Wijziging Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 april 2007, nr. TRCJZ/2007/1227, houdende wijziging van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 (Stb. 666);

Gelet op verordening 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PbEU L 15);

Besluit:

Artikel I

De Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 19881 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. In afwijking van het vierde lid, is het verbod, bedoeld in het tweede lid, niet van toepassing op het aanlanden en lossen van vis als bedoeld in artikel 49 van de verordening inzake vangstmogelijkheden in de havens van Vlissingen, Scheveningen, IJmuiden, Velsen, Harlingen en Eemshaven.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde tot en met elfde lid worden vernummerd tot vijfde tot en met twaalfde lid.

2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Ten aanzien van vis als bedoeld in artikel 49 van de verordening inzake vangstmogelijkheden wordt de toestemming, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, enkel gegeven nadat de bevestiging, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden, is ontvangen door de AID.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘het vierde lid’ vervangen door: het vijfde lid.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘het zesde lid’ vervangen door: het zevende lid.

5. In het negende lid (nieuw) wordt ‘vierde lid’ vervangen door: vijfde lid.

6. In het tiende lid (nieuw) wordt ‘Het achtste lid’ vervangen door: Het negende lid.

7. In het elfde lid (nieuw) wordt ‘het zesde lid’ vervangen door: het zevende lid.

8. In het twaalfde lid (nieuw) wordt ‘het negende lid’ vervangen door: het tiende lid.

9. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

13. In afwijking van het zevende tot en met het tiende lid van dit artikel, doet de kapitein, eigenaar of gemachtigde van een vissersvaartuig of een vissersvaartuig van een derde land, die voornemens is in een Nederlandse haven vis als bedoeld in artikel 49 van de verordening inzake vangstmogelijkheden aan te landen en te lossen de melding, bedoeld in het vijfde lid, ten minste drie werkdagen voor aankomst, door verzending van een door hem ondertekend elektronisch of faxbericht, met daarin de melding en het formulier, bedoeld in artikel 51, tweede lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden, aan de meldkamer van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade (045-5461011).

C

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4

1. Het in Nederland overladen van vis als bedoeld in artikel 49 van de verordening inzake vangstmogelijkheden is alleen toegestaan in de havens bedoeld in artikel 2, tiende lid, van deze regeling en na toestemming daartoe van de AID.

2. Artikel 3, vierde, vijfde en dertiende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het overladen, bedoeld in het in het eerste lid, van vis als bedoeld in artikel 49 van de verordening inzake vangstmogelijkheden.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 april 2007.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Toelichting

In 2006 is in het kader van het Verdrag inzake de visserij in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (hierna: NEAFC) een aantal maatregelen aangenomen ter verbetering van controle en handhaving. Deze maatregelen hebben betrekking op de aanvoer en overlading van bevroren vis die is gevangen in het NEAFC-verdragsgebied door vissersvaartuigen onder de vlag van derdelanden. De Europese Gemeenschap is lid van de NEAFC en heeft aan deze maatregelen uitvoering gegeven in hoofdstuk VIII van Verordening 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PbEU L 15).

Deze wijzigingsregeling verankert de verplichtingen die voor Nederland voortvloeien uit hoofdstuk VIII van Verordening 41/2007, in de Nederlandse regelgeving. Hiertoe wordt de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 op een aantal punten gewijzigd. In het nieuwe tiende lid van artikel 2 van de regeling worden Nederlandse havens aangewezen waar de eerder genoemde aanvoer is toegestaan (artikel I, onderdeel A van deze regeling). In artikel 3 van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 worden twee elementen ingevoegd. In de eerste plaats wordt bepaald dat de AID slechts goedkeuring verleent voor de aanlanding, nadat zij van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarmee de vis is gevangen, een bevestiging heeft ontvangen over onder meer de toereikendheid van het quotum van het betreffende vaartuig (artikel I, onderdeel B, tweede onderdeel). In de tweede plaats wordt bepaald dat de kapitein van het vissersvaartuig in kwestie drie werkdagen voor aankomst in een Nederlandse haven daarvan aankondiging moet doen (onderdeel B, negende onderdeel). Werkdagen zijn alle dagen van de week behalve zon- en feestdagen. In het nieuwe artikel 4 tenslotte worden voornoemde maatregelen van overeenkomstige toepassing verklaard op de overlading van de betreffende vis in Nederlandse havens (artikel I, onderdeel C).

Administratieve lasten

Deze wijziging brengt geen verzwaring van administratieve lasten mee voor het Nederlandse bedrijfsleven. Nederlandse vissersvaartuigen die vissen in het betreffende gebied vallen niet onder de reikwijdte van de maatregelen en er zijn op dit moment geen Nederlandse vissersvaartuigen die aldaar gevangen vis overladen en vervolgens aanvoeren in Nederlandse havens. De controle-inspanningen en de communicatie met andere staten, die deze maatregel vereist, brengen wel wezenlijke uitvoeringslasten voor de overheid met zich mee.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 1987, 253; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 25 januari 2007 (Stcrt. 21).

Naar boven