Wijziging Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer dd. 8 mei 2007, nr. LMV2007024720, Directie Lokale Milieukwaliteit en Verkeer, Afdeling Sturing Bodemsaneringsoperatie, houdende wijziging van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 (collectieve saneringen)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 31, tweede lid, van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

Besluit:

Artikel I

De Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 3 worden na artikel 11 de volgende artikelen toegevoegd:

Artikel 11a

1. Projectsubsidie als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het besluit, kan worden verleend voor het collectief saneren van gevallen van ernstige verontreiniging van bedrijfsterreinen waarbij door de coördinerende rechtspersoon uit de projectsubsidie een korting wordt verstrekt ten behoeve van de kosten van sanering van een bedrijfsterrein indien in ieder geval voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. de verontreiniging op of in de bodem van het bedrijfsterrein is geheel of gedeeltelijk veroorzaakt voor 1975;

b. de eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein heeft de eigendom onderscheidenlijk de erfpacht voor 1 januari 1995 verworven; het bepaalde in artikel 11, vierde lid, van het besluit is van overeenkomstige toepassing;

c. er is sprake van een in gebruik zijnd en blijvend bedrijfsterrein gedurende tenminste 5 jaar;

d. de aanmelding, bedoeld in artikel 12 van het besluit, vindt plaats via de coördinerende rechtspersoon voor 1 januari 2008, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat door bijzondere omstandigheden aanmelding voor die datum niet mogelijk was;

e. de sanering wordt uitgevoerd in overeenstemming met de wet;

f. in de beschikking, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de wet, is vastgesteld dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dat spoedig dient te worden gesaneerd, dan wel de noodzaak tot sanering is ontstaan naar aanleiding van voorgenomen activiteiten op het desbetreffende bedrijfsterrein;

g. er zullen op grond van artikel 75, eerste, derde en zesde lid van de wet door de Staat geen kosten verhaald worden op degene aan wie de korting wordt verstrekt, met dien verstande dat dit niet geldt voor dat deel van de korting dat het kostenverhaal te boven gaat;

h. er is niet reeds eerder subsidie op grond van het besluit of korting als bedoeld in dit artikel vastgesteld voor een sanering van hetzelfde geval van verontreiniging of voor hetzelfde afzonderlijke gedeelte van het geval van verontreiniging;

i. er is niet uit andere hoofde een overheidsbijdrage voor de bodemsaneringsactiviteiten verstrekt en deze zal ook niet worden verstrekt;

j. er is niet op het moment van de beslissing omtrent verlening van de korting reeds een aanvang gemaakt met de uitvoering van de sanering waarop de korting betrekking heeft.

2. Projectsubsidie als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het besluit kan voorts worden verleend voor het collectief saneren van gevallen van ernstige verontreiniging van bedrijfsterreinen waarbij door de coördinerende rechtspersoon uit de projectsubsidie een korting wordt verstrekt ten behoeve van de kosten van sanering van een bedrijfsterrein indien sprake is van:

a. gevallen van ernstige verontreiniging die geheel veroorzaakt zijn vóór 1987,

b. waarvoor in de beschikking, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de wet, is vastgesteld dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dat spoedig dient te worden gesaneerd, dan wel de noodzaak tot sanering is ontstaan naar aanleiding van voorgenomen activiteiten op het desbetreffende bedrijfsterrein,

c. waarbij sprake is van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen gedurende tenminste 5 jaar,

d. waarvan de sanering nog niet is begonnen, en

e. waarbij zich één of meer van de volgende situaties voordoet:

1e. een situatie waarbij de effecten van de verontreiniging op de omgeving zodanig zijn dat gewenste ontwikkelingen in de omgeving worden geremd of beperkt,

2e. een situatie waarbij de sanering onderdeel vormt van verbetering van de kwaliteit van een gebied dat groter is dan alleen het bedrijfsterrein, of

3e. een grondwaterverontreiniging die zich uitstrekt buiten het bedrijfsterrein, waardoor gewenste gebruiksfuncties van de ondergrond worden beperkt.

3. In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat de korting uit een door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer vast te stellen percentage van de saneringskosten, waarbij de hoogte van het percentage voor de diverse gevallen verschillend kan worden vastgesteld.

4. In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, kan de korting slechts worden verstrekt voor zover voldaan wordt aan de eisen gesteld bij of krachtens de Verordening van de Commissie der Europese gemeenschappen (Verordening (EG) Nr. 1998/2006 (EG) betreffende de toepassing van artikel 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun (PbEU 2006, L 379/5), dan wel daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving. In verband daarmee draagt de coördinerende rechtspersoon ervoor zorg dat de eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein waarop de korting betrekking heeft, aan hem een verklaring overlegt overeenkomstig het model in bijlage 8a bij deze regeling omtrent de minimis-steun.

5. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan bij het verlenen van de projectsubsidie nadere voorschriften stellen met betrekking tot het bepaalde in dit artikel.

Artikel 11b

De in artikel 11a, derde lid, genoemde saneringskosten betreffen de kostenposten zoals genoemd in bijlage 7.

B

Bijlage 8a, behorende bij artikel 13a van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 wordt vervangen door de hierna opgenomen bijlage 8a, behorende bij de artikelen 11a en 13a van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage; een volledig exemplaar van deze regeling, inclusief de bijlage zal aan alle budgethouders en bevoegde overheden worden gezonden. Daarnaast zal deze regeling inclusief de bijlage ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van VROM en zal worden geplaatst op www.vrom.nl.

Den Haag, 8 mei 2007.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M. Cramer.

Toelichting

Op grond van artikel 31, tweede lid, van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering kan de minister regels stellen over de aan een coördinerende rechtspersoon te verstrekken projectsubsidie. Een coördinerende rechtspersoon verricht bodemsaneringsactiviteiten met betrekking tot bedrijfsterreinen. Die activiteiten kunnen gericht zijn op een bepaalde branche waarvoor specifieke afspraken gelden, maar kunnen ook gericht zijn op het hele bedrijfsleven. Voor die situatie is het gewenst enige regels te stellen over de voorwaarden waaronder die projectsubsidie kan worden verstrekt.

In artikel 11a, eerste lid, is aangegeven dat uit de projectsubsidie korting mag worden gegeven voor de sanering van een bedrijfsterrein indien dat bedrijf kort gezegd in aanmerking komt voor subsidie volgens de voorwaarden in hoofdstuk 3 van het Besluit financiële bepalingen; die voorwaarden zijn in het eerste lid uitgeschreven voor collectieve saneringen. Voorts mag korting worden gegeven voor de in het tweede lid beschreven gevallen.

Het betreft gevallen waarbij de sanering van een bedrijfsterrein niet alleen als verplichting van het betreffende bedrijf wordt aangemerkt, maar ook bijdraagt aan een door de overheid gewenste aanpak of ontwikkeling van een bepaald gebied. Als tengevolge van de verontreiniging gewenste ontwikkelingen in de omgeving worden geremd of beperkt, is het mede in het belang van de samenleving, dat de sanering op het bedrijfsterrein wordt uitgevoerd. Dit geldt ook als de sanering onderdeel vormt van verbetering van de kwaliteit van een gebied dat groter is dan alleen het bedrijfsterrein, of als er sprake is van een grondwaterverontreiniging waardoor gebruiksfuncties van de ondergrond worden beperkt. Daarom wordt aan een coördinerende rechtspersoon, die aangewezen is op grond van artikel 30 van het Besluit, bij het verlenen van een projectsubsidie de bevoegdheid gegeven overheidsmiddelen beschikbaar te stellen volgens de hiervoor genoemde voorwaarden.

Om te kunnen bepalen of een hier beschreven situatie zich voordoet, zal de collectieve rechtspersoon zich moeten wenden tot de overheden die bevoegd gezag bodemsanering zijn in het betreffende gebied. In de subsidiebeschikking kan de voorwaarde worden opgenomen dat de collectieve rechtspersoon positief advies moet hebben van het bevoegd gezag voordat de hier bedoelde korting wordt verstrekt.

In het vierde lid van artikel 11a is aangegeven dat de bijdrage die geldt voor de in het tweede lid beschreven gevallen moet blijven binnen de grenzen van de zogenaamde de minimis-verordering van de Europese Unie. Door deze financiële grens is zeker gesteld dat geen sprake kan zijn van staatssteun. Op grond van de de-minimis verordening mogen het eerste en het tweede lid van artikel 11a niet op dezelfde saneringskosten worden toegepast (anti-cumulatie).

Artikel II

Aangezien deze regeling gevolgen heeft voor het bedrijfsleven, geldt het uitgangspunt van een invoeringstermijn van minimaal 3 maanden. Daarvan kan indien nodig worden afgeweken. In dit geval wordt van die afwijkingsmogelijkheid gebruik gemaakt om de volgende reden.

Het is van belang dat deze regeling spoedig in werking treedt, aangezien dan met het verlenen van kortingen ten behoeve van collectieve saneringen kan worden gestart. Voor het bedrijfsleven is een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van groot belang in verband met het in gang zetten van de voorbereiding van saneringen. Overigens is al langer overleg gaande met de beoogde coördinerende rechtspersoon en betrokken partijen, zodat een snelle invoering niet op problemen stuit.

Dit betekent dat er in dit geval reden is om af te wijken van de invoeringstermijn van 3 maanden.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

Naar boven