Besluit toekenning geweldsbevoegdheid en veiligheidsfouillering buitengewoon opsporingsambtenaar Connexxion 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 3 april 2007, nr. 5477020/07/CBK, houdende de toekenning van de geweldsbevoegdheid op grond van artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993, en de bevoegdheid tot uitvoeren van de veiligheidsfouillering op grond van artikel 8, derde lid, van de Politiewet aan buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het Connexxion (Besluit toekenning geweldsbevoegdheid en veiligheidsfouillering buitengewoon opsporingsambtenaar Connexxion 2007)

De Minister van Justitie,

Handelend in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 55b, eerste en tweede lid, artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar in dienstbetrekking werkzaam bij Connexxion;

b. toezichthouder: de hoofdofficier van justitie te Utrecht;

c. direct toezichthouder: de korpschef van het regionaal politiekorps Utrecht.

Artikel 2

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005 genoemde strafbare feiten, gebruik te maken van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

De directeur van Connexxion stelt in overleg met de toezichthouder en de direct toezichthouder een instructie op, gebaseerd op de artikelen 17 en 18 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar. De instructie dient aan iedere buitengewoon opsporingsambtenaar ter hand te worden gesteld. Over iedere melding betreffende geweldgebruik dan wel de veiligheidsfouillering worden de toezichthouder en de direct toezichthouder zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

Artikel 4

De directeur van Connexxion verstrekt de toezichthouder en de direct toezichthouder overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar alle door hen gewenste informatie en voert zo nodig en desgevraagd periodiek overleg met hen.

Artikel 5

De directeur van Connexxion zendt overeenkomstig artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar voor 1 augustus 2010 aan de Minister van Justitie een verslag over de effecten van het gebruik van geweld en de veiligheidsfouillering. Dit verslag voldoet aan nader door de Minister van Justitie te stellen voorwaarden.

Artikel 6

Het Besluit toekenning geweldsbevoegdheid buitengewoon opsporingsambtenaar Connexxion 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 december 2010.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit toekenning geweldsbevoegdheid en veiligheidsfouillering buitengewoon opsporingsambtenaar Connexxion 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 3 april 2007.
De Minister van Justitie,
namens deze:
wnd. hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, H.C.L. Vreugdenhil.

Toelichting

In mijn Circulaire toekenning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen aan buitengewoon opsporingsambtenaren van 23 november 2005, kenmerk 5387601/505/CBK, heb ik bepaald dat de buitengewoon opsporingsambtenaar niet over politiebevoegdheden beschikt, tenzij deze hem uitdrukkelijk zijn toegekend. Onder politiebevoegdheden worden verstaan: de bevoegdheid om geweld te gebruiken, alsmede de bevoegdheid om een veiligheidsfouillering toe te passen (artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993). Met geweld wordt bedoeld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken (artikel 1, derde lid, onderdeel b en c, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar). Tevens kunnen aan een buitengewoon opsporingsambtenaar geweldsmiddelen worden toegekend. De toekenning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen vindt slechts plaats indien de noodzaak daartoe door de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangetoond.

In het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005 wordt geregeld dat aan controleurs in het openbaar vervoer politiebevoegdheden, handboeien en een korte wapenstok toegekend kunnen worden. Slechts daar waar de noodzaak uitdrukkelijk is aangetoond en is vastgesteld door mij, kan een dergelijke bevoegdheid aan specifieke openbaar vervoersbedrijven in een apart besluit worden toegekend.

Aan de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij Connexxion is bij besluit van 11 april 2006 de bevoegdheid tot het gebruik van geweld op grond van artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993, toegekend. Bij brief van 22 januari 2007 heeft Connexxion verzocht om het toekennen van de bevoegdheid tot het uitvoeren van de veiligheidsfouillering op grond van artikel 8, derde lid, van de Politiewet 1993.

Tijdens de uitoefening van hun functie komen de buitengewoon opsporingsambtenaren van Connexxion regelmatig in aanraking met reizigers die geen vervoersbewijs kunnen tonen die niet zelden agressief gedrag vertonen. Dit leidt tot aanhouding van de betreffende reiziger. Met grote regelmaat trachten aangehouden verdachten zich evenwel te onttrekken van hun aanhouding of weigeren zij zich te legitimeren. De buitengewoon opsporingsambtenaren roepen in dergelijke gevallen de assistentie van de politie in. Regelmatig worden buitengewoon opsporingsambtenaren geconfronteerd met het feit dat door de ter assistentie geroepen politieambtenaren bij een onderzoek aan de kleding van de verdachte steek- of slagwapens aangetroffen. Tevens blijkt dat in veel gevallen de verdachte wel een legitimatiebewijs bij zich heeft. Voor Connexxion is het van belang om tegen een dergelijke verdachte, die zich aan zijn aanhouding tracht te onttrekken, gepast geweld te kunnen gebruiken dan wel de veiligheidsfouillering uit te voeren. Door de toekenning van deze bevoegdheden zal het beroep op de politie verminderen. Met het toekennen van de bevoegdheid tot het uitvoeren van een veiligheidsfouillering krijgen de buitengewoon opsporingsambtenaren van Connexxion tevens de bevoegdheid een fouillering uit te voeren in het kader van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht op grond van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering. Deze bevoegdheid is vastgelegd in de regeling van 14 december 2004, houdende aanwijzing van categorieën van personen belast met de opsporing van strafbare feiten, anders dan de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van strafvordering aangewezen opsporingsambtenaren (Stcrt. 2004, 246).

Gelezen het verzoek van Connexxion en het daarover door de toezichthouder en de direct toezichthouder uitgebrachte advies, acht ik het voor een goed functioneren van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van Connexxion noodzakelijk dat aan hen de geweldsbevoegdheid en de bevoegdheid tot het uitvoeren van de veiligheidsfouillering op grond van resp. van artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 wordt toegekend. Connexxion voldoet aan de criteria als genoemd in voormelde Circulaire.

Het besluit is geldig is tot 1 december 2010. Met ingang van deze datum vervalt ook het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005, waarbij mede aan de controleurs openbaar vervoer werkzaam bij Connexxion, opsporingsbevoegdheid wordt toegekend. Connexxion dient voor 1 augustus 2007 aan mij verslag uit te brengen over de effecten van het gebruik van geweld en de veiligheidsfouillering. Dit verslag dient te voldoen aan nader door mij in overleg met de toezichthouder en de direct toezichthouder te stellen voorwaarden. Op basis van het door Connexxion aan mij uitgebrachte verslag en door mij in te winnen adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder kan tot verlenging van het besluit worden besloten.

Den Haag, 3 april 2007

De Minister van Justitie

namens deze:

wnd. hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,

H.C.L. Vreugdenhil

Naar boven