Wijziging Regeling WWB, Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 en Regeling financiering en administratieve uitvoeringsvoorschriften WWIK

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 april 2007, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/SFI/07/11306, houdende wijziging van de Regeling WWB, de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 en de Regeling financiering en administratieve uitvoeringsvoorschriften WWIK in verband met stopbeleid

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 75, onderdeel a, en 77, derde lid, van de Wet werk en bijstand, 54, derde lid, en 57, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 54, derde lid, en 57, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, 7 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand, en 49, derde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars;

Besluit:

Artikel I

De Regeling WWB1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 worden drie leden toegevoegd, luidende:

3. Indien de bijlage, bedoeld in het eerste lid, en de verklaring, bedoeld in het tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, schort de minister de betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van 15 augustus van dat jaar, doch niet gedurende de periode waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitstel heeft verleend.

4. De betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de bijlage en de verklaring, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken noodzakelijk voor het financieel beheer van de wet.

B

Aan artikel 4 worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Indien het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid, niet op de in het eerste lid genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

4. De betaling van de uitkeringen wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de minister.

Artikel II

Artikel 3 van de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 20042 komt te luiden:

Artikel 3

Opschorting en terugvordering van voorschotten

1. Indien het voorlopig verslag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, van de IOAW, of 54, tweede lid, van de IOAZ, niet op de in artikel 7b, eerste lid, genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de maandvoorschotten voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

2. Indien de bijlage, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de verklaring, bedoeld in artikel 7, tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, schort de minister de betaling van de maandvoorschotten voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van 15 augustus van het lopende vergoedingsjaar, doch niet gedurende de periode waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitstel heeft verleend.

3. Indien de bijlage, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de verklaring, bedoeld in artikel 7, tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen binnen twaalf maanden na het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, worden de maandvoorschotten met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar op nihil vastgesteld en worden de reeds betaalde voorschotten teruggevorderd.

4. De betaling van de voorschotten wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de minister, of de bijlage en de verklaring, bedoeld in het tweede lid, zijn ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5. Het tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor het financieel beheer van de IOAW, de IOAZ of het Bbz 2004.

Artikel III

De Regeling financiering en administratieve uitvoeringsvoorschriften WWIK3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 worden vier leden toegevoegd, luidende:

3.

Indien de bijlage, bedoeld in het eerste lid, en de verklaring, bedoeld in het tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, schort de minister met ingang van 15 augustus van het lopende vergoedingsjaar de betaling van de maandvoorschotten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, op, doch niet gedurende de periode waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het college uitstel heeft verleend.

4. Indien de bijlage, bedoeld in het eerste lid, en de verklaring, bedoeld in het tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen binnen twaalf maanden na het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, worden de maandvoorschotten met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar op nihil vastgesteld en worden de reeds betaalde voorschotten teruggevorderd.

5 De betaling van de voorschotten wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de bijlage en de verklaring, bedoeld in het derde lid, zijn ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

6 Het derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor het financieel beheer van de WWIK.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Indien de voorlopige kostenopgave, bedoeld in het eerste lid, niet op de in het tweede lid genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de maandvoorschotten voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. De betaling van de voorschotten wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de voorlopige kostenopgave, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de minister.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 april 2007.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. Aboutaleb.

Toelichting

Algemeen

De Regeling WWB, de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (Rfi) en de Regeling financiering en administratieve uitvoeringsvoorschriften WWIK (Rfw) zijn met ingang van het verantwoordingsjaar 2006 gewijzigd in verband met een wijziging van het stopbeleid, dat wil zeggen het beleid ten aanzien van opschorting van betalingen en terugvordering van verleende voorschotten bij tekortkomingen ten aanzien van een tijdige indiening van de vereiste verantwoordingsdocumenten door gemeenten. Het stopbeleid heeft betrekking op de tijdige indiening van de volgende verantwoordingsdocumenten:

1a. Voorlopig verslag over de uitvoering Wet werk en bijstand (WWB);

1b. Voorlopig verslag over de uitvoering Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)/Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)/Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004);

1c. Voorlopig verslag over de uitvoering Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

2. Bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening en de verklaring van de accountant.

Opschorting en terugvordering van voorschotten

De invoering van de WWB is onder meer gepaard gegaan met een forse deregulerings- en derapportageoperatie. Bij de implementatie van de uitgangspunten van single information en single audit is de derapportagedoelstelling van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verder geoptimaliseerd. Dit heeft ertoe geleid dat de verantwoordingsset voor SZW inmiddels de grens van het absolute minimum heeft bereikt. De thans resterende gegevensset is voor SZW van groot belang, evenals een tijdige en juiste aanlevering van de gegevens door gemeenten. De door gemeenten te leveren gegevens zijn onder meer van belang voor het vaststellen van de rijksbegroting en individuele gemeentelijke budgettoekenningen voor een komend jaar, voor de vaststelling van rijksvergoedingen, waartoe ook de terugvordering van niet of niet rechtmatig bestede gelden behoort en voor toezichtsactiviteiten en -oordelen. Vanwege de in het geding zijnde belangen, zijn in de materiewetten termijnen bepaald waarop de gemeente de informatie uiterlijk aan SZW dient te verstrekken. Vanwege genoemde belangen zal SZW de naleving van de termijnvoorschriften strak handhaven. Het maakt daarbij niet uit of de gemeenten de informatie rechtstreeks aan de minister van SZW moeten zenden (de voorlopige verslagen of nadere uitvraag van die informatie die voor het financieel beheer van de materiewetten van belang is) dan wel aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bijlage bij de jaarrekening). De handhaving van de termijnvoorschriften geschiedt door hetzij stopzetting van de voorschotbetalingen hetzij door terugvordering van reeds betaalde voorschotten. De wijziging van de artikelen 2 en 4 van de Regeling WWB, artikel 3 van de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (Rfi) en de artikelen 4 en 5 van de Regeling financiering en administratieve uitvoeringsvoorschriften WWIK (Rfw) strekken hiertoe. Het is echter wel zo dat zowel de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als de Minister van SZW (wanneer er sprake is van het indienen van een voorlopig verslag) uitstel kan verlenen in geval van overmacht. Er is sprake van overmacht als de oorzaak van het niet tijdig kunnen verstrekken van de gevraagde informatie is gelegen in omstandigheden, die niet in de invloedssfeer van de gemeente liggen en waarvoor de gemeente ook niet verantwoordelijk is. Als de oorzaak van het niet tijdig verstrekken van gevraagde informatie is gelegen in storingen in het geautomatiseerde systeem, het niet tijdig aanleveren van gegevens door derden, ziekte van personeel, en dergelijke is er geen sprake overmacht in de hiervoor bedoelde zin.

Het stopbeleid is in de afzonderlijke artikelen imperatief geformuleerd, waarmee de doelstelling van een strakke termijnhandhaving tot uitdrukking wordt gebracht.

Artikelsgewijs

Artikel I

Met de wijziging van de Regeling WWB wordt ook stopbeleid met betrekking tot de WWB ingevoerd. Het belang van de WWB in zowel beleidsmatig als financieel opzicht ligt hieraan ten grondslag. Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven maakt het voor de toepassing van het stopbeleid geen verschil of de gemeenten de informatie rechtstreeks aan de minister van SZW moeten zenden dan wel aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikelen II en III

Met deze artikelen worden de Rfi en de Rfw overeenkomstig de Regeling WWB aangepast. Als gevolg van het declaratiedeel dat de IOAW, IOAZ, Bbz 2004 en WWIK kennen, bevatten Rfi en Rfw voorts nog een bepaling die erin voorziet dat betaalde maandvoorschotten met betrekking tot het betreffende kalenderjaar teruggevorderd worden indien de bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening en de accountantsverklaring niet of niet volledig zijn ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen twaalf maanden na het kalenderjaar waarop deze betrekking hebben.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

  • 1

    Stcrt. 2003, 204; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 8 maart 2007 (Stcrt. 50).

  • 2

    Stcrt. 2000, 251; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 januari 2007 (Stcrt. 16).

  • 3

    Stcrt. 2004, 250; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 januari 2007 (Stcrt. 16).

Naar boven