Wijziging Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 30 april 2007, nr. WJZ 7054690, houdende wijziging van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 in verband met uitgifte van garanties van oorsprong en WKK-certificaten voor afzonderlijke productie-installaties achter een aansluiting

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 31, negende lid, en 77c van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel I

De Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel r, door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

s. productie-installatie: een installatie bestemd voor het opwekken van elektriciteit, bestaande uit één of meer productie-eenheden;

t. productie-eenheid: een deel van een productie-installatie dat zelfstandig kan worden ingezet voor het opwekken van elektriciteit, waaronder tevens begrepen een AVI-eenheid;

u. systeemgrens van de productie-installatie: een fictieve gesloten omhulling van één of meer productie-eenheden die dezelfde wijze van opwekking van elektriciteit gebruiken.

B

Artikel 1a van paragraaf 2 wordt vernummerd tot 1b.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede tot en met vijfde lid worden vernummerd tot vierde tot en met zevende lid.

2. Er worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Indien zich achter de aansluiting meerdere productie-installaties bevinden, bepaalt de producent bij het verzoek tot vaststelling, bedoeld in het eerste lid, de systeemgrens van iedere productie-installatie.

3. Een wijziging van de systeemgrens van de productie-installatie leidt er niet toe dat één of meer productie-eenheden van de desbetreffende productie-installatie gaan behoren aan een andere productie-installatie.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘3 tot en met 5’ vervangen door ‘2 tot en met 5’ en ‘tweede tot en met het vierde lid’ vervangen door ‘vierde tot en met zesde lid’.

D

Artikel 2a, vierde lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:

b. ontvangt de producent voor de betreffende kalendermaand over de opgewekte duurzame elektriciteit garanties van oorsprong waarop geen gewogen maandelijks rendement is aangegeven.

E

Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het zesde en zevende lid worden na artikel 4, eerste lid, vier leden ingevoegd, luidende:

2. Indien zich achter de aansluiting één productie-installatie bevindt en de producent hiervoor garanties van oorsprong heeft aangevraagd, meldt de netbeheerder, onder vermelding van de unieke 18-cijferige code van de aansluiting, aan de garantiebeheerinstantie:

a. de hoeveelheid duurzame elektriciteit die de betreffende productie-installatie op het net heeft ingevoed, en

b. indien garanties van oorsprong voor niet-netlevering zijn aangevraagd door de producent, de hoeveelheid duurzame elektriciteit die de betreffende productie-installatie heeft opgewekt.

3. Indien zich achter de aansluiting meerdere productie-installaties bevinden, meldt de netbeheerder, onder vermelding van de unieke 18-cijferige code van iedere productie-installatie waarvoor de producent garanties van oorsprong heeft aangevraagd, aan de garantiebeheerinstantie:

a. de hoeveelheid duurzame elektriciteit die de betreffende productie-installaties op het net hebben ingevoed, en

b. de hoeveelheid duurzame elektriciteit die de betreffende productie-installaties hebben opgewekt.

4. De hoeveelheid duurzame elektriciteit die door de betreffende productie-installaties aan het net wordt geleverd, wordt bepaald door de elektriciteit die wordt verbruikt door de installatie achter de aansluiting naar rato van de feitelijke elektriciteitopwekking van alle productie-installaties achter de aansluiting, in mindering te brengen op de duurzame elektriciteit en andere vormen van elektriciteit, die is opgewekt door de betreffende productie-installaties.

5. De meetinrichting van de productie-installatie voldoet aan dezelfde nauwkeurigheidseisen als de meetinrichting op de aansluiting waarachter deze productie-installatie zich bevindt en zoals deze zijn omschreven in de voorwaarden op grond van artikel 31, eerste lid, onder b, van de wet.

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien zich achter een aansluiting meerdere productie-installaties bevinden, vraagt een producent voor elke productie-installatie waarvoor hij een verzoek doet als bedoeld in artikel 2, eerste lid, garanties van oorsprong voor niet-netlevering aan.

2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Indien de duurzame elektriciteit waarvoor boeking van garanties van oorsprong wordt aangevraagd, is opgewekt in een afvalverbrandingsinstallatie waarvoor de producent subsidie op grond van artikel 72m van de wet aanvraagt, geeft de garantiebeheerinstantie op de garanties van oorsprong het gewogen maandelijks rendement, de soort afval en de AVI-eenheid aan, met in achtneming van hetgeen is bepaald in artikel 2a, vierde lid, onderdeel b.

G

De bij de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit behorende bijlagen 2 en 3 worden vervangen door de bij deze regeling behorende bijlagen 1 en 2.

Artikel II

De Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 19982 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel i, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

j. productie-installatie: een installatie bestemd voor het opwekken van elektriciteit, bestaande uit één of meer WKK-eenheden;

k. systeemgrens van de productie-installatie: een fictieve gesloten omhulling van één of meerdere WKK-eenheden.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede tot en met zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met negende lid.

2. Er worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Indien zich achter de aansluiting meerdere productie-installaties bevinden, bepaalt de producent bij het verzoek tot vaststelling, bedoeld in het eerste lid, de systeemgrens van iedere productie-installatie.

3. Een wijziging van de systeemgrens van de productie-installatie leidt er niet toe dat één of meer WKK-eenheden van de desbetreffende productie-installatie gaan behoren aan een andere productie-installatie.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. Indien de producent voornemens is een aanpassing door te voeren die een wijziging van een van de onderdelen 2 tot en met 5 van het formulier ten gevolge heeft, dient de producent alvorens hij die aanpassing daadwerkelijk doorvoert, een volledig nieuw ingevuld formulier in bij de netbeheerder. Het vijfde tot en met het zevende lid zijn in dit geval van toepassing en de eerder verrichte vaststelling vervalt.

C

Onder vernummering van het vierde lid tot het achtste lid worden na artikel 3, derde lid, vier leden ingevoegd, luidende:

4. Indien zich achter de aansluiting één productie-installatie bevindt en de producent hiervoor WKK-certificaten heeft aangevraagd, meldt de netbeheerder, onder vermelding van de unieke 18-cijferige code van de aansluiting, aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet:

a. de hoeveelheid WKK-elektriciteit die de betreffende productie-installatie op het net heeft ingevoed, en

b. indien WKK-certificaten voor niet-netlevering zijn aangevraagd door de producent, de hoeveelheid WKK-elektriciteit die de betreffende productie-installatie heeft opgewekt.

5. Indien zich achter de aansluiting meerdere productie-installaties bevinden, meldt de netbeheerder, onder vermelding van de unieke 18-cijferige code van iedere productie-installatie waarvoor de producent WKK-certificaten heeft aangevraagd, aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet:

a. de hoeveelheid WKK-elektriciteit die de betreffende productie-installaties hebben opgewekt, en

b. de hoeveelheid WKK-elektriciteit die de betreffende productie-installaties op het net hebben ingevoed.

6. De hoeveelheid WKK-elektriciteit die door de betreffende productie-installaties aan het net wordt geleverd, wordt bepaald door de elektriciteit die wordt verbruikt door de installatie achter de aansluiting naar rato van de feitelijke elektriciteitopwekking van alle productie-installaties achter de aansluiting, in mindering te brengen op de WKK-elektriciteit of andere vormen van elektriciteit, die is opgewekt door de betreffende productie-installaties.

7. De meetinrichting van de productie-installatie voldoet aan dezelfde nauwkeurigheidseisen als de meetinrichting op de aansluiting waarachter deze productie-installatie zich bevindt en zoals deze zijn omschreven in de voorwaarden op grond van artikel 31, eerste lid, onder b, van de wet.

D

In artikel 5 wordt na het zesde lid een lid toegevoegd, luidende:

7. Indien zich achter een aansluiting meerdere productie-installaties bevinden, vraagt een producent voor elke productie-installatie waarvoor hij een verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid doet, WKK-certificaten voor niet-netlevering aan.

E

De bij de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 behorende bijlage 2 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel III

Indien een producent vóór de inwerkingtreding van deze regeling de netbeheerder heeft verzocht om een vaststelling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de wet te verrichten, is de betreffende installatie na de inwerkingtreding van deze regeling een productie-installatie in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel s, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit dan wel artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Regeling certificaten voor warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 8 mei 2007.

Artikel V

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, Arnhem.

Den Haag, 30 april 2007.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

1. Doel en aanleiding

Ingevolge artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: de wet) stelt de netbeheerder op verzoek van de producent vast of er sprake is van een productie-installatie die geschikt is voor de opwekking van duurzame elektriciteit dan wel of er sprake is van een installatie voor warmtekrachtkoppeling. De netbeheerder stelt per aansluiting op het net vast of er sprake is van een dergelijke productie-installatie, dat wil zeggen dat per netaansluiting wordt vastgesteld dat er sprake is van een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit óf dat het een installatie voor warmtekrachtkoppeling betreft.

Op grond van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit (hierna: Gvo-regeling) en de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 (hierna: WKK-regeling), kunnen vervolgens respectievelijk garanties van oorsprong (gvo’s) of certificaten voor warmtekrachtkoppeling (hierna: WKK-certificaten) worden uitgegeven door de garantiebeheerinstantie. Deze gvo’s dan wel WKK-certificaten zijn het exclusieve bewijs dat de elektriciteit is opgewekt in een productie-installatie die geschikt is voor de opwekking van duurzame elektriciteit of in een installatie voor warmtekrachtkoppeling.

Op basis van de huidige regelingen kan per aansluiting dus slechts één soort productie-installatie worden geïdentificeerd. In de praktijk is dat uiteraard niet het geval. De wijziging van bovenstaande regelingen maakt het mogelijk om voor meerdere productie-installaties achter één aansluiting op het net separaat een dergelijke vaststelling te doen, zodat voor de afzonderlijke productie-installaties achter één aansluiting zowel gvo’s als WKK-certificaten kunnen worden verstrekt door de garantiebeheerinstantie. Een producent is niet langer genoodzaakt om voor de verkrijging van gvo’s dan wel WKK-certificaten ten behoeve van meerdere, afzonderlijke productie-installaties telkens een nieuwe, kostbare, aansluiting op het net te creëren. Indien een bestaande aansluiting daartoe technisch geschikt is, kan een nieuwe productie-installatie hierop worden aangesloten. Het volstaat dan unieke 18-cijferige codes (door de netbeheerders ook wel aangeduid als EAN-codes) aan te vragen bij de netbeheerder ter identificatie van de afzonderlijke productie-installaties achter de aansluiting en er zorg voor te dragen dat deze productie-installaties apart kunnen worden bemeten.

Onderhavige wijzigingen hebben tevens als voordeel dat er een beter inzicht kan worden verkregen in het aandeel opgewekte duurzame elektriciteit dan wel elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling. Dit draagt bij aan het inzicht in het realiseren van de in EU verband afgesproken Nederlandse doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010.

2. Inhoud

2.1. Productie-installatie, productie-eenheid en systeemgrens van de productie-installatie

Een productie-installatie kan bestaan uit één of meer productie-eenheden. Deze productie-eenheden kunnen AVI-eenheden, WKK-eenheden of andere productie-eenheden van gelijke technische aard zijn. Productie-eenheden die op technisch verschillende wijze elektriciteit opwekken kunnen niet gelden als één productie-installatie. Ter illustratie: het is in het kader van deze regeling zowel geoorloofd om een enkele windmolen als ook om een geheel windmolenpark aan te merken als één productie-installatie. Een windmolen en bijvoorbeeld een biomassa-installatie achter één aansluiting dienen echter ten allen tijde te worden gezien als twee afzonderlijke productie-installaties.

2.2. Procedure vaststelling productie-installatie

De producent kan na verstrekking van de unieke 18-cijferige code voor elke afzonderlijke productie-installatie een verzoek tot vaststelling indienen bij de netbeheerder. De netbeheerder stelt vast of het om een productie-installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit gaat dan wel of het een installatie voor warmtekrachtkoppeling betreft. Tevens beoordeelt de netbeheerder of de productie-installatie apart bemeten is.

2.3. Meten door de netbeheerder of het toegelaten meetbedrijf

Gvo’s en WKK-certificaten worden in alle gevallen uitgegeven op basis van de meetgegevens met betrekking tot de productie-installatie als geheel (niettegenstaande de bestaande verplichtingen meetrapporten aan te leveren met daarin opgenomen meetdata per eenheid). Zowel de meetgegevens betreffende de bruto-productie van de productie-installatie als de meetgegevens betreffende de netlevering door de productie-installatie worden door de netbeheerder aan de garantiebeheerinstantie medegedeeld. Voor wat betreft de afname van elektriciteit van het net voor het eigen verbruik van de installatie die zich achter de aansluiting bevindt, brengt de netbeheerder dit eigen verbruik naar rato van de bruto-productie in mindering op de productiegegevens van de productie-installaties. Netlevering per productie-installatie wordt dus bepaald door het naar rato verdeelde eigen verbruik af te trekken van de bruto-productie van de productie-installatie.

3. Administratieve lasten en overige bedrijfseffecten

3.1. Administratieve lasten

Ook voor deze verfijning van de regelgeving is het uitgangspunt geweest dat de administratieve lasten voor het verkrijgen van gvo’s dan wel WKK-certificaten zo gering mogelijk moeten zijn. Hierbij is rekening gehouden met de noodzakelijke betrouwbaarheid en uitvoerbaarheid van het systeem. De aanpassingen in de regelgeving brengen voor de producenten slechts een geringe wijziging in de administratieve lasten met zich mee.

Op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de wet bepaalt de netbeheerder op verzoek van de producent of er sprake is van een productie-installatie die geschikt is voor de opwekking van duurzame elektriciteit dan wel of er sprake is van een installatie voor warmtekrachtkoppeling. In de gewijzigde regeling blijft het voor de producent eveneens noodzakelijk om voor elke productie-installatie die in aanmerking wil komen voor gvo’s dan wel WKK-certificaten, een dergelijk verzoek te doen. Er is op dit punt dus geen sprake van nieuwe regels. Wel wordt het met onderhavige wijziging mogelijk om, indien zich achter één enkele netaansluiting meerdere productie-installaties bevinden, voor al deze productie-installaties een verzoek tot vaststelling te kunnen doen, teneinde in aanmerking te komen voor de afgifte van gvo’s en/of WKK-certificaten. Tot nu toe wordt een productie-installatie geïdentificeerd door de unieke 18-cijferige code (EAN-code) van de aansluiting waarachter de installatie zich bevindt. Dit betekent dat op basis van de huidige regelingen per netaansluiting maar één installatie kan worden geïdentificeerd en alleen ten behoeve van deze ene installatie gvo’s dan wel WKK-certificaten kan worden aangevraagd. Indien de verschillende productie-installaties achter de aansluiting toch in aanmerking wilden komen voor verschillende soorten gvo’s of WKK-certificaten, betekende dit in de praktijk dat er meerdere fysieke aansluitingen moesten worden gecreëerd. Dit leidde uiteraard tot onnodige verhoging van kosten. Na doorvoering van deze wijziging in de regelgeving hoeft een producent zijn installatie slechts te voorzien van een systeemgrens, zodat duidelijk is welke elektriciteit moet worden toegerekend aan welke installatie. Het bepalen van een systeemgrens kost, afhankelijk van de ingewikkeldheid van de installaties, gemiddeld ongeveer 1,5 uur. Het is lastig in te schatten hoeveel gebruik gaat worden gemaakt van de mogelijkheid voor verschillende productie-installaties achter één aansluiting gvo’s of WKK-certificaten aan te vragen. Uitgaande van 50 aanvragen per jaar, 1,5 uur werk per aanvrager en een gemiddeld uurtarief van € 60,– leidt dit tot een jaarlijkse toename van de administratieve lasten van € 4.500,–.

Uit de tussenevaluatie van de regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) bleek dat de sector graag wilde dat men voor meerdere productie-installaties achter één aansluiting gvo’s of WKK-certificaten aan zou kunnen vragen zonder dat men een aparte aansluiting zou moeten creëren. Na wijziging van de Netcode zal het mogelijk worden om aan afzonderlijke productie-installaties EAN-codes toe te kennen los van de EAN-code die is toegekend aan de desbetreffende aansluiting. Ingevolge onderhavige wijzigingen van de Gvo-regeling en de WKK-regeling kan vervolgens per afzonderlijke productie-installatie een verzoek tot vaststelling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de Elektriciteitswet 1998, worden ingediend, waarna tot afgifte van gvo’s of WKK-certificaten kan worden overgegaan. Tot op heden zullen producenten een economische afweging hebben gemaakt waarbij men de kosten van de nieuwe aansluiting zal hebben afgezet tegen de opbrengsten uit de gvo’s en certificaten. Niet iedereen zal een aparte aansluiting hebben gecreëerd om zodoende voor ieder type installatie gvo’s of WKK-certificaten te ontvangen. Met onderhavige wijzigingen is het niet meer nodig een aparte fysieke aansluiting te creëren. Zowel in de oude als in de nieuwe situatie zal door de producent een verzoek tot vaststelling moeten worden ingediend, indien men voor de desbetreffende productie-installatie gvo’s of certificaten wenst te ontvangen. Op dit punt zullen de voorgestelde wijzigingen niet leiden tot een wijziging van de administratieve lasten. Het indienen van een verzoek tot vaststelling zal echter voor veel minder kosten zorgen, dan het aanvragen en creëren van een geheel nieuwe aansluiting. Het is voor de producent overigens niet verplicht om voor iedere productie-installatie achter de netaansluiting gvo’s dan wel WKK-certificaten aan te vragen.

In deze regeling is voor producenten de verplichting opgenomen dat zij aanpassingen in hun situatie aan de garantiebeheersinstelling CertiQ moeten doorgeven. Deze verplichting bestond reeds voor producenten van duurzame elektriciteit en wordt nu ook opgenomen voor WKK-producenten. Er wordt geschat dat deze wijziging invloed heeft op circa 900 WKK-installaties, uitgaande van 1 wijziging per 4 kalenderjaren. Uitgaande van 15 minuten werk voor het doorgeven van een wijziging en een gemiddeld uurtarief van € 60,– leidt dit tot een jaarlijkse toename van de administratieve lasten van € (900 * ¼ * 60 * 15/60=) 3375,–. Omdat de totale jaarlijkse AL-toename onder de € 10.000 blijft is de regeling niet voor advies aan Actal aangeboden.

3.2. Bedrijfseffecten

Uit de tussenevaluatie van de regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) bleek dat de sector graag wilde dat men voor meerdere productie-installaties achter één aansluiting gvo’s of WKK-certificaten aan zou kunnen vragen zonder dat men een aparte aansluiting zou moeten creëren. Dit spaart immers de kosten van een nieuwe aansluiting. Aan deze wens wordt met deze regelgeving tegemoet gekomen.

4. Technische notificatie

De ontwerp-regeling is op 20 december 2006 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2006/0655/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

Artikelsgewijs

Artikel I en II, onderdeel A

Deze onderdelen introduceren een aantal nieuwe definities in de Gvo-regeling en WKK-regeling: productie-installatie, productie-eenheid en systeemgrens van de productie-installatie. Het begrip productie-installatie komt reeds voor in de wet, Gvo-regeling en WKK-regeling, maar wordt nu duidelijk gedefinieerd. Op grond van deze definitie is het mogelijk om voor meerdere productie-installaties achter één aansluiting gvo’s en/of WKK-certificaten te ontvangen. Een productie-installatie dient ter identificatie slechts één unieke 18-cijferige code te hebben. De regionale netbeheerder zal deze unieke 18-cijferige code gebruiken om de meetgegevens van de productie-installatie door te geven aan de garantiebeheerinstantie. Tevens is het van belang dat de producent bij het verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Gvo-regeling en WKK-regeling aangeeft wat zijn productie-installatie omvat. Dit doet hij door een systeemgrens van de productie-installatie te trekken om de één of meer betreffende AVI-eenheden, WKK-eenheden of andere productie-eenheden die dezelfde wijze van opwekking van elektriciteit gebruiken. Hierdoor is het mogelijk dat er zich verschillende soorten productie-installaties achter één aansluiting bevinden.

Met onderhavige wijzigingen wordt nu in de Gvo-regeling ook het begrip productie-eenheid geïntroduceerd. In de Gvo-regeling was reeds het begrip AVI-eenheid gedefinieerd, als bijzondere vorm van een productie-installatie waarbij duurzame elektriciteit wordt opgewekt met behulp van de verbranding van afval. Een productie-eenheid is de meer algemene benaming, waaronder niet alleen AVI-eenheden vallen maar tevens systemen waarbij duurzame elektriciteit wordt opgewekt met behulp van bijvoorbeeld windenergie. Het begrip WKK-eenheid was reeds gedefinieerd in de WKK-regeling. Een AVI-eenheid, WKK-eenheid of andere productie-eenheid kan tevens een productie-installatie zijn, maar tegelijkertijd ook slechts een deel van een productie-installatie. Het moet echter steeds zelfstandig, dus onafhankelijk van andere delen van de betreffende productie-installatie elektriciteit kunnen opwekken en kan niet toehoren aan meerdere productie-installaties. Een windmolen is bijvoorbeeld veelal in staat om zelfstandig elektriciteit op te wekken. In die hoedanigheid is een windmolen een productie-eenheid. Deze windmolen kan daarnaast ook worden gedefinieerd als een productie-installatie. Voor deze windmolen is dan een systeemgrens van de productie-installatie bepaald en deze dient ter identificatie te beschikken over één unieke 18-cijferige code. Indien een producent twee windmolens heeft die zelfstandig elektriciteit kunnen opwekken, zijn deze ieder afzonderlijk een productie-eenheid. Heeft de producent beide windmolens binnen de systeemgrens van de productie-installatie laten vallen en is hiervoor ter identificatie één unieke 18-cijferige code aangevraagd bij de regionaal netbeheerder, dan behoren beide windmolens tot één productie-installatie. De producent kan er echter ook voor kiezen om elke windmolen apart te definiëren als een productie-installatie, mits de systeemgrens van de productie-installatie is getrokken om iedere windmolen afzonderlijk en er een unieke 18-cijferige code is aangevraagd voor iedere windmolen afzonderlijk.

In de Gvo-regeling en WKK-regeling is ten aanzien van respectievelijk de AVI-eenheid en WKK-eenheid het begrip systeemgrens reeds gedefinieerd. Met deze systeemgrens wordt echter niet in alle gevallen de systeemgrens van de productie-installatie bedoeld. Derhalve blijft het begrip systeemgrens zoals deze is omschreven in de Gvo-regeling en WKK-regeling naast de definitie van systeemgrens van de productie-installatie bestaan. Door middel van de systeemgrens van de productie-installatie dient een producent aan te geven welke WKK-eenheden of productie-eenheden die dezelfde wijze van elektriciteitsopwekking gebruiken, behoren tot de productie-installatie.

Indien een producent voor één productie-installatie achter de aansluiting gvo’s óf WKK-certificaten wenst te ontvangen, hoeft hij geen systeemgrenzen van de productie-installatie aan te geven bij het verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Gvo-regeling en WKK-regeling. Hiermee worden administratieve lasten voor de producent voorkomen. In het geval een producent gvo’s of WKK-certificaten wenst te ontvangen voor meerdere productie-installaties achter één aansluiting, dient de producent bij het verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Gvo-regeling en WKK-regeling een tekening te overleggen, waarop de systeemgrenzen van de verschillende productie-installaties zijn aangegeven.

Artikel I, onderdeel B

Bij de wijziging van de Gvo-regeling van 9 juni 2006 (Stcrt. 2006, nr. 115) is abusievelijk in paragraaf 2 artikel 1a ingevoegd, terwijl in paragraaf 1 reeds een artikel 1a was opgenomen. Deze wijziging herstelt de foutieve aanduiding van het betreffende artikel in paragraaf 2.

Artikel I, onderdeel C en F en artikel II, onderdeel B en D

De producent kan na verstrekking van de unieke 18-cijferige code voor elke afzonderlijke productie-installatie een verzoek indienen bij de netbeheerder tot vaststelling. De netbeheerder stelt vast of het om een productie-installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit gaat dan wel of het een installatie voor warmtekrachtkoppeling betreft. Indien zich achter de aansluiting meerdere productie-installaties bevinden, bepaalt de producent bij het verzoek tot vaststelling, bedoeld in het eerste lid, de systeemgrens van iedere productie-installatie. Deze systeemgrens kan meerdere productie-eenheden omvatten. Tevens beoordeelt de netbeheerder of de productie-installatie apart bemeterd is.

Steeds wanneer de producent voornemens is wijzigingen door te voeren die betrekking hebben op de locatiegegevens van de productie-installatie, typegegevens van de productie-installatie, gegevens over op een productie-installatie ingevoede elektriciteit of algemene verklaring, dient hij een nieuw ingevuld formulier in bij de netbeheerder. Deze wijzigingen kunnen ook betrekking hebben op de systeemgrens van de productie-installatie. Het wijzigen van deze systeemgrenzen is bijvoorbeeld mogelijk indien de productie-installatie wordt uitgebreid met een AVI-eenheid, WKK-eenheid of productie-eenheid die dezelfde wijze van elektriciteitsopwekking gebruikt. Het is echter niet toegestaan om de systeemgrenzen van de productie-installatie dusdanig te wijzigen, dat één of meerdere AVI-eenheden, WKK-eenheden of productie-eenheden van de desbetreffende productie-installatie gaan behoren aan een andere productie-installatie. Hiermee wordt voorkomen dat een AVI-eenheid, WKK-eenheid of productie-eenheid de ene periode toebehoort aan productie-installatie A en een andere periode aan productie-installatie B.

In het geval zich meerdere productie-installaties achter één aansluiting bevinden, is de producent verplicht om voor de productie-installaties waarvoor hij gvo’s of WKK-certificaten wil ontvangen, tevens gvo’s of WKK-certificaten voor niet-netlevering aan te vragen. Deze verplichting is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat voor iedere productie-installatie achter de aansluiting de juiste meetgegevens kunnen worden bepaald.

Artikel I, onderdeel D en F

Producenten die een afvalverbrandingsinstallatie instandhouden en hiervoor subsidie op grond van artikel 72m van de wet (MEP-subsidie) aanvragen, zijn verplicht om per kalendermaand een meetrapport op te stellen. Indien een dergelijk meetrapport niet of niet tijdig wordt ingediend, heeft dat onder meer tot gevolg dat voor de betreffende kalendermaand geen gvo’s worden verstrekt door de garantiebeheerinstantie. Deze bepaling strekt ertoe het uitbetalen van voorschotten MEP-subsidie over de betreffende kalendermaand te voorkomen. Het bovenstaande heeft echter een onwenselijk effect. Producenten die geen MEP-subsidie wensen te ontvangen zijn namelijk niet verplicht een meetrapport in te dienen, maar ontvangen wel over iedere kalendermaand gvo’s. Derhalve bestaat er een onbedoelde ongelijkheid.

In deze regeling is dit nadelige effect hersteld. Indien een producent die MEP-subsidie wenst te ontvangen zijn meetrapport niet of niet tijdig indient, worden er wel gvo’s verstrekt , maar hierop wordt geen gewogen maandelijks rendement aangegeven. Gevolg is dat de producent wel gvo’s kan ontvangen, maar geen voorschotten MEP-subsidie.

Artikel I, onderdeel E en artikel II, onderdeel C

Indien er zich achter een aansluiting één productie-installatie bevindt, geeft de netbeheerder de meetgegevens van de betreffende productie-installatie door aan de garantiebeheerinstantie, met gebruikmaking van de unieke 18-cijferige code van deze aansluiting. Vervolgens geeft de garantiebeheerinstantie op basis van deze meetgegevens gvo’s of WKK-certificaten uit. De voorliggende wijziging van de regeling maakt het mogelijk om voor meerdere productie-installaties achter één aansluiting gvo’s en/of WKK-certificaten te ontvangen. Derhalve is het dan niet mogelijk om de unieke 18-cijferige code van de aansluiting te gebruiken om de meetgegevens van beide productie-installaties door te geven aan de garantiebeheerinstantie. In dat geval zal de netbeheerder aan iedere afzonderlijke productie-installatie een unieke 18-cijferige code verstrekken. Op deze unieke 18-cijferige code van de productie-installatie komen de meetgegevens binnen en zal de garantiebeheerinstantie gvo’s of WKK-certificaten verstrekken.

Om ervoor te zorgen dat de netbeheerder de juiste meetgegevens per productie-installatie zal insturen, is artikel 4 van de Gvo-regeling en artikel 4 van de WKK-regeling aangepast. Door deze aanpassing wordt de netbeheerder verplicht zowel de meetgegevens betreffende de bruto-productie als de meetgegevens betreffende de netlevering van de productie-installatie waarvoor gvo’s of WKK-certificaten worden aangevraagd, door te geven. De netbeheerder bepaalt de hoeveelheid duurzame elektriciteit dan wel WKK-elektriciteit die aan het net wordt geleverd als volgt. Hij bepaalt hoeveel elektriciteit is verbruikt door de installatie. Onder de installatie wordt verstaan alles wat er achter de aansluiting elektriciteit verbruikt. Vervolgens brengt hij deze elektriciteit naar rato van de feitelijke elektriciteitopwekking van de productie-installaties, in mindering op de duurzame elektriciteit en/of WKK-elektriciteit en/of andere vormen van elektriciteit die de betreffende productie-installatie heeft opgewekt. Met de feitelijke elektriciteitsopwekking van de productie-installaties wordt bedoeld de elektriciteitsopwekking van alle productie-installaties achter de aansluiting. Dus ook de productie-installaties waarover geen gvo’s of WKK-certificaten zijn aangevraagd.

Om ervoor te zorgen dat de netbeheerder de meetgegevens per productie-installatie nauwkeurig kan bepalen, is het noodzakelijk dat de meetinrichting van de productie-installatie aan dezelfde nauwkeuringheidseisen voldoet, als de meetinrichting van de aansluiting. Deze eisen zijn omschreven in de Meetcode Elektriciteit.

Artikel I, onderdeel G en Artikel II, onderdeel E

Door de introductie van een aantal nieuwe definities en het feit dat een producent de systeemgrenzen van zijn productie-installatie moet aangeven, zal het formulier waarmee een producent het verzoek doet als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en het formulier als bedoeld in artikel 7, derde lid (biomassaverklaring), worden gewijzigd. De formulieren worden voor de duidelijkheid en consistentie in haar geheel opnieuw vastgesteld.

Artikel III

De voorliggende wijziging in de regelingen bepaalt onder andere dat er voor iedere productie-installatie een systeemgrens van de productie-installatie moet worden aangegeven. Om te voorkomen dat de netbeheerder voor iedere productie-installatie een nieuwe vaststelling als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de wet moet verrichten, regelt dit artikel dat laatstgenoemde productie-installatie na inwerkingtreding van deze regeling wordt aangemerkt als een productie-installatie in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel s, van de Gvo-regeling dan wel artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de WKK-regeling. Wijziging van de systeemgrenzen van de productie-installatie is vervolgens mogelijk waarbij van artikel 2, derde lid, van de Gvo-regeling en artikel 2, derde lid, van de WKK-regeling van toepassing zijn.

Vóór de inwerkingtreding van de gewijzigde regelingen is het niet mogelijk om voor meerdere productie-installaties achter één aansluiting gvo’s of WKK-certificaten te ontvangen. Er kan slechts één productie-installatie in aanmerking komen voor gvo’s of WKK-certificaten. In die gevallen bepaalt de netbeheerder of het toegelaten meetbedrijf de juiste meetgegevens voor de productie-installatie die in aanmerking komt voor gvo’s of WKK-certificaten. Deze meetgegevens worden dan doorgegeven aan de garantiebeheerinstantie met gebruikmaking van de unieke 18-cijferige code van de aansluiting. Indien zich ná de inwerkingtreding van deze regelingen meerdere productie-installaties achter één aansluiting bevinden, maar de producent wil niet voor alle productie-installaties achter de aansluiting gvo’s of WKK-certificaten ontvangen, blijft bovenstaande handelswijze gehandhaafd. Dat wil zeggen dat de netbeheerder of het toegelaten meetbedrijf voor de betreffende productie-installatie die wel in aanmerking komt voor gvo’s of WKK-certificaten, de juiste meetgegevens bepaalt. Vervolgens worden deze met gebruikmaking van de unieke 18-cijferige code van de aansluiting doorgegeven aan de garantiebeheerinstantie.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

  • 1

    Stcrt. 2003, 242; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 5 december 2006 (Stcrt. 237).

  • 2

    Stcrt. 2003, 116; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 24 augustus 2006 (Stcrt. 164).

Naar boven