Wijziging Subsidieregeling innoWATOR-module van Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

Regeling van de Minister van Economische Zaken van , nr. WJZ 7051928, tot wijziging van de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Het opschrift ‘§ 1. Algemene bepalingen’ wordt vervangen door: Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

B

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Na onderdeel b wordt, onder verlettering van de onderdelen c en d tot onderdelen d en e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. internationaal innoWATOR-project: een samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit industrieel onderzoek, preconcurrentiële ontwikkeling of een combinatie daarvan, waarvoor een proposal is ingediend in het kader van de sub-call A, Water Technologies, van Susprise Call for proposals 2007 bij het Susprise Secretariaat en dat is gericht op de ontwikkeling van een innovatieve technologie op één van de in bijlage 5 genoemde gebieden;.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e in een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband dat bestaat uit tenminste één publiek gefinancierde kennisinstelling, tenminste één in Nederland gevestigde ondernemer en tenminste één ondernemer die is gevestigd in Denemarken, Oostenrijk of Vlaanderen.

3. In het tweede lid wordt na ‘MKB-ondernemer,’ ingevoegd ‘kennisinstelling,’ en wordt na ‘d,’ ingevoegd: e,.

C

Het opschrift ‘§ 2. Subsidieverstrekking’ wordt vervangen door:

Hoofdstuk 2. Subsidie voor een innoWATOR-project

§ 1. Subsidieverstrekking

D

In artikel 2, derde lid, wordt ‘deze regeling’ vervangen door: het eerste lid.

E

Artikel 3, eerste lid komt te luiden:

1. In afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de kaderregeling, bedraagt voor een ondernemer de subsidie voor industrieel onderzoek 35 procent van de subsidiabele kosten.

F

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. Als periode, bedoeld in artikel 12 van de kaderregeling wordt voor subsidies op grond van artikel 2, eerste lid, vastgesteld 7 mei 2007 tot en met 4 september 2007, 18.00 uur.

2. Het subsidieplafond voor het in 2007 verlenen van subsidies op grond van artikel 2, eerste lid, op in de in het eerste lid bedoelde periode ontvangen aanvragen is € 5.000.000.

G

Artikel 7, tweede lid, komt te luiden:

2. In aanvulling op artikel 15 van de kaderregeling beslist de minister afwijzend op een aanvraag indien:

a. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 150.000;

b. het project onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1;

c. er geen relevante potentiële eindgebruiker van de te ontwikkelen technologie bij het project betrokken is.

H

Artikel 8, tweede lid, komt te luiden:

2. De minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de adviescommissie, de aanvragen zodanig, dat een project hoger gerangschikt wordt naar mate:

a. de kwaliteit van de samenwerking beter is, tenminste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de mate van toereikendheid van de capaciteiten van de deelnemers, de mate van de kwaliteit van de projectorganisatie en uit de betrokkenheid van een MKB-ondernemer bij het project;

b. het meer bijdraagt aan technologische innovatie, tenminste blijkend uit de mate waarin kennis uit een kennisinstelling wordt aangewend ten behoeve van het innoWATOR–project;

c. het meer bijdraagt aan het duurzaam economisch perspectief, ten minste blijkend uit de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten;

d. de betrokkenheid van een relevante beoogde eindgebruiker van de te ontwikkelen technologie, al of niet als deelnemer in het samenwerkingsverband, groter is.

I

Na artikel 10 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3. Subsidie voor een internationaal innoWATOR-project Nederland

§ 1. Subsidieverstrekking

Artikel 10a

1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan:

a. een in Nederland gevestigde kennisinstelling en een in Nederland gevestigde ondernemer die deel uitmaken van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband en die een deel van een internationaal innoWATOR-project uitvoeren;

b. een in Nederland gevestigde ondernemer die deel uitmaakt van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband en die een deel van een internationaal innoWATOR-project uitvoert.

2. Voor het verstrekken van subsidies op grond van het eerste lid is artikel 2, tweede lid, van toepassing.

3. Voor het verstrekken van subsidies op grond van het eerste lid zijn de artikelen 3, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede tot en met vierde lid, 4, 7, 12 tot en 23 en 28 tot en met 34 van de kaderregeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10b

1. Voor het verstrekken van subsidies op grond van artikel 10a, eerste lid, is artikel 3, eerste lid, van toepassing.

2. Het in artikel 3, vierde lid, van de kaderregeling bedoelde bedrag is € 350.000.

Artikel 10c

Ten aanzien van de subsidiabele kosten van het deel van een internationaal innoWATOR-project dat op grond van artikel 10a, eerste lid, voor subsidie in aanmerking komt, is artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10d

1. Als periode, bedoeld in artikel 12 van de kaderregeling wordt voor subsidies op grond van artikel 10a, eerste lid, vastgesteld de dag van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 1 juni 2007, 12.00 uur.

2. Het subsidieplafond voor het in 2007 verlenen van subsidies op grond van artikel 10a, eerste lid, op in de in het eerste lid bedoelde periode ontvangen aanvragen is € 1.000.000.

Artikel 10e

De in artikel 15, onderdeel c, van de kaderregeling bedoelde termijn is 2 jaar.

Artikel 10f

1. De minister rangschikt de aanvragen zodanig, dat een internationaal innoWATOR-project hoger gerangschikt wordt naar mate:

a. de kwaliteit van het internationaal innoWATOR-project beter is, blijkend uit de kwaliteit van de methodologie, het werkplan en de wijze waarop de resultaten zullen worden geëxploiteerd en verspreid;

b. de kwaliteit van het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband beter is, blijkend uit de kwaliteit van het project management, de competentie en complementariteit van de deelnemers in het samenwerkingsverband, de betrokkenheid bij het project van een eindgebruiker en de deelname van een MKB-ondernemer aan het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband;

c. het internationaal innoWATOR-project een grotere impact heeft, blijkend uit de mate van innovativiteit, de duurzaamheid van de projectresultaten, de toegevoegde waarde van de internationale samenwerking en het economische perspectief;

d. de resultaten van het internationaal innoWATOR-project gunstiger zijn in verhouding tot de kosten van het project.

2. Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 10g

In aanvulling op artikel 21 van de kaderregeling treedt voor het indienen van een aanvraag om subsidie op grond van artikel 10a, eerste lid, door een in Nederland gevestigde kennisinstelling en een in Nederland gevestigde ondernemer die deel uitmaken van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband, een in Nederland gevestigde ondernemer op als penvoerder.

Artikel 10h

Ten aanzien van de op de subsidieontvanger rustende verplichtingen is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

J

Het opschrift ‘§ 3. Formulieren’ wordt vervangen door: Hoofdstuk 4. Formulieren.

K

Het opschrift ‘§ 4. Slotbepalingen’ wordt vervangen door: Hoofdstuk 5. Slotbepalingen.

Artikel II

Bijlage 2 van de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten wordt vervangen door de in de bijlage 1 bij deze regeling opgenomen bijlage 2. Aan de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten wordt toegevoegd de in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen bijlage 5.

Artikel III

Op aanvragen om subsidie die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend en op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt, blijft de regeling van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlage 2 in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van bijlage 1, die ter inzage wordt gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, ’s-Gravenhage.

Den Haag, 22 april 2007.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Bijlage 2

Deze bijlage behoort bij artikel II van de Regeling van de Minister van Economische Zaken van , nr. WJZ 7051928, tot wijziging van de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

Bijlage 5

Bijlage als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

1. Gebruik van water van de juiste kwaliteit:

Dit onderdeel heeft betrekking op de zuivering en kwaliteitsbewaking van proceswater. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van technologieën voor behandeling van proceswater, desinfectie, monitoring en sensoring.

2. Sluiten van de waterketen:

Dit onderdeel beoogt optimalisatie van watergebruik en waterhergebruik. Het gaat hierbij om het ontwerp van waterbehandelings- en desinfectietechnologieën voor afvalstromen, een belangrijk aspect hierbij is het energiemanagement binnen de procesvoering. Vermindering van energieverbruik en inzet van alternatieve oneindige energiebronnen.

3. Vaste afvalstromen zoals concentraat en zuiveringsslib:

Bij dit onderdeel ligt het accent op het terugwinnen van herbruikbare componenten uit afvalstromen en de behandeling van geconcentreerde zoutstromen (brines).

4. Aankoeking, aanslagvormig en corrosie (bio-fouling, scaling en corrosion):

Dit onderdeel omvat de ontwikkeling van technologieën voor het voorkomen van aankoeken/aanslag (fouling, scaling) en corrosie in membranen en leidingen en de ontwikkeling van technologieën om aanslagvorming (fouling, scaling) te verwijderen.

Toelichting

Algemeen

1. Algemeen

Deze regeling wijzigt de Subsidieregeling innoWATOR-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten (hierna: de InnoWATOR-regeling). Op grond van deze regeling wordt sinds 2006 onderzoek en ontwikkeling gesubsidieerd op het gebied van de watertechnologie door samenwerkingsverbanden van ondernemers en publiek gefinancierde kennisinstellingen. Het is één van de acties die voortvloeien uit het Innovatieprogramma watertechnologie (zie bijlage 1 van de InnoWATOR-regeling).

2. Subsidie voor innoWATOR-projecten

2.1. Algemeen

Met deze wijzigingsregeling wordt allereerst beoogd de InnoWATOR-regeling naar aanleiding van de ervaringen opgedaan in 2006 inhoudelijk op een aantal punten te wijzigen. Tevens wordt voor het jaar 2007 een subsidieplafond en tenderperiode ten behoeve van de subsidiëring van innoWATOR-projecten vastgesteld.

Het totaal van de verkrijgingskosten voor innoWATOR-projecten is € 222.480 op een subsidieplafond van € 5.000.000 voor 2007, oftewel ongeveer 4,5 procent van het voor subsidie beschikbare bedrag voor innoWATOR-projecten. Er is uitgegaan van 28 ingediende projecten, waarvan er naar schatting 14 gehonoreerd kunnen worden. Deze inschatting is in lijn met de realisatie in 2006.

Ten opzichte van de vorige regeling is het modelprojectplan verder vereenvoudigd. Ook is de modelbegroting begrijpelijker gemaakt, dit naar aanleiding van ervaringen uit de vorige regeling. De modelbegroting wordt tevens elektronisch aangeboden. In deze elektronische versie worden alle berekeningen automatisch uitgevoerd, deze hoeven derhalve niet door de ondernemers zelf uitgevoerd te worden.

3. Subsidie voor internationale innoWATOR-projecten

3.1. Algemeen

Met deze wijzigingsregeling wordt verder beoogd in het kader van de zogenaamde sub-call A (Water Technologies) van het European Research Area netwerk (hierna: het ERANET) Susprise een tender te openen voor de subsidiëring van het ’Nederlandse deel’ van internationale innoWATOR-projecten.

Het ERANET is een initiatief van de Europese Commissie met als doel de nationale onderzoeksprogramma’s van de landen van de EU meer op elkaar af te stemmen. Het ERANET beoogt het Europese onderzoek en de Europese ontwikkeling effectiever en meer competitief met de VS en Japan te maken. In de afgelopen jaren is een groot aantal van dergelijke netwerken ondersteund door de EU met fondsen die de landen in staat stelden netwerken te vormen en te overleggen over mogelijkheden voor gezamenlijke en gecoördineerde actie.

Het ERANET Susprise is een netwerk van nationale en regionale onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s van negen Europese landen en regio’s: Duitsland, Oostenrijk, Vlaanderen, Denemarken, Baskenland, Frankrijk, Engeland, Zweden en Nederland. Het ERANET Susprise beoogt de competitiviteit van de Europese industrie te versterken door internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling te ondersteunen en daarbij te focussen op duurzame en innovatieve technologieën.

Eén van de activiteiten van het ERANET Susprise in 2007 is de organisatie van een call in de vorm van een gezamenlijke oproep tot het indienen van projecten op het gebied van watertechnologie (sub-call A). De deelnemende landen en regio aan sub-call A zijn Oostenrijk, Denemarken, Vlaanderen en Nederland. Watertechnologie is een onderdeel van de door het Innovatieplatform aangewezen kansrijke sleutelgebied water. Middels de InnoWATOR-regeling uit het Innovatieprogramma watertechnologie wordt dit sleutelgebied door de Minister van Economische Zaken financieel ondersteund. Deelname van Nederland aan deze internationale sub-call A ondersteunt de Nederlandse watersector met het bereiken van de doelstellingen zoals die zijn geformuleerd in het in bijlage 1 van de InnoWATOR-regeling opgenomen Innovatieprogramma watertechnologie.

3.2. Watertechnologie

In Susprise Call for proposals 2007, sub-call A, worden bedrijven uit de vier deelnemende landen en regio – Oostenrijk, Vlaanderen, Nederland en Denemarken – opgeroepen projecten te initiëren op het gebied van watertechnologie. Het moet daarbij gaan om projecten gericht op de ontwikkeling van een innovatieve technologie op in de sub-call A specifiek omschreven gebieden (water fit for use, closing water cycles, sludge concentrates and deposits, bio-fouling, scaling and corrosion (zie voor de Nederlandse formulering bijlage 5)). In feite vormen deze gebieden een deelverzameling van de in het Innovatieprogramma watertechnologie benoemde onderwerpen.

De in sub-call A omschreven gebieden sluiten aan bij de Strategic Research Agenda (hierna: SRA) van het Water Supply and Sanitation Technology Platform (hierna: WSSTP). Het WSSTP is één van de European Technology Platforms die opgericht zijn als een uitvloeisel van het ETAP (Europese Milieu Technologie Actie Plan). De European Technology Platforms beogen de betrokken partijen in een bepaald technologiegebied, onder leiding van de industrie, samen te brengen om een gezamenlijke strategische onderzoeksagenda vast te stellen en in de praktijk te brengen of gezamenlijk uit te voeren.

Een belangrijke pijler binnen de SRA van het WSSTP is: ‘Sustainable water management for industry’. Duurzaam omgaan met water in de industrie of duurzaam watermanagement in de indu⁠striële sector. Water binnen de industrie speelt een steeds belangrijkere rol. Kosten van watergebruik kunnen oplopen tot 25 procent van de productiekosten. Innovaties op het gebied van proceswater kunnen dus grote invloed hebben op de bedrijfsvoering.

3.3. Overheidsrol

In het najaar van 2006 is besloten om het Innovatieprogramma watertechnologie te ondersteunen. Eén van de doelstellingen die de Nederlandse watersector zich stelt binnen het Innovatieprogramma watertechnologie is om een groei te realiseren die tenminste gelijk is aan de mondiale groei. Gezien de relatief kleine Nederlandse markt voor watertechnologie kan deze doelstelling alleen bereikt worden door internationaal te opereren. Door met deze tender aan te sluiten bij het ERANET Susprise wordt internationale samenwerking gestimuleerd op het gebied van watertechnologie. In Nederland gevestigde ondernemers en kennisinstellingen worden zo gestimuleerd om gebruik te maken van internationaal beschikbare expertise. Tevens kan internationale samenwerking ondersteunen bij het openen van nieuwe markten voor de te ontwikkelen technologieën.

3.4. Regeling en uitvoering

Deze regeling wijzigt de InnoWATOR-regeling teneinde de subsidiëring van het ‘Nederlandse’ deel van internationale innoWATOR-projecten mogelijk te maken. De InnoWATOR-regeling is gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies en maakt gebruik van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten (hierna: de kaderregeling). Deze kaderregeling is het centrale instrument voor het programmatische pakket voor innovatie. Veel van de bepalingen uit de kaderregeling worden in deze regeling van (overeenkomstige) toepassing verklaard. Het betreft bepalingen inzake de subsidiepercentages, (anti)cumulatie, aanvraagprocedure, samenwerkingsverbanden, voorschotten, afwijzingsgronden, en verplichtingen voor de subsidieontvanger.

Met deze regeling wordt het ‘Nederlandse’ deel van een breder internationaal innoWATOR-project, bestaande uit industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling of een combinatie daarvan, gesubsidieerd. Aanvragers kunnen een in Nederland gevestigde kennisinstelling en in Nederland gevestigde ondernemer gezamenlijk zijn. Ook kan een in Nederland gevestigde ondernemer een aanvraag indienen. Voorwaarde is in beide gevallen dat de aanvrager deel uit moeten maken van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband. De criteria waaraan de aanvraag en de projecten moeten voldoen zijn voor de Nederlandse deelnemer de criteria die in deze regeling zijn gegeven. Deze komen overeen met de door het ERANET-Susprise geformuleerde criteria.

De regeling wordt namens de Minister van Economische Zaken uitgevoerd door SenterNovem, agentschap voor duurzaamheid en innovatie te ’s-Gravenhage. Daar zijn ook de benodigde formulieren voor het aanvragen van subsidie verkrijgbaar.

3.5. De aanvraagprocedure voor een internationaal innoWATOR-project

Bekendmaking van sub-call A heeft plaatsgevonden via het Susprise Secretariaat, gevestigd in Wenen, Oostenrijk. Informatie over deze call is beschikbaar via www.susprise.net. De deelnemende nationale overheden stellen via eigen instrumenten middelen ter beschikking om projecten binnen de internationale call te ondersteunen.

De procedure verloopt in twee stappen. Om in aanmerking te komen voor subsidie is het indienen van een proposal bij het Susprise Secretariaat de eerste stap. Dit gebeurt door het insturen van een volledig ingevuld ‘common proposal form Susprise’. Dit formulier is op te vragen via www.susprise.net of www.senternovem.nl/innowator. Het ‘common proposal form Susprise’ moet in hardcopy (vijfvoud) en tevens in een elektronische versie voor 1 juni 2007, 12.00, zijn ontvangen door het Susprise Secretariaat in Wenen, Oostenrijk.

De tweede stap houdt in dat de deelnemers uit de verschillende landen bij hun nationale overheden een aanvraag om subsidie indienen om voor ondersteuning op grond van de nationale instrumenten in aanmerking te komen. Voor de projecten met Nederlandse deelnemers moet een ondertekende aanvraag op grond van de InnoWATOR-regeling worden ingediend bij SenterNovem te ’s-Gravenhage. Dit betreft het aanvraagformulier opgenomen in bijlage 2 van de InnoWATOR-regeling. Dit formulier bestaat in feite uit het internationale aanvraagformulier met daarbij een extra voorblad. Dit formulier moet vergezeld worden door het ‘modelprojectplan internationaal innoWATOR-projecten’. Het aanvraagformulier staat op de website van SenterNovem (www.senternovem.nl/innowator) en moet voor 1 juni 2007, 12.00, zijn ontvangen door SenterNovem te ’s-Gravenhage. Het is mogelijk de aanvraag elektronisch in te dienen.

3.6. Beoordeling aanvraag

In Nederland wordt nagegaan of de aanvragen van de in Nederland gevestigde deelnemer(s) aan een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning op grond van de InnoWATOR-regeling. Getoetst zal worden of subsidieaanvragen die binnen de in deze regeling gestelde termijn worden ingediend voldoen aan de formele eisen die de InnoWATOR-regeling stelt. Het gaat daarbij onder meer om de volgende eisen:

– als aanvraagformulier voor de subsidie moet het bij deze regeling vastgestelde formulier gebruikt zijn;

– het project moet bestaan uit industrieel onderzoek, preconcurrentiële ontwikkeling of een combinatie daarvan dat gericht is op de ontwikkeling van een innovatieve technologie op één van de in bijlage 5 genoemde gebieden;

– er dient tijdig een proposal ingediend te zijn bij het Susprise Secretariaat in Wenen;

– de aanvraag moet zijn ingediend door een in Nederland gevestigde kennisinstelling en een in Nederland gevestigde ondernemer gezamenlijk of door een in Nederland gevestigde ondernemer. De aanvrager dient in ieder geval deel uit te maken van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband dat bestaat uit tenminste één publiek gefinancierde kennisinstelling, tenminste één in Nederland gevestigde ondernemer en tenminste één ondernemer die is gevestigd in Denemarken, Oostenrijk of Vlaanderen.

De projecten die de toets aan de formele eisen doorstaan zullen door de Minister van Economische Zaken gerangschikt worden aan de hand van de in artikel 10f, eerste lid, van de regeling genoemde criteria. Voorafgaand aan deze rangschikking zal op grond van dezelfde criteria een beoordeling verricht worden door een door het ERANET Susprise samengestelde internationale commissie van experts. De resultaten van deze beoordeling zullen worden verspreid onder de deelnemende landen en regio waardoor de Minister van Economische Zaken kennis kan nemen van de bevindingen van de internationale commissie van experts. In deze internationale ranking zal ook aangegeven worden welke projecten slechts ten dele gefinancierd zullen kunnen worden vanwege de uitputting van één van de nationale budgetten van één van de deelnemende landen. In Nederland zal de Minister van Economische Zaken vervolgens, onafhankelijk van de beoordeling van de internationale commissie van experts, de projecten rangschikken aan de hand van de in artikel 10f van de regeling genoemde criteria. Op grond van deze criteria vindt besluitvorming over subsidieverlening plaats.

3.7. Staatssteun

De subsidiëring van het ‘Nederlandse’ deel van internationale innoWATOR-projecten op grond van deze regeling valt binnen de grenzen van het Europese steunkader voor onderzoek en ontwikkeling. Deze regeling hoeft niet vooraf gemeld te worden, aangezien de reikwijdte blijft binnen de grenzen van een breder kader voor programmatisch onderzoek, dat is goedgekeurd door de Europese Commissie (het zogenoemde PRIOO-kader).

3.8. Administratieve lasten internationale innoWATOR-projecten

Ten aanzien van de internationale innoWATOR-projecten wordt beoogd de administratieve lasten voor de doelgroep zo laag mogelijk te houden. Om die reden is zoveel als mogelijk aangesloten bij de procedure van de InnoWATOR-regeling. Het common proposal form Susprise dat wordt ingevuld ten behoeve van het internationale innoWATOR-project maakt feitelijk deel uit van het aanvraagformulier behorende bij deze regeling. Slechts twee aanvullende vragen moeten ingevuld te worden voor de aanvraag om subsidie in het kader van een internationaal innoWATOR-project. Hetzelfde geldt ten aanzien van de voortgangsrapportages en eindverantwoording. Er worden geen speciale formulieren voor voortgangsrapportages en eindverantwoording gemaakt voor een internationaal innoWATOR-project; ze zullen ongewijzigd worden overgenomen van de InnoWATOR-regeling. Bij deze internationale tender worden tevens de in de toelichting op de InnoWATOR-regeling genoemde maatregelen getroffen ter verlaging van de administratieve lasten, zoals verlaagde eisen aan voortgangsrapportages en eindrapportage.

Er zullen naar schatting 10 aanvragen worden ingediend als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, waarvan naar schatting 3 zullen kunnen worden gehonoreerd. Het totaal van de administratieve lasten is € 42.480 op een subsidieplafond van €⁠1.000.000 voor 2007, oftewel 4,25 procent van het voor subsidie beschikbare bedrag voor internationale innoWATOR-projecten.

Artikelen

Artikel I

Onderdeel B

De definitie van een internationaal innoWATOR-project in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, impliceert dat het project moet bestaan uit industrieel onderzoek, preconcurrentiële ontwikkeling of een combinatie daarvan. Eventueel fundamenteel onderzoek dat in dit verband wordt verricht, valt niet onder de definitie van een internationaal innoWATOR-project en komt dan ook niet voor subsidiëring in aanmerking. Verder moet ten behoeve van het project een proposal zijn ingediend in het kader van de sub-call A, Water Technologies, van Susprise Call for proposals 2007 bij het Susprise Secretariaat in Oostenrijk. De hiertoe benodigde formulieren zijn te vinden op de website van SenterNovem: www.senternovem.nl/innowator of www.susprise.net. Ten slotte dient het project gericht te zijn op de ontwikkeling van een innovatieve technologie op de in bijlage 5 genoemde gebieden. In de Susprise Call for proposals 2007: guidelines for applicants zijn de in deze bijlage genoemde gebieden eveneens opgenomen. Deze guidelines zijn ook te vinden op de evengenoemde websites.

De definitie van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband is ontleend aan de Susprise Call for proposals 2007, sub-call A. Deze call schrijft voor dat er sprake moet zijn van samenwerkingsverband dat bestaat uit tenminste twee ondernemers uit tenminste twee aan de call deelnemende landen of regio’s. Voor een aanvraag op grond van de InnoWATOR-regeling moet het samenwerkingsverband bestaan uit tenminste één in Nederland gevestigde ondernemer en tenminste één ondernemer die is gevestigd in Denemarken, Oostenrijk of Vlaanderen. Ten einde de subsidiëring binnen de grenzen van het zogenoemde PRIOO-kader te laten vallen, is in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, als additionele eis gesteld dat aan het samenwerkingsverband ook tenminste één publiek gefinancierde kennisinstelling deelneemt. Deze aanvullende eis ondersteunt tevens de doelstelling van het Innovatieprogramma watertechnologie om de samenwerking tussen partijen in de waterketen (kennisinstellingen, ondernemers, eindgebruikers) te stimuleren en te versterken.

Onderdeel E

Artikel 3, eerste lid, regelt dat voor industrieel onderzoek de subsidie 35 procent van de subsidiabele kosten bedraagt voor zover deze worden gemaakt door een ondernemer.

Bovenop deze subsidie kan op grond van artikel 3, derde lid, van de kaderregeling het percentage subsidie nog worden verhoogd met 10 procent per individuele ondernemer, indien en voor zover de subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de kaderregeling bedraagt de subsidie 50 procent van de subsidiabele kosten met betrekking tot industrieel onderzoek voor zover deze worden gemaakt door een kennisinstelling. Voor kennisinstellingen is dit een verruiming ten opzichte van de InnoWATOR-regeling. Hiermee wordt beoogd om de inbreng van kennisinstellingen te verruimen en daarmee de mogelijkheid te bieden meer risicovolle, innovatieve projecten op grond van deze regeling te subsidiëren. Kenmerk van deze meer risicovolle, innovatieve projecten zal zijn dat ze nog niet marktrijp zijn. De beoogde ontwikkelingen worden duidelijk vanuit een vraaggestuurde gedachte uitgevoerd, maar staan nog enkele stappen van de daadwerkelijke marktintroductie af.

Onderdeel G

In artikel 7 zijn in aanvulling op artikel 15 van de kaderregeling de afwijzingsgronden opgenomen. Door dit artikel zal een aanvraag om subsidie ook worden afgewezen en niet op grond van artikel 8 worden voorgelegd aan de Adviescommissie innoWATOR indien het project onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in het Innovatieprogramma watertechnologie dat is opgenomen in bijlage 1 van de InnoWATOR-regeling. De reden voor deze afwijzingsgrond is dat er in het Innovatieprogramma watertechnologie is gekozen om focus en massa aan te brengen. Deze focus en massa zijn omschreven in een viertal kansrijke toepassingsgebieden die nader zijn omschreven in het Innovatieprogramma watertechnologie. Deze vier gebieden zijn nader omschreven in bijlage 1. Alleen dan is het mogelijk om de ambitieuze doelstellingen die de Nederlandse watertechnologiesector zichzelf heeft gesteld en welke de Minister van Economische Zaken heeft besloten financieel te ondersteunen, te realiseren.

Een aanvraag wordt ook afgewezen indien er geen relevante potentiële eindgebruiker van de te ontwikkelen technologie bij het project betrokken is. Gekozen is voor deze afwijzingsgrond om aan te sluiten bij de doelstelling van het Innovatieprogramma watertechnologie om de samenwerking in de waterketen te stimuleren. Dit moet leiden tot vraaggestuurde ontwikkelingen, dat wil zeggen, ontwikkelingen waarvan de toekomstige marktbehoefte herkenbaar is. Deze vraagsturing moet blijken uit de betrokkenheid van relevante beoogde eindgebruikers. De relevantie van de bij het project betrokken beoogde eindgebruiker kan worden afgeleid uit de te verwachten daadwerkelijke interesse in de te ontwikkelen technologie. Het sec ter beschikking stellen van bijvoorbeeld een specifieke afvalwaterstroom op een locatie, zonder een actieve rol in het project, wordt niet gezien als een bijdrage aan de te ontwikkelen technologie. In een dergelijk geval zal de Minister van Economische Zaken afwijzend beschikken en het project niet ter beoordeling aan de in te stellen adviescommissie voorleggen. Een actieve rol, al dan niet als projectpartner, van een beoogd eindgebruiker blijkt bijvoorbeeld uit het mee sturing geven tijdens de ontwikkelingsfase.

Hiermee versterkt en ondersteunt de beoogde eindgebruiker de marktgerichtheid van de te ontwikkelen technologie.

Onderdeel H

Artikel 8, tweede lid, bevat de rangschikkingscriteria.

In onderdeel a wordt gekeken naar de doelmatigheid van het samenwerkingsverband, zoals een goede verhouding tussen het aantal deelnemers en de omvang van het project en een realistische tijdplanning en organisatie van het project, en naar de doeltreffendheid. Bij de doeltreffendheid van het samenwerkingsverband spelen aspecten een rol als de relevante capaciteiten van de deelnemers, de gezamenlijk inhoudelijke aanpak, de benutting van de projectresultaten, en de visie op samenwerking. Tevens kan een evenwichtige verdeling van de inhoudelijke inbreng, kosten en profijt een rol spelen. Daarbij wordt onder meer gelet op de mate van complementariteit ten aanzien van de inbreng van relevante kennis en onderzoekscapaciteit, de mate waarin sprake is van gezamenlijke kennisontwikkeling en van het delen van de onderzoeksresultaten, inclusief deskundigheid en faciliteiten voor marktimplementatie.

De Nederlandse watertechnologiesector bestaat voor een belangrijk deel uit MKB-ondernemers. Deze ondernemers bezitten een grote innovatieve kracht welke bij voorkeur ingezet moet worden om de doelstellingen van het Innovatieprogramma watertechnologie te realiseren. Uit de evaluatie van de InnoWATOR-regeling is gebleken dat de bijdrage van MKB-ondernemers aan de lage kant was. Om de innovatieve vermogens van MKB-ondernemers aan te spreken in het kader van innoWATOR-projecten is de InnoWATOR-regeling op dit punt aangescherpt. In onderdeel a is gelet hierop toegevoegd dat een project hoger gerangschikt zal worden indien er sprake is van betrokkenheid van een MKB-ondernemer bij een innoWATOR-project.

Bij de technologische innovativiteit, bedoeld in onderdeel b, is de internationale stand van de techniek bepalend. Om de doelstellingen uit het Innovatieprogramma watertechnologie te kunnen realiseren is het van belang dat bij de kennisinstellingen (bijvoorbeeld het TTI Watertechnologie) ontwikkelde kennis actief wordt gebruikt door bedrijven. Vanuit deze optiek is de InnoWATOR-regeling op dit punt aangescherpt waardoor een project hoger gerangschikt wordt wanneer kennis uit kennisinstellingen wordt aangewend ten behoeve van het innoWATOR-project. Dit moet leiden tot de doorvertaling van technologische of wetenschappelijke doorbraken naar hoog innovatieve producten en processen. Het accent van de door de InnoWATOR-regeling gesubsidieerde projecten ligt bij voorkeur in de industriële onderzoeksfase.

De beoordeling van het duurzaam economisch perspectief (onderdeel c) richt zich op de resultaten van het project. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de kansen van het project, maar ook naar de (vervolg-)activiteiten die nodig zijn om dat resultaat te bereiken, de partijen die die activiteiten verrichten en de omgevingsfactoren waarmee verder rekening moet worden gehouden. Denk bijvoorbeeld bij dit laatste ook aan afhankelijkheid van toegang tot markten, bijvoorbeeld vanwege goedkeuringsvoorschriften.

Kenmerkend voor innoWATOR-projecten is, dat zij dienen te passen in de in bijlage 1 omschreven keten. Eén van de elementen daarvan is dat met het innovatieprogramma wordt beoogd eindgebruikers (de zgn. ‘launching customers’: waterschappen, waterleidingbedrijven, andere afnemers in binnen- en buitenland, maar ook verenigingen van potentiële eindgebruikers) te betrekken bij de eerdere stappen in de keten en dus ook al bij de ontwikkeling. In het kader van het op grond van deze regeling subsidiabele industrieel onderzoek en de preconcurrentiële ontwikkeling zal deze rol vaak meer een ‘meedenkende’ zijn, zodat de richting van de ontwikkeling mede bepaald wordt door de uiteindelijke behoeften van beoogde eindgebruikers. In deze rol praten de potentiële eindgebruikers mee, zonder dat zij zelf werkzaamheden verrichten op het gebied van industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling. Zij maken dan ook geen deel uit van het samenwerkingsverband en zijn geen subsidieontvanger. Deze rol kan ook vervuld worden door de in artikel 2, tweede lid, van subsidiëring uitgesloten ondernemers. Het kan echter ook voorkomen dat beoogde eindgebruikers tevens subsidiabele werkzaamheden verrichten en deel uitmaken van het samenwerkingsverband of, al of niet tegen betaling, hun faciliteiten beschikbaar stellen. Voor hen gelden alle vereisten en alle verplichtingen die ook voor de overige subsidieontvangers gelden.

Het moet hier gaan om een ‘relevante beoogde eindgebruiker’. Uit de evaluatie van de Adviescommissie innoWATOR is namelijk gebleken dat de in de InnoWATOR-regeling gebruikte omschrijving ‘beoogde eindgebruikers’ onvoldoende houvast bood om tot een goede ranking te kunnen komen. Door de term ’relevante’ toe te voegen wordt een handvat gegeven om onderscheid te kunnen maken tussen de kwaliteit van de inbreng van beoogde eindgebruikers in de projecten. Een project zal hoger gerangschikt worden wanneer de betrokken eindgebruiker een actieve inbreng heeft tijdens de ontwikkelingsfase. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit deelname aan projectbijeenkomsten, waarin vanuit ervaringen als gebruiker van dergelijke technologieën richting kan worden gegeven aan het innoWATOR-samenwerkingsverband. Een project zal lager gerangschikt worden wanneer de inbreng van de beoogde eindgebruiker niet verder gaat dan bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van een specifieke afvalwaterstroom. Ook zal een project lager gerangschikt worden wanneer de beoogde eindgebruiker geen serieuze interesse heeft in het gebruik van de te ontwikkelen technologie.

Onderdeel I

Artikel 10a

Het eerste lid bevat, tezamen met de afwijzingsgronden van artikel 15 van de kaderregeling en de tendercriteria van artikel 10f, eerste lid, de criteria voor het verstrekken van subsidie voor het ‘Nederlandse deel’ van een internationaal innoWATOR-project. Centraal in de criteria staat dat het moet gaan om een project in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel c. Bovendien moet het gaan om het deel van een internationaal innoWATOR-project dat wordt uitgevoerd door een in Nederland gevestigde kennisinstelling en een in Nederland gevestigde ondernemer die deel uitmaken van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband (onderdeel a) of om het deel van een internationaal innoWATOR-project dat wordt uitgevoerd door een in Nederland gevestigde ondernemer die deel uitmaakt van een internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband (onderdeel b).

Het tweede lid van dit artikel regelt dat artikel 2, tweede lid, van de InnoWATOR-regeling van toepassing is. Artikel 2, tweede lid, bepaalt onder meer dat ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van landbouw, visserij en aquacultuur en op het gebied van de scheepsbouw niet voor subsidie op grond van artikel 10a, eerste lid, in aanmerking komen. Deze uitzondering is noodzakelijk, omdat in het PRIOO-kader deze ondernemingen zijn opgenomen. Omdat de regeling niet is gericht op subsidiëring van de primaire agrarische sector of op de scheepsbouw, maar met name op ondernemers en kennisinstellingen op het gebied van de watertechnologie, doet deze uitzondering geen afbreuk aan de doelstelling van de regeling. Dit neemt uiteraard niet weg dat ondernemers in genoemde sectoren potentiële afnemers kunnen zijn van de te ontwikkelen producten, processen of diensten en als zodanig, in een ‘meedenkende’ rol, betrokken kunnen zijn bij een internationaal innoWATOR-project.

In het derde lid wordt voor het verstrekken van subsidies op grond van artikel 10a, eerste lid, een aantal artikelen van de kaderregeling van overeenkomstige toepassing verklaard. De volgende onderwerpen zijn op deze manier geregeld:

– de hoogte van de subsidie (artikel 3)

– anti-cumulatiebepalingen (artikel 4)

– de aanvraag (artikel 7)

– de verdeling via een tendersysteem (artikelen 12, 13 en 14)

– de afwijzingsgronden (artikel 15)

– de bevoorschotting (artikel 16 tot en met 18)

– de vaststelling (artikel 19 en 20)

– enkele bepalingen over samenwerkingsverbanden (artikel 21 tot en met 23) en

– de verplichtingen voor de subsidie-ontvanger (artikel 28 tot en met 34)

Op een aantal punten worden deze bepalingen in deze regeling aangevuld of wordt hiervan afgeweken. Waar dit het geval is, komt dit expliciet in de tekst van de regeling tot uitdrukking.

Artikel 10c

Artikel 10c verklaart artikel 4 van de regeling van overeenkomstige toepassing op het punt van de subsidiabele kosten. In artikel 4 is in het belang van zo laag mogelijke administratieve lasten, binnen de mogelijkheden van het huidige steunkader, de gehanteerde kostendefinitie vereenvoudigd. In de toelichting op artikel 4 is aangegeven op welke wijze deze vereenvoudiging is bereikt. Hetgeen in de toelichting op artikel 4 is gesteld, geldt eveneens voor hetgeen in artikel 10c is bepaald.

Artikel 10e

In dit artikel is in aanvulling op artikel 15 van de kaderregeling een afwijzingsgrond opgenomen. Uit dit artikel volgt dat de aanvraag om subsidie op grond van artikel 10a, eerste lid, wordt afgewezen indien onaannemelijk wordt geacht dat het project binnen twee jaar kan worden voltooid. De reden voor deze afwijzingsgrond is dat het Innovatieprogramma watertechnologie streeft naar focus en massa, die nodig zijn om de ambitieuze doelstellingen te kunnen realiseren. Van belang hierbij is dat de doorlooptijd van fundamenteel onderzoek via productontwikkeling naar te vermarkten technologie kort gehouden moet worden.

Artikel 10f

Dit artikel bevat de rangschikkingscriteria. Alle criteria wegen even zwaar.

De in dit artikel gegeven criteria zijn opgenomen naar aanleiding van de in het kader van het ERANET Susprise internationaal vastgestelde criteria die ook vermeld staan in de Susprise Call for proposals 2007.

Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde criterium is de kwaliteit van het voorstel. Op grond hiervan wordt onder meer de voorgestelde werkwijze (methodologie) beoordeeld en de manier waarop het project wordt uitgevoerd (werkplan). Bij de beoordeling van de kwaliteit van het voorstel wordt tevens gekeken naar de manier waarop het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband met de resultaten van het project zal omgaan, zowel bij de verwachte exploitatie (vermarkting) van de projectresultaten als bij de voorgestelde verspreidingsactiviteiten. Onder verspreidingsactitviteiten wordt de wijze waarop kennis wordt overgedragen verstaan. Een project zal hoger gerangschikt worden indien de kwaliteit en logica van de gekozen aanpak op deze punten meer vertrouwen uitstralen.

Het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde criterium betreft de kwaliteit van het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband. Op grond van dit criterium wordt beoordeeld of in het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband voldoende kennis en expertise is gebundeld om het project tot een goed einde te brengen. Daarbij wordt de kwaliteit van het projectmanagement beoordeeld. Tevens wordt gekeken naar de betrokkenheid van eindgebruikers bij het project, bijvoorbeeld in een directe rol als deelnemer aan het internationale innoWATOR-samenwerkingsverband of op een meer indirecte wijze door bijvoorbeeld het lidmaatschap van een advies- of begeleidingscommissie in het kader van het project. De regeling richt zich op ondernemers in het algemeen, maar een project zal hoger worden gerangschikt indien een MKB-ondernemer deelneemt aan het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband.

Op grond van in het eerste lid, onderdeel c, opgenomen criterium wordt onder meer gekeken naar de verwachte impact van het project blijkend uit de mate van innovativiteit, de duurzaamheid van de projectresultaten en het economisch perspectief van de resultaten. Bij de mate van innovativiteit wordt gekeken naar zaken die grensverleggend voor Nederland genoemd kunnen worden. Bij de duurzaamheid van de projectresultaten denke men aan de mate waarop het project bijdraagt aan de verduurzaming van de industrie en aan het herhalingspotentieel in onder andere de aan het project deelnemende landen en regio. Bij de toegevoegde waarde van de internationale samenwerking wordt de motivatie van het innoWATOR-samenwerkingsverband beoordeeld om het project met internationale partners uit te voeren in plaats van met nationale partners. Bij het economisch perspectief wordt gekeken in hoeverre het project kan bijdragen aan de economische doelstellingen van het Innovatieprogramma watertechnologie. Meer specifiek is van belang in hoeverre het innoWATOR-project bijdraagt aan een verdubbeling van de export binnen vijf jaar.

Het criterium in het eerste lid, onderdeel d, is opgenomen opdat projecten hoger gerangschikt zullen worden indien de resultaten van het internationaal innoWATOR-project gunstiger zijn in verhouding tot de kosten van het project. Hierbij worden de totale kosten van het project beoordeeld in relatie tot de kwaliteit van het project; bezien wordt of hetzelfde resultaat niet ook bereikt kan worden met minder geld.

Artikel 10g

In aanvulling op artikel 21 van de kaderregeling treedt voor het indienen van de aanvraag om subsidie op grond van artikel 10a, eerste lid, een ondernemer op als penvoerder. Ondersteuning door deze regeling is gericht op industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling. Het accent ligt hierbij meer op activiteiten die door ondernemers zullen worden verricht en in mindere mate bij deelnemende kennisinstellingen. Om deze actieve rol van ondernemers te benadrukken is bepaald dat een ondernemer namens alle in Nederland gevestigde deelnemers aan het internationaal innoWATOR-samenwerkingsverband de aanvraag indient. Dit impliceert dat alle in Nederland gevestigde deelnemers het aanvraagformulier moeten ondertekenen. De in Nederland aanvragende ondernemer hoeft niet noodzakelijkerwijs de coördinator van het internationaal innoWATOR-project te zijn. Als penvoerder zal deze ondernemer aanspreekpunt voor SenterNovem zijn, en ook de uitbetaling van voorschotten en de procedure betreffende de subsidievaststelling lopen via de penvoerder.

Artikel 10h

Op grond van het PRIOO-kader is de openbaarheid van algemene kennis die voortvloeit uit innoWATOR-projecten een voorwaarde. In verband hiermee is in dit artikel artikel 10 van de regeling van overeenkomstige toepassing verklaard, zodat in aanvulling op artikel 33 van de kaderregeling de subsidieontvanger voor de openbaarmaking van algemene kennis moet zorgdragen. Met algemene kennis wordt bedoeld kennis die niet beschermd is of gaat worden op basis van een intellectueel eigendomsrecht. Deze kennis is immers uiteindelijk openbaar. Projectresultaten die op grond van intellectueel eigendomsrecht beschermd (zullen) worden, kunnen gedurende een korte periode geheim worden gehouden om een succesvolle bescherming te garanderen. De verplichting tot openbaarmaking ziet bovendien niet op de situatie waarin een subsidieontvanger kennis tegen marktconforme condities heeft verkregen.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

  • 1

    Stcrt. 2006, 184.

Naar boven