ten hoogste € 500,– per week indien hij gedurende de tweede tot en met de vierde week de film heeft vertoond.

12.2 De vertoner zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, ontvangt een prolongatiebonus van ten hoogste € 500,– per week indien hij gedurende de tweede en derde week de film heeft vertoond.

12.3 Over de bonus zoals bedoeld in dit artikel is geen afdracht aan de distributeur verschuldigd.

Artikel 13

13.1 De vertoner zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, ontvangt ten hoogste € 1000,– ter tegemoetkoming in de aanvullende kosten voor de lokale publiciteitscampagne.

13.2 De vertoner zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, ontvangt ten hoogste € 500,– ter tegemoetkoming in de aanvullende kosten voor de lokale publiciteitscampagne.

13.3 Reguliere publiciteitskosten komen niet voor een subsidie op grond van regeling in aanmerking.

Artikel 14

Voor de kosten van landelijke promotie en marketing zoals bedoeld in artikel 10 is per film ten hoogste € 20.000,– beschikbaar.

Artikel 15

Per kalenderjaar stelt het Nederlands Fonds voor de Film voor de uitvoering van deze regeling ten hoogste € 100.000,– per film ter beschikking.

4

Slotbepalingen

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking op de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Naar boven