Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2007/6)

Aan:

– De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)

i.a.a.: – De Minister van Buitenlandse Zaken

– de Gevolmachtigde Minister van Aruba

– de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

– de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 24 apri1 2007

Ons kenmerk: INDUIT 07-1875 (AUB)

Aard: Bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, Rijkswet op het Nederlanderschap;

Besluit Naturalisatietoets, Regeling naturalisatietoets Nederland;

Handleiding voor toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Bijlagen: Model 2.22 en model 2.28

Geldigheidsduur: Een jaar ingaande twee dagen na publicatie in de Staatscourant

Onderwerpen: Inwerkingtreding Wet inburgering en gevolgen voor de naturalisatietoets voor naturalisatieverzoeken vanuit het buitenland en aanvulling TBN 2007/2.

Inleiding

Met dit Tussentijds Bericht naturalisatie (TBN) wordt “de Handleiding voor toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap toegespitst op buiten het Koninkrijk afgelegde optieverklaringen en ingediende naturalisatieverzoeken” aangepast als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet inburgering.

Tevens wordt de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, Handleiding voor toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (HRWN) op enkele punten aangevuld. Deze punten zijn een aanvulling op TBN 2007/2 en van belang voor de Nederlandse situatie.

Toelichting

De onderhavige wijziging van “de Handleiding voor toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap toegespitst op buiten het Koninkrijk afgelegde optieverklaringen en ingediende naturalisatieverzoeken” houdt verband met de invoering van de Wet inburgering.

De Wet inburgering vervangt de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) en bevat onder andere een algemene inburgeringplicht voor vreemdelingen die anders dan voor een tijdelijk doel rechtmatig in Nederland verblijven (nieuwkomers en oudkomers) en van wie mag worden aangenomen dat zij onvoldoende in de Nederlandse samenleving zijn ingeburgerd, bijvoorbeeld omdat zij niet ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben verbleven en niet beschikken over een diploma of certificaat waaruit blijkt dat zij reeds beschikken over de nodige kennis en vaardigheden. Het inburgeringsvereiste zoals geformuleerd in artikel 8, eerste lid, onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) sluit aan bij de Wet inburgering.

Vorenstaande heeft tot gevolg dat aangesloten wordt bij de bepalingen van de Wet inburgering tenzij in het Besluit Naturalisatietoets of de Regeling naturalisatietoets Nederland anders is bepaald. Voor aspirant naturalisandi betekent dit dat zij in principe het inburgeringsexamen dienen af te leggen tenzij zij hiervan (gedeeltelijk) vrijgesteld of ontheven zijn of vallen onder de overgangsregeling (artikel 7, Regeling naturalisatietoets Nederland).

Voor aspirant-naturalisandi die het inburgeringsexamen op de post willen doen geldt dat zij enkel het centrale deel van het inburgeringsexamen op niveau A2 dienen te behalen.

Tot slot wordt de toets gesproken Nederlands (TGN), voor degene die een beroep doet op ontheffing aangaande het ondanks geleverde inspanningen redelijkerwijs niet kunnen behalen van het inburgeringsexamen, ingevoerd. Tevens dienen ook aspirant-naturalisandi in het buitenland zich te wenden tot het ROC Amsterdam in het kader van het haalbaarheidsonderzoek. De kosten dienen door betrokkene zelf betaald te worden.

Artikel 8 lid 1 sub d

De toelichting en paragraaf 1, 2 en 3 van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Handleiding voor toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, toegespitst op buiten het Koninkrijk afgelegde optieverklaringen en ingediende naturalisatieverzoeken komen te vervallen en worden vervangen door de volgende tekst:

Toelichting

Voor een gedetailleerde beschrijving van de voorwaarden en procedure behorende bij onderhavig artikellid wordt hier in eerste instantie verwezen naar de toelichting onder artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d van de Handleiding voor Nederland. In beginsel biedt deze toelichting het hoofd van de diplomatieke post voldoende houvast om dit artikellid toe te passen.

Enkele procedurele stappen verschillen echter met de situatie in Nederland zoals de wijze waarop het inburgeringsexamen wordt afgenomen en de manier waarop een ontheffingsadvies aan de verzoeker wordt gegeven. Tevens hoeft het decentrale praktijkdeel niet afgelegd te worden.

Voor dit onderdeel van de Handleiding voor de diplomatieke of consulaire post wordt deze procedure nader beschreven.

1

Ad Voorlichtingsfase (paragraaf 2.1.1)

Bij een verzoek in het buitenland legt de aspirant-verzoeker (vóór indiening van het verzoek) het inburgeringsexamen af op de post. Indien het inburgeringsexamen op de post wordt afgelegd dient betrokkene enkel het centraal deel van het examen te behalen op niveau A2 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen. Het praktijkdeel van het examen hoeft betrokkene niet af te leggen. Het centraal deel van het examen bestaat uit drie examens die met behulp van de computer worden afgenomen: kennis van de Nederlandse samenleving (KNS), het elektronisch praktijkexamen (EPE) en de toets gesproken Nederlands (TGN).

Indien de verzoeker het inburgeringsexamen dient af te leggen, deelt het hoofd van de post dit aan hem mee en bepaalt het hoofd van de post in overleg met hem een datum waarop het examen afgelegd kan worden. Het hoofd van de post stelt de aspirant-verzoeker op de hoogte van de onderdelen van het examen die afgelegd dienen te worden, het te behalen niveau, de wijze waarop het examen is ingericht, de volgorde en de kosten die betaald dienen te worden (€350 ). Het hoofd deelt aan de verzoeker mee dat de beoordeling van het inburgeringsexamen zal geschieden door de IB-Groep. De IB-Groep informeert door tussenkomst van DCZ/CJ de post over de examenuitslag.

Ook wordt verzoeker in dit stadium gewezen op de mogelijkheid in aanmerking te komen voor (gedeeltelijke) vrijstelling of ontheffing. Voor de procedure hieromtrent wordt verwezen naar de betreffende paragrafen hieronder.

Indien verzoeker het inburgeringsexamen wenst af te leggen, laat het hoofd van de post hem een aanmeldingsformulier invullen, dat door verzoeker dient te worden ondertekend. Betrokkene voldoet het daarvoor geldende tarief aan het hoofd van de post. Het hoofd van de post neemt het ondertekende formulier op in het naturalisatiedossier van betrokkene. Het hoofd van de post handelt overeenkomstig het examenreglement naturalisatietoets in het buitenland (artikel 3, vierde lid, Regeling naturalisatietoets Nederland).

Op de dag dat verzoeker het examen aflegt, stelt het hoofd van de post de ruimte aan hem ter beschikking, alsook de andere middelen die voor het afleggen van het examen benodigd zijn (hoofdtelefoon, microfoon, computer). De verzoeker identificeert zich bij deelname aan het examen door middel van een geldig nationaal paspoort.

Verzoeker begint bij voorkeur met de toets gesproken Nederlands (TGN). De examenleider legt uit wat er in de toets gesproken Nederlands (TGN) gaat gebeuren en geeft uitleg over de te gebruiken apparatuur. Voorts reikt hij aan betrokkene het instructieblad uit waarin staat uitgelegd hoe het examen zal verlopen. De examenleider vraagt of betrokkene de instructies heeft begrepen. Indien betrokkene de instructies heeft begrepen vangt het examen aan.

Voorts worden de onderdelen kennis van de Nederlandse samenleving (KNS) en het elektronisch praktijkexamen (EPE) afgenomen. Deze onderdelen worden afgenomen middels een laptop.

Het hoofd van de post stuurt het gemaakte examen door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken (DCZ/CJ) ter beoordeling op aan de IB-Groep.

Nadat het hoofd van de post het resultaat heeft ontvangen van de IB-Groep, stuurt hij dit terstond door aan betrokkene en voegt een afschrift van het resultaat in het naturalisatiedossier van betrokkene.

In geval betrokkene niet alle onderdelen (op A2 niveau) heeft behaald wordt betrokkene ontraden een verzoek tot naturalisatie in te dienen. Het hoofd van de diplomatieke of consulaire post stelt verzoeker in kennis van die onderdelen die niet zijn behaald en wijst hem op de mogelijkheid om het examen of onderdelen daarvan opnieuw af te leggen. Staat betrokkene er in dit stadium toch op een verzoek in te dienen, dan wordt zijn verzoek in ontvangst genomen. In dit geval wordt verzoeker door het hoofd van de post erop gewezen dat zijn verzoek om naturalisatie door de IND zal worden afgewezen, en dat hij de voor naturalisatie te betalen leges niet terug zal ontvangen. Het hoofd van de post kan verlangen dat verzoeker een verklaring ondertekent als opgenomen in model 2.21. Het hoofd van de post neemt in zijn advies op dat hij in geval van betrokkene bezwaar maakt tegen de verlening van het Nederlanderschap. (zie verder paragraaf 2.1.2 onder artikel 8, eerste lid , aanhef en onder d, RWN).

In geval van een positief resultaat reikt het hoofd van de post het inburgeringsdiploma uit. Een gewaarmerkt afschrift voegt hij in het dossier van betrokkene. Betrokkene wordt daarbij in de gelegenheid gesteld een verzoek in te dienen. Het verzoek dient –in beginsel- te worden ingediend op de post waar verzoeker het inburgeringsexamen met goed gevolg heeft afgelegd.

2

Ad vrijstelling van het examen (paragraaf 2.2)

Om voor vrijstelling in aanmerking te kunnen komen, dient betrokkene het document te overleggen op grond waarvan hij stelt te zijn vrijgesteld (zie paragraaf 2.2 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN). Het hoofd van de post onderzoekt of het document recht op vrijstelling geeft. Is dit niet het geval, dan licht hij betrokkene hierover in.

Bij twijfel aan de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens kan het hoofd van de post –door tussenkomst van DCZ/CJ- contact opnemen met de instantie waar het document is afgegeven of met de IB-Groep. Het is in eerste instantie aan betrokkene zelf om te onderzoeken of het document recht op vrijstelling geeft.

In geval betrokkene slechts een kopie van een getuigschrift of diploma overlegt, dient hij tevens een recente verklaring van de leiding van het betrokken onderwijsinstituut te overleggen waaruit blijkt dat de kopie overeenstemt met het door dat instituut afgegeven originele getuigschrift of diploma. Ter verificatie neemt het hoofd van de post – door tussenkomst van DCZ/CJ- contact op met het instituut waar het getuigschrift of diploma is uitgereikt en dat de verklaring heeft afgelegd. Indien een recente verklaring van de leiding van het betrokkene onderwijsinstituut niet overgelegd kan worden, dient betrokkene het inburgeringsexamen af te leggen.

3

Belemmering

Ingevolge artikel 4 Besluit naturalisatietoets juncto artikelen 5 en 6 van de Regeling naturalisatietoets Nederland is een verzoeker tot naturalisatie ontheven van het afleggen van het inburgeringsexamen, indien de verzoeker heeft aangetoond:

– Door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, niet binnen vijf jaar in staat te zijn het inburgeringsexamen te halen; of

– Dat op grond van door hem geleverde inspanningen het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

In de procedure wordt onderscheid gemaakt tussen ontheffing wegens een psychische en/of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap en ontheffing wegens het redelijkerwijs niet in staat zijn het examen te behalen (‘niet gealfabetiseerd’ zijn).

Bij de medische belemmering geldt dat indien te verwachten is dat betrokkene niet binnen vijf jaren op reguliere wijze of met bijzondere examenomstandigheden het examen kan afleggen, reden tot ontheffing bestaat. Eenzelfde termijn van vijf jaren wordt gehanteerd bij de beoordeling of het voor betrokkene redelijkerwijs mogelijk is om het inburgeringsexamen te behalen.

In geval van ontheffing onderzoekt het hoofd van de diplomatieke of consulaire post of aan de voorwaarden wordt voldaan. Betrokkene dient zelf aan te tonen dat hij in aanmerking komt voor ontheffing. In alle gevallen moet ervan uitgegaan worden dat ontheffing alleen in uitzonderlijke gevallen wordt verleend. Voordat hij het verzoek om naturalisatie in behandeling neemt, onderzoekt het hoofd van de post of aan de voorwaarden voor ontheffing wordt voldaan.

Hij doet dit in het geval van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap aan de hand van een gemotiveerde verklaring van een arts of deskundige, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan zes maanden. Uit die verklaring moet blijken dat er sprake is van een belemmering of een handicap op grond waarvan betrokkene niet in staat is binnen vijf jaar het inburgeringsexamen te behalen. Het hoofd van de post baseert zich bij zijn oordeel op vorengenoemde verklaring en neemt dit op in zijn advies aan de IND. Bij twijfel kan hij het advies, door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken- en alvorens het verzoek in behandeling te nemen- door de IND laten controleren. De IND neemt in dat geval onmiddellijk een beslissing omtrent het beroep op ontheffing en stelt de post hiervan in kennis.

Indien betrokkene zich erop beroept dat op grond van door hem geleverde inspanningen het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen binnen vijf jaar te behalen dient hij zich te wenden tot het ROC van Amsterdam. Voor deze procedure wordt verwezen naar paragraaf 2.3.3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN. De kosten van het onderzoek dienen door betrokkene zelf betaald te worden. Gebruik kan worden gemaakt van model 2.28a.

Los hiervan zal betrokken de toets gesproken Nederlands op A2 niveau dienen te behalen.

In geval betrokkene voldoende heeft aangetoond dat hij voor ontheffing in aanmerking komt, neemt het hoofd van de post het verzoek om naturalisatie in behandeling.

Modellen

Model 2.22 van “D1.3.2 Modellen behorende bij de naturalisatieprocedure” komt te vervallen en wordt vervangen door een nieuw model 2.22. Model 2.28a wordt toegevoegd aan de modellen.

Artikel 8 lid 1 sub d

In de tweede alinea van paragraaf 2.1.1 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN wordt na “www.inburgeren.nl” de volgende tekst toegevoegd:

“of www.kce.nl”

In de eerste alinea van paragraaf 2.1.2 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN wordt in de laatste zin het woord ”burgmeester” vervangen door het woord “burgemeester”.

In paragraaf 2.2 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN wordt na de laatste alinea de volgende tekst opgenomen:

“Om voor bovengenoemde vrijstellingsgronden in aanmerking te komen, overlegt betrokkene bij zijn verzoek om naturalisatie het gevraagde diploma en in het geval vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is behaald, een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst waaruit blijkt dat een voldoende is behaald voor het vak Nederlandse taal.”

In de tweede alinea van punt 1 van paragraaf 2.2.1 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN komt het woord “praktijkgedeel” te vervallen en wordt vervangen door het woord “praktijkgedeelte”.

Het onderdeel “Handelswijze gemeente” in paragraaf 2.3.2 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN komt te vervallen en wordt vervangen door de volgende tekst:

“Handelwijze gemeente

In de voorlichtende sfeer wijst de gemeente betrokkene op het feit dat het medisch advies inburgeringsexamen afkomstig moet zijn van een medisch adviseur als hierboven beschreven. De door de burgemeester aangewezen arts is bekend bij de afdeling inburgering van de betreffende gemeente. De gemeente gaat bij de afdeling die belast is met het uitvoeren van de Wet inburgering na of het medische advies is opgemaakt door een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen medisch adviseur. Op het moment van indienen van het verzoek om naturalisatie bij de gemeente mag het advies niet ouder zijn dan zes maanden.

De gemeente kan zonder nadere inhoudelijke controle afgaan op het medisch advies, en op het adviesblad naturalisatie bij ‘inburgering’ aantekenen dat ontheffing van het examen wordt geadviseerd. Mocht het advies niet conform het advies (model 2.27) of onvolledig zijn, dan adviseert de burgemeester betrokkene een nieuw advies te krijgen. Wenst betrokkene toch een verzoek om naturalisatie in te dienen, onder overlegging van een advies dat onvolledig of onduidelijk is, dan wordt op het adviesblad naturalisatie bij inburgering ‘niet akkoord’ aangetekend.

Telefonisch overleg met de IND inzake overgelegde adviezen is voor gemeenten altijd mogelijk via de vaste aanspreekpunten bij de naturalisatie-units van de IND.”

Tot slot

Dit TBN treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de staatscourant waarin dit wordt geplaatst en werkt terug tot 1 april 2007.

De tekst van dit TBN wordt, voor zover relevant, zo spoedig mogelijk verwerkt in de Handleiding RWN.

De Minister van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Bijlage

Model 2.22 Adviesblad naturalisatie

stcrt-2007-89-p11-SC80356-1.gifstcrt-2007-89-p11-SC80356-2.gif

Inleiding

Voor iedere verzoeker dient een adviesblad te worden ingevuld.

Voor iedere verzoeker dient een overzichtelijk uitgebreid uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te worden bijgevoegd. Het uittreksel dient in elk geval de volgende gegevens te bevatten:

□ naam

□ geboortedatum

□ geboorteplaats

□ burgerlijke staat

□ adreshistorie (eerste datum van inschrijving in een Nederlandse gemeente en alle volgende adressen waar de persoon in Nederland heeft verbleven van wanneer tot wanneer)

□ actuele en historische verblijfstitelgegevens (kan eventueel ook separaat aangeleverd worden)

□ de huwelijkshistorie (chronologisch alle huwelijken vermelden, ook de wijze van ontbinding)

□ alle eigen kinderen (naam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit)

□ namen van ouders van verzoeker

Indien de verzoeker gehuwd is met een Nederlander, of een in Nederland erkend geregistreerd partnerschap is aangegaan, dan dient een uitgebreid uittreksel van deze ex)echtgeno(o)t(e)/partner meegezonden te worden. Dat geldt ook indien verzoeker ongehuwd drie jaar samenleeft met een ongehuwde Nederlander in een duurzame relatie anders dan het huwelijk. Daarnaast dient van ieder kind voor wie om medenaturalisatie is verzocht een uittreksel met dezelfde gegevens als hierboven te worden bijgevoegd.

Adviesblad

Algemeen

Het adviesblad mag met de pen worden ingevuld. Bevat een dossier meer dan één adviesblad, dan wordt linksboven op het blad aangegeven wie het betreft. Voorts wordt aangegeven hoeveel mee te naturaliseren kinderen in het verzoek zijn betrokken, en welk aantal daarvan de leeftijd van 12 jaar of ouder of 16 jaar of ouder heeft bereikt. Op de rechterbovenkant van het adviesblad dient het gemeentenummer te worden ingevuld. Het gemeentenummer is als volgt samengesteld: gba-code, gevolgd door het laatste cijfer van het jaar, gevolgd door een volgnummer, waarbij de voorloopnul(len) van de gba-code wel en de voorloopnul(len) van het volgnummer niet hoeft/hoeven te worden vermeld. Een eerste naturalisatieverzoek in 1999 ingediend bij de burgemeester van Oost Warfum krijgt als gemeentekenmerk 0599.9.1. Daarnaast dient de naam van de contactpersoon, zijnde de behandelend ambtenaar, en het telefoonnummer van de contactpersoon te worden ingevuld. Het adviesblad dient ondertekend te worden door een daartoe bevoegde ambtenaar (onderaan het adviesblad). Tevens dient onderaan het adviesblad de datum van het advies te worden ingevuld. Bij de aanlevering van het advies van een gezin dienen de stukken per persoon gebundeld te worden en de stukken van de mee te naturaliseren minderjarige kinderen kunnen bij die van de vader gevoegd worden.

Invullen

1. Verificatie persoonsgegevens

Indien de door verzoeker overgelegde documenten in overeenstemming zijn met zijn gegevens opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens kan op het adviesblad akkoord worden ingevuld. Indien de overgelegde documenten niet in overeenstemming zijn of kunnen worden gebracht met de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens of de verzoeker heeft onvoldoende documenten overgelegd om zijn identiteit vast te stellen, dient op het adviesblad niet akkoord te worden ingevuld. Een uiteenzetting dient gegeven te worden in de toelichting bij het adviesblad naturalisatie.

2. Meerderjarigheid

Indien de burgemeester van mening is dat een minderjarige zelfstandig genaturaliseerd moet worden met toepassing van artikel 10 RWN, dient dat in de toelichting op het adviesblad te worden aangegeven.

3. (Bedenkingen tegen) verblijf voor onbepaalde tijd

Gegevens van de verblijfsvergunning worden niet op het adviesblad genoteerd. Verblijfsrechtelijke gegevens kunnen blijken uit de kopie van het verblijfsdocument in samenhang met de verblijfstitelgegevens in de gemeentelijke basisadministratie (deze gegevens moeten worden meegezonden met het advies). Indien er bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd van verzoeker dient ‘niet akkoord’ te worden aangekruist op het adviesblad en dient een toelichting gegeven te worden.

4. Termijn van toelating en hoofdverblijf

Of voldaan wordt aan de vereiste periode van onafgebroken toelating zal de burgemeester in veel gevallen kunnen afleiden uit het verblijfsdocument van verzoeker in samenhang met de verblijfstitelgegevens in de gemeentelijke basisadministratie. In een aantal situaties zal de burgemeester aan de IND verzoeken om afgifte van een bericht omtrent toelating (zie toelichting bij artikel 1, aanhef en onder g, RWN). Als uit deze gegevens blijkt dat voor de vereiste periode sprake is van een ononderbroken periode van toelating door verzoeker kan op het adviesblad ‘akkoord’ worden aangekruist. Voor verzoekers die Nederlander zijn geweest (of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander hebben bezeten), die drie jaren gehuwd zijn met een Nederlander (of een in Nederland geregistreerd partnerschap zijn aangegaan) of die tijdens hun meerderjarigheid in Nederland zijn geadopteerd door ouders van wie één het Nederlanderschap bezit, kan “niet van toepassing” worden aangekruist. Indien de burgemeester van mening is dat artikel 10 RWN van toepassing is, dient hij dit te motiveren in de toelichting.

5. Inburgering

In beginsel dient een verzoeker om naturalisatie het inburgeringsexamen van de Wet inburgering af te leggen. Bij het indienen van het verzoek dient de verzoeker een door de Minister vastgesteld diploma te overleggen waaruit blijkt dat het inburgeringsexamen met succes is afgelegd. Op dit diploma worden de onderdelen vermeld die door verzoeker met succes zijn afgelegd. Van belang is dat betrokkene voor alle onderdelen niveau A2 heeft behaald. Indien uit het diploma blijkt dat het inburgeringsexamen met goed gevolg is afgelegd, kan op het adviesblad ‘akkoord’ worden aangekruist (tenzij uit andere omstandigheden – bijvoorbeeld bigamie of zich duidelijk afzetten tegen de Nederlandse maatschappij – blijkt dat verzoeker niettemin niet is ingeburgerd). Het inburgeringsdiploma (een kopie conform origineel) moet met het advies worden meegestuurd naar de IND. Eventueel kan bij het adviesblad een toelichting worden gegeven. De inburgering is ook akkoord, indien de burgemeester (eventueel na onderzoek) van mening is dat verzoeker kan worden vrijgesteld of geheel kan worden ontheven van de verplichting om het inburgeringsexamen af te leggen. Alle hierop betrekking hebbende stukken dienen in origineel (medische verklaringen of verklaringen van het ROC of de IBG) of in kopie conform origineel (bij getuigschriften, diploma’s, certificaat naturalisatietoets of het Certificaat Inburgering WIN) te worden meegezonden met het advies naar de IND. In deze gevallen dient een toelichting te worden gegeven bij het advies.

Bij ‘niet akkoord’ dient in de toelichting aangegeven te worden op grond waarvan de burgemeester van mening is dat aan dit vereiste niet wordt voldaan. Indien de burgemeester van mening is dat artikel 10 RWN van toepassing is dient hij dit te motiveren in de toelichting.

6. Antecedenten

Hieronder wordt verstaan: de inlichtingen verkregen van de Korpschef (gegevens uit HKD, OPS, NSIS) en de Justitiële documentatiedienst. Indien sprake is van antecedenten dient een toelichting te worden gegeven.

7. Bereidheidsverklaring tot het doen van afstand

□ Indien verzoeker geen beroep doet op een uitzonderingscategorie en op de bereidheidsverklaring heeft verklaard afstand te willen doen van de oorspronkelijke nationaliteit, kan het eerste blokje ‘akkoord, zie bereidheidsverklaring’ worden aangekruist.

□ Het tweede blokje kan worden aangekruist, indien verzoeker op de bereidheidsverklaring heeft aangegeven geen afstand te willen doen en een beroep doet op een van de uitzonderingen omschreven in paragraaf 3.4 t/m 3.8 in de Handleiding behorend bij artikel 9 lid 1, aanhef en onder b, RWN.

□ Indien verzoeker valt onder een uitzonderingscategorie omschreven in paragraaf 3.1, 3.2 en 3.9 in de Handleiding behorend bij artikel 9 lid 1 aanhef en onder b RWN, heeft het geen zin om afstand van de oorspronkelijke nationaliteit te vragen. Verzoeker behoeft geen bereidheidsverklaring in te vullen en het derde blokje kan worden aangekruist.

□ Een verzoeker die valt onder een van de artikelonderdelen van artikel 9 lid 3 RWN behoeft geen bereidheidsverklaring in te vullen. De verplichting om afstand te doen is immers niet op hem/haar van toepassing. Het laatste blokje kan worden aangekruist.

11. Advies burgemeester

De burgemeester kan op het adviesblad aankruisen of er naar zijn mening wel of geen sprake is van bezwaar tegen de verlening van het Nederlanderschap. Bij de tweede mogelijkheid, te weten ‘bezwaar op grond van’, dient te worden aangegeven op grond van welk bovengemeld cijfer bezwaar bestaat. Een uiteenzetting kan in de toelichting gegeven worden. De burgemeester kan tevens aankruisen of er redenen zijn om de beslissing aan te houden of dat overige omstandigheden een rol dienen te spelen bij de beslissing op het verzoek. Ook in die gevallen dient een toelichting te worden gegeven.

Dossiervolgorde

De volgorde van stukken, indien van toepassing, is als volgt:

1. adviesblad en eventueel de toelichting

2. uitgebreid uittreksel gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (woon-, huwelijk- en kinderhistorie, volledige actuele en historische verblijfstitelgegevens)

3. uittreksel(s) Justitiële documentatiedienst

4. uittreksel(s) Herkenningsdienst, Opsporingsregister, Schengen Informatie Systeem

5. kopie verblijfsdocument (en de volledige actuele en historische verblijfstitelgegevens indien die niet reeds zijn opgenomen in het uittreksel gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens)

6. verzoek afgifte bericht omtrent toelating

7. bericht omtrent toelating

8. kopie geldig nationaal paspoort (identiteitspagina en pagina geldigheid paspoort)

(soms kan van het overleggen worden afgezien en moet een ander document worden overgelegd, zie toelichting bij artikel 7 RWN)

9. kopie (gelegaliseerde) geboorteakte

(soms kan van het overleggen worden afgezien, zie toelichting bij artikel 7 RWN)

10. kopie (gelegaliseerde) huwelijksakte (of akte geregistreerd partnerschap)

11. kopie (gelegaliseerde) verstotingsakte (zonder blijk van instemming vrouw geen huwelijksontbinding)

12. verzoek om naturalisatie

13. naamsverklaring, dan altijd kopie (gelegaliseerde) geboorte- en of huwelijksakte meezenden

14. bereidheidsverklaring (met gelegaliseerde stukken die daarop betrekking hebben)

15. zienswijze medeverlening (wettelijk vertegenwoordiger of andere ouder en kinderen vanaf 12 jaar)

16. instemmingsverklaring van kind van 16 jaar of ouder

17. verklaring omtrent verblijfsstatus en gedrag

18. bewijs van betaling naturalisatiegelden

19. gewaarmerkte verklaring omtrent inkomen en vermogen of een uitkeringsspecificatie van een uitkering op grond van de Wwb (alleen bij laag tarief)

20. uitwisselingsformulier (voor personen afkomstig uit België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal of Turkije)

21. overige documenten en verklaringen

Voor ieder kind voor wie is verzocht om medenaturalisatie dienen – voor zover van toepassing en voor zover mogelijk – dezelfde gegevens in dezelfde volgorde gebundeld te worden aangeleverd.

stcrt-2007-89-p11-SC80356-3.gif
Naar boven