Wijziging Regeling toelatingseisen

Regeling tot wijziging van de Regeling toelatingseisen in verband met de typegoedkeuring van complete gasinstallaties

11 april 2007

Nr. HDJZ/AWW/2007-484

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 22, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede op de artikelen 3.2.13, eerste lid, 3.3.13, eerste lid, 3.4.13 en 3.5.13, eerste lid, van het Voertuigreglement;

Besluit:

Artikel I

De Regeling toelatingseisen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 5.1, tweede lid, door een komma, wordt aan het tweede lid een zinsnede toegevoegd, luidende:

of voldoen aan en zijn aangebracht overeenkomstig ECE-Reglement nr. 115.

B

Artikel 5.39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Indien de gasleiding is vervaardigd uit naadloos koper, mag de buitendiameter niet meer bedragen dan 12 mm en de wanddikte niet minder dan 0,8 mm.

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Indien de gasleiding is vervaardigd uit roestvast staal, mag de buitendiameter niet meer bedragen dan 25 mm en moet de wanddikte voldoende zijn voor gebruik in een LPG-installatie.

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 5.58, tweede lid, door een komma wordt aan het tweede lid een zinsnede toegevoegd, luidende:

of voldoen aan en zijn aangebracht overeenkomstig ECE-Reglement nr. 115.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.

Toelichting

Algemeen

De Regeling toelatingseisen bevat technische eisen waaraan onderdelen van gasinstallaties (LPG of CNG) moeten voldoen en voorschriften voor de inbouw van deze gasinstallaties. Deze technische eisen en inbouwvoorschriften zijn gebaseerd op ECE-Reglement nr. 67-01 (LPG) en ECE-Reglement nr. 110 (CNG). Gasinstallaties die in een personenauto, bedrijfsauto, motorfiets of driewielig motorrijtuig worden ingebouwd kunnen worden typegoedgekeurd indien de onderdelen van die gasinstallaties voldoen aan voornoemde ECE-reglementen en de inbouw conform die ECE-reglementen is uitgevoerd. In aanvulling hierop voorziet de onderhavige wijziging in de mogelijkheid van typegoedkeuring van complete gasinstallaties (LPG of CNG). Regulation No. 115, concerning uniform provisions for the approval of specific LPG retrofit systems to be installed in motorvehicles for the use of LPG in their propulsion system and specific CNG retrofit systems tot be installed in motorvehicles for the use of CNG in their propulsion system (hierna: ECE Reglement nr. 115), bevat de technische eisen waaraan complete gasinstallaties (LPG of CNG) moeten voldoen, alsmede de voorschriften voor de inbouw van deze installaties. Naast de implementatie van ECE-Reglement nr. 115 voorziet de onderhavige wijziging in de implementatie van Regulation No. 67, Supplement 4 to the 01-series of amendments concerning uniform provisions for the approval of specific equipment of motor vehicles using liquefied petroleum gases in their propulsion system and the approval of a vehicle fitted with specific equipment for the use of liquefied petroleum gases in its propulsion system with regard to the installation of such equipment (hierna: supplement 4 van ECE-Reglement nr. 67-01). Dit supplement wijzigt de technische eisen voor de wanddikte van gasleidingen van LPG-installaties.

ECE-reglementen komen tot stand in het kader van de Overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van uitrustingsstukken en onderdelen van motorvoertuigen (Trb. 1959, 83). Dit verdrag is tot stand gekomen in het kader van de divisie transport, voertuigreglementen, van de United Nations Economic Commission for Europe (UNECE). ECE-reglementen bevatten technische eisen waaraan motorvoertuigen, uitrustingsstukken of onderdelen moeten voldoen voor het verkrijgen van een typegoedkeuring. Een verdragspartij mag een motorvoertuig, uitrustingsstuk of onderdeel alleen van een typegoedkeuring op basis van het verdrag voorzien indien deze voldoet aan de ECE-reglementen.

Nederland heeft ECE-reglement nr. 115 en supplement 4 van ECE-Reglement nr. 67-01 aanvaard en is derhalve verplicht om voertuigen of onderdelen daarvan die aan deze reglementen voldoen, toe te laten. De voorschriften voor LPG-installaties die zijn opgenomen in de Regeling toelatingseisen, dienen aan de eisen van voornoemde ECE-reglementen te worden aangepast. De onderhavige wijziging voorziet hierin.

ECE-Reglement nr. 115 en supplement 4 van ECE-Reglement nr. 67-01 zijn niet vertaald in het Nederlands. Uit aanwijzing 92a van de Aanwijzingen voor de regelgeving volgt dat implementatie van ECE-reglementen die in de Engelse taal zijn gesteld is toegestaan indien de te implementeren voorschriften via administratieve weg worden gehandhaafd. Een voertuig wordt alleen toegelaten tot de weg indien het beschikt over een (type)goedkeuring. Gevolg van het niet voldoen aan de typegoedkeuringseisen is dat er geen vergunning (typegoedkeuring) wordt verleend. Er is derhalve geen strafrechtelijke of bestraffende bestuursrechtelijke sanctie gesteld op het niet voldoen aan de typegoedkeuringseisen.

De onderhavige regeling veroorzaakt geen administratieve lasten voor burgers of bedrijven. Er is derhalve geen voorontwerp van de regeling aan Actal voorgelegd. Een typegoedkeuring van (onderdelen van) een gasinstallatie kan worden aangevraagd op basis van ECE-Reglement nr. 67-01 (LPG), nr. 110 (CNG) of nr. 115 (LPG of CNG). De aanvrager kan zelf bepalen op basis van welk reglement hij een aanvraag wil indienen. Inhoudelijk komen de eisen van de ECE-reglement nr. 67-01 en nr. 115 grotendeels overeen. Hetzelfde geldt voor de ECE-reglementen nr. 110 en nr. 115.

De onderhavige regeling bevat technische voorschriften voor brandstofsystemen van personenauto’s, bedrijfsauto’s, motorfietsen en driewielige motorrijtuigen. De ontwerp-regeling is derhalve gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer: 2006/0553/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

Artikelsgewijs

Artikel 5.1, tweede lid

Indien een LPG-brandstofsysteem wordt ingebouwd in een voertuig dat reeds is toegelaten tot de weg (retrofit), moeten de LPG-onderdelen voldoen aan paragraaf 1.1. van de Regeling toelatingseisen en dient de gehele LPG-installatie te worden ingebouwd overeenkomstig paragraaf 1.2 van de Regeling toelatingseisen. Met de onderhavige wijziging komt hier een andere mogelijkheid bij, namelijk de inbouw van een complete LPG-installatie overeenkomstig ECE-Reglement nr. 115.

Artikel 5.39

In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen de wanddikte van gasleidingen van naadloos koper en gasleidingen van roestvast staal. De buitendiameter van gasleidingen van roestvast staal mag in tegenstelling tot een naadloze koperen leiding, ten hoogste 25 mm bedragen. De wanddikte dient voldoende te zijn voor gebruik in een LPG-installatie. Of een wanddikte voldoende is wordt beoordeeld door de erkende LPG-installateurs.

Artikel 5.58, tweede lid

Dit artikel wordt overeenkomstig artikel 5.1, tweede lid, gewijzigd, met dien verstande dat dit artikel betrekking heeft op CNG-installaties.

Artikel II

In dit artikel wordt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging bepaald. De regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

  • 1

    Stcrt. 1997, 241; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 13 februari 2007 (Stcrt. 2007, 36).

Naar boven